Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling REPowerEU (Kamerstuk 22112-3403)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3463 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 juli 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 22 april
2022 inzake Fiche: Mededeling REPowerEU (Kamerstuk 22 112, nr. 3403).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2022 aan de de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 13 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het RepowerEU-plan van de Europese
Commissie (hierna: Commissie). Deze leden omarmen de ambitie om zo snel mogelijk af
te stappen van het gebruik van kolen, olie en gas uit Rusland. Zij zijn ook blij met
de gezamenlijke ambitie die de Commissie voorstelt op dit vlak. Tegelijkertijd hebben
deze leden vragen bij het gebrek aan concreetheid in het plan. De genoemde getallen
bij de doelen lijken willekeurig en in het plan komen weinig handvaten naar voren
die het lidstaten makkelijker maken om de voorgestelde hogere ambities te bereiken,
bijvoorbeeld rond staatssteunregels en het verkorten van vergunningsprocedures.
1.
De leden van de VVD-fractie vragen op welk model de Commissie haar aannames baseert.
Voor deze vraag verwijs ik graag naar de derde vraag van de leden van de VVD-fractie.
Veel van de getallen en doelstellingen die genoemd worden, komen als optimistisch
over en lijken weinig oog te hebben voor de huidige knelpunten die al bij de uitvoering
komen kijken. De doelen voor groene waterstofproductie lijken bijvoorbeeld onhaalbaar.
Deze leden hadden al vragen bij de haalbaarheid van het doel van 50 procent groene
waterstofproductie, maar de ophoging naar 75 procent achten zij zeker onhaalbaar.
Rondom energiebesparing en de uitrol van zonne-energie lijkt ook weinig rekening gehouden
te worden met bestaande knelpunten, zoals de tekorten op de arbeidsmarkt en de problemen
op het elektriciteitsnet. Daarnaast lijken ook de mogelijkheden voor extra lng-import
uitermate optimistisch.
2.
Heeft de Minister zorgen over de haalbaarheid van de voorstellen?
Antwoord
Het kabinet heeft een eerste reactie gegeven in de brief aan uw Kamer met een appreciatie
van het RepowerEU-plan d.d. 17 juni jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3438) Het kabinet onderzoekt de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van meerdere onderdelen
van het RepowerEU-plan nog, zoals bijvoorbeeld de door de Commissie voorgestelde verhoging
van doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Maar in essentie steunt
het kabinet de inzet van het Commissie-plan RepowerEU. De voorstellen zijn ambitieus
en beschrijven doelen en acties op vele fronten. Dit is ook nodig om de ambitie waar
te maken om zo snel mogelijk onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland
te verkleinen. Daarnaast komt de Commissie mogelijk nog met aanvullende impact assessments zodra het REPowerEU-plan verder wordt uitgewerkt met concrete voorstellen.
3.
Is het onderliggende model waarmee de Commissie de haalbaarheid en kosten van RepowerEU
toetst de Minister bekend? Is dit model transparant en kan het ingezien worden voor
de vrije pers en onafhankelijke onderzoekers, zodat goed getoetst kan worden of de
aannames inderdaad realistisch zijn? Als het model nog niet openbaar is, gaat de Minister
dan pleiten voor de openbaarmaking ervan – gezien het grote belang van de besluitvorming
die op basis van dit model plaatsvindt?
Antwoord
De Europese Commissie maakt voor RepowerEU voornamelijk gebruik van het PRIMES model.
Meer informatie over dit model is te vinden op de website van de Europese Commissie
die een overzicht bijhoudt van modellen die worden gebruikt in beleidsvorming1. Het model is eind 2021 onderworpen aan een peer review waarvan de resultaten ook op de website van de Europese Commissie te vinden zijn2. De eigenaar van het PRIMES model stelt ook informatie over het model beschikbaar3.
De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van de snelle opschaling van de productie
en import van groene waterstof. De ambities van de Commissie lijken echter vrijwel
onhaalbaar. Deze leden zien dat de voornaamste knelpunten nog niet opgelost worden.
4.
Doet de Commissie voorstellen om de productie van elektrolysers te verbeteren en om
schaalvoordelen te behalen?
Antwoord
Nee. Wel deelt de Commissie het streven om de notificatie van de staatssteun voor
de elektrolyseprojecten onder de IPCEI (Important Projects of Common European Interest)
zeer snel af te ronden, en kondigt ze aan om het industrieel gebruik van waterstof
uit hernieuwbare bronnen (gemaakt met elektrolyse-installaties) te ondersteunen met
geld uit het EU innovation fund. Daarnaast heeft de Commissie in haar voorstel voor
de gedelegeerde handeling met regels voor de productie en import van hernieuwbare
waterstof gezorgd voor voldoende flexibiliteit. Ook wordt door de voorziene latere
invoering van deze regels tijd gewonnen voor de verdere opschaling waarmee gestelde
doelen ook realistischer worden.
5.
In hoeverre zijn de importdoelstellingen volgens de Minister realistisch? Maakt de
Minister zich ook zorgen over deze plannen?
Antwoord
Het kabinet steunt de inzet op import van de Commissie. Om importen van gasvolumes
uit Rusland te kunnen vervangen en om de industrie en transport te helpen decarboniseren,
zullen grote volumes hernieuwbare waterstof nodig zijn die niet allemaal binnen de
EU kunnen worden geproduceerd. Het hebben en kenbaar maken van deze ambitie zal helpen
om de Europese markt te positioneren richting internationale investeerders. Gezien
de lange benodigde aanlooptijd voor het opbouwen van internationale ketens is het
vooral belangrijk om tijdig met de voorbereidingen te beginnen.
6.
Hoe apprecieert de Minister het feit dat de Commissie stevig inzet op een grote waterstofimportcorridor
vanuit Oekraïne, gezien de onzekerheden in het conflict en het feit dat Oekraïne geen
lidstaat van de Europese Unie is?
Antwoord
De precieze invulling van de corridors genoemd in RepowerEU moet nog plaatsvinden.
Nu dat Oekraïne het EU-kandidaat-lidmaatschap heeft gekregen kan de ontwikkeling van
een corridor met dit land een belangrijke bijdrage leveren aan de versteviging van
de banden tussen Oekraïne en de EU. Oekraïne kan zich tot een belangrijke schakel
ontwikkelen in een waardeketen van productie en transport van waterstof die landen
in Centraal- en Oost-Europa met elkaar kan verbinden. Daarom ondersteunt het kabinet
de inzet van de Europese Commissie om zodra de omstandigheden het toelaten een dergelijke
corridor zo snel mogelijk te helpen ontwikkelen. Het is nu nog te vroeg om aan te
geven wanneer een dergelijke ontwikkeling realistisch is.
7.
Waarom heeft de Commissie nauwelijks oog voor paarse waterstof in deze voorstellen,
ook gezien het grote opgestelde vermogen van kernenergie in diverse lidstaten?
Antwoord
De Commissie geeft daar geen concrete onderbouwing voor, maar het lijkt niet onredelijk
te veronderstellen dat de Commissie de kans klein acht dat waterstof geproduceerd
uit kerncentrales op zeer korte termijn al een belangrijke rol kan spelen bij het
verminderen van de afhankelijkheid van de EU van fossiele brandstoffen uit Rusland.
8.
Is de Minister bereid om te pleiten voor meer flexibiliteit in de waterstofdoelen
en daarbij ook paarse en circulaire waterstof mee te nemen?
Antwoord
Ja, ik zet mij hier ook voor in. Het is zeker van belang om voldoende ruimte te houden
voor de ontwikkeling van diverse soorten waterstof in de EU. Waar het gaat om de doelen
in de RED voor de industrie en voor transport geldt echter dat deze zich beperken
tot hernieuwbare energie, en dus ook tot hernieuwbare waterstof. Andere soorten waterstof
tellen dus niet mee voor deze doelen. Ik verwijs u ook naar het verslag van de Energieraad
d.d. 27 juni jl.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Commissie aangeeft dat voor het slagen
van de ambities in RepowerEU een randvoorwaarde is dat de Fit-for-55-voorstellen snel
aangenomen worden.
9.
Hoe rijmt de Minister dat voornemen met het voorstel van de Commissie om extra CO2-rechten (ETS) te veilen? Bestaat er de kans dat deze extra veiling de werking en
het vertrouwen in het succesvolle ETS-instrument verstoort? Gaat de veiling van extra
ETS-rechten niet leiden tot meer CO2-uitstoot? Zou de extra veiling leiden tot een daling in de prijzen waarbij de Commissie
eenmalig extra geld binnenhaalt, maar de lidstaten juist minder ETS-inkomsten krijgen,
die bestemd zijn voor verduurzaming? De leden van de VVD-fractie vinden het voorstel
van de Commissie voor deze extra veiling dan ook bijzonder zorgwekkend.
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de VVD-fractie en is bijzonder kritisch op het Commissievoorstel
om € 20 mld. op te halen door middel van veiling van ETS-rechten uit de Market Stability
Reserve (MSR).4 Het voorstel ondermijnt de werking en het vertrouwen in het EU ETS en schept een
precedent van politieke interventie in de ETS-markt. Deze interventie zou volgens
de Commissie geen effect op de totale emissies binnen ETS hebben. Het kabinet deelt
deze analyse niet, aangezien er extra uitstootrechten worden geveild die anders zouden
worden geannuleerd en dit hiermee leidt tot verhoogde CO2 uitstoot die niet past bij de gestelde klimaatambitie. De ETS-prijs zal naar verwachting
hierdoor zakken, wat mogelijk de vraag juist doet toenemen. Hierdoor verminderen ook
de ETS-inkomsten voor lidstaten, welke moeten worden ingezet voor verduurzaming.
10.
Is de Minister bereid om, samen met een coalitie van lidstaten, dit voorstel van tafel
te krijgen?
Antwoord
Het kabinet spant zich in om de veiling van ETS-rechten uit MSR te voorkomen en heeft
daarover reeds contact met gelijkgestemde lidstaten.
11.
Hoe apprecieert de Minister daarnaast het feit dat de Commissie voorstelt om de Fit-for-55
voorstellen open te breken om doelstellingen te verhogen? Zou dit de onderhandelingen
niet juist vertragen?
Antwoord
De verhoging die de Commissie heeft voorgesteld betreffen de hoofddoelen voor hernieuwbaar
en energiebesparing in de RED en de EED. In de brief aan uw Kamer over het RepowerEU-plan
d.d. 17 juni heeft het kabinet een eerste appreciatie hierover gedeeld. Inmiddels
is tijdens de Energieraad van 27 juni jl. tussen lidstaten een akkoord bereikt over
het RED-voorstel dat onderdeel uitmaakt van het Fit-for-55 pakket. Eerder was al besloten
om tijdens de triloogfase die na de zomer van start gaat deze Commissievoorstellen
tot ophoging te betrekken bij de onderhandelingen.
12.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Commissie verwacht pas in 2027 van Russisch
gas afgestapt te kunnen zijn. Hoe ziet de Minister dit? Maant de regering de Commissie
aan tot meer ambitie op dit vlak?
Antwoord
Voor de verschillende lidstaten geldt dat die elk in een andere mate afhankelijk zijn
van Russisch gas en ook verschillende (on)mogelijkheden zijn om die afhankelijkheid
te verminderen. Het kabinet heeft zich uitgesproken over de maatregelen die zij ziet
om de afhankelijkheid van Nederland van Russisch gas zo spoedig mogelijk af te bouwen
(Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 302). Daarnaast houdt het kabinet nauw contact met de Commissie en andere lidstaten over
de mogelijkheden voor zo spoedig mogelijke afbouw van de afhankelijkheid. Dit is een
gedeelde wens en ambitie.
13.
Hoe gaat Europa er daadwerkelijk voor zorgen dat Russisch gas de markt uitgeduwd wordt,
bijvoorbeeld via heffingen?
