Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Jasper van Dijk over het bericht dat de Universiteit Leiden sponsoring hoogleraar door Belastingdienst verzweeg
Vragen van de leden Kwint en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de Universiteit Leiden sponsoring hoogleraar door Belastingdienst verzweeg (ingezonden 18 mei 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 juli
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3091.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Universiteit Leiden verzweeg sponsoring hoogleraar
door Belastingdienst»?1
Antwoord 1
Als een leerstoel wordt gefinancierd door externe partijen, dan moet duidelijk zijn
wie de financier is. Uit de berichtgeving is gebleken dat de universiteit en de betreffende
hoogleraar hierover geen volledige openheid hebben gegeven. Dat vind ik kwalijk.
Vraag 2
Waarom heeft de Rijksuniversiteit Leiden niet vermeld dat de leerstoel van bijzonder
hoogleraar Rex Arendsen werd betaald door de belastingdienst, terwijl hij als hoogleraar
onderzoek doet naar belastingwetgeving en de uitvoerbaarheid daarvan? Gaat u de Rijksuniversiteit
daarop aanspreken?
Antwoord 2
Universiteiten (en hoogleraren) staan in toenemende mate in nauwe verbinding met de
samenleving. Dat wordt ook van de instellingen verwacht. Onderzoek en onderwijs zijn
gebaat bij kennis en samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
Om die reden is de afgelopen decennia door universiteiten juist veel geïnvesteerd
in samenwerkingen, nevenfuncties en nevenwerkzaamheden. Dit alles met het oog op kennisontwikkeling
die bijdraagt het oplossingen van maatschappelijke uitdagingen.
Tegelijkertijd moet steeds de onafhankelijkheid bewaakt worden. De Universiteit Leiden
heeft mij laten weten dat ze de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit
onderschrijft en volledige transparantie betracht over externe financiering van activiteiten
en nevenfuncties. Hiervoor wordt intern regelmatig aandacht gevraagd. Hoogleraren
en faculteiten doen hun best aan de eisen van transparantie te voldoen, maar rondom
financiering van leerstoelen zijn de kaders nog niet volledig uitgekristalliseerd.
Dat blijkt ook uit de berichtgeving in de media waaruit blijkt dat universiteiten
de kaders verschillend interpreteren als het om extern gefinancierde leerstoelen gaat.
Omdat de Universiteit Leiden meent dat de vermelding van financiers dit geval wel
vollediger en gedetailleerder had gemoeten, zijn inmiddels de vermeldingen aangepast.
De universiteit geeft aan van deze casus te willen leren. Hiertoe wordt eerst een
inventarisatie uitgevoerd. Daarna zal er intern aandacht aan worden besteed, met als
doel actief het belang van transparantie actief uit te blijven dragen binnen haar
universitaire gemeenschap.
Ik ben van mening dat de Universiteit Leiden naar aanleiding van deze casus de nodige
eerste stappen heeft gezet. Transparante vermelding van dergelijke financiering is
aan de betreffende universiteit en diens bijzonder hoogleraren. Ik zal vanuit mijn
verantwoordelijkheid voor het wetenschapsstelsel aan UNL vragen hier goed naar te
kijken.
Vraag 3
Waarom was de Rijksuniversiteit Leiden niet op de hoogte van regels rondom financiering
van leerstoelen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat iedere universiteit op de hoogte is
van de regels en protocollen rondom de financiering van leerstoelen?
Antwoord 3
De Universiteit Leiden was en is volledig op de hoogte van geldende kaders, en past
deze zo goed mogelijk toe ook op financiering van leerstoelen. Daarbij is Universiteit
Leiden (net als de andere instellingen) mede afhankelijk van de (ver)meldingen van
externe financiering door de hoogleraren zelf. De hoogleraren worden door de Universiteit
Leiden regelmatig aangesproken op en herinnerd aan het grote belang van het tijdig,
juist en volledig vermelden van nevenwerkzaamheden en externe financiering. In het
geval van de genoemde hoogleraar wordt op dit moment geïnventariseerd hoe de hoogleraar
is omgegaan met de kaders. De universiteit heeft aangegeven daarvan te willen leren
en zal aandacht blijven vragen voor de noodzaak van transparantie en zorgvuldigheid.
Ik ben voornemens de universiteitsbesturen een brief te sturen waarin ik hun verantwoordelijkheden
met betrekking tot transparantie over nevenwerkzaamheden en externe financiering onder
de aandacht breng.
Vraag 4
Welke gevolgen heeft dit voor de Rijksuniversiteit Leiden en Rex Arendsen? Bent u
bereid om sancties op te leggen in het geval er niet is voldaan aan de transparantie-eisen?
