Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht 'Poetin noopt de RUG tot uitbreiden blended onderwijs'
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Poetin noopt de RUG tot uitbreiden blended onderwijs» (ingezonden 8 juni 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 12 juli 2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Poetin noopt de RUG tot uitbreiden blended onderwijs»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een onderwijsinstelling vaker online
onderwijs gaat aanbieden, omdat de energieprijzen zijn gestegen?
Antwoord 2
Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de onderwijsvisie en -kwaliteit.
Het is van belang dat de onderwijsvisie en -kwaliteit – en niet de energieprijzen
– bepalen welke onderwijsvormen ingezet worden op een onderwijsinstelling.
Het artikel in Science Guide is gebaseerd op de financiële kaderstelling van de RUG
voor 2023. Hierin benoemt de RUG de context waarin deze kaderstelling tot stand komt,
namelijk een periode waarin er een oorlog woedt in Oekraïne. Mede hierdoor stijgen
de prijzen voor bouwgrondstoffen en energie. De RUG verkent hierom hoe zij zuiniger
om kunnen gaan met energie.
De inzet van blended onderwijs en hybride werken is al langer een van de speerpunten
van de RUG. In het strategisch plan van 2021 maakte de RUG al bekend dat blended learning
past binnen de onderwijsvisie van RUG. Hierbij is het doel van RUG om niet de contactmomenten
te verminderen, maar om deze beter te benutten. Dit wil de RUG realiseren door in
te zetten op actieve, fysieke werkvormen om zo discussie en vrije uitwisseling van
ideeën mogelijk te maken.
Vraag 3
Bent u hierover in gesprek met de onderwijsinstellingen? Is bekend hoe andere onderwijsinstellingen
omgaan met de stijgende energieprijzen? Zo nee, wilt u dit in kaart brengen?
Antwoord 3
Ik ben in overleg met alle sectoren over de ontwikkeling hiervan en heb op dit moment
geen signalen dat instellingen in continuïteitproblemen komen als gevolg van gestegen
prijzen. De impact van de stijgende energieprijzen op onderwijsinstellingen is wisselend
en met name afhankelijk van de vraag of instellingen vaste of variabele contracten
hebben en wanneer deze afgesloten zijn.
Vraag 4
Hoe kunt u de onderwijsinstellingen ondersteunen bij de stijgende energieprijzen,
zodat instellingen niet hoeven te kiezen tussen regulier onderwijs en afstandsonderwijs?
Bent u bereid onderwijsinstellingen hiervoor te compenseren?
Antwoord 4
Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de onderwijsvisie en – kwaliteit.
Het is van belang dat de onderwijsvisie en -kwaliteit – en niet de energieprijzen
– bepalen welke onderwijsvormen ingezet worden op een onderwijsinstelling.
Heel Nederland heeft of krijgt te maken met hogere energieprijzen. Daarom heeft het
kabinet gezorgd voor compensatie in 2022, met name via de Energiebelasting. Hier kunnen
ook onderwijsinstellingen voor in aanmerking komen. Daarnaast ontvangen instellingen
ook in 2022 loon- en prijsbijstelling over hun bekostiging, waarmee zij prijsstijgingen
in elk geval gedeeltelijk kunnen dekken.
Hoe de situatie per individuele instelling uitpakt, kunnen wij niet zeggen. Dat hangt
natuurlijk ook van het energiecontract af. Het kabinet blijft de gevolgen van de energiekosten
voor iedereen in de gaten houden.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat het precieze beleid is ten aanzien van de verduurzaming van onderwijshuisvesting?
Kunt u hierbij voor zowel het mbo, hbo als de universiteiten het juridisch kader uit
het Bouwbesluit en andere relevante regels schetsen en aangeven in welke mate de huidige
onderwijshuisvesting voldoet aan de nu geldende normen?
Antwoord 5
Het kabinet is van mening dat eigenaren van maatschappelijk vastgoed, waaronder onderwijshuisvesting,
een voorbeeldrol hebben in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. De verduurzaming
van de onderwijshuisvesting is onderdeel van het Klimaatakkoord. Alle sectoren met
maatschappelijk vastgoed spraken daarin af een sectorale routekaart op te stellen.
Ook het mbo, hbo en wo hebben dat gedaan. De sectorale routekaarten geven een beeld
van de beoogde CO2-reductie in 2030 en in 2050 en de bijbehorende kosten. Dit jaar rapporteren de sectoren
voor de eerste keer over de voortgang en worden de routekaarten herijkt. De (grote)
instellingen zelf hebben een portefeuilleroutekaart opgesteld of zijn daarmee bezig.
Hierin wordt uitgegaan van de natuurlijke momenten van nieuwbouw, renovatie en onderhoud
om middelen effectief in te zeten.