Antwoord
Het kabinet heeft altijd een open vizier gehad t.a.v. maatregelen die Rusland ertoe
moeten bewegen om de oorlog te stoppen en zich terug te trekken uit Oekraïne. Dit
omvat in ieder geval sanctiemaatregelen, maar ook andere maatregelen zoals financiële
en diplomatieke maatregelen, behoren hierbij tot de opties. Het kabinet heeft hierbij
wel enkele randvoorwaarden gesteld, zoals het beperken van de impact van de maatregelen
op de gewone burger, maar zeker ook de leveringszekerheid van energie in de EU. Op
dit moment heeft de EU reeds maatregelen getroffen op Russische kolen en olie. Vanuit
Russische zijde zijn tevens verschillende maatregelen op gas getroffen, waaronder
betaling via het roebeldecreet en leveringsbeperkingen via Nord Stream I (NSI) en
de Yamal pijpleiding. Daarnaast wordt op 11 juli het jaarlijkse onderhoud aan de NSI
pijplijn verwacht, waarna er een mogelijkheid is dat deze niet meer open gaat.
14.
Daarnaast hebben deze leden zorgen om het feit dat de Commissie wederom fors lijkt
in te zetten op import van energie uit onvrije landen. Eerst via lng-import uit het
Midden-Oosten en later met waterstofimport uit andere onvrije landen. Zij vinden deze
nieuwe strategische afhankelijkheden onwenselijk. In hoeverre pleit de Minister voor
nationale Europese energieproductie? Wordt er concreet beleid voorgesteld door de
Commissie om onze strategische afhankelijkheid van autocratieën op energiegebied te
verminderen?
Antwoord
De inzet van de Commissie is om import van energie uit diverse bronnen en landen aan
te trekken. Het diversificatiebeleid is juist gericht om nieuwe afhankelijkheden te
voorkomen. Een groot gedeelte van de LNG-import van dit moment komt uit de VS. In
het Midden-Oosten zijn er verschillende landen die ook LNG produceren. De EU kent
ten aanzien van geen van deze landen een onwenselijke strategische afhankelijkheid.
De LNG markt is per definitie een internationale markt waarbij de productie in verschillende
continenten plaatsvindt. Ook voor waterstof geldt dat toekomstige leveranties kunnen
komen uit een brede groep landen van zowel binnen als buiten Europa. Binnen de EU
wordt ook gewerkt aan het bevorderen van de eigen productie en het ontwikkelen van
waterstof waardeketens. In de RepowerEU strategie wordt ook een streefcijfer genoemd
van 10 miljoen ton binnenlandse productie van hernieuwbare waterstof tegen 2030.
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de focus van de Commissie op energiebesparing.
Tegelijkertijd zien deze leden weinig concrete voorstellen die daadwerkelijk tot meer
energiebesparing gaan leiden. Het doel verhogen leidt immers niet automatisch tot
een betere uitkomst als praktische knelpunten niet weggewerkt worden.
15.
Hoe apprecieert de Minister de haalbaarheid van de hogere energie-efficiëntiedoelstelling?
Antwoord
Het kabinet erkent de urgentie om de importafhankelijkheid van fossiele brandstoffen
zo snel mogelijk af te bouwen. Daarbij passen verhoogde ambities voor de omvang en
versnelling van de inzet op energiebesparing. Het kabinet staat daarom positief ten
opzichte van het ophogen van het bindende EU-doel voor energiebesparing van 9% (conform
het Ff55-voorstel) naar 13%. Het kabinet analyseert de uitvoer- en haalbaarheid om
nader te beoordelen wat dit zou betekenen voor Nederland. Het kabinet wil daarnaast
meer inzicht verkrijgen in hoe deze verhoging zich verhoudt tot het kabinetsbeleid.
De analyse hangt samen met het onderzoek dat TNO momenteel doet naar mogelijke nationale
energiebesparingsdoelen. Uw Kamer zal hier na de zomer over geïnformeerd worden.
16.
Ziet de Minister ook concrete handvaten vanuit de Commissie die energiebesparing
in Nederland vergemakkelijken?
Antwoord
De Commissie doet in het EU Save Energy plan aanbevelingen voor energiebesparing langs
twee lijnen: op de korte termijn door vrijwillige handelingen en op de midden- en
lange termijn door structurele efficiëntiemaatregelen.
• Voor het eerste deel roept de Commissie lidstaten op om een communicatiecampagne te
lanceren om burgers en bedrijven te informeren over energiebesparing. Ook kondigt
de Commissie een eigen campagne aan. Het kabinet deelt deze aanbeveling en heeft daarom
in het voorjaar direct de campagne «Zet ook de Knop om» gelanceerd. Deze campagne
wordt voortgezet in de zomer en in het najaar. Waar de voorjaarscampagne focuste op
handelingen, zal de najaarscampagne ook gericht zijn op het nemen van structurele
energiebesparende maatregelen.
• Voor het tweede deel roept de Commissie lidstaten op om te pleiten voor ambitieuze
doelen in Europa (in het kader van Ff55-onderhandelingen en specifiek de EED). Het
kabinet heeft deze aanbeveling ter harte genomen en tijdens de Energieraad van 27 juni
gepleit voor ambitieuze doelen. Tijdens de Energieraad is een ambitieuze algemene
oriëntatie tussen lidstaten bereikt, maar het kabinet zal ook in de triloogfase blijven
inzetten op ambitieuze doelen. Ten slotte raadt de Commissie lidstaten aan om structurele
energiebesparing te stimuleren. Hiertoe heeft het kabinet onder andere het Nationaal
Isolatie Programma opgezet en meer inzet aangekondigd op wet- en regelgeving door
de doelgroep van de energiebesparingsplicht uit te breiden en extra middelen beschikbaar
te stellen voor toezicht en handhaving.
17.
Zijn de Europese voorstellen op dit vlak minder ambitieus dan het huidige beleid wat
Nederland al implementeert?
Antwoord
De Europese voorstellen en het Nederlandse beleid hebben dezelfde doelen: tenminste
55% broeikasgasreductie in 2030 en het zo snel mogelijk afbouwen van onze importafhankelijkheid
van fossiele brandstoffen uit Rusland. Het kabinet heeft daarom ambitieuze plannen
aangekondigd. De Europese voorstellen zijn hiermee in lijn. Voor sommige aanbevelingen
is het zo dat het kabinet reeds zelf plannen had gemaakt die vervolgens ook in de
Europese voorstellen staan, zoals de communicatiecampagne over energiebesparing.
18.
In hoeverre houdt een generieke energie-efficiëntiedoelstelling rekening met het niveau
van energiezuinigheid die lidstaten al bereikt hebben?
Antwoord
Tijdens de Energieraad van 27 juni is een akkoord (algemene oriëntatie) bereikt tussen
lidstaten over een bindend doel op EU-niveau voor reductie in finaal energieverbruik
(Kamerstuk 21 501-33, nr. 943). Ik verwijs u naar het verslag van de Energieraad.
19.
In hoeverre is een Europese besparingscampagne wenselijk in het licht van de al lopende
Nederlandse energiebesparingscampagne?
Antwoord
De Commissie heeft de «playing my part» besparingscampagne recent gelanceerd in samenwerking
met het IEA en het kabinet is de «Zet ook de Knop om» campagne gestart. Het idee van
de Europese campagne is juist dat deze kan helpen om de nationale campagne te versterken.
De aanbevelingen uit beide campagnes overlappen voor een groot deel.
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de Europese voorstellen op het gebied
van zonne-energie.
20.
Deze leden vragen of de Commissie de haalbaarheid van deze ambities heeft getoetst.
Kan het Europese elektriciteitsnet deze ambities aan?
Antwoord
Het is mij niet bekend in hoeverre de Commissie de haalbaarheid van deze ambities
(320 GW in 2025, 600 GW in 2030) heeft getoetst en of hierbij de capaciteit op het
Europese elektriciteitsnet is betrokken. Wel geldt dat de Commissie in het RepowerEU-plan
de noodzaak benoemt tot forse extra investeringen in het Europese elektriciteitsnet.
In het BNC-fiche over de EU zonne-energiestrategie5 heeft het kabinet aangegeven dat het hier aandacht voor heeft en dat het de Commissie
zal wijzen op Europese samenwerking op het gebied van flexibiliteit in het Europese
energiesysteem, mede met het oog op mogelijke transportschaarste.
21.
Zijn de doelstellingen voor 2025 geen optelsom van al bestaande plannen?
Antwoord
De doelstelling is EU-breed en het is daarbij mogelijk dat een substantieel deel van
de ambitie voor 2025 (320 GW) reeds gepland is of in de pijplijn zit in de 27 lidstaten.
22
In hoeverre heeft de Commissie oog voor de strategische afhankelijkheid die we nu
nog van China hebben op het gebied van zonnepanelen?
Antwoord
Het kabinet ziet dat de Commissie een aanzet heeft gemaakt voor een veerkrachtige
en circulaire keten voor zonne-energie. Hier hoort wat het kabinet betreft ook aandacht
voor de strategische afhankelijkheid van China bij. In het BNC-fiche heeft het kabinet
aangegeven dat het zal aandringen op een verdere verdieping van dit onderdeel van
de strategie.
23.
Heeft de Commissie en het kabinet daarnaast ook oog voor de milieu-impact van gebruikte
zonnepanelen? Komt er concreet beleid om met dit afval op een meer verantwoorde manier
om te gaan? Zo nee, is de Minister bereid daarvoor te pleiten?
Antwoord
Zowel de Commissie als het kabinet hebben oog voor de milieu-impact van gebruikte
zonnepanelen. In de strategie wijst de Commissie op het belang van een systeem voor
efficiënte recycling van gebruikte materialen in zonnepanelen. Het kabinet steunt
dit. In Nederland zijn producenten en importeurs van zonnepanelen verplicht om zich
aan te sluiten bij Stichting OPEN, dat de inzameling en recycling van zonnepanelen
verzorgt. Op Europees niveau ligt momenteel een plan voor «ecodesign» voor, dat het
kabinet voornemens is om te steunen. Desalniettemin ziet het kabinet in dat de huidige
inspanningen mogelijk niet afdoende zijn om de milieudruk vanuit de zonnepanelensector
tot een absoluut minimum te beperken. Vanuit het Rijksbrede programma Nederland Circulair
in 2050 wordt aanvullend gewerkt aan routekaarten en beleid voor een circulaire economie,
onder andere voor de zonnesector. Ook wordt gewerkt aan het IMVO-convenant voor hernieuwbare
energie.
24.
Hoe apprecieert de Minister het beleid om de productie van zonnepanelen weer meer
in Europa te laten plaatsvinden? Ziet het specifieke kansen voor Nederland in deze
voorstellen? Zo ja, hoe gaat de Minister daarop inspelen?
Antwoord
Met de strategie heeft de Commissie een visie gepresenteerd, maar nog geen beleid.
Het kabinet staat positief tegenover het voorstel van een EU zonne-industriealliantie,
maar ziet ook dat dit idee nog maar beperkt is uitgewerkt in de strategie. Met het
BNC-fiche heeft het kabinet aangegeven benieuwd te zijn naar de verdere uitwerking
ervan. Productie van zonnepanelen in Europa biedt kansen voor meer onafhankelijkheid
van niet-Europese toeleveranciers, voor het behouden en implementeren van kennis en
innovaties in het productieproces, voor het verminderen van milieudruk bij transport
(mits de grondstoffen ook uit Europa komen), voor werkgelegenheid en voor sturing
op het productieproces, waarbij bijvoorbeeld rekening gehouden kan worden met een
productiewijze die recycling vergemakkelijkt. Nederland kent een innovatieve sector
voor de productie van zonnepanelen en zal kunnen inspelen op deze kansen. De Minister
van Economische Zaken en Klimaat gaat dit najaar in gesprek met de Nederlandse zonnesector
om de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven te verkennen.
25.