Antwoord 4
Wetenschap moet onomstreden en transparant zijn. Alleen dan kunnen we vertrouwen op
de feiten, en gaan staan voor deze feiten. In de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke
integriteit staan normen voor onderzoekers en zorgplichten voor instellingen. Het
is van belang om een beeld te krijgen van de effectiviteit, handhaving en naleving
van de normen en zorgplichten en de omvang van de schendingen hiervan. Indien er een
vermoeden bestaat dat de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit wordt
geschonden kan een klacht worden ingediend bij en behandeld door de Commissie Wetenschappelijke
Integriteit (CWI) van de kennisinstelling waar de persoon waartegen de klacht zich
richt werkzaam is. Daarnaast is er het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit
(LOWI), een onafhankelijk adviesorgaan in de klachtenprocedure voor mogelijke schendingen
van de wetenschappelijke integriteit. Het LOWI kan op verzoek beoordelen of de klachtenprocedure
bij de CWI van de instelling zorgvuldig is verlopen, of er normen van wetenschappelijke
integriteit zijn geschonden en, zo ja, hoe de normschending vervolgens gekwalificeerd
zou moeten worden. Het ministerie heeft niet de mogelijkheid sancties op te leggen.
Vraag 5
Bent u bereid één landelijk register te maken waarin alle hoogleraren inclusief bijbanen
zijn opgenomen, onder toezicht van uw ministerie en deze publiek toegankelijk te maken,
zodat het publiek weet wie het voor zich heeft alsmede de mogelijke belangen die de
hoogleraar dient? Zo nee, hoe voorkomt u dat de registratie onnauwkeurig blijft?
Antwoord 5
Ik ben in gesprek met UNL over wat de universiteiten gaan doen om de registratie te
verbeteren. Het idee van een centraal en openbaar register zal onderdeel van dat gesprek
zijn, en hoe geborgd kan worden hoe de registratie van nevenwerkzaamheden actueel
en volledig blijft. Ik zal uw Kamer dit najaar een brief sturen over de stand van
zaken met betrekking tot de registratie van nevenwerkzaamheden.
Vraag 6
Bent u bereid om universiteiten sancties op te leggen in het geval er in de toekomst
niet transparant wordt omgegaan met de financiering van leerstoelen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Wat is uw inzet bij het gesprek met universiteiten om het thema over transparantie
te bespreken?
Antwoord 7
Mijn inzet is allereerst dat ik sta voor de wetenschap. Als Minister heb ik, samen
met de universiteiten, ervoor te waken dat wetenschappers in vrijheid en veiligheid
hun werk kunnen doen. Ik heb, samen met hen, ook de opdracht om in te staan voor de
betrouwbaarheid en het gezag van wetenschap. Ook sta ik voor het belang van een goede
samenwerking tussen publieke en private partijen om onze kennissamenleving verder
te brengen.
Hier staat tegenover dat de universiteiten en hun medewerkers transparantie moeten
betrachten en elke schijn van belangenverstrengeling moeten vermijden. De sector heeft
verschillende instrumenten van zelfregulering, zoals de gedragscode, om die verantwoordelijkheid
te nemen. Als ik constateer dat zelfregulering niet naar behoren werkt en er geen
zicht op verbetering is, zal ik niet schuwen om waarborgen met betrekking tot wetenschappelijke
integriteit in de wet te verankeren.
Vraag 8
Op welke manier heeft u de Universiteit Leiden en de UvA aangesproken op het gebrek
aan transparantie? Kunt u in het kader van transparantie hiervan een afschrift of
gesprekverslag naar de Kamer sturen?
Antwoord 8
Naar aanleiding van de berichtgeving van NOS over financiering van de leerstoel van
de bijzonder hoogleraar in Leiden hebben mijn ambtenaren contact opgenomen met de
Universiteit Leiden om opheldering te vragen. Er is per mail gevraagd om te reageren
op de gang van zaken zoals beschreven in het bericht. De universiteit heeft aangegeven
dat de vermelding van financiers in dit geval vollediger en gedetailleerder had gekund
en dat de universiteit inventariseert hoe omgegaan wordt met de geldende kaders.
Naar aanleiding van de berichtgeving in Folia over de afdeling Belastingrecht bij
de Universiteit van Amsterdam (eind februari) hebben mijn ambtenaren contact opgenomen
met de UvA om opheldering te vragen. Er heeft een gesprek plaatsgevonden. Daarvan
is geen gespreksverslag gemaakt, maar ik geef hierbij de strekking weer. In dit gesprek
hebben mijn ambtenaren gevraagd of het artikel in Folia juist is – dit kon de UvA
bevestigen. Gevraagd is of de UvA van plan was om een onderzoek in te stellen naar
de gang van zaken. Mijn ambtenaren hebben daarbij gewezen op het belang van een onafhankelijk
onderzoek. De UvA heeft bevestigd een onafhankelijk onderzoek in te zullen stellen.
Nadat de NOS (eind april) berichtte dat een hoogleraar van deze vakgroep was opgestapt
hebben mijn ambtenaren opnieuw contact gezocht met de UvA. De UvA heeft toen bevestigd
dat er meerdere onderzoeken zouden plaatsvinden, door externe, onafhankelijke commissies,
waaronder de commissie wetenschappelijke integriteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.