Het economisch en juridisch eigendom van het vastgoed is in handen van de onderwijsinstellingen.
Zij maken conform de systematiek van de lumpsum keuzes over de besteding van hun rijksbijdrage
en het tempo van verduurzaming binnen de gestelde normen. In de sectoren van het maatschappelijk
vastgoed ontbreekt het aan voldoende middelen om de routekaarten daadwerkelijk uit
te voeren.
In de Miljoenennota 2022 en het coalitieakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld
om een deel van de opgave te realiseren. Met deze middelen bereidt het Ministerie
van BZK momenteel de Investeringssubsidie duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA)
voor. De regeling start naar verwachting op 1 oktober 2022. Ook onderwijsinstellingen
kunnen hier gebruik van maken. Verder kunnen instellingen voor advies terecht bij
het Kennis- en Innovatieplatform verduurzaming maatschappelijk vastgoed (KIP MV).
Hierin hebben verschillende sectoren hun krachten gebundeld. Binnen het platform wisselen
zij kennis uit, worden goede voorbeelden gedeeld en innovaties aangejaagd.
Verder vertaalt de voorbeeldfunctie van het maatschappelijk vastgoed zich in de ambities
die zijn opgenomen in het recente Programma Versnellen verduurzamen gebouwde omgeving2 dat begin juni naar de Tweede Kamer is gestuurd. Dit bestaat uit een pakket van onder
andere normeren, stimuleren en beprijzen dat relevant is voor onderwijshuisvesting.
Daarnaast zal het kabinet gaandeweg bezien of de maatregelen in het PVGO voldoende
zijn om de ambities te verwezenlijken die voortvloeien uit EU-regelgeving van het
Fit-for-55-pakket. Deze EU-regelgeving wordt op dit moment herzien en kan leiden tot
herijking van de nationale ambities, waaronder de ambities ten aanzien van de verduurzaming
van maatschappelijk vastgoed. Uw Kamer heeft het kabinetsstandpunt op de verschillende
Fit-for-55-voorstellen ontvangen in de vorm van BNC-fiches. Uw Kamer ontvangt daarnaast
elke zes weken een brief over de voortgang van de onderhandelingen.
Voor de bestaande bouw geldt de energiebesparingsplicht die in het Activiteitenbesluit
Milieubeheer beschreven staat. Sinds het eindigen van het MJA convenant in 2020, waar
universiteiten en hogescholen aan verbonden waren, moeten alle instellingen nu ook
elke vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd
van 5 jaar of korter zijn getroffen.
In het Bouwbesluit zijn minimale energieprestatie-eisen opgenomen die van toepassing
zijn bij het wijzigen bij (delen van) de gebouwschil en -installaties. Daarnaast zijn
er eisen bij ingrijpende renovatie, wanneer meer dan 25% van de gebouwschil wordt
aangepakt. Sinds februari 2022 gelden ook eisen aan het aandeel hernieuwbare energie
bij ingrijpende renovatie. De gemeente kan controleren of de eigenaar hier aan voldoet.
«Ingrijpende renovatie» is bijna altijd vergunningplichting. Bij een vergunningsaanvraag
beoordeelt het bevoegd gezag of aan de (verbouw)eisen wordt voldaan. In het uitzonderlijke
geval dat er geen vergunning vereist is als er een eis aan de minimumwaarde hernieuwbare
energie wordt gesteld, kan het bevoegd gezag verlangen bescheiden aan te leveren die
aannemelijk maken dat aan de gestelde eisen wordt voldaan en desgewenst handhavend
optreden.
Nieuwbouweisen gelden ook voor onderwijsinstellingen. Hier toetst de gemeente bij
de Omgevingsvergunning of de aanvraag ook voldoet aan de nieuwbouweisen voor bijna-energieneutraal.
Vraag 6
Kunt u aangeven wat de ambities van het kabinet zijn ten aanzien van het verder verduurzamen
van onderwijshuisvesting?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Zijn de recente ontwikkelingen die effect hebben op de energieprijzen aanleiding om
het beleid inzake de verduurzaming van onderwijshuisvesting aan te passen of te versnellen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Onder de naam «Zet ook de knop om» is de rijksoverheid eerder dit jaar een landelijke
campagne gestart om huishoudens en ondernemers met praktische besparingstips te stimuleren
om op korte termijn energie te besparen. Ook onderwijsinstellingen willen we daarmee
stimuleren. De ambities voor verduurzaming van onderwijshuisvesting zijn zeer ambitieus.
Het is aan individuele instellingen om keuzes te maken over het al dan niet aanpassen
of versnellen van hun verduurzaming gericht op het bereiken van de doelstellingen
in 2030 en 2050, bovenop de in het antwoord op vraag 5 aangeven stappen die het kabinet
heeft gezet en op termijn nog zal zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.