De leden van de VVD-fractie vinden het een gemiste kans dat er geen voorstellen zijn
uitgebracht op het gebied van toegang tot kritieke grondstoffen voor de energietransitie.
Wanneer verwacht de Minister deze voorstellen? Is de Minister bereid om bij de Commissie
aan te dringen op haast op dit vlak?
26.
Hoe kijkt de Minister naar mijnbouw, onder strenge en heldere voorwaarden, binnen
de Europese Unie om de afhankelijkheid van onder andere China af te bouwen?
Antwoorden op vragen 25 en 26
Voor het bereiken van een klimaatneutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet het
kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen,
die onmisbaar zijn om de afhankelijkheid van geïmporteerde primaire fossiele grondstoffen
te beëindigen.6 RepowerEU gaat inderdaad niet uitgebreid in kritieke grondstoffen voor de energietransitie.
De Commissie heeft recent aangegeven eind dit jaar met een voorstel te komen voor
een Raw Materials Act.7 In Europese discussies over grondstoffen heeft het kabinet eerder aangegeven dat,
naast mijnbouw binnen de EU, internationale samenwerking, innovatie en circulariteit
manieren zijn om afhankelijkheid van één enkel derde land voor specifieke strategische
grondstoffen te verminderen. Zoals aangegeven door de Ministers van Economische Zaken
en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal het kabinet
eind dit jaar een Nederlandse grondstoffenstrategie met u delen.8
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de Commissie
op het gebied van go-to-gebieden voor de versnelde vergunningsprocedures van hernieuwbare
energieprojecten. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
27.
Waarom wordt er enkel voor hernieuwbare energieprojecten gekozen en niet voor bijvoorbeeld
uitbreiding van het elektriciteitsnet?
Antwoord
Uitbreiding van het elektriciteitsnet valt wel in de scope van go-to gebieden (artikel
15c, lid 1b). Het meer specifiek opnemen van uitbreidingen van het elektriciteitsnet
in de tekst van RepowerEU heeft onze aandacht tijdens de verdere onderhandelingen
tussen lidstaten over in het najaar.
28.
Hoe relateren de voorgestelde go-to-gebieden aan de huidige Nederlandse stikstofproblematiek?
Antwoord
Dit is nog niet uitgewerkt. De voorstellen rondom renewables-go-to areas bieden ruimte,
naast andere voorstellen uit RepowerEU, voor uitzonderingen of versoepelingen van
milieuwetgeving t.a.v. energietransitieprojecten, ook op het gebied van stikstof.
Nadere interpretatie van deze voorstellen in de zomer door EZK, I&W en LNV en de EU-onderhandelingen
in het najaar moeten meer duidelijkheid gaan geven.
29.
Wanneer zou gebruik gemaakt kunnen worden van deze versnelde procedures?
Antwoord:
Dit hangt af van de duur van het onderhandelingsproces en vervolgens het omzetten
van de RepowerEU voorstellen in (nationale) wet- en regelgeving. Artikel 16d (overriding public interest) is al opgenomen in algemene oriëntatie van de Raad voor de herziening van de renewable
energy directive, waardoor dit artikel mogelijk spoediger geïmplementeerd zou kunnen
worden.
30.
Daarnaast constateren deze leden dat de Commissie expliciet aangeeft dat de staatssteunregels
niet aangepast gaan worden om een versnelde transitie mogelijk te maken. In hoeverre
ziet de Minister de staatssteunregels als knellend wanneer het aankomt op de versnelde
verduurzaming van de Nederlandse economie? Op welke vlakken is dit vooral hinderend?
Voert de Minister hier gesprekken over in Brussel om deze knelpunten weg te nemen?
Antwoord:
De Commissie heeft nieuwe richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming
en energie vastgesteld. Deze herziene richtsnoeren worden vanaf 1 januari 2022 toegepast
en vormen het beoordelingskader voor de Commissie waaronder door de lidstaten voorgenomen
staatssteun op het gebied van klimaat, milieubescherming en energie als verenigbaar
met de interne markt kan worden beschouwd. De richtsnoeren zijn over het algemeen
bedoeld voor de grotere steunmaatregelen. De herziening van deze staatssteunregels
is door Nederland verwelkomd aangezien deze herziening noodzakelijk is om de (Nederlandse)
klimaatdoelen te realiseren en ruimte biedt aan de opschaling van kostbare emissie-reducerende
technologieën, zoals bijvoorbeeld het toegenomen belang van groene waterstof.
De Commissie legt de focus primair legt bij maatregelen die direct leiden tot emissiereductie.
Dit kan een belemmering opleveren bijvoorbeeld ten aanzien van steunmaatregelen met
het oog op de ontwikkeling van elektrificatie en de energie en klimaattransitie op
de langere termijn, waar de emissiereductie pas op een later moment wordt gerealiseerd.
De praktijk zal moeten uitwijzen hoeveel ruimte de lidstaten van de Commissie krijgen
voor dergelijke steunmaatregelen. Nederland voert over deze onderwerpen regelmatig
overleg met de Commissie, zowel in het kader van herziening van de steunkaders als
over concrete dossiers. Het kabinet heeft haar positie t.a.v. de richtsnoeren en de
AGVV onder meer kenbaar gemaakt aan de Commissie in reacties op de publieke raadplegingen,
die ook met uw Kamer worden gedeeld.
31.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de ambities van de Commissie onder de voorstellen
voor biogrondstoffen aansluiten bij de ingezette nieuwe Nederlandse koers, waarbij
we de nieuwe subsidiering van laagwaardige toepassingen per direct stoppen? Is de
Minister bereid om ook te pleiten voor strengere criteria op de inzet van biogrondstoffen
in het RepowerEU-voorstel?
Antwoord
De Commissie heeft in het RepowerEU-voorstel geen aanpassingen opgenomen die raken
aan de kabinetsinzet biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen. Er is daarbij
ook geen voorstel gedaan om de criteria voor de inzet van biogrondstoffen te wijzigen,
omdat dit in het kader van de bredere Fit-for-55 onderhandelingen aan bod dient te
komen. Ik verwijs u verder naar het verslag van de Energieraad.
32.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het RepowerEU-pakket er ook onderwerpen
uit de weg worden gegaan. Het voorstel zegt nog wel het een en ander over de import
van gas, maar op het gebied van zowel de inzet van kolen als ook kerncentrales blijft
het voorstel en de publieke communicatie stil. Is de Minister bereid om, samen met
Frankrijk, te pleiten voor een prominentere rol voor kernenergie in het Fit for 55-pakket?
Deze leden zijn van mening dat een energiecrisis niet het juiste moment is om noodzakelijke
oplossingen en technieken om politieke redenen te laten afvallen.
Antwoord
Bij de Energieraad van 27 juni jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 943) en Milieuraad van 28 juni jl. is onder Frans voorzitterschap een akkoord bereikt
op het merendeel van de voorstellen uit het Fit-for-55 pakket. Dit betekent dat de
positiebepaling van de Raad hiermee is afgerond. Hoewel kernenergie in het RepowerEU
plan niet wordt benoemd, betekent dit niet dat deze techniek geen rol speelt in de
energietransitie. Het staat elke lidstaat vrij om te besluiten over de eigen energiemix.
33.
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de Commissie aangeeft dat in een geval
van gastekorten er door buurlanden een beroep op de solidariteit van Nederland gedaan
kan worden. Hoe groot zou een mogelijk beroep zijn in het geval van een Russische
gasboycot de komende winter?
Antwoord
Zoals is aangegeven in de Kamerbrief van 20 juni jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 312) werkt de Europese vereniging van gasnetwerkbedrijven (ENTSOG) nu aan een Yearly
Outlook die medio juli uitkomt. Deze analyse geeft inzicht in hoe de leveringszekerheid
er deze zomer en aankomende winter mogelijk uit gaan zien uitgaande van scenario’s
met aanbodonderbrekingen uit Rusland. GTS gebruikt deze data in combinatie met haar
eigen gegevens om inzichtelijk te maken hoe het systeem reageert bij een onderbreking
van Russisch gas. Uw Kamer wordt hierover aan het eind van de zomer geïnformeerd.
Overigens geldt dat de mate waarin en het moment waarop een beroep op solidariteit
(over en weer) tussen lidstaten kan worden gedaan afhangt van de vereisten in de Verordening
gasleveringszekerheid. Lidstaten moeten onder meer eerst zelf alle mogelijke stappen
hebben ondernomen om het wegvallen van de gastoevoer op te vangen.
34.
Deze leden constateren dat de versnelde kernuitstap van Duitsland kan leiden tot risico’s
voor de leveringszekerheid aankomende winter. Zij willen dat de Minister voorkomt
dat de Nederlandse industrie afgeschakeld moet worden omdat Duitsland de kernuitstap
alsnog doorzet. Is de Minister bereid om zowel de dialoog met de Commissie als ook
met Duitsland hierover aan te gaan?
Antwoord
Het borgen van de leveringszekerheid voor aankomende winter is voor Nederland op dit
moment een grote prioriteit. De huidige Europese inzet om dit te bewerkstelligen is
het vullen van de gasvoorraden. Hierbij wordt vastgehouden aan Europese solidariteitsovereenkomsten
geldend tussen de lidstaten. Lidstaten dienen hiervoor alle noodzakelijke stappen
te doorlopen en waar mogelijk energie opties te verkennen. In het licht van de huidige
situatie is en blijft Nederland hierover in nauw contact met Duitsland en de overige
Europese lidstaten om zo de leveringszekerheid voor aankomende winter voor huishoudens
en industrie te verzekeren.
35.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Commissie benoemt dat er 210 miljard
euro extra nodig is om de ambities van RepowerEU te behalen. Daarnaast constateren
deze leden dat de Commissie het zogenaamde sociale klimaatfonds koppelt aan de RepowerEU
voorstellen. Zij vragen waar deze extra uitgaven exact voor nodig zijn. Kan de Minister
inzichtelijk maken wat de specifieke uitgaven zijn die 210 miljard euro extra behoeven
en ook wat de indicatieve verdeling over lidstaten zou zijn van deze uitgaven?
Antwoord:
De Commissie heeft in een zogenoemd Staff Working Document bij haar RepowerEU-plan
ramingen opgenomen van benodigde investeringen om de ambities in het plan te verwezenlijken.
Daarin is geen verdeling van uitgaven over lidstaten opgenomen.
36.
De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van het Commissievoorstel om
het ongebruikte leningendeel van de Recovery and Resilience Facility (RFF) te gebruiken
voor de RepowerEU ambities. Koppelt de Commissie dezelfde strikte voorwaarden van
hervormingen aan de inzet van deze middelen? Welke voorstellen doet de Commissie ten
aanzien van de financiering van de inzet van deze middelen?
Antwoord:
Indien lidstaten leningen uit de RRF inzetten voor de RepowerEU-ambities, moeten ze
aanvullende herstel- en veerkrachtplannen indienen, waarvoor de bestaande voorwaarden
uit de RRF-verordening gelden. De voorwaarde dat de inzet van middelen wordt gekoppeld
aan hervormingen en investeringen is daarmee onverkort van kracht.
De financiering van het Europese herstelinstrument en de RRF via het mobiliseren van
middelen op de kapitaalmarkt is vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit. Zoals aangegeven
in een brief van 3 juni jl. acht het kabinet acht de voorgestelde wijzigingen in de
HVF-verordening in lijn met de randvoorwaarden die in het Eigenmiddelenbesluit zijn
opgenomen ten aanzien van de financiering van het Europese herstelfonds en de RRF.
Het Eigenmiddelenbesluit wordt niet gewijzigd en er is geen impact op de raming van
de garantie die momenteel ten behoeve van het leningendeel van de HVF in de Rijksbegroting
is opgenomen. Zoals toegelicht in de begroting van het Ministerie van Financiën is
deze garantie gebaseerd op het aandeel van het Nederlandse bruto nationaal inkomen
(bni) in het totale bni van de Europese Unie.
37.
