Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over het bericht ‘Kwart van de studenten met stage ingezet als goedkope arbeidskracht’
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Kwart van de studenten met stage ingezet als goedkope arbeidskracht» (ingezonden 8 juni 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 8 juli
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3306.
Vraag 1
Kent u het bericht «Kwart van de studenten met stage ingezet als goedkope arbeidskracht»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat is uw appreciatie van de uitkomsten van het ResearchNed onderzoek, namelijk dat
27% van de studenten aangeeft dat zij voor hun gevoel werden ingezet als een goedkope
werknemer en dat bijna de helft van de studenten (44%) geen stagevergoeding krijgt?
Maakt u zich ook ernstige zorgen over deze uitkomsten?
Welke concrete maatregelen bent u naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport
van plan te nemen om de uitbuiting van stagairs te voorkomen en te bewerkstelligen
dat stagairs een eerlijke beloning krijgen?
Antwoord 2 en 3
Stages zijn bedoeld om studenten kennis te laten maken met de beroepspraktijk. Wanneer
studenten stagewerkzaamheden verrichten die niet passen bij het stageniveau, omdat
de werkzaamheden te makkelijk of te moeilijk zijn, kan een student een verkeerd beeld
krijgen van de beroepspraktijk. Dat is onwenselijk.
Bij een stage ligt de nadruk op het leren. Wanneer een stagiair geen stagewerk maar
regulier werk uitvoert, heeft de student recht op (minimum-)loon. De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of er sprake is van onderbetaling
(het oneigenlijk inzetten van stagiairs) en kan een boete uitdelen aan het bedrijf
als dat het geval is. Ik zou stagiairs die vermoeden dat zij regulier werk uitvoeren,
willen oproepen om hierover met de stagecoördinator van de opleiding en de onderneming
waar zij stage lopen in gesprek te gaan en eventueel in overleg een melding te maken
bij de Arbeidsinspectie.
Ik vind het belangrijk dat studenten voor de tijd die zij in de stage investeren een
passende stagevergoeding ontvangen. Werkgevers zijn niet verplicht om een stagevergoeding
aan te bieden, al doet een deel van de werkgevers dit wel. Daarom wil ik afspraken
maken met onderwijs en werkgevers over hoe gezorgd kan worden dat meer studenten een
passende stagevergoeding ontvangen.
Vraag 4
Wat vindt u van het voorstel van het ISO: «Pak stagemisbruik aan: studenten moeten
laagdrempelig (vermoedens van) stagemisbruik kunnen bespreken met hun instelling.»?
Bent u bereid om dit voorstel uit te voeren?
Antwoord 4
Ik herken de zorgen van het ISO. Het primaire doel van een stage is voor de student
om te leren. Studenten kunnen door middel van een stage hun professionele vaardigheden
ontwikkelen en kennismaken met de beroepspraktijk. Het is niet de bedoeling dat werkgevers
stagiairs inzetten om te werken als goedkope werknemer. Ik zal daarom in overleg met
de studenten, onderwijsinstellingen en werkgevers verkennen hoe we beter zicht krijgen
op oneigenlijk inzet van stagiairs.
Vraag 5
Wat vindt u van het voorstel van het ISO: «Verplicht stagevergoeding: het geven van
een passende stagevergoeding wordt verplicht. Sectoren maken hier gezamenlijk afspraken
over en nemen dit op in hun CAO.»? Bent u bereid om een passende stagevergoeding (wettelijk)
verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 5
Werkgevers zijn aan zet om een stagevergoeding aan te bieden. Sommige werkgevers doen
dit al, en in verschillende sectoren is dit ook opgenomen in de cao. Het arbeidsrecht
kent echter geen regels die betrekking hebben op de stageovereenkomst. Werkgevers
zijn niet verplicht om een stagevergoeding aan te bieden.
Zoals ik al bij in antwoord op vraag 2 en 3 aangaf, vind ik het belangrijk dat studenten
een passende stagevergoeding ontvangen. Ik zal daarom in gesprek gaan met werkgevers
met het doel om afspraken te maken over hoe we kunnen stimuleren dat meer werkgevers
een passende stagevergoeding gaan aanbieden.
Vraag 6
Wat vindt u van het voorstel van het ISO: «Maak rechten duidelijk: instellingen en
werkgevers dienen studenten duidelijk te informeren over de rechten en plichten van
stagiairs. Om de positie van stagiairs te versterken, wordt de ondertekening van een
stageovereenkomst tussen instelling, werkgever en student verplicht.»? Bent u bereid
om dit voorstel uit te voeren?
Antwoord 6
Ik herken ook deze zorgen van het ISO. Hier ligt een taak voor hoger onderwijsinstellingen
en werkgevers om transparanter te zijn over de rechten van een student. Ook deze aanbeveling
zal ik in gesprekken met het onderwijs- en werkveld bespreken.
Veel opleidingen in het hbo maken al gebruik van een standaard stageovereenkomst.
UNL heeft recent een modelovereenkomst ontwikkeld die universitaire studenten kunnen
gebruiken wanneer zij een stage willen lopen bij een werkgever. Het gesprek dat ik
met het onderwijs- en werkveld zal voeren, zal zich daarom richten op hoe het onderwijs
en werkveld consequenter gebruik maken van stageovereenkomsten.
Vraag 7
Deelt u de constatering van het ISO dat er onvoldoende zicht is op stages in het hoger
onderwijs? Bent u bereid om te bewerkstelligen dat er een doorlopende monitor naar
het aanbod, de kwaliteit en de begeleiding van stages komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het in kaart brengen van het aanbod, de kwaliteit en de begeleiding van stages is
een taak voor onderwijsinstellingen. Veel instellingen doen dit ook en werken met
vaste werkgevers waar studenten een prettige stage kunnen lopen.
Mijn voorganger heeft eind 2021 toegezegd aan uw Kamer om – vanwege de coronacrisis –
de stagetekorten in kaart te brengen. De resultaten van deze pilotmonitor zullen eind
dit jaar gedeeld worden met de Kamer.
Vraag 8
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat «Beleidsbrief
Hoger onderwijs en wetenschap» op 30 juni? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het is helaas niet haalbaar gebleken vanwege de benodigde interdepartementale afstemming
om de vragen voor 30 juni te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.