Deelt de Minister de mening dat lidstaten in beginsel zelf aan de lat staan om hogere
doelen en ambities te behalen? De robuustheid van ons energiesysteem en leveringszekerheid
zijn gebaat bij Europese samenwerking, maar blijven een nationale bevoegdheid.
Antwoord
Ik deel de mening van de leden van de VVD-fractie dat Nederland zelf aan de lat staat
om hogere doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing te gaan halen. Dit
kabinet heeft in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) dan ook grote ambities neergelegd. Dit neemt niet weg dat het essentieel is om op
EU-niveau doelen en ambities vast te leggen zoals dit nu gebeurt via de herziening
van de hernieuwbare energierichtlijn en de richtlijn voor energie-efficiëntie. Het
vastleggen van deze ambities op EU-niveau via bindende doelen vormt een belangrijke
basis en biedt een duidelijke stimulans voor het behalen van deze doelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel RepowerEU.
Deze leden onderschrijven het belang van het zo snel als mogelijk beëindigen van de
Europese afhankelijkheid fossiele grondstoffen, met name uit Rusland. Zij hebben daarbij
enkele vragen.
Energie besparing
De leden van de D66-fractie lezen dat de energie-efficiëntie doelstelling voor 2030
van 9 procent naar 13 procent wordt opgehoogd.
1.
Deze leden vragen wat de huidige stand van zaken is van de Nederlandse energie-efficiëntiedoelstellingen.
Betekent het voorstel van de Commissie concreet extra actie voor Nederland? Zo ja,
hoe gaat het kabinet hier invulling aan geven? Acht de Minister de huidige campagne
en plannen daartoe toereikend?
Antwoord
Het verhogen van de hoofddoelstelling voor 2030 uit de Energy Efficiency Directive
van 9% naar 13% is een voorstel van de Commissie uit het EU Save Energy plan (onderdeel
RepowerEU). Dit voorstel was nog geen onderdeel van de onderhandelingen tijdens de
Energieraad van 27 juni jl. TNO analyseert op dit moment de implicaties van een mogelijk
verhoogde doelstelling voor Nederland, in hoeverre huidig en aangekondigd beleid hier
invulling aan zullen geven en het resterende besparingspotentieel per klimaatakkoordsector.
Dit hangt samen met de verkenning naar mogelijke nationale energiebesparingsdoelen.
Uw kamer zal hier na de zomer over geïnformeerd worden.
2.
Het voorstel bevat ook aanbevelingen hoe besparing van energie versneld kan worden.
Hoe staat het met onderzoek naar de mogelijkheden om de btw-verlaging voor het openbaar
vervoer?
Antwoord
Onlangs zijn door uw Kamer vragen gesteld over het schrappen van de BTW op OV tarieven
als mogelijk onderdeel van het maatregelenpakket tegen verhoogde energiekosten. Het
kabinet wil met het pakket aan koopkrachtmaatregelen mensen die kostenstijgingen moeilijk
kunnen opvangen op korte termijn tegemoetkomen. Omdat de OV prijzen op dit moment
niet gestegen zijn is de BTW ook niet tijdelijk geschrapt. In het najaar evalueert
het Ministerie van Financiën de effecten van de tijdelijke BTW-verlaging in andere
sectoren.
De huidige reizigersomvang is lager dan voor corona. Lagere OV tarieven kunnen helpen
om meer mensen in het OV te trekken. NS heeft tijdelijke tariefacties en ook in het
stads- en streekvervoer zijn er verschillende tijdelijke acties. Het Kennisinstituut
voor Mobiliteitsbeleid (KIM) maakt momenteel een analyse welke instrumenten ingezet
kunnen worden om de overstap van reizigers van de auto naar het openbaar vervoer te
bevorderen. Deze instrumenten hebben niet alleen effect op de omvang van het auto-
en OV-gebruik, maar ook op bijvoorbeeld bereikbaarheid voor verschillende groepen
en op milieu en duurzaamheidsdoelstellingen. Planning is om het rapport in het najaar
naar uw Kamer te sturen.
3.
Hoeveel energie kan Nederland besparen bij invoering van een autoloze zondag? Hoe
zit het met het verlagen van de snelheid op de Nederlandse snel- en N-wegen? Wat levert
het ’s nachts uitzetten van verlichting van publieke gebouwen en bijvoorbeeld langs
wegen op?
Antwoord
De effecten van een autoloze zondag zijn zeer afhankelijk van de precieze invulling
van de autoloze zondag en de mate waarin weggebruikers kiezen om voorgenomen ritten
te verplaatsen van de autoloze zondag naar een andere dag. Daarnaast zijn er ook spoedeisende
ritten die niet zonder meer kunnen worden vermeden. Dit maakt het geven van een realistische
effectinschatting complex. In algemene zin leidt het verlagen van de snelheid op autosnelwegen
tot minder energiegebruik/CO2-uitstoot; de besparing is afhankelijk van meerdere factoren: de mate van snelheidsreductie,
de dynamiek van het verkeer voor en na de snelheidsverlaging en voertuigeigenschappen.
Bij snelheden lager dan 100 km/u op autosnelwegen is van belang dat wordt bezien wat
de effecten zijn van verplaatsing van verkeer naar het onderliggend wegennet en de
effecten op de capaciteit van de weg om verkeersstromen te verwerken. Ook bij N-wegen
zullen de effecten afhankelijk zijn van de gekozen verlaging en zal het uitwijken
van verkeer naar wegen van een lagere orde moeten worden onderzocht. Hierbij speelt
ook dat verdere brandstofbesparing afneemt naarmate snelheden lager liggen. Voor vrachtverkeer
geldt al een snelheidslimiet van 80 km/u.
Met betrekking tot verlichting geldt dat Rijkswaterstaat momenteel al LED-verlichting
(in plaats van traditionele verlichting) toepast bij sluiscomplexen, tunnels en snelwegen,
dat levert een substantiële energiebesparing op bij een (minstens) gelijkblijvend
prestatieniveau. De energiebesparing van het geheel uitzetten van de verlichting –
wat nadelige gevolgen heeft voor weggebruikers – bespaart daardoor in de nieuwe situatie
met LED-verlichting beduidend minder energie dan in de oude situatie met traditionele
wegverlichting.
Voor wat betreft publieke gebouwen kan ik u melden dat deze ongeveer een vijfde van
alle utiliteitsgebouwen beslaan. Veel publieke gebouwen zijn forse gebouwen waar de
energiebesparingsplicht op rust. Het onnodig branden van reclame- en buitenverlichting
moet voorkomen worden. Verplicht de binnenverlichting uitzetten door aanwezigheidsdetectie
is geen erkende maatregel, omdat de verlichting inmiddels veelal energiezuinig is.
Bij de actualisatie van de Energiebesparingsplicht per 2023 zal er een duurzaam beheer-
en onderhoudsmaatregel worden toegevoegd aan verlichtingsmaatregelen die aangeeft
dat de verlichting uitgezet moet worden, wanneer ruimten niet gebruikt worden.
Urgenda becijferde o.b.v. cijfers uit 2016, met hulp van ECN, nu TNO, dat het met
het uitzetten van verlichting ’s nachts 536 miljoen kWh elektriciteit bespaard kan
worden. Het besparingspotentieel voor publieke gebouwen zou op basis van deze cijfers
wellicht een vijfde daarvan kunnen zijn, dus zo’n ruim 100 miljoen kWh. Deze cijfers
zijn wel van 2016, dus voor de start van het gebruik van de Erkende maatregelenlijsten.
In 8 jaar tijd is het aannemelijk dat ca. de helft van de verlichting al eens vervangen
is door veel energiezuinigere varianten. Het besparingspotentieel van verplichte verlichting
uit na werktijd bij publieke gebouwen is daarom vermoedelijk veel kleiner dan 100
miljoen kWh. Overigens zijn er voldoende publieke gebouwen waar het noodzakelijk is
dat de verlichting wel aanstaat, bijvoorbeeld ziekenhuizen, politiebureaus, brandweerkazernes
en verkeerscentra.
Versnellen en verhogen van de ambities met betrekking tot de energietransitie
De leden van de D66-fractie moedigen aan dat is besloten tot een verplichting van
zonnepanelen bij nieuwbouwwoningen in 2030 en dat Nederland voor utiliteitsgebouwen
van een bepaalde oppervlakte inzet voor een verplichting per 2025.
4.
Verwacht de Minister dat dit leidt tot (verdere) netcongestie?
Antwoord
Meer zon op dak als gevolg van de normen legt beslag op de transportcapaciteit van
het elektriciteitsnet. Er zal dus gekeken moeten worden of redelijkerwijs aan deze
norm kan worden voldaan gezien de schaarste. Voor nieuwbouwwoningen lijkt hier vooralsnog
geen probleem te zijn.
5.
Welke verwachtingen heeft de Minister in zijn algemeenheid over de eisen die RepowerEU
stelt aan de Nederlandse energie infrastructuur, vakmensen en techniek?
Antwoord
Het is bekend dat aanpassing en uitbreiding van onze energie-infrastructuur één van
de grote uitdagingen is van de energietransitie. De enorme groei van hernieuwbare
energie, kleinschalige opwek en de benodigde integratie van energiesystemen stellen
hoge eisen aan onze toekomstige energienetwerken. Daarnaast bestaat er de uitdaging
om voldoende vakkundig en technisch personeel op te leiden en aan te stellen om deze
transitie vorm te geven en in goede banen te leiden. Deze uitdagingen zijn niet nieuw
en worden door de versterkte ambities van het RepowerEU-plan alleen maar groter. Het
kabinet onderkent dit en heeft in het coalitieakkoord benoemd dat het hebben van voldoende
vakmensen een randvoorwaarde is voor een ambitieus klimaatbeleid. Het kabinet gaat
daartoe met onderwijsinstellingen, overheden, en sociale partners aan de slag om vakmensen
op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen.
6.
Deze leden vragen de Minister in te gaan op de innovatieve ontwikkelingen in zonne-energie
zoals het toepassen van «panelen» op andere oppervlakten dan weiden of daken. In hoeverre
is hier nog onbenut potentieel voor Nederland?
Antwoord
Met de zonnebrief (Kamerstuk 32 813, nr. 1046) heeft het kabinet reeds aangegeven dat één van de speerpunten van beleid is om meer
zon op daken én objecten te realiseren. Onder objecten valt in principe elk oppervlak
dat geen dak of grond is. Gedacht kan worden aan gevels van gebouwen, parkeerplaatsen,
geluidswallen en waterwerken.
7.
Kan de Minister aangeven in hoeverre op dit moment netcongestie leidt tot uitstel
of afstel van duurzame projecten? Voor welke sectoren ziet de Minister potentieel
om, vanwege deze congestie, andere verduurzamingsopties toe te passen?
Antwoord
Transportschaarste op het elektriciteitsnet zorgt er voor dat duurzame projecten zoals
de verduurzaming van de industrie of mobiliteit en de productie van hernieuwbare elektriciteit
niet onmiddellijk van transportcapaciteit voorzien kunnen worden en daardoor uitgesteld
en soms afgesteld worden. Daar waar andere energiemodaliteiten een alternatief kunnen
vormen voor elektrificatie zoals de inzet van hernieuwbare gassen of warmte is er
potentieel voor andere verduurzamingsopties. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan
de inzet van waterstof in de industrie. Helaas zijn deze alternatieven niet in alle
gevallen onmiddellijk in voldoende mate voor handen.
8.
Wat is de stand van zaken met het versnellen van de vergunningverlening voor duurzame
energieprojecten, wat de Commissie aanmoedigt in het voorstel?
Antwoord
Ik verwijs u graag naar mijn reactie op bovenstaande vragen 27, 28 en 29 van de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie vragen voorts naar de mogelijkheden om de toepassing van
waterstof als alternatieve brandstof (naast vloeibaar gas) te versnellen. Deze wordt
immers genoemd als alternatief voor de fossiele Russische brandstoffen.
9.
Hoe kijkt de Minister aan tegen de recent gepresenteerde gedelegeerde handeling over
de duurzaamheidseisen van waterstof?
Antwoord
Zie mijn recente Kamerbrief over de voortgang van het beleid voor de ordening en ontwikkeling
van de waterstofmarkt (Kamerstuk 32 813, nr. 1060).
10.
Verwacht de Minister dat deze regels eveneens zullen gaan gelden voor andere sectoren
zoals bijvoorbeeld de gebouwde omgeving en industrie, omdat deze immers een standaard
zetten?
Antwoord
Ja, de Europese Commissie is van plan deze regels breder te hanteren, zowel via de
EU-richtlijn voor hernieuwbare energie, als via de kaders voor het verstrekken van
staatssteun. In de staatssteunkaders biedt de Europese Commissie overigens daarnaast
ruimte voor ondersteuning van koolstofarme waterstof, waterstof uit niet-hernieuwbare
bronnen die een sterke CO2-reductie oplevert, een precieze uitwerking van die definitie volgt onder het EU-decarbonisatiepakket.
11.
Deelt de Minister de mening dat andere standaarden en regels verstorend zouden kunnen
werken voor een marktbrede uitrol van waterstof? Zo ja, neemt de Minister dit mee
in zijn inzet in Europa?
Antwoord
Ja, ik zet mij in EU-verband sterk in op een harmonisatie van regels tussen sectoren
en landen.
12.
Kan de Minister ingaan op de impact van de gedelegeerde handeling voor de Nederlandse
(duurzame) energieopwekking? Moeten, bijvoorbeeld, windparken nu worden omgebouwd?
Welke energiecentrales ondervinden hiervan de gevolgen en hoe?
Antwoord
Ik verwacht dat deze gedelegeerde handeling niet leidt tot aanpassingen aan projecten
voor energieproductie, en dat de regels alleen het gedrag van waterstofproducenten
zullen sturen. De regels leggen immers vast wanneer waterstofproductie als hernieuwbaar
kwalificeert en zo, bijvoorbeeld, in aanmerking kan komen voor een subsidie. Voor
verdere toelichting verwijs ik naar de recente Kamerbrief over de voortgang van het
beleid voor de ordening en ontwikkeling van de waterstofmarkt (Kamerstuk 32 813, nr. 1060)
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat als onderdeel van het RepowerEU-voorstel
additionele emissierechten worden geveild.
13.
Wat is het effect van deze maatregelen op de emissiereductie op korte en lange termijn?
Gaat de CO2-uitstoot onder het ETS hierdoor omhoog? Welk effect heeft dat op de CO2-prijs op korte en lange termijn?
Antwoord
Hierbij wordt verwezen naar het antwoord op vraag VVD 9.
14.
Waar worden deze rechten vandaan gehaald? Uit de Market Stability Reserve (MSR) bijvoorbeeld?
Wordt ervoor zorggedragen dat die later in de tijd weer uit de markt gehaald worden
volgens het plan van de Commissie?
Antwoord
De rechten worden gehaald uit de MSR. Een deel van de rechten zal mogelijk ongebruikt
blijven, waardoor de MSR ze uiteindelijk weer zal opnemen. Het is echter niet aannemelijk
dat alle rechten weer uit de markt worden gehaald; een deel zal ook worden gebruikt
door bedrijven, met als gevolg meer CO2-uitstoot. Het is vooraf niet te voorspellen welk deel zal worden gebruikt wordt en
welk niet, dit hangt o.a. af van marktomstandigheden en het tempo van verduurzaming
in de komende jaren.
Financiering
De leden van de D66-fractie lezen dat het RepowerEU-voorstel gefinancierd zal worden
uit de RFF.
15.
Klopt het dat het leeuwendeel van deze financiering leningen betreft?
Antwoord
De Commissie noemt drie potentiële bronnen voor de financiering van RepowerEU. Het
voorstel om het ongebruikte RRF-leningendeel, dat momenteel 225 miljard euro bedraagt,
te benutten vormt hiervan inderdaad het grootste onderdeel. Het voorstel voor een
vrijwillige schuif van (een deel van de) cohesie- en landbouwgelden kan oplopen tot
maximaal 34,4 miljard euro gericht op RepowerEU. Het voorstel voor aanvullende subsidies
van de Commissie bedraagt 20 miljard euro.
16.
Is het kabinet voornemens hier gebruik van te maken, en zo ja voor welke projecten
en doeleinden?
Antwoord
De implementatie van RepowerEU vergt aanvullende nationale besluitvorming nadat de
EU onderhandelingen zijn afgerond. Het kabinet is niet voornemens om een lening aan
te vragen uit de RRF, aangezien Nederland zelf tegen gunstigere voorwaarden kan lenen
op de kapitaalmarkt. Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van de middelen uit het
cohesie- en landbouwbeleid met uw Kamer9, medeoverheden en eindbegunstigden en omdat het om een relatief laag bedrag gaat,
lijkt het in de Nederlandse context niet voor de hand liggend om de vrijwillige «schuif»
voor deze middelen te benutten. Indien er een aanvullend subsidiebedrag beschikbaar
komt voor lidstaten binnen de HVF dat kan worden ingezet voor RepowerEU, is het wenselijk
om hier aanspraak op te kunnen maken en zal het kabinet een aanvullend hoofdstuk op
het herstelplan voorbereiden.
17.
Kan de Minister bevestigen dat indien Nederland geen gebruik maakt van deze financiering
deze beschikbaar komt voor andere lidstaten?
Antwoord
Voor het leningengedeelte van de RRF geldt dat lidstaten maximaal aanspraak maken
op een bedrag dat gelijk is aan 6,8% van hun bruto binnenlands product uit 2019. Daarbij
moet echter worden opgemerkt dat het totale beschikbare bedrag aan leningen binnen
de RRF onvoldoende is om alle lidstaten een bedrag ter grootte van 6,8% van hun BBP
te laten lenen. Het leningengedeelte van de RRF kent daarmee, anders dan het subsidiegedeelte,
een «wie het eerst komt, het eerst maalt» karakter. Als Nederland geen gebruik maakt
van het leningendeel van de RRF betekent dit dus niet dat een bedrag dat aanvankelijk
was gereserveerd voor Nederland, ter beschikking komt van de overige lidstaten. Indien
Nederland geen gebruik maakt van het volledige subsidiegedeelte van de RRF waar het
recht op heeft, komt dit volgens de systemethiek van de RRF niet beschikbaar voor
andere lidstaten.
18.
Welk deel van de 300 miljard euro heeft Nederland aanspraak op?
Antwoord:
Het Commissievoorstel noemt drie potentiële financieringsbronnen om te komen tot de
benodigde 300 miljard euro. Elk van deze financieringsbronnen kent een andere verdeling
over lidstaten.
Voor het leningengedeelte kan Nederland maximaal aanspraak maken op een bedrag dat gelijk is aan 6,8% van het bruto binnenlands product
uit 2019. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat het totale beschikbare bedrag aan
leningen binnen de RRF onvoldoende is om alle lidstaten een bedrag ter grootte van
6,8% van hun BBP te laten lenen. Het leningengedeelte van de RRF kent daarmee, anders
dan het subsidiegedeelte, een «wie het eerst komt, het eerst maalt» karakter. Daarmee
is op voorhand niet vast te stellen op welk deel van het leningengedeelte Nederland
aanspraak heeft. Het kabinet is niet voornemens om een lening aan te vragen uit de
RRF, aangezien Nederland zelf tegen gunstigere voorwaarden kan lenen op de kapitaalmarkt.
Voor de schuif van cohesie- en landbouwmiddelen kan Nederland haar bestaande allocaties
benutten. Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van de middelen uit het cohesie-
en landbouwbeleid met uw Kamer10, medeoverheden en eindbegunstigden en omdat het om een relatief laag bedrag gaat,
lijkt het in de Nederlandse context niet voor de hand liggend om de vrijwillige «schuif»
voor de cohesie- en landbouwmiddelen te benutten.
Het kabinet is kritisch op het voorstel voor een aanvullende 20 miljard aan subsidies.
Allereerst vanwege de manier waarop deze subsidies worden verkregen (zie vraag 9 van
de VVD). Tevens is de noodzaak van een aanvullend subsidiebudget binnen de HVF niet
evident. Mocht er toch besloten worden tot 20 miljard euro aanvullende subsidies dan
is het kabinet kritisch op het gebruik van de originele HVF-verdeelsleutel voor de
verdeling daarvan binnen de HVF, aangezien deze verdeelsleutel niet weerspiegelt welke
lidstaten het meest afhankelijk zijn van Russische fossiele energie. Deze kritiek
wordt door veel lidstaten gedeeld. Van de voorgestelde 20 miljard aan subsidies zou
Nederland volgens de door de Commissie voorgestelde verdeelsleutel zo’n 280 miljoen
ontvangen.
19.
Welke maatregelen uit het Nederlandse Herstel en Veerkrachtplan komen volgens de Minister
voor deze financiering aanmerking? Is het kabinet voornemens gebruik te maken van
de Nederlandse middelen uit de cohesie- en ontwikkelingsfondsen aan te wenden voor
het verminderen van energie onafhankelijkheid?
Antwoord
In het concept-HVP staan al maatregelen (zoals Wind op Zee, ISDE/warmtepompen, Groenvermogen
waterstof) die de afhankelijkheid van Russisch gas potentieel kunnen verminderen.
Het Nederlandse concept-HVP adresseert daarmee al voor een groot deel de doelstellingen
van RepowerEU.
Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van de middelen uit het cohesie- en landbouwbeleid
met uw Kamer, medeoverheden en eindbegunstigden en omdat het om een relatief laag
bedrag gaat, lijkt het in de Nederlandse context niet voor de hand liggend om de vrijwillige
«schuif» voor de cohesie- en landbouwmiddelen te benutten. De implementatie van RepowerEU
vergt aanvullende nationale besluitvorming nadat de EU onderhandelingen zijn afgerond.
20.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet geen voorstander is van een excessieve
winstbelasting in Nederland. Is Nederland wel voorstander van een dergelijke belasting
op Europees niveau, aangezien dit de genoemde bezwaren van het kabinet wegneemt?
Antwoord:
Het kabinet heeft eerder aangeven dat het niet per se tegen het introduceren van een
dergelijke belasting op overwinsten (ook wel «windfall tax» of «solidariteitsheffing») door andere lidstaten is, zolang het voorstel Nederland
niet verplicht tot het nemen van dergelijke maatregelen. In de brief van 1 juli jl.11 zijn de verschillende knelpunten die Nederland voorziet bij een dergelijke heffing
nader toegelicht. De knelpunten, zoals dat er geen goed meetbaar criterium voorhanden
is om excessieve winsten te belasten, en de afbakeningsproblematiek zullen zich ook
op Europees niveau voordoen.
Gasopslagen
De leden van de D66-fractie constateren dat Gazprom besloten heeft niet langer gas
te leveren aan het Nederlandse Gasterra.
21.
Deze leden vragen de Minister hoeveel andere Nederlandse bedrijven gas afnemen van
Gazprom. Zijn er meer betalingsverplichtingen op korte termijn?
22.
Verwacht de Minister dat deze eveneens in Roebels betaald moeten worden en dat dit
geweigerd wordt?
Antwoord op vragen 21 en 22
Dit betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
23.
Wat betekent dit voor de eis uit RepowerEU ten aanzien van de vulgraden van de Nederlandse
gasopslagen? Welke kosten gaan hiermee, naar verwachting, gepaard?
Antwoord
Zo lang er op de Europese gasmarkt voldoende gas kan worden ingekocht door marktpartijen
om te voorzien in de vraag en het vullen van de gasopslagen, blijft het mogelijk om
de gasopslagen te vullen. Welke prijs marktpartijen hiervoor betalen hangt volledig
af van de prijsontwikkelingen. In de Kamerbrief van 5 juli bent u geïnformeerd over
de maatregelen die door de Staat zijn getroffen, en de daarmee gemoeide kosten, om
gasopslag Bergermeer te vullen. In deze brief is ook (opnieuw) vermeld hoe de overige
gasopslagen worden gevuld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende brief. Deze
leden steunen de intentie van het RepowerEU-plan om de afhankelijkheid van Russisch
gas sneller te beëindigen, gasopslagen te vullen en hoge energieprijzen tegen te gaan
volledig, maar hebben nog wel enkele vragen voor de Minister.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet de oproep van de Commissie tot diversificatie
steunt en inzet op gezamenlijk optrekken in onder andere EU-verband en in samenwerking
met bondgenoten om bijvoorbeeld onderlinge concurrentie van lidstaten te voorkomen.
Deze leden ondersteunen deze inzet. Zij lezen echter ook dat de Commissie overweegt
om tot wetgevende maatregelen te komen om diversificatie in de loop van de tijd verplicht
te stellen. Het is deze leden niet duidelijk wat de Commissie hier exact mee voor
ogen heeft.
1.
Kan de Minister toelichten waar er bij het eventueel verplichten van diversificatie
aan moet worden gedacht? Acht de Minister het wenselijk dat de Commissie op dit gebied
met wetgevende maatregelen komt?
Antwoord
Het Kabinet ondersteunt de oproep van de Commissie tot diversificatie van gasaanbod.
De Commissie geef geen verklaring over het eventueel verplicht stellen van diversificatie
middels voor te stellen wetgeving. Het Kabinet zal derhalve het voorstel van de Commissie
ter zake afwachten en alsdan op zijn merites beoordelen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het RepowerEU-plan dat het EU Energy Platform
moet zorgen voor onder andere het sluiten van samenwerkingskaders voor de lange termijn
met internationale partners op het gebied van de aankoop van gas en waterstof en het
gebied van projecten op het gebied van duurzame energie. Zij merken op dat bijvoorbeeld
Duitsland met het bezoek van bondskanselier Schulz aan Senegal (de grootste lng-exporteur
van Afrika) ook zelf inzet op het veiligstellen van voldoende gas.
2.
Kan de Minister toelichten op welke wijze hij naast de Europese inzet ook zelf op
zoek is naar samenwerking met partners buiten de Europese Unie voor het leveren van
gas, waterstof en het ontwikkelen van duurzame energieprojecten?
Antwoord
Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren met name gericht op het aanknopen van de
relatie met landen die een belangrijke rol gaan spelen in de toekomstige internationale
waterstof markt. Zo zijn MOU’s getekend met OECD-landen als Chili en Canada en landen
als Namibië en de Verenigde Arabische Emiraten. Binnen deze bilaterale relaties kan
betrokkenheid van de overheid bij het ondersteunen van economische en commerciële
relaties een positieve bijdrage geven aan de opbouw van internationale ketens voor
import en export van waterstof. In sommige landen zullen de huidige exporterende (staats)bedrijven
van fossiele brandstoffen belangrijke spelers worden in de productie, export en handel
van waterstof.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Commissie als onderdeel van het herziene
voorstel voor de richtlijn hernieuwbare energie het beginsel van hernieuwbare energie
operationaliseert als een doorslaggevend publiek belang, «go-to»-gebieden voor hernieuwbare
energie wil aanwijzen, en inzet op andere manieren om vergunningsprocedures te versnellen
en te vereenvoudigen.
3.
Zij vragen de Minister wat deze Europese ontwikkelingen, en specifiek het aanmerken
van hernieuwbare energie als een doorslaggevend publiek belang, zullen betekenen voor
de mogelijkheden om ook in Nederland de vergunningverlening voor projecten op het
gebied van duurzame energie te versnellen en te vereenvoudigen. Verwacht de Minister
dat dit nieuwe mogelijkheden tot versnelling op zal leveren? Zo ja, op welke wijze
zal hij daar gebruik van gaan maken en op welke termijn acht hij dat mogelijk?
Antwoord
Ik verwijs u graag naar mijn reactie op bovenstaande vragen 27, 28 en 29 van de VVD-fractie.
4.
Kan de Minister tevens aangeven of en hoe in de uitwerking van het ruimtelijk beleid
(bijvoorbeeld het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat en de Nationale
Omgevingsvisie) rekening gehouden zal worden met deze «go-to-gebieden».
Antwoord
Het is nog onduidelijk hoe de renewables go-to areas zich verhouden tot het ruimtelijke
beleid van bestaande programma’s, zoals de regionale energiestrategie, het Meerjarenprogramma
Infrastructuur Energie en Klimaat, het Programma Energiehoofdstructuur en de NOVI/NOVEX.
Hierover zal ik uw Kamer dit najaar verder informeren.
De leden van de CDA-fractie constateren dat lidstaten de mogelijkheid krijgen om maximaal
12,5 procent van de middelen in het kader van het Europese Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
over te dragen aan de RRF. Volgens de Commissie maakt dit het mogelijk om boeren financiële
ondersteuning te bieden om bijvoorbeeld de productie van duurzame biomethaan of hernieuwbare
energie te verhogen.
5.
Zij vragen de Minister om toe te lichten of en in hoeverre Nederland gebruik zal maken
van deze mogelijkheid en welke afwegingen er spelen bij het al dan niet gebruik maken
van deze mogelijkheid.
Antwoord
Wegens eerder gecommuniceerde verdeling van de middelen uit het cohesie- en landbouwbeleid
met uw Kamer12, medeoverheden en eindbegunstigden en omdat het om een relatief laag bedrag gaat,
lijkt het in de Nederlandse context niet voor de hand liggend om de vrijwillige «schuif»
voor de cohesie- en landbouwmiddelen te benutten. De implementatie van RepowerEU vergt
aanvullende nationale besluitvorming nadat de EU onderhandelingen zijn afgerond.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief. Deze leden
verwelkomen de ambitie om de afhankelijkheid van Russisch gas te verkleinen. Zij maken
zich echter grote zorgen dat Russisch gas simpelweg wordt vervangen door vieze fossiele
brandstoffen uit andere risicogebieden.
1.
Is de Minister bereid hier bezwaar tegen te maken en dit te voorkomen?
Antwoord
Ik deel de zorgen van de SP-leden; het is van belang om onze afhankelijkheid van fossiele
energiebronnen blijvend te verminderen. Het verruilen van de ene afhankelijkheid voor
de andere is niet in ons belang. Daarom heb ik mij ook ingespannen voor ambitieuze
Europese doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie13. Om deze reden sta ik ook positief tegen veel van de in RepowerEU aangekondigde plannen,
zoals het versnellen van hernieuwbare waterstof en de uitrol van zonne-energie en
het biomethaan-actieplan. Daarnaast blijft het op korte termijn van belang om de leveringszekerheid
te garanderen, waarvoor ook diversificatie van fossiele energie-import via bijvoorbeeld
LNG noodzakelijk is.
2.
Deze leden maken zich extreem veel zorgen over waar de 300 miljard euro terecht gaat
komen. Kan de Minister aangeven wat de verdeling van deze 300 miljard is als het gaat
om private en publieke investeringen/subsidies?
Antwoord
In het voorstel van de Commissie dienen lidstaten de middelen uit RepowerEU te besteden
aan maatregelen in de volgende categorieën:
(a) verbetering van de energie-infrastructuur en -faciliteiten om onmiddellijk te kunnen
voorzien in bevoorradingszekerheid voor olie en gas, met name om diversificatie van
het aanbod in het belang van de Unie als geheel;
(b) het stimuleren van de energie-efficiëntie in gebouwen, het koolstofvrij maken van
de industrie, toenemende productie en opname van duurzaam biomethaan en hernieuwbare
of fossielvrije waterstof en het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energie;
(c) aanpakken van interne en grensoverschrijdende knelpunten in de energietransmissie
en het ondersteunen van emissievrij vervoer en zijn infrastructuur, inclusief spoorwegen;
(d) het ondersteunen van de doelstellingen in de punten (a), (b) en (c) door middel van
een versnelde herkwalificatie van de beroepsbevolking in de richting van groene vaardigheden,
zoals evenals ondersteuning van de waardeketens in belangrijke materialen en technologieën
gekoppeld aan de groene transitie.
Antwoord
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 35 van de VVD.
3.
De leden van de SP-fractie menen dat dit plan de ambitie moet hebben om de energietransitie
beter en eerlijker te laten verlopen. Deze leden schrikken er daarom van dat in het
RepowerEU-voorstel te veel de nadruk wordt gelegd op de individuele verantwoordelijkheid
van EU-ingezetenen en te weinig op harde doelen om te stoppen met fossiele brandstoffen.
Zij missen een concreet plan om te stoppen met fossiele investeringen en subsidies.
Waarom is dit niet in het voorstel opgenomen? Waarom wordt ervoor gekozen de kassen
van energiereuzen als Shell en Aramco nog verder te spekken?
Antwoord
Het doel van RepowerEU is om de afhankelijkheid van Russische fossiele energie zo
snel mogelijk terug te brengen, zodat deze niet kan worden ingezet als pressiemiddel
richting de EU. Om dit zo snel mogelijk te realiseren is naast grootschalige inzet
op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie ook diversificatie van energieleveranciers
en -bronnen en noodzakelijk om op korte termijn de leveringszekerheid te borgen. Op
korte termijn stoppen met investeringen in fossiele brandstoffen kan de afhankelijkheid
van Russisch gas juist versterken, de betaalbaarheid bedreigen, en de leveringszekerheid
onder druk zetten. Het klimaatbeleid van dit kabinet wijzigt echter niet qua doel
of inzet. Dat betekent dat als we meer fossiel gebruiken, dat op korte termijn ook
vraagt om meer CO2-besparing. Tot slot verwijs ik u voor wat betreft de winsten van energiebedrijven
graag naar de recente kamerbrief over dit thema
4.
Waarom wordt er niet voor gekozen om vermindering van energie en gas centraal te zetten
en inwoners daar concreet mee te helpen.
Antwoord
Het verminderen van energie en met name gas vormt een belangrijk onderdeel van de
inzet van het kabinet om de afhankelijkheid van Russisch gas af te bouwen. Met dit
doel heb ik mij onder andere ingezet voor een ambitieuze Energie-efficiëntierichtlijn.
Het kabinet probeert inwoners op verschillende manieren te helpen bij het verminderen
van energiegebruik. Zo heeft het kabinet de publiekscampagne «zet ook de knop om»
gelanceerd om inwoners daarbij te helpen. Deze campagne wordt in de zomer en het najaar
voortgezet.
5.
Deze leden vinden plannen om mensen verplicht te laten lenen voor verduurzaming van
hun huis nu precies de verkeerde weg om draagvlak te vergroten. Kan de Minister hierop
reageren?
Antwoord
In zowel het Nederlandse beleid voor de verduurzaming van huizen als het RepowerEU
plan is er geen sprake van een verplichte lening. Zie voor verdere informatie de eerdere
antwoorden op een vergelijkbare Kamervraag van de fracties van de SP en het CDA uit
oktober 202014. In het Nationaal Isolatieprogramma is beschreven welke mogelijkheden worden aangeboden
ter ondersteuning van verduurzaming van huizen. Onder andere de lokale aanpak waarmee
gemeenten huiseigenaren kunnen helpen.
6.
De leden van de SP-fractie missen een duidelijk plan voor het bestrijden van energiearmoede.
In hoeverre zal het plan om 300 miljard euro uit te geven bijdragen aan het verlichten
van de lasten voor EU-ingezetenen, met name de mensen voor wie de inflatie en de hoge
energierekening het hardst aankomen? Waarom wordt ervoor gekozen dit volledig bij
lidstaten neer te leggen en niet vanuit het beschikbare RepowerEU-plan meer middelen
te reserveren om huizen te isoleren en warmtepompen te installeren?
Antwoord:
Op nationaal niveau onderneemt het kabinet reeds verschillende acties om mensen met
lage en middeninkomens tegemoet te komen voor de stijgende energieprijzen en de aanhoudende
inflatie; in maart jongstleden is een uitgebreid maatregelenpakket aangekondigd.15 Het kabinet zet voor de wat langere termijn in op isolerende en verduurzamingsmaatregelen
in huis.16
Op Europees niveau heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor het Social Climate Fund, dat ten doel heeft de sociaaleconomische effecten voor burgers van de voorgestelde
klimaatmaatregelen in het Fit-for-55-pakket te adresseren.17 Hierover is tussen EU-lidstaten een akkoord bereikt tijdens de Milieuraad d.d. 28 juni
jl. Ik verwijs u graag naar het verslag van de Milieuraad. De Commissie stelt voor
dat maatregelen ter verbetering van energie-efficiëntie van gebouwen ook gefinancierd
kunnen worden met RepowerEU-middelen binnen de RRF. RepowerEU kan daarmee bijdragen
aan het verlichten van lasten voor EU-ingezetenen.
7.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister toe te zeggen dat de Groningse gaskraan
niet verder open gaat om de verminderde aanvoer van gas uit Rusland te compenseren.
Antwoord
Het Groningenveld zal vanaf 1 oktober van dit jaar op de waakvlam gaan. Daarbij zullen,
om maximale flexibiliteit te houden in het licht van de leveringszekerheid, nog geen
productielocaties worden gesloten. Het veld kan hierdoor gebruikt worden als reservemiddel,
ook in de situaties dat een groot tekort zou ontstaan door verminderde aanvoer van
hoogcalorisch gas. Extra inzet van het Groningenveld wordt zo veel mogelijk voorkomen
en is pas aan de orde als andere maatregelen ontoereikend zijn of als er sprake is
van veiligheidsrisico’s die groter zijn dan het veiligheidsrisico van de gaswinning
in Groningen.
8.
Welke andere mogelijkheden ziet de Minister voor het verminderen van de energievraag
die huishoudens niet raakt? Kan de Minister aangeven wat het zou schelen als bijvoorbeeld
een van de grote energie- en uitstootclusters tijdelijk wordt stilgelegd als er een
strenge winter is? Zijn hier scenario’s voor en zo ja, kan de Minister die delen?
Antwoord
Ik wil graag benadrukken dat wij alles op alles zetten om de kans dat we in een noodsituatie
als bedoeld in het BH-G terecht komen zo klein mogelijk te houden. Daarbij wil ik
benadrukken dat de levering aan zogenaamde door solidariteit beschermde gebruikers,
zoals huishoudens, altijd maximaal wordt gewaarborgd. Voor het geval zich toch een
noodsituatie zou voordoen voorziet het Bescherm- en Herstelplan Gas in verschillende
maatregelen ter bestrijding daarvan. De maatregelen hebben een tijdelijk karakter
waarmee op korte en middellange termijn de effecten van een verstoring van de gaslevering
kunnen worden beperkt of weggenomen. Er zijn maatregelen ten aanzien van drie verschillende
groepen afnemers: niet-beschermde afnemers, beschermde afnemers en door solidariteit
beschermde afnemers. Huishoudens behoren tot de groep door solidariteit beschermde
afnemers en genieten zo van de hoogst mogelijke bescherming ten opzichte van de andere
twee groepen. Maatregel zeven uit het BH-G is gericht op het administratief afschalen
van niet-beschermde gebruikers zoals bedrijven. Naast het verder uitwerken van eerdere
– minder ingrijpende – maatregelen in het BH-G (die helpen voorkomen dat niet-beschermde
afnemers afgeschakeld moeten worden), zal ook de zevende maatregel waarbij niet-beschermde
afnemers geheel of gedeeltelijk worden afgeschakeld deze zomer verder uitgewerkt worden.
Daarbij zal de impact van een afnamebeperking op het functioneren van de gasmarkt
verder geanalyseerd worden en zullen de (internationale) keteneffecten van eventuele
afnamebeperkingen van bedrijven verder in kaart gebracht gaan worden. Het doel van
deze maatregel is om de gaslevering aan huishoudens zo lang mogelijk te waarborgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen alle duurzame maatregelen die als doel
hebben de energieonafhankelijkheid van de Europese Unie te vergroten. Deze leden roepen
de Minister op om waar mogelijk voor nog ambitieuzere doelen te pleiten. Zo kan het
doel uit de Renewable Energy Directive (RED) omhoog van 45 procent naar minstens 56
procent.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het plan van de Commissie
om, als onderdeel van RepowerEU, 20 miljard euro op te halen door de verkoop van extra
emissierechten uit de reserve (MSR) van het Europese Emissiehandelssysteem.
1.
Hoe staat de Minister tegenover dit plan? Deelt de Minister de zorgen dat het vertrouwen
in het systeem hiermee onder druk kan komen te staan?
Antwoord.
Hierbij verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie.
2.
Hoe voorkomt de Minister dat er door dit voorstel klimaatschade ontstaat door extra
uitstoot of door investeringen in gasinfrastructuur?
Antwoord
Zoals omschreven in mijn recente Kamerbrief18, geldt er voor het RepowerEU plan een uitzondering op het do no significant harm-principe van het RRF. Dat betekent dat voor het RepowerEU-hoofdstuk investeringen
in fossiel, specifiek fossiele infrastructuur, mogelijk zijn. De uitzondering op het
DNSH-principe is volgens het kabinet noodzakelijk en past bij de urgentie die de oorlog
in Oekraïne met zich meebrengt. Voor het bereiken van energie-onafhankelijkheid op
zeer korte termijn zijn investeringen in (infrastructuur voor) alternatieve fossiele
energiebronnen noodzakelijk. Het kabinet acht het wel van belang dat deze uitzondering
in reikwijdte en tijd wordt afgebakend. Noodzakelijke voorwaarden zijn daarbij dat
de Commissie toetst dat het totale volume aan fossiele energie niet omhoog gaat (alleen
een vervanging van Russische bronnen), dat een lock-in wordt voorkomen en dat hernieuwbare
alternatieven niet haalbaar zijn.
Voor alle maatregelen binnen de RRF dienen lidstaten een toets te doen op het «do
no significant harm»-principe. Als lidstaten van deze voorgestelde uitzondering gebruik
willen maken dienen ze dit te onderbouwen.
Tegenover de uitzondering voor investeringen in fossiele infrastructuur, staat dat
het RepowerEU-voorstel ook een verhoging van EU-doelen voor energiebesparing en inzet
van hernieuwbare energie bevat.
3.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn groot voorstander van excessieve winstbelasting.
Het kan niet zo zijn dat er bedrijven zijn die uitzonderlijk profiteren van de oorlog
in Oekraïne wanneer op hetzelfde moment huishoudens hun energierekening niet kunnen
betalen. Deze leden zien graag dat Nederland het voortouw neemt en pleit voor een
EU-brede invoering van excessieve winstbelasting.
Antwoord:
Ik verwijs u graag naar de reactie op vraag 20 van de D66-fractie.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het creëren van onnodige
overcapaciteit voor fossiele energie. Er zou geen financiële ondersteuning vanuit
de Europese Unie moeten zijn voor fossiele projecten die al een business case hebben.
4.
Deelt de Minister dit uitgangspunt en is hij bereid hier streng op toe te zien? Hoe
gaat de Minister er op toezien dat er geen fossiele overcapaciteit of «lock-in» ontstaat,
en er geen toekomstige «stranded assets» worden ondersteund door de Europese Unie?
5.
Hoe voorkomt de Minister dat Nederland voor langere tijd vast zit aan fossiele brandstoffen
en dit leidt tot meer uitstoot? Worden fossiele investeringen getoetst aan de Europese
Klimaatwet?
Antwoord GL 4 en 5
Hierbij verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-fractie.
6.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de voorstellen van de Commissie nog weinig
aandacht voor lokale eigenaarschap van duurzame energie, zoals bij energiecoöperaties.
Mede-eigenaarschap van lokale duurzame energie draagt bij aan energieonafhankelijkheid,
geeft omwonenden de kans om mee te profiteren van duurzame energie en helpt bij het
behalen van klimaatdoelen. Is de Minister bereid hier binnen de Europese Unie stevig
op in te zetten?
Antwoord
Op Europees niveau wordt gewerkt aan zaken die op een ander niveau, nationaal of regionaal,
minder goed geregeld kunnen worden. Subsidiariteit en proportionaliteit worden hierbij
in acht genomen. Lokaal eigenaarschap in de energietransitie kan beter op het niveau
van individuele lidstaten of regio’s geregeld worden, dan op Europees niveau. In Nederland
kijken we met name naar het lokaal bevoegd gezag om in het beleid en de besluitvorming
te borgen dat lokale wensen en behoeften, waaronder lokaal eigenaarschap, geborgd
worden en is er de SCE-regeling. Ik acht het niet nodig, noch passend, om hier binnen
de Europese Unie stevig op in te zetten.
7.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat met name in de armere
delen van de Europese Unie het vergroten van de energieonafhankelijkheid hand in hand
gaat met het bestrijden van energiearmoede. Dat kan door grootschalig in te zetten
op niet-bureaucratische programma’s die gericht zijn om op laagdrempelige wijze energie
te besparen bij huishoudens. Wil de Minister hierop inzetten?
Antwoord
Het bestrijden van energiearmoede is een onderdeel van het voorstel voor de herziening
van de Energy Efficiency Directive waar lidstaten tijdens de Energieraad op 27 juni
jl. een algemene oriëntatie over hebben bereikt. Specifiek wordt lidstaten voorgeschreven
om een deel van de besparing die verplicht wordt onder de nationale energiebesparingsverplichting,
te realiseren bij huishoudens die lijden aan energiearmoede. Lidstaten moeten hierover
rapporteren in hun INEK. De nationale invulling door middel van gerichte programma’s,
ondersteuning of ander beleid om energiearmoede te bestrijden in armere delen van
de Europese Unie is de bevoegdheid van die lidstaten zelf en daar heeft het kabinet
geen invloed op.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het onderhavige fiche. Zij
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
1.
De leden van de Groep Van Haga benadrukken dat het voor Nederland van belang is dat
er in voldoende mate kan worden voorzien in de energiebehoefte. Deze leden vragen
zich echter af of minimale vulgraden voor gasopslagen het juiste middel daarvoor zijn.
Zo werkt dit instrument markt ontwrichtend aangezien bedrijven vaak in een ongunstige
positie komen door deze verplichting. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze uitruil,
en zijn er nog alternatieven voor een verplichte vulgraad?
Antwoord
De betreffende EU-verordening legt geen verplichtingen op aan marktpartijen maar aan
lidstaten. Het opleggen van deze vulverplichting was noodzakelijk om het voldoende
vullen van gasopslagen te waarborgen. Dit kan in de huidige marktomstandigheden juist
bijdragen aan een goed functionerende markt en leidt in beginsel niet tot ontwrichting
van de markt. Wat belangrijk is, is dat marktpartijen genoeg tijd hebben om zich op
een dergelijke verplichting voor te bereiden.
2.
De leden van De Groep Van Haga zien dat veel bedrijven uit bepaalde sectoren in moeilijkheden
komen door de hoge energieprijzen. Het kabinet heeft hiervoor al een aantal maatregelen
genomen, maar deze leden zijn van mening dat dit niet genoeg is en dat extra maatregelen
voor sommige sectoren gewenst zijn. Deze leden vragen de Minister dan ook of er met
dit pakket extra mogelijkheden zijn om steun te bieden aan de zwaarst getroffen sectoren?
Antwoord
Met dit pakket zijn er geen extra maatregelen ten opzichte van eerder aangekondigd.
Het kabinet is op dit moment niet van plan om bedrijven verder te compenseren voor
de hoge energieprijzen. Fluctuatie van energieprijzen is van alle tijden en daar houden
ondernemers dus ook rekening mee in hun bedrijfsvoering, zo rekenen de meeste bedrijven
de hoge energieprijzen geheel of gedeeltelijk door in de afzetprijzen. Ook kan compensatie
de vraag naar fossiele energie stimuleren. Dit gaat in tegen de kabinetsambities op
zowel verduurzaming als op energieonafhankelijkheid. De beste oplossing om je aan
te kunnen passen aan de hoge energieprijzen is verduurzaming. Hiervoor zijn uitgebreide
subsidies beschikbaar. Er zal moeten worden bezien hoe het RepowerEU plan hieraan
kan bijdragen.
Het kabinet heeft twee pakketten beschikbaar gesteld voor in totaal circa € 6 mld.
incidenteel voor dempen koopkrachteffecten o.a. door verlaging energiebelasting, btw
en accijnzen, eenmalige tegemoetkoming kwetsbare huishoudens. Het bedrijfsleven heeft
ook baat bij deze ondernomen acties zoals het verlagen van de accijnzen. Voor de bedrijven
die handelen met Rusland, Belarus en/of Oekraïne is er naast een Sanctieloket via
RVO een ondersteuningspakket om ze te helpen bij vinden van nieuwe leveranciers of
afzetmarkten. Daarnaast kunnen bedrijven gebruik maken van het bestaande uitgebreide
garantie- en leninginstrumentarium vanuit de overheid. EZK is nu aan het onderzoeken
of dit instrumentarium op basis van de huidige problemen volstaat.
3.
De leden van de Groep Van Haga zijn net als het kabinet geen voorstander van het voorstel
tot excessieve winstbelasting. Deze leden zijn van mening dat bedrijven geen straf
verdienen door een voor hun gunstige periode. Daarnaast hebben deze leden ook grote
twijfels bij de uitvoerbaarheid hiervan. Is de Minister bereid om de samenwerking
te zoeken met andere lidstaten die ook tegen dit voorstel zijn om zo een gezamenlijk
front te vormen?
Antwoord
Ik verwijs u graag naar bovenstaand antwoord op vraag 20 van de D66-fractie.
4.
De leden van de Groep Van Haga zien weinig in het voorstel van een versnelde uitrol
en behandeling van het Fit-for-55-pakket. Deze leden zijn geen voorstander van dit
geldverslindende en bureaucratische plan. Zij vragen zich dan ook af wat de consequenties
zijn voor de burger en ondernemers. Is de Minister hiervan op de hoogte?
Antwoord
Met het RePowerEU-voorstel beoogt de Commissie enkel op onderdelen van het Ff55-pakket
t.a.v. hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te versnellen. Zoals aangegeven
in de Kamerbrief t.a.v. dit voorstel, staat het kabinet positief ten opzichte van
het ophogen van het bindende EU-doel voor energie-efficiëntie.19 Voordat het kabinet een definitieve appreciatie kan geven is het echter noodzakelijk
om de uitvoer- en haalbaarheid te toetsen en om te nader beoordelen wat dit zou betekenen
voor Nederland. Het kabinet wil daarnaast eerst meer inzicht verkrijgen in hoe deze
verhoging zich verhoudt tot het kabinetsbeleid.
Daarnaast steunt het kabinet steunt de inzet van de Commissie op de opwek en toepassing
van hernieuwbare energie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.
Het kabinet heeft daarom een positieve grondhouding tegenover het ophogen van de bindende
EU-doelen hernieuwbare energie. Het kabinet onderzoekt nog wel de uitvoerbaar- en
haalbaarheid van deze EU-doelen.
Voor wat betreft impact op burgers en ondernemers, wordt verwezen naar het antwoord
op BBB vraag 5.
5.
De leden van de Groep Van Haga vragen tot slot welke rol het gas uit Groningen voor
Nederland kan spelen en wat de voordelen daarvan zijn ten overstaande van dit plan.
Deze leden vragen al geruime tijd om van het Groningerveld gebruik te maken en zien
dat de urgentie hiervan met de dag toeneemt. Deelt de Minister de mening dat we niet
langer om het Groningerveld heen kunnen en er echt serieus naar deze optie gekeken
dient te worden? Deelt de Minister de mening dat het Groningerveld ook kan bijdragen
aan de diversificatie in de energievoorziening?
Antwoord
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 7 van de SP-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het fiche RepowerEU en heeft daarbij
nog enkele vragen. In de RepowerEU roept de Commissie op om snellere doelen te bepleiten
voor de RED en de Energie-Efficiency directive (EED).
1.
Het lid van de BBB-fractie vraagt wat de inzet van de Minister gaat zijn, gezien de
netcongestieproblemen die nu al gelden en het gebrek aan capaciteit daar op de kortst
mogelijk termijn een oplossing voor te bieden.
Antwoord
Zoals eerder aangegeven in de brief aan uw Kamer met een appreciatie van de RepowerEU-voorstellen
staat het kabinet in beginsel positief tegenover een verdere verhoging van ambities
in de RED en EED. De haalbaarheid en uitvoerbaarheid daarvan onderzoekt het kabinet
nog. Zoals de BBB-fractie terecht aangeeft, spelen de toename van het aandeel hernieuwbare
energie in het energiesysteem en de aanwezigheid van voldoende netcapaciteit ook een
rol bij die afweging. Dit is dus inderdaad een breder vraagstuk. Tegelijkertijd geldt
dat het behalen van onze doelen op het terrein van energiebesparing juist een positief
effect kan hebben.
Het lid van de BBB-fractie heeft dan ook met belangstelling kennisgenomen van de reactie
van de Minister om financiële en fiscale prikkels voor fossiele brandstoffen te doen
afnemen.
2.
Het lid vraagt of de Minister kan schetsen hoe zich dat verhoudt tot het gebrek aan
capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie.
Antwoord
Om versneld de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen, moet onder andere
de uitrol van hernieuwbare energie worden versneld met andere duurzame elektriciteitsbronnen
en duurzame warmtebronnen. Daarnaast kan onder meer de vervanging van aardgas door
groen gas en waterstof (zowel grootschalig/centraal als decentraal, zoals in de agrosectoren)
worden versneld. Naast grootschalige en centrale productie van waterstof biedt ook
stimulering en facilitering van decentrale opwek buiten het elektriciteitsnet en gebruik
(m.n. als dieselvervanger) in de agrosectoren perspectieven omdat nu door netcongestie
een groot potentieel aan duurzame energie-opwek in het landelijk gebied onbenut blijft.
Het kabinet signaleert daarbij zelf dat schaarste aan personeel op korte termijn nog
een knelpunt vormt voor de uitrol van hernieuwbare energie en waterstof.
3.
Kan de Minister aangeven hoe hij gaat voorkomen dat door nog meer druk te zetten op
het al ambitieuze Fit for 55-plan, de inflatie voor de inwoners in Nederland verder
exorbitant toeneemt?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 5 van
het lid van de BBB-fractie.
4.
Is er een doorrekening beschikbaar van het afbouwen van die financiële prikkels, welke
economische effecten die in het gehele complex zullen hebben? Kan de Minister die
doorrekening met ons delen?
Antwoord
Een integrale doorrekening van het afbouwen van fiscale prikkels ten aanzien van fossiele
brandstoffen is niet voorhanden. Het Ministerie van Financiën laat thans de fiscale
vergroeningsmaatregelen, die volgens het Coalitieakkoord reeds in 2023 in moeten gaan,
doorrekenen naar CO2- en lasteneffecten. Specifiek ziet dat op de wijzigingen in de tariefstelling in
de energiebelasting, die ten doel hebben om de belasting van gas en elektriciteit
naar energie-inhoud gelijker te maken. Op verzoek van de Minister van EZK wordt voorts
een zogenoemde speelveldtoets uitgevoerd om effecten die samenhangen met het schrappen
van specifieke vrijstellingen in de energiebelasting voor de sector industrie in kaart
te brengen. Deze twee onderzoeken worden rond Prinsjesdag met de Kamer gedeeld. Het
Ministerie van LNV laat daarnaast de effecten onderzoeken van het afschaffen van het
verlaagde tarief in de energiebelasting voor glastuinbouwbedrijven. Dit onderzoek
wordt in het najaar met de Kamer gedeeld.
5.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich hier grote zorgen over. Er zouden eerst alternatieven
voorhanden moeten zijn, voordat er harde doelen worden gesteld of opgehoogd. Het Planbureau
voor de Leefomgeving uitte eerder al op basis van het coalitieakkoord dat de verhoogde
klimaatdoelen daarin opgenomen als grenzen aan het maximaal realiseerbare. Daarmee
spraken zij in de ogen van het lid van de BBB-fractie toen al twijfels uit over de
haalbaarheid, heeft de Minister dat meegewogen en kan hij uitleggen hoe?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat de ophoging van doelen op EU-niveau van groot belang
is voor het waarmaken van onze klimaatambities, in lijn met de doelen van het Parijsakkoord.
Uiteraard moet daarbij ook oog zijn voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Daartoe
heeft het kabinet naar aanleiding van de voorstellen van het Fit-for 55 pakket ook
diverse onderzoeken laten doen, uw Kamer is zowel van de notities van CPB als PBL
geïnformeerd.20
Zoals in die Kamerbrieven is aangegeven, maakte het CPB-rapport duidelijk dat de hogere
ambities in het Ff55-pakket een inspanning vragen van huishoudens, bedrijven en (mede)overheden.
Desondanks stelt het CPB dat de macro-economische effecten beperkt blijven, en het
pakket ook veel kansen oplevert. Het PBL geeft in haar rapport aan dat verschillende
voorstellen in het pakket het Nederlandse klimaatbeleid kunnen ondersteunen, doordat
deze bijdragen aan een gelijker Europees speelveld, en het onderdelen bevat (zoals
op het terrein van lucht- en scheepvaart) die internationale sectoren betreffen die
zijn gebaat bij een Europese/internationale aanpak in plaats van louter een nationale.
Het kabinet deelt derhalve de mening van de BBB-fractie, dat eerst alternatieven voorhanden
moeten zijn voordat harde doelen worden gesteld, niet. Het vaststellen van (bindende)
doelen op EU-niveau kan juist een belangrijke impuls geven aan de ontwikkeling van
deze alternatieven. Het vastleggen van deze ambities op EU-niveau via bindende doelen
vormt een belangrijke basis en biedt juist een stimulans voor het behalen van deze
doelen.
Zoals ook vermeld in de Kamerbrief over de PBL-notitie, blijft mijn ministerie in
contact met planbureaus om de gevolgen van het Ff55-pakket o.a. op huishoudens verder
te analyseren.
Het lid van de BBB-fractie ziet dat de Minister het belang erkent van de opwek van
waterstof en elektra en vooral ook decentraal. Hierbij wil zij graag wijzen op de
decentrale productie van waterstof, omdat puur als we allen al kijken naar de netcongestieproblematiek
het inzetten op extra productie van hernieuwbare energie landelijk geen haalbare kaart
lijkt. Decentrale agrowaterstofproductie kan hier een belangrijke rol in spelen, omdat
ook bij netcongestieproblemen de energieopwekking niet afgeschaald hoeft te worden
maar kan worden omgezet in waterstof.
6.
Deelt de Minister de mening dat hier op de korte termijn de weg voor vrijgemaakt dient
te worden om de energieproblematiek op te vangen maar ook de efficiëntie van de transitie
te ondersteunen? Kan de Minister aangeven of hij bereid is hier werk van te maken?
Antwoord
Ik ben bekend met de mogelijkheden en uitdagingen van decentrale productie en toepassing
van waterstof, zoals in de agro-sector. Ik onderzoek momenteel via RVO hoe de huidige
subsidieregelingen zich verhouden tot de waterstofprojecten in de agro-sector. De
uitkomst hiervan bespreek ik met mijn collega van LNV. Ik zal uw Kamer hier over informeren,
zoals al eerder toegezegd tijdens het Commissiedebat over waterstof.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier