Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 166 Wijziging van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie en de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2020, L 249) en de implementatie van enige daarmee samenhangende onderdelen van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149) (Implementatiewet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering in de wegvervoersector)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees
Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking
tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders
in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften
en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2020, L 249) (hierna: de Mobiliteitsrichtlijn
of de richtlijn). Ter implementatie van de richtlijn dient Nederlandse wetgeving aangepast
te worden met betrekking tot het detacheren van bestuurders uit andere EU-lidstaten
in het kader van grensoverschrijdende dienstverrichting. De richtlijn dient uiterlijk
2 februari 2022 te zijn geïmplementeerd. Aan het slot van deze memorie van toelichting
is een transponeringstabel gevoegd.
Dit wetsvoorstel strekt tevens tot implementatie van een onderdeel van de Handels-
en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
anderzijds (PbEU 2021, L 149) (hierna: de HSO EU-VK). Het betreft bijlage 31, deel
A, afdeling 2, behorende bij artikel 463. Naar aanleiding van dit onderdeel van de
HSO EU-VK dient bepaalde Nederlandse wetgeving aangepast te worden met betrekking
tot het detacheren van bestuurders uit het Verenigd Koninkrijk in het kader van grensoverschrijdende
dienstverlening. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 3 onder e
(relatie tot derdelanders).
2. Implementatiewetgeving
De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. Dit mobiliteitspakket heeft tot doel om te komen
tot een veilige, efficiënte en sociaal verantwoordelijke wegvervoersector. De Mobiliteitsrichtlijn
bevat detacheringsregels die zijn aangepast aan de specifieke aard van het wegvervoer.
Zo wordt verduidelijkt welke wegvervoersactiviteiten onder de detacheringsregels vallen.
Daarnaast zijn de administratieve voorschriften en controlemaatregelen geharmoniseerd
binnen de Europese Unie om een effectieve en efficiënte handhaving van deze sectorspecifieke
regels te verzekeren en om de administratieve lasten voor vervoersondernemingen te
beperken. Dergelijke sectorspecifieke regels zijn nodig om een evenwicht te waarborgen
tussen het verlenen van correcte arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor bestuurders,
het vrije verkeer van goederen, en de vrijheid van ondernemers om grensoverschrijdende
diensten in de wegvervoersector te kunnen verlenen.
De richtlijn is afgestemd op de hoge mate van mobiliteit van bestuurders die werkzaamheden
in het wegvervoer uitvoeren, en bepaalt ten eerste in welke wegtransportsituaties
er al dan niet sprake is van detachering in de zin van de Detacheringsrichtlijn.1 Dit onderscheid is gebaseerd op het bestaan van voldoende verbondenheid van de bestuurder
en de verleende dienst met het grondgebied van een lidstaat van ontvangst. Zo bepaalt
de richtlijn dat nationaal vervoer dat tijdelijk wordt verricht door een buitenlandse
vervoerder in een lidstaat (cabotage) wordt beschouwd als detachering. Ook internationaal
vervoer buiten de lidstaat van vestiging van de detacherende onderneming (niet-bilateraal
internationaal vervoer, ook wel cross-trade of derdelandenvervoer) valt in de regel
onder de detacheringsregels. Bilateraal vervoer en internationaal vervoer in doorvoer
worden daarentegen niet als detachering aangemerkt.
Ten tweede zijn specifieke administratieve voorschriften en controlemaatregelen vastgesteld
om de controle op de naleving van de Detacheringsrichtlijn te harmoniseren en onevenredige
lasten voor vervoersondernemingen te voorkomen. Zo moeten ondernemers een detacheringsverklaring indienen via het Informatiesysteem interne markt (IMI) bij de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten waar zij de bestuurders detacheren. Daarnaast worden
de mogelijkheden van de tweede generatie van de slimme tachograaf benut. De tachograaf
maakt gebruik van GPS-signalen om de positie van een voertuig te bepalen en het verloop
van de arbeidsdag van een chauffeur te registreren. De nieuwe functies van de tweede
generatie van de slimme tachograaf ten opzichte van de eerste generatie zijn de registratie
van het GPS-signaal ten tijde van laden en lossen en ten tijde van het oversteken
van de landsgrenzen. De tweede generatie van de slimme tachograaf zal op zijn vroegst
op 21 augustus 2023 in nieuwe voertuigen worden geïnstalleerd.
Ten derde voorziet de richtlijn in wijziging van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering
van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende
voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn
88/599/EEG van de Raad (PbEG 2006, L 102). Dit betreft een aanscherping van controles
en controlesystemen, en bepalingen om de uitwisseling van informatie tussen lidstaten
en de samenhang en doeltreffendheid van nationale risicoclassificatiesystemen te verbeteren.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
a. Aanleiding van het wetsvoorstel
Aanleiding voor de richtlijn zijn bijzondere juridische vragen en problemen die rijzen
bij de uitvoering van de Detacheringsrichtlijn in de wegvervoersector. De Detacheringsrichtlijn
is van toepassing op alle vervoerssectoren, met uitzondering van het zeevarend personeel
van koopvaardijschepen. Zowel de Detacheringsrichtlijn als de Handhavingsrichtlijn2 is echter onvoldoende toegesneden op de zeer mobiele aard van de arbeid van bestuurders
in het internationale wegvervoer. Dat maakt sectorspecifieke regels voor de wegvervoersector
noodzakelijk.
Ook bleek uit een evaluatie van de sociale wetgeving voor het wegvervoer en de handhaving,
uitgevoerd door de Europese Commissie, dat het risico van ondermaatse arbeidsomstandigheden
en van concurrentieverstoring niet afdoende wordt aangepakt in de geldende regelgeving.
De evaluatie wees uit dat bepaalde regels onduidelijk, ongeschikt of moeilijk toe
te passen of te handhaven zijn in het internationale wegvervoer. Na een aanvullende
consultatie en een effectbeoordeling heeft de Europese Commissie op 31 mei 2017 het
voorstel voor deze richtlijn gepresenteerd. Dit heeft op 15 juli 2020 geleid tot vaststelling
van de richtlijn door de Raad van Ministers en het Europees Parlement.
Nederland heeft zich er tijdens de onderhandelingen voor ingezet om de toepassing
van de Detacheringsrichtlijn in de wegvervoersector zodanig vorm te geven en te verduidelijken,
dat enerzijds de sociale bescherming van chauffeurs wordt bevorderd, en anderzijds
het bedrijfsleven niet wordt geconfronteerd met onnodige administratieve lasten. Met
betrekking tot de handhaving heeft Nederland zich ingezet voor administratieve vereisten
en controlemaatregelen die de ondernemers niet onevenredig belasten, en oneerlijke
concurrentie tussen binnenlandse en buitenlandse vervoersondernemers effectief bestrijden.
Hoewel deze belangen al worden gewaarborgd in de Detacheringsrichtlijn en de Handhavingsrichtlijn,
zijn er voldoende redenen om voor de wegvervoersector een specifiek regime vast te
stellen. De Detacheringsrichtlijn is in hoge mate gebaseerd op het principe dat een
buitenlandse dienstverrichter voor een dienstontvanger op het grondgebied van één
gastland een dienst komt uitvoeren. Te denken valt hier aan de bouw van een brug of
het oogsten van landbouwgewassen. De omstandigheden binnen de wegtransportsector zijn
dermate verschillend dat de regels uit de Detacheringsrichtlijn moeilijker toepasbaar
zijn. Het meest in het oog springend hierbij is het gegeven dat er sprake is van een
zeer mobiele sector, waarbij kortdurende diensten kort na elkaar en verspreid over
verschillende lidstaten en derde landen kunnen plaatsvinden.
De inschatting van de regering is dan ook dat er in de praktijk weinig mogelijkheden
waren om de detacheringsregels effectief toe te passen op de wegvervoersector in de
EU. Daarmee kwam de bescherming van arbeidsvoorwaarden in het geding. Daarnaast werden
vervoersondernemingen in verschillende lidstaten met verschillende administratieve
procedures geconfronteerd. Met deze richtlijn, aan de hand waarvan kan worden bepaald
wanneer er wel en niet sprake is van detachering in de wegtransportsector, worden
meer garanties geboden voor een goede toepasbaarheid van de detacheringsregels.
b. Doel van het wetsvoorstel
Met dit wetsvoorstel wordt de richtlijn omgezet in Nederlandse wetgeving. Het wetsvoorstel
verduidelijkt in welke gevallen de nationale detacheringsregels moeten worden toegepast,
zowel voor het goederenvervoer als het personenvervoer over de weg. Het onderscheid
is gebaseerd op de mate van verbondenheid van de bestuurder en de dienst met de lidstaat
van ontvangst.
Voorts worden met de richtlijn de administratieve maatregelen die lidstaten uitsluitend
kunnen nemen geharmoniseerd. Voorgesteld wordt om volledig gebruik te maken van de
mogelijkheden om administratieve vereisten en controlemaatregelen in te voeren. Deze
mogelijkheden zien ten eerste op de verplichting voor de ondernemer om voorafgaand
aan de dienst een detacheringsverklaring in te dienen via het IMI. Ten tweede betreft
het de verplichting van de bestuurder om de detacheringsverklaring, de tachograafgegevens
en een bewijs van het vervoer, zoals een elektronische vrachtbrief, bij zich te houden
in het voertuig. Ten derde betreft het een verplichting voor de ondernemer om via
de openbare met IMI verbonden interface, na de detacheringsperiode, op direct verzoek
van de Nederlandse toezichthouders bepaalde documenten te versturen.
Dit wetsvoorstel is in lijn met de inspanningen van de regering om gelijk loon voor
gelijk werk op dezelfde werkplek te bevorderen. Het wetsvoorstel biedt meer rechtszekerheid
door te verduidelijken voor welke activiteiten in het wegvervoer de detacheringsregels
gelden, en wanneer derhalve de Nederlandse harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
van toepassing is op de bestuurder. Het bevordert daarmee het waarborgen van goede
arbeidsvoorwaarden en sociale arbeidsomstandigheden voor bestuurders. Door de controlemaatregelen
en administratieve vereisten wordt oneerlijke concurrentie bestreden en een gelijk
speelveld in de sector bevorderd. Dit effect wordt versterkt door de verder gestroomlijnde
samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van handhaving en controle.
c. Europeesrechtelijk kader
In artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is
het vrij verkeer van diensten vastgelegd. Dit is een van de vier vrijheden waarop
de interne markt is gebaseerd. Het betreft het recht van ondernemingen die gevestigd
zijn in een lidstaat, om in een andere lidstaat diensten aan te bieden en werknemers
tijdelijk te detacheren om die diensten te verrichten.
De Detacheringsrichtlijn is van toepassing op ondernemingen gevestigd in een lidstaat,
die in het kader van transnationale dienstverrichting werknemers tijdelijk ter beschikking
stellen op het grondgebied van een andere lidstaat. In de Detacheringsrichtlijn gaat
het om drie vormen van detachering:
1. zuivere dienstverrichting (een dienstverrichter die een werknemer voor zijn rekening
en onder zijn leiding op het grondgebied van een andere lidstaat ter beschikking stelt
ter uitvoering van een dienst, op basis van een overeenkomst tussen de dienstverrichter
en de dienstontvanger);
2. detachering binnen multinationale concerns (tijdelijke overplaatsing van personeel
binnen een onderneming of concern naar een vestiging in een andere lidstaat); en
3. uitzendarbeid (het ter beschikking stellen van uitzendkrachten in een andere lidstaat).
In alle gevallen van detachering dient er een dienstverband te bestaan tussen de werknemer
en de onderneming die de werknemer detacheert.
De Detacheringsrichtlijn verplicht lidstaten ertoe om bepaalde kernarbeidsvoorwaarden,
vastgelegd in wetgeving, algemeen verbindend verklaarde cao’s of scheidsrechterlijke
uitspraken, toe te passen op gedetacheerde werknemers die tijdelijk in hun lidstaat
werken in het kader van een dienstverrichting. Het gaat om een basispakket van arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden waarop iedere naar een andere lidstaat gedetacheerde werknemer
recht heeft, voor zover die arbeidsvoorwaarden gunstiger zijn dan die op grond van
het recht dat op het dienstverband van toepassing is.
In 2014 is de Handhavingsrichtlijn in werking getreden. De Handhavingsrichtlijn bevat
instrumenten om de verplichtingen die voortkomen uit de Detacheringsrichtlijn beter
te handhaven. Daarmee kan omzeiling, fraude en misbruik worden voorkomen en bestreden.
Deze richtlijn geeft Nederland meer mogelijkheden om toezicht te houden op de arbeidsvoorwaarden
van gedetacheerde werknemers en om toepasselijke regels te handhaven. De Handhavingsrichtlijn
is met name geïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie (WagwEU), waarin ook de bepalingen van de Detacheringsrichtlijn
opgenomen zijn.
De toepassing van de Detacheringsrichtlijn op het wegvervoer
Door in artikel 1, tweede lid, van de Detacheringsrichtlijn uitsluitend het zeevarend
personeel van koopvaardijondernemingen uit te sluiten van de reikwijdte van de Detacheringsrichtlijn,
heeft de Uniewetgever impliciet bepaald dat de Detacheringsrichtlijn van toepassing
is op gedetacheerde werknemers in andere vormen van transport, zoals binnenvaart,
luchtvaart en vervoer over weg en spoor.
Vanaf het moment van totstandkoming van de Detacheringsrichtlijn was echter duidelijk
dat vanwege de specifieke, zeer mobiele aard van de transportsectoren, niet alle grensoverschrijdende
vervoersactiviteiten als detachering kunnen worden aangemerkt. Of er sprake was van
detachering, moest van geval tot geval worden vastgesteld.
Dit leidde tot juridische vragen en praktische vraagstukken bij de toepassing van
de Detacheringsrichtlijn en Handhavingsrichtlijn, zoals ook erkend door de Europese
wetgever in overweging 15 van Richtlijn 2018/957/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling
van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEU 2018, L 173) (de Herzieningsrichtlijn).
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Herzieningsrichtlijn is deze van toepassing
op de sector wegvervoer vanaf de datum van toepassing van een nieuwe wetgevingshandeling
voor het detacheren van bestuurders in de wegvervoersector. Met de Mobiliteitsrichtlijn
is die wetgevingshandeling gegeven, wat inhoudt dat de Herzieningsrichtlijn zal gelden
voor de sector wegvervoer vanaf het moment dat de Mobiliteitsrichtlijn wordt toegepast.
In de zaak FNV tegen Van den Bosch Transporten BV, Van den Bosch Transporte GmbH en
Silo-Tank Kft. (C-815/18) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU-Hof)
verduidelijkt dat de Detacheringsrichtlijn van toepassing is op de sector van het
internationaal wegvervoer. Daarnaast verklaarde het EU-Hof dat een werknemer die als
chauffeur werkzaam is in het internationaal wegvervoer is gedetacheerd in de zin van
de Detacheringsrichtlijn, indien het werk dat hij in de ontvangende lidstaat verricht
een voldoende nauwe band vertoont met dat grondgebied. Of er sprake is van een dergelijke
band wordt volgens het EU-Hof bepaald in het kader van een algehele beoordeling van
factoren, zoals de aard van de werkzaamheden die de betrokken werknemer op dat grondgebied
verricht, de mate waarin de werkzaamheden van die werknemer verband houden met het
grondgebied van elke lidstaat waar hij werkzaam is en het aandeel van die werkzaamheden
op het grondgebied van elke lidstaat in de vervoersdienst als geheel.
In de Mobiliteitsrichtlijn heeft de EU-wetgever op basis van dit «nauwebandcriterium»
ingevuld wanneer er sprake is van detachering en wanneer niet.
Maatregelen in de Mobiliteitsrichtlijn
Hieronder zal kort worden toegelicht op welke wijze de regering de maatregelen uit
de Mobiliteitsrichtlijn implementeert. Voor gedetailleerde informatie omtrent de implementatie
wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Sectorspecifieke regels voor detachering in het wegvervoer
De Mobiliteitsrichtlijn bevat sectorspecifieke regels voor bepaalde aspecten van de
detacherings- en de Handhavingsrichtlijn. Deze regels zijn van toepassing op bestuurders,
die in dienst zijn van een vervoersonderneming in een andere lidstaat en die gedetacheerd
worden in het kader van een overeenkomst tussen dienstverrichter en dienstontvanger
(zuivere dienstverlening), zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, WagwEU. Deze
regels worden hoofdzakelijk geïmplementeerd in een nieuw hoofdstuk IIIa van de WagwEU.
Voor intra-concerndetachering en de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten blijft
de huidige WagwEU gelden. Ook blijven enkele bepalingen van de huidige WagwEU van
toepassing op zelfstandige bestuurders («eigen rijders»), aangezien deze doelgroepen
buiten de reikwijdte van de Mobiliteitsrichtlijn vallen. Er zullen dus twee regimes
van toepassing zijn op grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer: dat van
de generieke detacheringsrichtlijn (voor intra-concerndetacheringen en uitzendarbeid,
waarbij sprake is van «gedetacheerde werknemers») en de specifieke Mobiliteitsrichtlijn
(voor zuivere dienstverlening, waarbij sprake is van «gedetacheerde bestuurders»).
De Mobiliteitsrichtlijn maakt onderscheid tussen de verschillende soorten vervoer,
gebaseerd op de mate waarin zij verbonden zijn met het grondgebied van de lidstaat
van ontvangst. Hieruit volgt dat bilateraal vervoer niet als detachering wordt beschouwd.
Dit betreft vervoer tussen lidstaten onderling en met derde landen, waarbij een bestuurder
goederen laadt of passagiers laat instappen in het land van vestiging en goederen
lost of passagiers laat uitstappen in het land van bestemming, en vice versa. In voorkomende
gevallen zijn daarbij één of meerdere extra laad- en losactiviteiten toegestaan.
Ook transitovervoer, waarbij een lidstaat of derde land wordt doorkruist zonder er
te laden of te lossen en zonder dat er passagiers in- of uitstappen, wordt niet aangemerkt
als detachering.
Op cabotage, zijnde tijdelijk nationaal vervoer dat wordt verricht door een buitenlandse
vervoerder in een lidstaat van ontvangst zoals gedefinieerd in Verordening 1072/2009
en Verordening 1073/2009, zijn de detacheringregels wel van toepassing. Er is immers
sprake van voldoende verbondenheid met de lidstaat van ontvangst.
Hetzelfde geldt in beginsel voor niet-bilateraal vervoer. Bij niet-bilateraal internationaal
vervoer is de bestuurder betrokken bij vervoer buiten de lidstaat van vestiging van
de detacherende onderneming. Daarom zijn de verrichte diensten nauwer verbonden met
de betrokken ontvangende lidstaat dan met de lidstaat van vestiging en is er sprake
van detachering.
Administratieve voorschriften en controlemaatregelen
Voorgesteld wordt gebruik te maken van de mogelijkheid om de administratieve voorschriften
en controlemaatregelen die in de richtlijn zijn opgenomen in te voeren. Deze betreffen
ten eerste de verplichting voor de ondernemer om voorafgaand aan de dienst een detacheringsverklaring
in te dienen via het IMI. Deze verklaring dient actueel gehouden te worden, zodat
het voor de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat goed inzichtelijk is
welke bestuurders gedetacheerd zijn. Ten tweede betreft het de verplichting van de
gedetacheerde bestuurder om de detacheringsverklaring, de tachograafgegevens en een
bewijs van het vervoer, zoals een elektronische vrachtbrief, bij zich te houden in
het voertuig. Op deze wijze kunnen de handhavingsinstanties sneller inzicht krijgen
in de situatie waarin de werknemer zich bevindt en daarmee de rechten die hem of haar
toekomen. Ten derde betreft het een verplichting voor de ondernemer om via de openbare
met IMI verbonden interface, na de detacheringsperiode, op direct verzoek van de Nederlandse
toezichthouders bepaalde documenten te versturen. Het betreft kopieën van het bewijs
van het vervoer dat plaatsvindt in de lidstaat van ontvangst, zoals een elektronische
vrachtbrief, de tachograafgegevens, documentatie in verband met de beloning van de
bestuurder met betrekking tot de detacheringsperiode, de arbeidsovereenkomst, tijdschema’s
betreffende het werk van de bestuurder en betalingsbewijzen.
Op grond van dit wetsvoorstel dienen dienstverrichters in de wegvervoersector, die
zuivere dienstverrichting uitvoeren, zich te melden via de nieuwe IMI-module. Ook
dienen zij de verklaring ook actueel te houden. Daarnaast kunnen de bevoegde handhavende
instanties via deze module documenten opvragen bij de dienstverrichter of de bevoegde
autoriteiten in de lidstaat van vestiging.
Op dit moment bestaat er reeds een meldingsplicht voor dienstverrichters en zelfstandigen
in de wegvoersector, op grond van artikel 8 WagwEU en de artikelen 8 tot en met 11
van het Besluit arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (BagwEU).
Deze meldingsplicht is tot stand gekomen op gezamenlijk verzoek van de sociale partners
in het wegvervoer.
Deze meldingsplicht voor zelfstandigen, voor intra-concerndetachering en voor uitzendarbeid
in het wegvervoer op grond van artikel 8 WagwEU zou gehandhaafd kunnen worden, om
zicht te houden op deze detacheringen in het wegvervoer en om de vervoersondernemingen
in beeld te houden die de regels omtrent detachering trachten te ontduiken door middel
van een constructie met schijnzelfstandigheid. Dit zal nader worden onderzocht bij
de uitwerking van de lagere regelgeving.
Daarnaast wordt voorgesteld om gebruik te maken van de mogelijkheid om de buitenlandse
dienstverrichter te verplichten om aan de gedetacheerde chauffeur een aantal documenten
ter beschikking te stellen. Aan de gedetacheerde bestuurder wordt de verplichting
opgelegd om deze documenten te tonen bij een wegcontrole. Het betreft een papieren
of elektronische kopie van de detacheringsverklaring die de dienstverrichter heeft
ingevoerd in de IMI-module, een papieren of elektronisch bewijs van het vervoer dat
plaatsvindt in de lidstaat van ontvangst, zoals de elektronische vrachtbrief, en de
tachograafgegevens.
Om bij wegcontroles de niet-gedetacheerde bestuurders te kunnen onderscheiden van
gedetacheerde bestuurders, wordt voorgesteld gebruik te maken van de mogelijkheid
om aan de niet-gedetacheerde bestuurder de plicht op te leggen om een papieren of
elektronisch bewijs van het vervoer dat plaatsvindt in de lidstaat van ontvangst,
zoals de elektronische vrachtbrief, en de tachograafgegevens te bewaren en bij een
controle ter beschikking te stellen.
Het voorgaande ziet er schematisch als volgt uit.
1.
2. Zuivere dienstverrichting
3. Intra-concernuitlening
4. Uitzendarbeid
5. Cabotage
6. Gedetacheerde bestuurder
7. Gedetacheerde werknemer
8. Gedetacheerde werknemer
9. Niet-bilateraal vervoer
10. Gedetacheerde bestuurder
11. Gedetacheerde werknemer
12. Gedetacheerde werknemer
13. Bilateraal vervoer
14. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
15. Geen detachering
16. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
17. Geen detachering
18. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
19. Transitovervoer
20. Geen detachering
21. (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
22. Geen detachering
23. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
24. Geen detachering
25. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
26.
27. Toepasselijke WagwEU-artikelen
28. Gedetacheerde bestuurder
29. 1 t/m 6, 9a t/m 9f, 9h en verder
30. Gedetacheerde werknemer
31. 1 t/m 9, 10 en verder
32. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
33. 1 t/m 6, 9b, 9g, 10 en verder
34. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
35. 1 t/m 6, 10 en verder
Voor de voorlichting en communicatie zal gebruik worden gemaakt van een uitgebreide
variant van het schema met de toepasselijke artikelen op grond van de WagwEU, dat
is bijgevoegd als bijlage 3 bij dit wetsvoorstel.
Evaluatie
De Mobiliteitsrichtlijn bevat een evaluatiebepaling, die bepaalt dat de Europese Commissie
uiterlijk 31 december 2025 de uitvoering van deze richtlijn zal evalueren. Gewoonlijk
worden in deze evaluatie ook de nationale ervaringen van lidstaten meegenomen. De
Europese Commissie brengt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de
toepassing van deze richtlijn. Het verslag van de Europese Commissie gaat indien nodig
vergezeld van een wetgevingsvoorstel. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.
Deze richtlijn heeft betrekking op een grensoverschrijdende mobiele sector en geeft
weinig beleidsruimte aan de lidstaten. Vervoersondernemingen en werknemers in deze
sector voeren in de regel kortdurende vervoersdiensten uit in meerdere EU-landen.
De regering vindt het daarom van belang dat de evaluatie op Europees niveau wordt
uitgevoerd door de instelling die voorstellen voor verandering kan doen. De timing
daarvoor is passend, gezien het feit dat een aantal vrijstellingen gekoppeld zijn
aan de invoering van een nieuwe tachograaf, die in augustus 2023 voor nieuwe voertuigen
moet zijn ingevoerd en voor bestaande voertuigen op een later moment.
In aanvulling daarop, zal er evaluatie en monitoring plaatsvinden via de regelmatige
contacten met sociale partners en belanghebbenden. Daarnaast vindt er structureel
contact plaats met de toezichthoudende instanties.
In navolging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, zal
tevens een invoeringstoets worden uitgevoerd om te bezien hoe de regeling uitpakt
voor de geraakte partijen, in het bijzonder de vervoersondernemingen uit de andere
lidstaten en hun bestuurders. Een deel van de bepalingen van dit wetsvoorstel treedt
op zijn vroegst in augustus 2023 in werking. Daarom zal een invoeringstoets op zijn
vroegst in 2024 plaatsvinden. Het streven is om de bevindingen uit deze invoeringstoets
aan de Europese Commissie mee te geven in het kader van haar evaluatie in 2025.
d. Verwerking van persoonsgegevens
De administratieve voorschriften en controlemaatregelen, genoemd in de vorige paragraaf,
brengen de verwerking van persoonsgegevens met zich mee. Deze verwerkingen hebben
tot doel om effectief en adequaat toezicht op de detacheringsregels voor het wegtransport
mogelijk te maken, zodat de bestuurders de arbeidsvoorwaarden krijgen waar zij recht
op hebben. In het kader van dit wetsvoorstel is geen sprake van de verwerking van
bijzondere categorieën van persoonsgegevens als genoemd in van artikel 9, eerste lid,
van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)3.
De detacheringsverklaring
De detacheringsverklaring die de vervoersonderneming moet indienen en actueel houden
in IMI op grond van artikel op grond van artikel 9e bevat de volgende persoonsgegevens:
– de identiteit van de dienstverrichter (dit hoeft geen persoonsgegevens te betreffen
als het uitsluitend gaat om een onderneming);
– de contactgegevens van de contactpersoon;
– de identiteit, de verblijfplaats en het nummer van het rijbewijs van de gedetacheerde
bestuurder.
Deze gegevens worden door de vervoersonderneming ingevoerd in de door de Europese
Commissie ontwikkelde module binnen het IMI-systeem, en zijn vervolgens raadpleegbaar
door de bevoegde (toezichthoudende) instanties van de lidstaten. Het IMI-systeem wordt
gereguleerd door de IMI-Verordening. De hoofdstukken III en IV van deze verordening
bevatten bepalingen omtrent het verwerken van persoonsgegevens, beveiliging, rechten
van betrokkenen en toezicht. Dienstverrichters kunnen zelf de in de detacheringsverklaring
ingevulde gegevens corrigeren. In eerste instantie zijn deze werkgevers (als verwerkingsverantwoordelijken)
verantwoordelijk voor een rechtmatige invoer van de persoonsgegevens van hun werknemers
in IMI.
Daarnaast geldt op grond van het voorgestelde artikel 9f de verplichting voor de gedetacheerde
bestuurder om een kopie van de detacheringsverklaring, schriftelijk of elektronisch,
beschikbaar te hebben in de cabine en ter beschikking te stellen wanneer daar bij
een wegcontrole om wordt verzocht. In voorkomend geval zullen de gegevens uit deze
detacheringsverklaring worden opgevraagd door de ILT en verstrekt aan de Nederlandse
Arbeidsinspectie (hierna: Arbeidsinspectie of NLA). Dit vindt plaats binnen de kaders
van de artikelen 4 WagwEU en 3 BagwEU.
De Minister van SZW is verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens die de NLA verwerkt
ten behoeve van de eigen wettelijke taken in dit kader. De Minister van I&W is in
voorkomend geval verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens
door de ILT in het kader van de eigen wettelijke taken op I&W-gebied (met name de
tachograafgegevens en vrachtbrieven, waar nodig ook de detacheringsverklaringen).
Het verstrekken van gegevens door de dienstverrichter op verzoek van de Nederlandse
toezichthoudende ambtenaren
Op grond van artikel 9f, tweede lid van dit wetsvoorstel, is een dienstverrichter
verplicht om na de detacheringsperiode, uiterlijk acht weken na een verzoek van Nederlandse
toezichthoudende ambtenaren, de volgende persoonsgegevens via het IMI te verstrekken:
– documentatie in verband met de beloning van de bestuurder met betrekking tot de detacheringsperiode;
– de arbeidsovereenkomst met de bestuurder of een opgave als bedoeld in artikel 655
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
– bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de bestuurder heeft gewerkt; en
– een bewijs, waaruit blijkt welk loon aan de bestuurder is voldaan.
Deze gegevens die de Arbeidsinspectie via IMI kan opvragen zijn limitatief opgesomd,
maar niet nauw omschreven. De Arbeidsinspectie heeft derhalve beoordelingsvrijheid
bij de inschatting welke gegevens noodzakelijk zijn voor rechtmatigheidscontrole.
Eenmaal ontvangen gegevens worden verwerkt binnen de gebruikelijke beveiligde systemen
van de Arbeidsinspectie, die voldoen aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid
(BIO). Indien gegevens over de werknemer onjuist zijn, kunnen deze in het kader van
de bezwaarfase of anderszins in het kader van de uitoefening van de AVG-rechten door
deze betrokkene worden gerectificeerd.
Verstrekking van gegevens uit IMI aan sociale partners
Aan artikel 10a van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren
van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet Avv) wordt met dit wetsvoorstel
een vijfde lid toegevoegd, op grond waarvan de Arbeidsinspectie de via het IMI verkregen
informatie (waaronder begrepen de bovenstaande persoonsgegevens) kan verstrekken aan
sociale partners en paritaire handhavers, voor het in dat lid genoemde doeleinde van
het nalevingstoezicht op de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden uit avv’de cao’s
waar gedetacheerde werknemers recht op hebben.
Sociale partners houden immers toezicht op de naleving van de verplichte arbeidsvoorwaarden
uit cao’s; de NLA heeft daarin de rol van «informatieverstrekker», maar houdt zelf
geen toezicht. Als de Nederlandse sociale partners geen toegang zouden hebben tot
deze gegevens, zou een onwenselijke disbalans ontstaan tussen de handhaving van harde
kern van arbeidsvoorwaarden op grond van Nederlandse wetgeving ten opzichte van de
harde kern in algemeen verbindend verklaarde cao’s. Daarom is verstrekking van de
gegevens aan de sociale partners noodzakelijk.
De te verstrekken informatie is door de EU-wetgever beperkt tot informatie die zich
in IMI bevindt, waaronder alleen niet-bijzondere categorieën van persoonsgegevens
zijn begrepen. Gegevens kunnen voorts alleen worden verstrekt binnen de kaders van
artikel 10a Wet Avv, artikel 4 BagwEU en de Beleidsregel toetsingskader verzoeken
artikel 10a Wet Avv. De EU-wetgever heeft bepaald dat deze gegevens niet alleen op
verzoek, maar ook uit eigen beweging door de Nederlandse Arbeidsinspectie mogen worden
verstrekt. Voor de verdere rechtmatige verwerking van deze gegevens zijn de sociale
partners verantwoordelijk.
Uit de uitgevoerde gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB of DPIA) blijkt dat
de risico’s van de gegevensverwerking zoals hierboven beschreven beperkt zijn.
Het risico op negatieve gevolgen voor de individuele werknemer zijn betrekkelijk klein.
De verwerkingen in het kader van toezicht zijn erop gericht om te waarborgen dat bestuurders
de correcte arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden krijgen. Omdat deze gegevens door
de werkgever moeten worden verstrekt, en het niet verstrekken (ook bij een wegcontrole)
aan de werkgever wordt toegerekend, zijn de risico’s op negatieve repercussies voor
de werknemer gering, in het geval zijn werkgever een sanctie krijgt opgelegd voor
het niet voldoen aan de detacheringsregels.
Andere risico’s bestaan in algemene risico’s, zoals inbreuken in verband met persoonsgegevens,
bijvoorbeeld doordat gegevens onrechtmatig met derden worden gedeeld of worden ontvreemd.
Dit risico wordt ten eerste beperkt doordat (met name de grensoverschrijdende) verstrekkingen
zo veel mogelijk via het IMI plaatsvinden.
Maatregelen rondom het borgen van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit
van gegevens in het IMI liggen bij de Europese Commissie. Voor verstrekkingen buiten
het IMI om geldt dat de verstrekkingen beperkt zijn – momenteel zijn de Nederlandse
Arbeidsinspectie, de ILT en sociale partners en paritaire handhavingsinstanties in
beeld.
De NLA en de ILT werken binnen de gebruikelijke beveiligde systemen, die voldoen aan
de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Voor zover gegevens worden gedeeld
met sociale partners, vindt dat plaats binnen de kaders van artikel 10a Wet Avv, artikel
4 BagwEU en de Beleidsregel toetsingskader verzoeken artikel 10a Wet Avv.
e. Instrumentkeuze
De implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn vereist aanpassingen in de WagwEU en
de Wet Avv.
Bij de implementatie is gekozen voor een beleidsneutrale implementatie, in navolging
van staand kabinetsbeleid (aanwijzing 9.4 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
f. Relatie tot derdelanders
De WagwEU is ook van toepassing op bepaalde vreemdelingen in de zin van artikel 1e
van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav). Dit zijn werknemers in
dienst van een werkgever die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie,
een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of Zwitserland, die een andere nationaliteit dan van een van deze landen hebben
en die in het kader van detachering tijdelijk in Nederland werken.
De Mobiliteitsrichtlijn bepaalt ook dat vervoersondernemingen, die gevestigd zijn
in een derde land, geen gunstigere behandeling mogen krijgen dan in een lidstaat gevestigde
ondernemingen, indien zij in de EU vervoersactiviteiten verrichten.
Met dit wetsvoorstel wordt ook een deel van de HSO EU-VK geïmplementeerd. De HSO EU-VK
bevat bepalingen voor ondernemers van goederenvervoer over de weg die bestuurders
detacheren naar het grondgebied van de andere partij bij de overeenkomst. Deze bepalingen
hangen dermate nauw samen met de detacheringsbepalingen uit de Mobiliteitsrichtlijn,
dat de regering er uit oogpunt van doelmatigheid en efficiëntie voor kiest om ze door
middel van hetzelfde wetsvoorstel te implementeren. Voor de verdere toelichting hierop
wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van artikel 9h van dit wetsvoorstel.
4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
De gevolgen van de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn voor Nederlandse burgers
en bedrijven zijn beperkt, aangezien dit wetsvoorstel ziet op buitenlandse dienstverrichters
in het wegvervoer die in Nederland een dienst verrichten en op hun naar Nederland
gedetacheerde bestuurders.
Buitenlandse vervoersondernemingen zullen, wanneer zij cabotage, niet-bilateraal vervoer
en niet-vrijgestelde vormen van bilateraal en gecombineerd vervoer verrichten in Nederland,
rekening moeten houden met de harde kern van arbeidsvoorwaarden die ze voor hun gedetacheerde
bestuurders moeten garanderen.
Daarnaast zullen zij via de nieuwe IMI-module een detacheringsverklaring moeten indienen
voor aanvang van de werkzaamheden. Dit gebeurt thans via het reguliere meldloket in
het kader van artikel 8 WagwEU. De andere documenten die de dienstverrichter aan de
bestuurder moet meegeven, hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm, zijn
tot het minimum beperkt. Het gaat met uitzondering van de detacheringsverklaring om
reeds bestaande documenten, zoals bewijs van de vervoersactiviteiten en de tachograafgegevens.
Nederlandse wederpartijen van de buitenlandse vervoersonderneming, zoals bijvoorbeeld
expediteurs en contractanten, worden medeverantwoordelijk indien zij wisten of hadden
moeten weten dat de vervoersdienst waartoe zij opdracht gaven een inbreuk zou betekenen
op de detacheringsregels voor de wegvervoersector.
De gevolgen voor de overheid zijn beperkt. De gevolgen voor de rechtspraak zijn naar
verwachting eveneens gering, gezien het mobiele karakter van de wegvervoersector en
de complexiteit van onderzoeken om vast te stellen of de wetgeving wordt nageleefd.
Er zijn geen directe gevolgen voor het milieu met betrekking tot deze richtlijn.
5. Uitvoering en handhaving
a. Handhavingstoets Nederlandse Arbeidsinspectie4
De Arbeidsinspectie heeft het wetsvoorstel beoordeeld op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid.
De NLA werkt aan de bevordering van eerlijk, gezond en veilig werk houdt risicogericht
toezicht op de naleving van de wettelijke arbeidsvoorwaarden en omstandigheden waaronder
de WagwEU en de Wml. De cao-partijen zijn primair verantwoordelijk voor het toezicht
op de naleving van de harde kern van cao-voorwaarden.
De Arbeidsinspectie constateert dat de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn in
de WagwEU gevolgen heeft voor het toezicht op de Nederlandse Wml in het internationaal
wegtransport. De NLA benadrukt dat het in de huidige situatie geen eenvoudige opgave
is om vast te stellen of de WagwEU en Wml van toepassing zijn en worden nageleefd
in het internationale wegtransport in Nederland, mede vanwege het mobiele karakter
van de werkzaamheden. Enerzijds verduidelijkt de Mobiliteitsrichtlijn in welke gevallen
er sprake is van detachering en versterkt zij daarmee de handhaafbaarheid. Anderzijds
blijkt volgens de NLA dat de Mobiliteitsrichtlijn het toezicht op de WagwEU en de
Wml compliceert en zelfs kan belemmeren. In sommige situaties, zoals bij incidentele
arbeid, lijkt de richtlijn er volgens de NLA aan bij te dragen dat de Nederlandse
Wml in het internationale wegvervoer niet of nauwelijks handhaafbaar is.
Tegelijkertijd merkt de NLA op dat nog er nog veel onduidelijkheden en onzekerheden
bestaan waardoor het nog niet goed mogelijk is de gevolgen van de richtlijn voor de
handhaving in volle omvang in kaart te brengen.
Gedurende de totstandkoming van dit wetsvoorstel en naar aanleiding van de handhavingstoets
is veelvuldig ambtelijk overleg geweest tussen het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de NLA. Ook is er overleg geweest met de Europese Commissie.
Het wetsvoorstel verduidelijkt in welke gevallen er sprake is van detachering en in
welke gevallen niet. Dit leidt tot meer duidelijkheid over wanneer de Nederlandse
arbeidswetgeving van toepassing is.
De NLA wijst op de volgende gevolgen van dit wetsvoorstel.
Reikwijdte van het wetsvoorstel
De NLA geeft aan dat uit het wetsvoorstel volgt dat een groot aantal vervoersbewegingen
in het internationaal wegtransport niet als gedetacheerde arbeid gezien kunnen worden,
waardoor de Nederlandse Wml en de harde kern van arbeidsvoorwaarden uit de cao niet
zonder meer van toepassing zijn. De NLA benadrukt dat toezicht niet aan de orde is
als er geen sprake is van detachering en de harde kern van arbeidsvoorwaarden, waaronder
de Wml, niet van toepassing is.
Zuivere dienstverlening
De WagwEU heeft betrekking op drie vormen van detachering: zuivere dienstverlening,
intra-concerndetachering en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. De wegtransportbepalingen
van dit wetsvoorstel hebben alleen betrekking op zuivere dienstverlening. De NLA merkt
op dat hierdoor in het internationaal wegtransport de vorm van de detachering bepalend
is voor welk artikel uit de WagwEU van toepassing is. De NLA geeft aan dat dit gevolgen
heeft voor de bewijsvoering en de eventuele boeteoplegging voor WagwEU-overtredingen
in het wegtransport.
Voorts merkt de NLA op dat de forse inzet en energie die de NLA eerst zou moeten besteden
aan het vaststellen van de aard van de detachering, ten koste gaat van de inzet om
vast te stellen of de chauffeur voor de arbeid die in Nederland is verricht, het loon
gekregen heeft waar hij recht op heeft.
Vaststellen detachering
De NLA acht het op basis van de richtlijn en daarmee het wetsvoorstel niet altijd
duidelijk op basis van welke criteria er sprake is van detachering. Een aantal criteria
speelt een rol, zoals de vestigingsplaats van de dienstverrichter, het begin- en eindpunt
van de vervoersbeweging, laad- en losactiviteiten en het al dan niet beladen zijn
van de vrachtwagen. Een scherpe en heldere definitie van deze begrippen ontbreekt
vooralsnog, terwijl dit van belang is om te kunnen vaststellen of de wet is nageleefd,
aldus de NLA.
De voorafgaande transportbewegingen, zoals opgenomen in artikel 9b van het wetsvoorstel,
zijn volgens de NLA van invloed op de beantwoording van de vraag of er sprake is van
detachering in de zin van dit wetsvoorstel. De NLA zal dus eerst voorafgaande transportbewegingen,
vaak buiten Nederland, moeten onderzoeken, bijvoorbeeld aan de hand van de vrachtbrieven.
Dit onderzoek is complex en arbeidsintensief. Het analyseren en interpreteren van
vrachtbrieven maakt op dit moment geen vast onderdeel uit van de controlesystematiek
van de NLA. De NLA geeft aan dat ze op dit punt aanvullende kennis en expertise zullen
moeten ontwikkelen.
De regering merkt hierover het volgende op. Bestuurders zijn reeds verplicht om het
moment van grensoverschrijding handmatig te registeren in de tachograaf overeenkomstig
artikel 34, zevende lid, van Verordening (EU) nr. 165/2014.5 Op dit moment kunnen laad- en losmomenten tijdelijk slechts onder een algemene noemer
worden geregistreerd in de tachograaf. Dat kan pas expliciet vanaf de invoering van
de slimme tachograaf 2.0, die op zijn vroegst in augustus 2023 wordt ingevoerd.
Tot de invoering van de slimme tachograaf 2.0 zal het laad- en losmoment daarom moeten
worden vastgesteld aan de hand van het bewijs van vervoer (vrachtbrieven, eCMR), dat
informatie bevat over laden en lossen. Deze informatie kan worden vergeleken met de
tachograafgegevens. Indien noodzakelijk kunnen voorts andere documenten worden opgevraagd
bij de vervoersonderneming op grond van artikel 9f, zoals de documentatie in verband
met de beloning van de bestuurder en de bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de
bestuurder heeft gewerkt. Voorts kunnen inlichtingen worden gevorderd van de bestuurder
of dienstverrichter, in het eventuele geval dat het laad- en losmoment niet uit de
verplicht beschikbare gegevens en bescheiden kunnen worden afgeleid. Slechts als het
voor zou komen dat het moment van laden en lossen niet kan worden vastgesteld aan
de hand van de documenten en inlichtingen die kunnen worden opgevraagd tijdens een
wegcontrole en nadien via IMI, dient tijdelijk af te worden gegaan op het moment van
grensoverschrijding.
Het wetsvoorstel expliciteert wanneer er sprake is van detachering en wanneer er geen
sprake is van detachering. Dit zijn zowel positief als negatief geformuleerde voorwaarden.
Hierdoor bestaat volgens de Arbeidsinspectie het risico dat bepaalde vervoersbewegingen
niet expliciet onder de Detacheringsrichtlijn vallen maar ook niet expliciet daarvan
zijn uitgezonderd. De NLA verzoekt te bezien of het mogelijk is om de formuleringen
in artikel 9b zodanig aan te passen dat er minimale ruimte geboden wordt voor een
tussenpositie die noch onder het eerste lid, noch onder het tweede lid te scharen
is, met inachtneming van de ruimte die de richtlijn zelf hiervoor biedt.
Het voorgestelde artikel 9b, eerste lid, is aangepast. Dit artikel bepaalt nu expliciet
dat het verrichten van niet-bilaterale vervoersactiviteiten als detachering moet worden
aangemerkt.
De regering merkt daarnaast op dat voor het beantwoorden van de vraag of er sprake
is van detachering of niet, onder meer rekening moet worden gehouden met de vestigingsplaats
van de dienstverrichter, en het laden en lossen in andere lidstaten. Voor de vervoersbewegingen
die noch onder het eerste, noch onder het tweede lid van artikel 9b vallen, geldt
dat de situatie beoordeeld wordt aan de hand van de mate van verbondenheid met het
land van ontvangst, zoals uitgewerkt in de jurisprudentie van het EU-Hof. De basisregels
van de Detacheringsrichtlijn en de WagwEU zijn op deze vervoersbewegingen van toepassing.
De passage in paragraaf 3c (Europeesrechtelijk kader) in de memorie van toelichting
is verder uitgewerkt om meer duidelijkheid te bieden over de criteria die een rol
spelen in de beoordeling van het bestaan van een voldoende nauwe band met het land
van ontvangst. Dit zal ook verder worden uitgewerkt in lagere regelgeving of het handhavingsbeleid.
Daarnaast merkt de NLA op dat uit artikel 9b volgt dat een bestuurder als gedetacheerde
werknemer wordt aangemerkt als er sprake is van cabotage, terwijl een bestuurder wordt
aangemerkt als gedetacheerde bestuurder als er sprake is van zuivere dienstverlening.
Dit onderscheid veronderstelt dat bestuurders die cabotageritten verrichten onder
twee verschillende WagwEU-regimes kunnen vallen. De NLA heeft verzocht het wetsvoorstel
op dit punt te verhelderen.
Volgens dit wetsvoorstel valt een bestuurder alleen onder de nieuwe regels als sprake
is van zuivere dienstverrichting. Bij cabotage is altijd sprake van detachering. Als
er dus sprake is van cabotage, maar niet van zuivere dienstverrichting, is sprake
van een gewone gedetacheerde werknemer onder de huidige WagwEU-regels en dus niet
van een gedetacheerde bestuurder, waarop hoofdstuk IIIa van toepassing is. In dat
geval geldt ook de harde kern van arbeidsvoorwaarden, maar de administratieve plichten
zijn anders. De passage in paragraaf 3c (Europeesrechtelijk kader) is op dit punt
verduidelijkt met een schematisch overzicht. Daarnaast wordt op dit punt nader ingegaan
in de artikelsgewijze toelichting van artikel 9b.
Instrumentarium
De NLA geeft aan dat het van belang is voor het vaststellen van een overtreding van
de bepalingen van dit wetsvoorstel dat vastgesteld wordt dat er sprake is van zuivere
dienstverlening. Dit wetsvoorstel gaat uit van een handhavingssystematiek waarbij
de toezichthouders toezicht uitoefenen aan de hand van de in het wetsvoorstel vastgestelde
schriftelijke bescheiden verkregen via de chauffeur en via de IMI-module. Volgens
de NLA is het vervolgens van belang voor de vaststelling of er sprake is van zuivere
dienstverlening, welke werkgever het gezag uitoefent. De NLA geeft aan dat zij dit
doet aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden die in onderlinge samenhang
worden afgewogen.
Volgens de NLA kan de handhavingssystematiek van dit wetsvoorstel leiden tot een ernstige
belemmering van de mogelijkheden die de NLA heeft om toezicht te houden op de naleving
van de Wml, omdat het complex is om uitsluitend aan de hand van documenten vast te
stellen wanneer er sprake is van zuivere dienstverrichting en detachering in de zin
van het wetsvoorstel. Daarnaast betwijfelt de NLA of de reguliere bevoegdheden voor
toezichthouders zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waaronder het vragen
om informatie, en de bevoegdheid om direct bij de werkgever gegevens op te vragen
zoals bedoeld in artikel 18b, tweede lid, Wml nog onverkort kunnen worden toegepast
bij zuivere dienstverlening in het internationaal wegtransport. De NLA merkt daarbij
op dat het, op basis van de beschikbare informatie, nog onduidelijk is of de limitatieve
opsomming van gegevens die via IMI kunnen worden opgevraagd, en de beperkingen van
de mogelijkheden om toezichthoudende bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van bestuurders,
nauw of ruim moeten worden uitgelegd.
De bescheiden die kunnen worden opgevraagd via de IMI-module lijken niet altijd voldoende
om vast te kunnen stellen of de Wml is nageleefd of niet. Daarvoor zijn in de praktijk
vaak aanvullende antwoorden nodig over feiten en omstandigheden samenhangend met de
arbeidsvoorwaarden en over afspraken tussen werkgever en werknemer die van invloed
zijn op het loon waar de chauffeur recht op heeft. Dit hangt mede samen met de specifieke
vormgeving van de Nederlandse Wml.
De NLA verzoekt daarom om het wetsvoorstel en de toelichting daarop zodanig aan te
passen dat deze – met inachtneming van de Mobiliteitsrichtlijn – maximale ruimte biedt
om mondelinge en schriftelijke informatie op te kunnen vragen die noodzakelijk is
ten behoeve van het toezicht op de Wml. Volgens NLA kan een verruiming van de reikwijdte
van het begrip beloning in het wetsvoorstel hieraan bijdragen.
Handhaving in deze grensoverschrijdende, mobiele sector is inherent complex. Bestuurders
zijn immers in korte tijd in verschillende landen werkzaam. Dit wetsvoorstel leidt
tot een wijziging in de handhavingssystematiek, zoals de NLA opmerkt. Naar aanleiding
van bovengenoemde opmerkingen van de NLA zijn een aantal aanpassingen gedaan in het
wetsvoorstel. Gezien de al bestaande complexiteit van handhaving en toezicht in deze
sector en de gedane aanpassingen in dit wetsvoorstel, is de regering van oordeel dat
het wetsvoorstel handhaafbaar is. Naar de verwachting van de regering zal dit leiden
tot versterking van de handhaving en bijdragen aan een gelijk speelveld voor vervoersondernemingen.
Via de meertalige IMI-module kan zowel de detacheringsverklaring als een lijst van
documenten worden opgevraagd rechtstreeks bij de betreffende vervoersonderneming of
de bevoegde autoriteit in het land van vestiging van de ondernemer. De lijst van documentatie
is opgenomen in artikel 9f.
De regering wenst verder het volgende te verduidelijken. Gelet op de overwegingen
18 tot en met 23 van de considerans van de richtlijn, wordt beoogd om de rechtsonzekerheid
en hoge administratieve lasten voor ondernemingen terug te dringen die voortvloeien
uit ongecoördineerde nationale maatregelen voor de toepassing en handhaving van de
bepalingen inzake detachering in de wegvervoersector. Daarom moet het de lidstaten
uitsluitend zijn toegestaan om wegvervoerondernemers te onderwerpen aan de administratieve
voorschriften en controlemaatregelen van de Mobiliteitsrichtlijn. Het gaat daarbij
om bepaalde documenten die in het voertuig aanwezig zijn voor inspectie tijdens wegcontroles,
en andere documenten die door de ondernemers en de bevoegde autoriteiten ter beschikking
moeten worden gesteld via de openbare IMI-interface. Deze controlevoorschriften gelden,
op grond van artikel 1, elfde lid, van de Mobiliteitsrichtlijn, in afwijking van artikel
9, eerste en tweede lid, van de Handhavingsrichtlijn. Het eerste en tweede lid van
artikel 9 van de handhavingsrichtlijn bevatten een niet-uitputtende opsomming van
administratieve en controlemaatregelen. Alleen op dat punt geldt in de Mobiliteitsrichtlijn
een ander, uitputtend regime, om de administratieve lasten voor vervoerders te beperken.
Ten aanzien van gedetacheerde bestuurders kan dus geen gebruik meer worden gemaakt
van de bepalingen die in Nederlandse regelgeving zijn geïmplementeerd op grond van
deze artikelleden uit de Handhavingsrichtlijn, te weten het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 7, 8 en 9 van de WagwEU.
Voor het overige zijn de bevoegde autoriteiten verplicht om gebruik te maken van het
kader voor wederzijdse bijstand tussen de lidstaten dat in de handhavingsrichtlijn
is vastgesteld, zo blijkt ook uit overweging 21 van de Mobiliteitsrichtlijn.6 Dat heeft dus in elk geval betrekking op de bepalingen omtrent wederzijdse bijstand
en administratieve samenwerking; de artikelen 6 en 7 van de handhavingsrichtlijn.
Ook van artikel 10 van de handhavingsrichtlijn inzake inspecties wordt niet afgeweken.
Dit is van belang voor de wegcontroles. Enerzijds blijkt uit de overwegingen 27 en
28 van de Mobiliteitsrichtlijn, dat beoogd wordt dat wegcontroles snel en efficiënt
worden uitgevoerd en worden beperkt tot de aspecten die reeds efficiënt kunnen worden
gecontroleerd met de tachograaf en de bijbehorende registratieapparatuur aan boord,
en dat uitvoerige controles uitsluitend ter plaatse bij de onderneming worden verricht.
Anderzijds schrijft artikel 10, eerste lid, van de handhavingsrichtlijn voor dat de
lidstaten moeten zorgen voor adequate en doeltreffende controles op hun grondgebied
conform het nationaal recht en de nationale praktijk. De regering leidt hieruit af
dat tijdens wegcontroles, naast het opvragen van de limitatief in de Mobiliteitsrichtlijn
opgesomde documenten, ook op grond van artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) inlichtingen van de bestuurder kunnen worden gevorderd die redelijkerwijs voor
de vervulling van de toezichtstaak nodig zijn, en zonder welke inlichtingen dus geen
sprake zou zijn van een adequate en doeltreffende controle. Onder redelijkerwijs dient
in dit verband dus in elk geval te worden verstaan, dat geen inlichtingen mogen worden
gevorderd voor zover die informatie ook uit de documenten en registratieapparatuur
in de cabine kan worden afgeleid. Te denken valt aan controlerende vragen over de
beloning, de gezagsrelatie, de arbeidsomstandigheden en de rij- en rusttijden. Zonder
het vaststellen van de gezagsrelatie bijvoorbeeld, is niet bekend of de Mobiliteitsrichtlijn
op de bestuurder van toepassing is en zo ja, of een kopie van de detacheringsverklaring
in de cabine beschikbaar dient te zijn, aan de hand waarvan nader onderzoek dient
te worden verricht. Het vragen naar bijvoorbeeld de beloning kan noodzakelijk zijn
om de antwoorden bij een eventueel later uitgebreid onderzoek te vergelijken met de
gegevens verkregen van de dienstverrichter. Indien artikel 1, elfde lid, van de Mobiliteitsrichtlijn
(in samenhang met de considerans), dus zo strikt zou worden geïnterpreteerd dat de
daar limitatief opgesomde administratieve voorschriften en controlemaatregelen niet
het vorderen van bepaalde essentiële inlichtingen zou omvatten, dan zou daarmee geen
sprake meer kunnen zijn van adequate en doeltreffende wegcontroles.
Voorts merkt de regering op, dat in de richtlijn limitatief is opgesomd welk soort
gegevens de Arbeidsinspectie mag opvragen. In die zin beperkt de richtlijn de bevoegdheden;
meer soorten gegevens mogen er niet worden opgevraagd.Tegelijk laten de categorieën
ruimte voor de lidstaten om het opvragen mogelijk te maken van de gegevens die noodzakelijk
zijn voor een adequate controle op de naleving van hun specifieke wetgeving. In het
tweede lid met betrekking tot de documentatie die kan worden opgevraagd via de nieuwe
IMI-module, is de «documentatie in verband met de beloning van de bestuurder met betrekking
tot de detacheringsperiode» opgenomen.
De regering leidt hieruit af dat de NLA met betrekking tot de beloning bevoegd is
om alle documentatie op te vragen die noodzakelijk is om te beoordelen of de toepasselijke
regelgeving inzake beloning, met name de Wml, is nageleefd. De regering meent juist
dat als niet alle gegevens zouden worden opgevraagd die noodzakelijk zijn, er geen
sprake zou zijn van een adequate en doeltreffende controle en dit op gespannen voet
zou staan met artikel 10, eerste lid, van de handhavingsrichtlijn dat, zoals hiervoor
beschreven, zonder meer van toepassing is.
Aangezien deze gegevens noodzakelijk zijn om vast te stellen of de Wml is nageleefd,
moet er volgens de regering van uit worden gegaan dat onder «documentatie in verband
met de beloning van de bestuurder met betrekking tot de detacheringsperiode» in elk
geval moet worden begrepen de in artikel 18b, tweede lid, Wml bedoelde gegevens en
bescheiden. Het betreft onder meer, op grond van onderdeel a, een opgave als bedoeld
in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel andere bescheiden waaruit
de in dat artikel voorgeschreven gegevens blijken. In die opgave moet niet alleen
het loonbedrag worden vermeld, maar ook de bedragen waaruit dit is samengesteld en
de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, met de expliciete verplichting
om de laatste twee gegevens te specificeren. Ook kan via deze module de arbeidsovereenkomst
worden opgevraagd. In de detacheringsverklaring dient de vervoersonderneming de startdatum
van de arbeidsovereenkomst van de gedetacheerde bestuurder en het toepasselijke recht
op de arbeidsovereenkomst aan te geven. Ten overvloede wordt vermeld dat de NLA bevoegd
is om inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat redelijkerwijs
voor de vervulling van de toezichtstaak noodzakelijk is (artikel 5:17, in samenhang
met 5:13, Awb).
De regering is van opvatting dat de voornoemde grondslagen voldoende handvatten bieden
om, tijdens wegcontroles en uitvoerig administratief onderzoek achteraf, effectieve
en adequate controle uit te oefenen op de naleving van de toepasselijke regelgeving,
waaronder in voorkomend geval de Wml. Daarom is het niet noodzakelijk of wenselijk
om de reikwijdte van dit begrip in dit wetsvoorstel te verruimen.
Nieuw beboetbaar feit
Aan de beboetbare feiten van artikel 12 WagwEU wordt met dit wetsvoorstel een nieuw
beboetbaar feit toegevoegd. In het nieuwe derde lid wordt aangegeven dat als een dienstverrichter
een overtreding begaat, de verzender, expediteur of (sub)contractant wordt geacht
eenzelfde overtreding te hebben begaan, wanneer deze wist of weet had kunnen hebben
van een overtreding van de nieuwe detacheringsregels door de dienstverrichter. Voor
de NLA is onduidelijk hoe de NLA de verzender, expediteur of (sub)contractant in beeld
kan krijgen en hoe dit bewezen moet worden met behulp van de ter beschikking staande
bestuursrechtelijke middelen. De NLA geeft aan dat opzet, willens en wetens, en moedwilligheid
van oorsprong begrippen zijn uit het strafrecht. De NLA verzoekt hier in de lagere
regelgeving of boetebeleidsregels WagwEU rekening mee te houden, bijvoorbeeld bij
de vaststelling van het boetenormbedrag, dan wel deze bepaling in een andere wet,
zoals de Wet economische delicten, te implementeren.
De toevoeging aan artikel 12 WagwEU is verkozen boven sanctionering op grond van bijvoorbeeld
de Wet op de economische delicten, omdat deze overtreding een afgeleide is van een
overtreding door de dienstverrichter. De dienstverrichter valt onder het bestuursrechtelijke
sanctiekader van de WagwEU, dus is het wenselijk om diens contractuele wederpartij
onder hetzelfde regime te brengen.
Dit punt wordt meegenomen bij de uitwerking van lagere regelgeving, waaronder de boetebeleidsregels
behorende bij de WagwEU, en bij de uitwerking van het handhavingsbeleid.
b. Handhavingstoets ILT7
De ILT acht het wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar, uitgaande van de afspraken
tussen ILT en de NLA die worden vastgelegd in een machtigingsbesluit. Naar verwachting
heeft de ILT één extra fte nodig voor het uitvoeren van het toezicht.
c. Autoriteit Persoonsgegevens
De administratieve maatregelen en controlemaatregelen, genoemd in dit wetsvoorstel,
brengen de verwerking van persoonsgegevens met zich mee. De AVG stelt regels over
het verwerken van persoonsgegevens, waaronder de vereisten van grondslag, noodzaak
en dataminimalisatie. De AP adviseert om deze gegevensbeschermingsaspecten te onderbouwen
in een aparte privacyparagraaf in de toelichting. Dit advies van de AP is overgenomen.
In de algemene toelichting is een aparte paragraaf «Verwerking van persoonsgegevens»
opgenomen.
6. Financiële gevolgen
a. Administratieve lasten
De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend
uit wet- en regelgeving) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten voor het voldoen
aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving) vormen
gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. De regering streeft ernaar de
regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Bij de voorbereiding
van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten.
Met dit wetsvoorstel gaan administratieve lasten gepaard voor vervoersondernemingen
uit andere EU-lidstaten.
Ten eerste vloeien administratieve lasten voort uit de kennisname door buitenlandse
vervoersondernemingen van de nieuwe bepalingen uit dit wetsvoorstel. Ten tweede zullen
buitenlandse vervoersondernemingen de nieuwe regels moeten toepassen. Dat betekent
dat zij bij de planning van hun vervoersdiensten moeten bekijken wanneer er sprake
is van detachering en wanneer zij de harde kern van Nederlandse arbeidsvoorwaarden
moeten garanderen. Ten derde zullen zij bekend moeten raken met de nieuwe meertalige
module die verbonden is met het IMI-systeem, dat is ontwikkeld door de Europese Commissie
en waar de buitenlandse vervoersondernemingen hun detacheringsverklaring na de inwerkingtreding
in moeten indienen.
De administratieve lasten voor buitenlandse vervoersondernemingen zullen naar verwachting
tegelijkertijd afnemen. Voor het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
zijn buitenlandse vervoersondernemingen verplicht om zich te melden via het meldloket
voor gedetacheerde werknemers, indien zij bestuurders naar Nederland detacheren. Dit
meldloket is in het Nederlands en Engels beschikbaar. In de huidige situatie geldt
in de meeste lidstaten een meldplicht, waaraan de lidstaten een eigen invulling hebben
gegeven. De nieuwe IMI-module is meertalig en bevat één formulier dat hetzelfde is
voor alle lidstaten in de EU, in plaats van de verschillende manieren van het doen
van een melding in de lidstaten waar een gedetacheerde bestuurder naartoe gaat.
De administratieve voorschriften en controlemaatregelen worden door dit wetsvoorstel
verder geharmoniseerd, wat naar verwachting ook zal leiden tot een vermindering van
administratieve lasten. De buitenlandse vervoersonderneming dient een beperkt aantal
documenten aan de gedetacheerde bestuurder mee te geven, digitaal of op papier. Het
gaat om drie documenten: een kopie van de detacheringsverklaring die de vervoersonderneming
in de met IMI verbonden interface heeft ingevuld, het bewijs van vervoer en de tachograafgegevens.
De laatste twee documenten moeten op grond van huidige regelgeving al in de cabine
aanwezig zijn. Voorts hoeven de overige documenten, die nu op grond van artikel 9
WagwEU in de cabine van de bestuurder aanwezig moeten zijn, zoals de arbeidsovereenkomst,
loonstrookjes en betalingsbewijzen, niet meer in de cabine van de gedetacheerde bestuurder
aanwezig te zijn. De buitenlandse vervoersonderneming kan deze documenten nu invoeren
in de nieuwe IMI-module, na een daartoe strekkend verzoek van de toezichthouder. Ook
is het benoemen van de contactpersoon voor de toezichthoudende instanties in Nederland
vereenvoudigd. Volgens de huidige regelgeving moet de contactpersoon in Nederland
aanwezig zijn. Dat kan de gedetacheerde chauffeur zijn of een andere contactpersoon
in Nederland. Met dit wetsvoorstel wordt hier een uitzondering op gemaakt. De dienstverrichter
in de wegvervoersector dient voortaan de vervoersmanager of een andere persoon in
de lidstaat van vestiging aan te wijzen als contactpersoon.
De stijging in administratieve lasten is voornamelijk eenmalig en komt voort uit de
kennisneming van de nieuwe regels betreffende detachering in het wegvervoer. Tegelijkertijd
vindt er een daling van administratieve lasten plaats door de harmonisatie van administratieve
maatregelen en controlevoorschriften voor de wegvervoersector binnen de Europese Unie.
De regering verwacht derhalve per saldo een daling van administratieve lasten.
b. Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten bedragen 1 fte voor het toezicht door de ILT.
7. Advies en consultatie
a. Toets Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat het wel gevolgen voor de regeldruk heeft, maar die ten tijde
van het opstellen van de EU-richtlijn al toereikend in beeld zijn gebracht.
b. Consultatie met sociale partners
Over de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn is overleg gevoerd met de sectorale
werkgevers- en werknemersorganisaties en met de werkgevers- en werknemersorganisaties
binnen het kader van de Stichting van de Arbeid. Naar aanleiding van deze overleggen
is het wetsvoorstel op een aantal punten verduidelijkt, bijvoorbeeld in de omschrijving
van de tweede generatie slimme tachograaf in het algemeen deel van de toelichting
in paragraaf 2 (Implementatiewetgeving). Ook is verduidelijkt dat intra-concerndetachering
en uitzendarbeid onder de algemene detacheringsregelgeving vallen.
De sociale partners hebben zorgen geuit over de handhaving van het wetsvoorstel. Zij
hebben gezamenlijk het belang van goede handhaving benadrukt voor de sociale bescherming
van de bestuurder en het bestrijden van oneerlijke concurrentie.
Volgens de sociale partners moet in het wetsvoorstel duidelijk worden omschreven wanneer
er sprake is van detachering. Er moet sprake zijn van heldere begripsbepalingen. Dat
is ook van belang voor sociale partners in verband met het toezicht op de naleving
van de arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen.
Naar aanleiding van de inbreng van sociale partners is de artikelsgewijze toelichting
aangepast met voorbeelden en verduidelijkingen. Ook is expliciet bepaald dat bij niet-bilateraal
vervoer sprake is van detachering. Daarnaast worden de sectorale sociale partners
ook betrokken bij de uitwerking van lagere regelgeving, het handhavingsbeleid en de
voorlichting.
Tot slot hebben sociale partners gezamenlijk aangegeven dat zij willen dat de huidige
meldingsplicht voor zelfstandigen in het goederenvervoer en voor detacheringen in
het geval van intra-concerndetachering en uitzendarbeid wordt gehandhaafd.
De meldingsplicht via de nieuwe IMI-module wordt nog nader uitgewerkt in lagere regelgeving.
Daarin zal ook dit punt van sociale partners worden meegenomen.
c. Internetconsultatie
Het is staand kabinetsbeleid om in principe alle wetgeving in internetconsultatie
te brengen, tenzij het bijvoorbeeld om puur technische wijzigingen of de implementatie
van EU-regelgeving gaat. Nu voor de implementatie van deze richtlijn aanzienlijk minder
tijd is gegeven dan de gebruikelijke twee jaar, is omwille van een voortvarende behandeling
afgezien van de optie van internetconsultatie.
8. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de richtlijn dient deze op 2 februari 2022
omgezet te zijn in nationale wetgeving. Deze datum wordt overschreden, met als gevolg
dat de bepalingen van dit wetsvoorstel eerst gelden met ingang van het moment van
inwerkingtreding. De handhavingsbevoegdheden die voortvloeien uit de Mobiliteitsrichtlijn
kunnen tot dat moment niet worden gebruikt. Ook de administratieve verplichtingen
inzake de detacheringsverklaring en het beschikbaar stellen van documenten tijdens
wegcontroles en via het IMI zullen tot dat moment niet gelden. De huidige regels op
grond van de WagwEU en de Wet Avv blijven van toepassing, met inbegrip van de jaarmelding
voor goederenvervoer op grond van artikel 9, onder c, BagwEU. Het zal mogelijk worden
gemaakt om vanaf 2 februari 2022 op vrijwillige basis een detacheringsverklaring in
te dienen via de IMI-module. Indien van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, kan
het doen van een jaarmelding op grond van artikel 9 BagwEU achterwege blijven. Met
betrekking tot de vraag welke vervoersactiviteiten als detachering worden aangemerkt,
geldt dat dit tot het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel moet worden
beoordeeld aan de hand van de huidige regels van de WagwEU, in samenhang met de maatstaven
om te beoordelen of het werk dat een chauffeur verricht een voldoende nauwe band vertoont
met het Nederlandse grondgebied.8 Aangezien in de Mobiliteitsrichtlijn is geconcretiseerd bij welke vervoersactiviteiten
sprake is van een voldoende nauwe band, kan deze beoordeling plaatsvinden conform
de bepalingen van de richtlijn.
In beginsel kennen de wijzigingen onmiddellijke werking, met uitzondering van de vrijstellingen
inzake extra activiteiten van artikel 9b, tweede lid, onderdeel a, subonderdelen 3°
en 4°, en onderdeel b, subonderdeel 4°. Deze bepalingen treden op een afzonderlijk
moment in werking. Dit moment zal worden bepaald op de datum waarop de tweede generatie
van de slimme tachografen, die voldoen aan de vereisten inzake de registratie van
grensoverschrijdingen en extra activiteiten als bedoeld in artikel 8, eerste lid en
eerste alinea, van Verordening 165/2014/EU, verplicht moeten worden ingebouwd in de
voertuigen die voor het eerst worden geregistreerd in een lidstaat, in het kader van
artikel 8, vierde alinea, van die verordening. Vanaf die datum, uiterlijk 21 augustus
2023, zijn de vrijstellingen inzake extra activiteiten van artikel 9b, tweede lid,
onderdeel a, subonderdelen 3° en 4°, en onderdeel b, subonderdeel 4°, slechts van
toepassing op bestuurders die gebruikmaken van voertuigen waarin een slimme tachograaf
als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van die verordening is aangesloten.
Artikelsgewijs deel
Artikel I. Wijziging van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de
Europese Unie
Onderdeel A (artikel 1)
Met onderdeel A wordt een aantal begripsbepalingen toegevoegd aan artikel 1, eerste
lid. Het begrip «derde land» wordt geïntroduceerd voor landen die geen lidstaat zijn
in de zin van de WagwEU.
Daarnaast worden de begripsbepalingen van «IMI» en «IMI-verordening» overgeheveld
uit het BagwEU, nu deze begrippen een aantal keer worden gebruikt in de voorgestelde
artikelen 9e en 9f. Deze wijziging hangt samen met onderdeel B.
Tot slot worden verkorte aanduidingen van de Mobiliteitsrichtlijn en de Handels- en
samenwerkingsovereenkomst EU-VK ingevoegd, waar in de voorgestelde wijziging van artikel
10 (onderdeel E) naar wordt verwezen.
Onderdeel B (artikel 4, eerste lid)
Deze wijziging hangt samen met onderdeel A, waarmee de begripsbepalingen van «IMI»
en «IMI-verordening» worden verplaatst van het BagwEU naar de wet, omdat deze begrippen
worden gebruikt in de voorgestelde artikelen 9e en 9f. Die wijziging brengt met zich
mee dat de voluit aangehaalde IMI-verordening in artikel 4, eerste lid, vervangen
kan worden door het verkorte begrip uit artikel 1.
Onderdeel C (artikelen 9a tot en met 9i)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld om een nieuw hoofdstuk in de wet in te voegen,
met specifieke detacheringsregels met betrekking tot de wegvervoersector. Een afzonderlijk
hoofdstuk verdient de voorkeur boven het verspreid implementeren van de bepalingen
in de WagwEU, omdat de algemene bepalingen in de hoofdstukken I tot en met III op
die manier toegankelijker blijven.
Artikel 9a
In het voorgestelde artikel 9a, eerste lid, is een aantal begripsbepalingen opgenomen
die uitsluitend van belang zijn voor de specifieke detacheringsregels in hoofdstuk
IIIa. Het merendeel betreft verkorte aanduidingen van in de richtlijn aangehaalde
EU-rechtshandelingen met betrekking tot de wegvervoersector, om de voorgestelde artikelen
9b tot en met 9i korter en leesbaarder te maken.
Daarnaast wordt voorgesteld het begrip «gedetacheerde bestuurder» toe te voegen, omdat
de richtlijn een aantal administratieve plichten introduceert die slechts gelden ten
aanzien van bestuurders die als gedetacheerd moeten worden aangemerkt.
De begripsbepaling bevat een aantal elementen. Ten eerste dient sprake te zijn van
een bestuurder in de wegvervoersector. Het begrip «bestuurder» komt ook meermaals
voor in de Mobiliteitsrichtlijn, zonder te worden gedefinieerd. Gelet op de vertaling
in andere taalversies (Kraftfahrer, drivers, conducteurs, enz.) wordt gedoeld op de werknemer die een voertuig bestuurt in de wegvervoersector,
niet de bestuurder van een (vervoers)onderneming. Bij de beoordeling van welke activiteiten
vallen onder de sector wegvervoer, kan als leidraad worden gehanteerd welke activiteiten
worden gerekend tot de groepen goederenvervoer over de weg en personenvervoer over
de weg in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Daarbij dienen alleen de activiteiten te worden betrokken die in Nederland worden
uitgevoerd.
Voorts ziet het begrip bestuurder in de richtlijn op bestuurders, ongeacht of zij
aangemerkt worden als gedetacheerd in de zin van de Detacheringsrichtlijn. Met het
voorgestelde begrip «gedetacheerde bestuurder» in de WagwEU wordt daarentegen de bestuurder
geduid die een gedetacheerde werknemer is als bedoeld in onderdeel 1 van de begripsbepaling
van transnationale dienstverrichting in artikel 1 WagwEU. Artikel 1, tweede lid, van
de Mobiliteitsrichtlijn bepaalt namelijk dat de specifieke regels op grond van deze
richtlijn van toepassing zijn op bestuurders die werken voor in een lidstaat gevestigde
ondernemingen die de in artikel 1, lid 3, onder a, van de Detacheringsrichtlijn bedoelde
transnationale maatregelen nemen. Bij deze vorm van detachering (zuivere dienstverrichting)
is sprake van een overeenkomst tussen de dienstverrichter en de dienstontvanger. Werknemers
die uitsluitend gedetacheerd zijn in de zin van onderdeel 2 (intra-concernuitlening)
of onderdeel 3 (uitzendarbeid), kunnen gelet op de begripsbepaling bijgevolg geen
gedetacheerde bestuurder in de zin van de WagwEU zijn. Deze vormen van detachering
zijn uitgezonderd in de Mobiliteitsrichtlijn, omdat de specifieke bepalingen daarin
niet gericht zijn op dit type detacheringen. Daarom dienen die specifieke detacheringssituaties
te worden beoordeeld volgens het algemene kader van de detacherings- en Handhavingsrichtlijn,
omgezet in de bepalingen van de WagwEU, met uitzondering van hoofdstuk IIIa. De Detacheringsrichtlijn
is immers onverminderd van toepassing op transnationale dienstverrichtingen in de
sector wegvervoer. Voor die beoordeling gelden de maatstaven die het EU-Hof heeft
aangereikt in het arrest FNV tegen Van den Bosch Transporten BV, Van den Bosch Transporte
GmbH en Silo-Tank Kft. (C-815/18), om te beoordelen of het werk dat een chauffeur
in het internationaal wegvervoer in de ontvangende lidstaat verricht, een voldoende
nauwe band vertoont met dat grondgebied om hem als gedetacheerde werknemer in de zin
van de Detacheringsrichtlijn aan te merken.
De bestuurder die de activiteiten verricht, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, te
weten bepaalde bilaterale vervoersactiviteiten en transitovervoer, kan evenmin worden
aangemerkt als gedetacheerde bestuurder.
Het begrip «gedetacheerde bestuurder» wordt gebruikt in de artikelen 9c, 9d, 9e, 9f
en 9h, om te verduidelijken dat deze bepalingen niet gelden ten aanzien van elke bestuurder
in de wegvervoersector, maar slechts ten aanzien van gedetacheerde bestuurders zoals
gedefinieerd in deze wet. Artikel 9g is daarentegen juist van toepassing op bestuurders,
anders dan gedetacheerde bestuurders in de zin van de WagwEU.
Het tweede lid ziet op het begrip lidstaat. Artikel 1, eerste lid, WagwEU definieert
dit begrip reeds als een staat binnen de Europese Unie of een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.
Het voorgestelde artikel 9a, tweede lid, wijkt hiervan af in de zin dat voor de toepassing
van dit hoofdstuk als lidstaat wordt aangemerkt: een staat binnen de Europese Unie
en bij ministeriële regeling aangewezen staten. Daarmee wordt gedoeld op Zwitserland
en de EER-landen Noorwegen, Liechtenstein en IJsland. De Mobiliteitsrichtlijn geldt
niet voor de EER-landen voordat deze in het EER-akkoord is geïncorporeerd. Zwitserland
kan onder het toepassingsbereik wordt gebracht via een handelsakkoord. Op deze manier
zijn deze landen reeds onder de werking gebracht van de regels van de Detacheringsrichtlijn
en de Handhavingsrichtlijn, zodat het in de lijn der verwachtingen ligt dat de Mobiliteitsrichtlijn
in het verlengde daarvan ook voor die landen zal komen te gelden. Indien en zodra
dat gebeurt, worden bij ministeriële regeling de overige staten aangewezen waarop
de Mobiliteitsrichtlijn van toepassing is. Op die manier worden deze staten gelijkgesteld
met een lidstaat in de zin van de WagwEU, waarmee de reikwijdte van de transportbepalingen
die met deze wet worden toegevoegd aan de WagwEU en de Wet Avv wordt uitgebreid tot
die staten.
Artikel 9b
In artikel 9b is afgebakend bij welke activiteiten in het wegtransport al dan niet
sprake is van een detacheringssituatie. Het onderscheid tussen de wel en niet uitgezonderde
vormen van wegvervoer is gebaseerd op de mate van verbondenheid van de bestuurder
en de verleende dienst met het grondgebied van de lidstaat van ontvangst.
Of een bestuurder als gedetacheerde werknemer wordt aangemerkt, is met name van belang
voor de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden waar hij recht op heeft. Op grond van
artikel 2 WagwEU zijn de in het eerste lid genoemde artikelen, die onderdeel uitmaken
van de Nederlandse «harde kern» van wettelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden,
van toepassing op gedetacheerde werknemers. Artikel 2a van de Wet Avv verschaft gedetacheerde
werknemers recht op de harde kern van arbeidsvoorwaarden, voor zover die voortvloeien
uit algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de toepasselijke cao. Indien een
bestuurder op grond van artikel 9b al dan niet als gedetacheerde werknemer wordt aangemerkt,
volgt hieruit dus met name of diens werkgever de Nederlandse harde kern van arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden uit wettelijke bepalingen en toepasselijke cao-bepalingen moet
waarborgen gedurende de detachering. Daarom is in artikel 9b verwezen naar het begrip
gedetacheerde werknemer in plaats van gedetacheerde bestuurder.
Benadrukt wordt dat een bestuurder zowel een gedetacheerde bestuurder als een gedetacheerde
werknemer kan zijn; welk begrip in dit wetsvoorstel wordt gehanteerd hangt ervan af
of verwezen wordt naar de regels die toepasselijk zijn op alle gedetacheerde werknemers,
zoals de harde kern van arbeidsvoorwaarden, of de regels die alleen betrekking hebben
op detacheringssituaties in de wegvervoersector, zoals de verplichting omtrent de
detacheringsverklaring.
In het eerste lid, aanhef en onder a, is bepaald dat een bestuurder die cabotage verricht
in Nederland als gedetacheerde werknemer wordt aangemerkt. Het betreft cabotage als
bedoeld in Verordening 1072/2009/EG inzake het internationaal goederenvervoer over
de weg, en cabotage als bedoeld in Verordening 1073/2009/EG inzake touringcar- en
autobusdiensten. Aangezien cabotagevervoer volledig plaatsvindt binnen de lidstaat
van ontvangst, is in elk geval bij cabotage binnen Nederland sprake van voldoende
nauwe verbondenheid van de dienst met het Nederlandse grondgebied. Ook bij gecombineerd
vervoer, waarbij het begin- of einddeel over de weg volledig plaatsvindt binnen Nederland,
is sprake van cabotage waarop de detacheringsregels van toepassing zijn.
Als de gedetacheerde werknemer cabotage uitvoert in het kader van zuivere dienstverrichting,
valt de werknemer tevens onder de definitie van gedetacheerde bestuurder in artikel
9a, eerste lid, en zijn de artikelen met betrekking tot gedetacheerde bestuurders
van toepassing.
Een voorbeeld ter illustratie: een bestuurder in dienst van een onderneming gevestigd
in Roemenië laadt een partij goederen in Groningen in na een internationaal transport.
Hij lost deze lading in Breda. Deze vervoersdienst door de in Roemenië gevestigde
vervoersonderneming vindt volledig plaats binnen Nederland en betreft dus cabotage,
zodat de bestuurder als gedetacheerde bestuurder wordt aangemerkt. Daarmee heeft deze
bestuurder in Nederland recht op de Nederlandse harde kern van arbeidsvoorwaarden
en zijn de administratieve verplichtingen van het voorgestelde hoofdstuk IIIa van
de WagwEU van toepassing op de dienstverrichter.
Ook in geval van niet-bilateraal internationaal vervoer dat in Nederland wordt uitgevoerd
is er voldoende verbondenheid met het Nederlandse grondgebied om de detacheringsregels
toe te passen. Niet-bilateraal internationaal vervoer wordt erdoor gekenmerkt dat
de bestuurder betrokken is bij internationaal vervoer buiten de lidstaat van vestiging
van de dienstverrichter. Dit zogeheten derdelandenvervoer is nauwer verbonden met
de ontvangende lidstaat dan met de lidstaat van vestiging, zodat sprake is van voldoende
verbondenheid, aldus overweging 13 van de considerans van de Mobiliteitsrichtlijn.
Hoewel dit niet expliciet in de richtlijn is geregeld, is conform deze overweging
in onderdeel b bepaald dat niet-bilateraal vervoer wordt aangemerkt als detachering.
Subonderdeel 1° ziet op goederenvervoer (cross-trade), en subonderdeel 2° heeft betrekking
op personenvervoer. Het is immers van groot belang voor de dienstverrichters, de bestuurders
en de toezichthouder, dat helder is in welke gevallen sprake is van een detacheringssituatie.
Zou het namelijk niet uitdrukkelijk in de WagwEU worden opgenomen, dan zou de dienstverrichter
op basis van alle met de dienst verbonden aspecten dienen te beoordelen of de bestuurder
als gedetacheerd moet worden aangemerkt. Pas als dat duidelijk is, weet de dienstverrichter
of hij verplicht is om een detacheringsverklaring in te dienen, en moet voldoen aan
de overige plichten die gelden bij detachering. Ook voor de bestuurder die niet-bilateraal
vervoer uitvoert dient het duidelijk te zijn of hij in Nederland recht heeft op de
Nederlandse harde kern van arbeidsvoorwaarden.
Bijvoorbeeld, een bestuurder in dienst van een vervoersonderneming die gevestigd is
in Tsjechië vervoert een lading goederen van Marseille naar Venlo. De bestuurder wordt
ten aanzien van het in Nederland gereden deel aangemerkt als gedetacheerde bestuurder.
Het tweede lid bevat een opsomming van situaties waarin een bestuurder niet wordt
aangemerkt als gedetacheerde werknemer. In deze gevallen is de aard van de dienst
nauw verbonden met de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter, en wordt de
band met Nederland als lidstaat van ontvangst onvoldoende nauw geacht om de Nederlandse
detacheringsregels op de bestuurders te kunnen toepassen, zonder de vrijheid om grensoverschrijdende
wegvervoersdiensten te verrichten onevenredig te beperken.
Op grond van onderdeel a wordt een bestuurder niet aangemerkt als gedetacheerde werknemer
in de zin van artikel 1, indien hij bepaalde bilaterale vervoersactiviteiten in het
goederenvervoer verricht.
Het betreft ten eerste het vervoer van goederen, op basis van een vervoersovereenkomst,
van de lidstaat van vestiging naar een andere lidstaat of een derde land. Het gaat
om het begrip lidstaat van vestiging als bedoeld in Verordening 1071/2009/EG, zijnde
«de lidstaat waar een onderneming gevestigd is, ongeacht het land van oorsprong van
haar vervoersmanager». Bij diensten die vanuit een andere lidstaat op Nederlands grondgebied
worden verricht gaat het dus om de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd.
Indien bijvoorbeeld vanuit die lidstaat goederen worden vervoerd naar een gecontracteerde
dienstontvanger in Nederland, is voor het deel van deze dienst dat in Nederland wordt
uitgevoerd geen sprake van een detacheringssituatie waar de Nederlandse harde kern
van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden op moet worden toegepast.
Ten tweede worden bestuurders niet als gedetacheerde werknemers aangemerkt, indien
zij bilateraal vervoer uitvoeren in de vorm van het vervoer van goederen, op basis
van een vervoersovereenkomst, van een andere lidstaat of een derde land naar de lidstaat
van vestiging. Dit betreft de gespiegelde situatie van subonderdeel 1°; daarmee zijn
zowel inkomend als uitgaand bilateraal goederenwegtransport vrijgesteld.
Ten derde zijn de situaties als bedoeld in de subonderdelen 1° en 2° uitgezonderd,
waarbij ten hoogste een extra laad- en/of losactiviteit wordt verricht in een lidstaat
die of derde land dat wordt doorkruist. Er kunnen dus zowel éénmaal goederen worden
geladen in een doorkruist land, als éénmaal worden gelost in een doorkruist land binnen
hetzelfde traject, onder de voorwaarde dat dit niet dezelfde lidstaat is. Bij zowel
laden als lossen in dezelfde lidstaat is immers sprake van cabotage, wat als een detacheringssituatie
wordt aangemerkt. Vanaf 2 februari 2022 moeten bestuurders overeenkomstig artikel
34, zevende lid, van Verordening 165/2014/EU de gegevens over de grensoverschrijding
handmatig registreren.
Bijvoorbeeld, stel dat een bestuurder een vervoersdienst van Nederland naar de lidstaat
van vestiging Spanje verricht, dan kan hij daarnaast goederen in België laden en deze
op weg naar Spanje in Frankrijk afleveren, zonder dat hij gedetacheerd is naar Nederland,
België of Frankrijk.
Ten vierde wordt niet als gedetacheerde werknemer aangemerkt, de bestuurder die bilaterale
vervoersactiviteiten verricht vanuit de lidstaat van vestiging, waarbij geen extra
activiteit wordt verricht zoals laden of lossen in een doorkruist land, gevolgd door
een bilaterale vervoersactiviteit terug naar de lidstaat van vestiging, waarbij ten
hoogste twee extra laadactiviteiten en ten hoogste twee extra losactiviteiten worden
verricht in de lidstaten of derde landen die worden doorkruist, mits de werknemer
de goederen niet laadt en lost in dezelfde lidstaat.
Bijvoorbeeld, indien een Portugese transportonderneming uit hoofde van een dienstovereenkomst
met een warenhuis in Nederland een partij goederen levert, en de bestuurder op de
heenreis geen goederen laadt of lost in de lidstaten die hij doorkruist, kan de bestuurder
op de terugweg naar Portugal eenmaal goederen laden in België, nogmaals goederen laden
in Frankrijk en een deel van deze goederen vervolgens lossen in Spanje, zonder dat
de bestuurder als gedetacheerd moet worden aangemerkt.
Deze vrijstellingen inzake extra activiteiten, bedoeld in de subonderdelen 3° en 4°,
zijn van toepassing tot uiterlijk 21 augustus 2023, wanneer, kort gezegd, slimme tachografen
van de tweede generatie moeten worden ingebouwd in de voertuigen die voor het eerst
worden geregistreerd in een lidstaat. Vanaf die datum gelden de in de subonderdelen
3° en 4° bedoelde vrijstellingen voor extra activiteiten slechts voor bestuurders
die gebruikmaken van voertuigen waarin slimme tachografen zijn aangesloten. Zie hiervoor
verder onderdeel D.
ot slot heeft subonderdeel 5° betrekking op gecombineerd goederenvervoer als bedoeld
in Richtlijn 92/106/EEG. Kortweg is daar sprake van wanneer het traject deels over
de weg en deels over spoor of water wordt uitgevoerd. De aard van dit soort dienstverlening
is tijdens het begin- en het eindtraject nauw verbonden met de lidstaat van vestiging,
indien het wegtraject op zich een bilaterale vervoersactiviteit is. Daarentegen is
er, als het vervoer tijdens het wegtraject ofwel uitsluitend binnen de ontvangende
lidstaat, ofwel als niet-bilateraal internationaal vervoer wordt verricht, voldoende
verbondenheid met het grondgebied van de ontvangende lidstaat, en gelden de detacheringsregels
wel. Daarom geldt de vrijstelling voor de bestuurder die het begin- of eindtraject
uitvoert van gecombineerd vervoer alleen als het wegtraject bestaat uit bilaterale
vervoersactiviteiten in het goederenvervoer als bedoeld in onderdeel a. Dat geldt
overigens ook als het begin- of eindtraject van gecombineerd vervoer, dat uit bilaterale
vervoersactiviteiten bestaat, bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel
2.2 van de Wet wegvervoer goederen onder het cabotageregime is gebracht, met toepassing
van artikel 8 van Verordening 1072/2009/EG: ook in dat geval wordt de bestuurder niet
aangemerkt als gedetacheerde werknemer.
Het hoofddoel van subonderdeel 5° is om uit te sluiten dat de regels over bilateraal
wegtransport zodanig worden geïnterpreteerd, dat een bestuurder die uitsluitend in
Nederland internationale transportactiviteiten verricht, of die diensten uitvoert
die anderszins geen nauwe band vertonen met de lidstaat van vestiging, niet wordt
beschouwd als gedetacheerd, op basis van de redenering dat het gecombineerd vervoer
als geheel (het deel over de weg en het deel over spoor of water tezamen) bilateraal
transport is, en dus onder de vrijstelling van een van de voorgaande subonderdelen
valt. Een dergelijke interpretatie zou de bestuurder de bescherming ontnemen die passend
is voor de binding met de lidstaat of lidstaten waar hij het wegvervoer uitvoert.
Dit geldt temeer in gevallen waarin bestuurders min of meer duurzaam aanwezig zijn
in de lidstaat van ontvangst, om daar de wegtrajecten van opeenvolgende gecombineerde
vervoersdiensten uit te voeren. De strekking van subonderdeel 5° is dus in feite om
de bestuurder die het begin- of eindtraject over de weg uitvoert van gecombineerd
vervoer, gelijk te behandelen met de bestuurder die eenzelfde vervoersdienst uitvoert
die geen onderdeel vormt van gecombineerd vervoer.
Ter illustratie van de toepassing van subonderdeel 5° een voorbeeld: een Eindhovense
fabrikant contracteert een in Spanje gevestigde vervoersonderneming om onderdelen
te leveren, en die dienstverrichter vervoert de goederen over zee van Spanje naar
de haven in Antwerpen, waarna de goederen over de weg worden vervoerd naar Eindhoven.
Omdat het eindtraject over de weg wordt uitgevoerd in andere lidstaten dan de lidstaat
van vestiging, is sprake van niet-bilateraal vervoer, en wordt de bestuurder van de
vrachtwagen tijdens dit eindtraject van België naar Nederland aangemerkt als gedetacheerde
bestuurder.
Onderdeel b bevat een opsomming van vrijgestelde situaties van bilateraal personenvervoer,
in internationaal ongeregeld of geregeld personenvervoer als bedoeld in Verordening
1073/2009/EG.
Op grond van subonderdeel 1° wordt een bestuurder niet aangemerkt als gedetacheerde
werknemer in de zin van artikel 1 WagwEU, indien hij bilaterale vervoersactiviteiten
in het personenvervoer verricht, bestaande in het meenemen van passagiers vanuit de
lidstaat van vestiging, en het afzetten van deze passagiers in een andere lidstaat
of derde land.
Subonderdeel 2° betreft de omgekeerde situatie van onderdeel a, namelijk het meenemen
van passagiers vanuit een andere lidstaat of derde land en het afzetten van deze passagiers
in de lidstaat van vestiging.
Subonderdeel 3° ziet op bilateraal personenvervoer waarbij de bestuurder passagiers
zowel meeneemt als afzet in de lidstaat van vestiging, om in de tussentijd plaatselijke
excursies in een andere lidstaat of een derde land uit te voeren, overeenkomstig Verordening
1073/2009/EG. Hierbij valt te denken aan een Duitse touroperator, die de bestuurder
toeristen laat ophalen in Bonn en Keulen, vervolgens naar Nederland laat rijden voor
een excursie, en de passagiers daarna weer laat afzetten in Duitsland.
Op grond van subonderdeel 4° is bilateraal personenvervoer vrijgesteld, bestaande
in het verrichten van een bilaterale activiteit als bedoeld in subonderdeel 1° of
2°, of de terugrit van dit traject, naast het maximaal eenmaal laten instappen en
maximaal eenmaal laten uitstappen van passagiers in de lidstaten of derde landen die
worden doorkruist, mits de bestuurder geen personenvervoersdiensten tussen twee locaties
binnen de doorkruiste lidstaat aanbiedt. Indien voor een internationale personenvervoerdienst
bijvoorbeeld passagiers worden vervoerd van Frankrijk naar Letland, geldt de vrijstelling
nog steeds indien de bestuurder op de terugweg naar Frankrijk passagiers meeneemt
op twee locaties in Nederland en deze passagiers afzet in België. Indien echter een
deel van de in Nederland opgehaalde passagiers wordt afgezet op een andere locatie
binnen Nederland voordat de grens is overschreden, is sprake van een personenvervoersdienst
tussen twee locaties binnen een doorkruiste lidstaat en is deze uitzondering niet
van toepassing. Vergelijkbaar aan de vrijstellingen inzake extra activiteiten, bedoeld
in de subonderdelen 3° en 4° van onderdeel a, is deze vrijstelling slechts algemeen
van toepassing tot de datum waarop, kort gezegd, bepaalde slimme tachografen verplicht
moeten worden ingebouwd in nieuwe voertuigen. Vanaf die datum, uiterlijk 21 augustus
2023, is deze vrijstelling van subonderdeel 4° inzake extra activiteiten slechts van
toepassing op bestuurders die gebruikmaken van voertuigen waarin een voorgeschreven
slimme tachograaf is aangesloten. Zie hiervoor gedetailleerder onderdeel D.
Bij internationaal vervoer in doorvoer over het grondgebied van een lidstaat is geen
sprake van detachering in de zin van de Detacheringsrichtlijn. Bij dit zogeheten transitovervoer,
waarbij de bestuurder door een lidstaat reist zonder er vracht te laden of te lossen
en zonder dat er passagiers in- of uitstappen, is er geen significante verbondenheid
tussen de activiteiten van de bestuurder en de lidstaat van doorreis. Ook als de bestuurder
bijvoorbeeld kort om hygiënische redenen stopt, blijft hij in die lidstaat de doorvoerstatus
behouden. Dit komt tot uitdrukking in de vrijstelling van onderdeel c.
Artikel 9c
Het voorgestelde artikel 9c ziet op de berekening van de detacheringsduur van een
gedetacheerde bestuurder als bedoeld in artikel 9a WagwEU.
Op grond van het tweede en derde lid van artikel 2 WagwEU heeft de gedetacheerde werknemer,
die langer dan twaalf dan wel achttien maanden in Nederland is gedetacheerd, recht
op een uitgebreide harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Op grond
van het vierde lid worden de detacheringsperioden gecumuleerd indien twee gedetacheerde
werknemers opvolgend op dezelfde plaats hetzelfde werk uitvoeren. Deze drie leden
betreffen de implementatie van artikel 3, lid 1 bis, van de Detacheringsrichtlijn,
zoals die luidt na de herziening in 2018.9 Deze regels, alsmede de overige bepalingen van de Implementatiewet herziene Detacheringsrichtlijn,
treden op de sector wegvervoer in werking met ingang van de datum waarop de Mobiliteitsrichtlijn
wordt toegepast, waar ook naar wordt verwezen in overweging 43 van de Mobiliteitsrichtlijn.
Het voorgestelde artikel 9c bepaalt dat, voor de toepassing van het tweede, derde
en vierde lid van artikel 2, de detachering van een gedetacheerde bestuurder als beëindigd
moet worden beschouwd wanneer hij bij het verrichten van het internationaal vervoer
Nederland verlaat. Deze detacheringsperiode wordt niet gecumuleerd met eerdere detacheringsperiodes
in het kader van dergelijke internationale activiteiten van dezelfde bestuurder of
van de bestuurder die hij vervangt. Daarmee wordt voorkomen dat een bestuurder die
Nederlands grondgebied meermaals betreedt voor verschillende vervoersdiensten, wordt
aangemerkt als langdurig gedetacheerd doordat de duur van deze diensten wordt samengeteld.
Het toepassen van het aanvullende arbeidsvoorwaardenregime dat geldt bij langdurige
detacheringen, zou zich namelijk slecht verhouden tot het zeer mobiele karakter van
de wegvervoersector, waarin bestuurders in het kader van een dienstencontract in de
regel niet voor lange perioden naar een andere lidstaat gedetacheerd, zoals in andere
sectoren gebruikelijker is.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat dit artikellid alleen betrekking heeft op internationaal
wegvervoer, en dus niet van toepassing is op de bestuurder die cabotage verricht.
Dit laat onverlet dat zodra de bestuurder Nederland verlaat na afronding van de cabotagedienst,
de detacheringsperiode op dat moment stopt.
Artikel 9d
Op grond van artikel 7 WagwEU is een dienstverrichter verplicht om voor de duur van
de dienst een contactpersoon in Nederland aan te wijzen. In het voorgestelde artikel
9d wordt een uitzondering gemaakt op dit uitgangspunt voor de sector wegvervoer. De
dienstverrichter die een gedetacheerde bestuurder naar Nederland detacheert, dient
als contactpersoon de vervoersmanager of een andere contactpersoon in de lidstaat
van vestiging aan te wijzen. Het betreft de vervoersmanager, bedoeld in artikel 2
van Verordening 1071/2009/EG. Deze contactpersoon dient op te kunnen treden als tussenpersoon
met de Nederlandse bevoegde autoriteiten, en voldoende beschikbaar te zijn voor het
verzenden en ontvangen van documenten of berichten met betrekking tot de transnationale
dienstverrichting. Dit geldt niet alleen voor de duur van de dienst, maar ook in de
daaropvolgende periode waarin de toezichthouder de in artikel 9f, derde lid, genoemde
gegevens kan opvragen via het IMI.
Artikel 9e
Het voorgestelde artikel 9e ziet op de detacheringsverklaring, die dienstverrichters
in de wegvervoersector uiterlijk bij de aanvang van de detachering via de met het
IMI verbonden interface moeten indienen. Deze detacheringsverklaring is vergelijkbaar
met de reguliere meldplicht van artikel 8 WagwEU, en komt daar voor vervoersondernemingen
die zuivere dienstverlening uitvoeren voor in de plaats, in het kader van de harmonisering
van de administratieve vereisten en controlemaatregelen met betrekking tot de detachering
van werknemers in de wegvervoerssector. De detacheringsverklaringen worden via het
IMI ontvangen door het verbindingsbureau, bedoeld in artikel 4, eerste lid, WagwEU,
waarna ze door de toezichthoudende ambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie
kunnen worden gebruikt voor toezicht en handhaving.
De detacheringsverklaring bestaat uit de volgende informatie, die via een standaardformulier
wordt opgevraagd.
Op grond van onderdeel a dient de dienstverrichter in de wegvervoersector zijn identiteit
op te geven, ten minste in de vorm van het nummer van de communautaire vergunning,
indien dat nummer beschikbaar is. Het kan gaan om de communautaire vergunning, bedoeld
in Verordening 1072/2009/EG, ofwel om die bedoeld in Verordening 1073/2009/EG. Deze
is verplicht voor vervoersondernemingen die transnationale ritten uitvoeren binnen
de EU, de EER en Zwitserland.
Op grond van onderdeel b dienen de contactgegevens te worden opgegeven van de contactpersoon,
bedoeld in artikel 9d.
Op grond van onderdeel c worden de identiteit, het adres van de verblijfplaats en
het nummer van het rijbewijs van de gedetacheerde bestuurder opgegeven. Indien het
een dienst betreft waarvoor meerdere bestuurders worden gedetacheerd, dienen deze
gegevens ten aanzien van elke bestuurder te worden gemeld.
Ingevolge onderdeel d worden de aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst van de gedetacheerde
bestuurder en het daarop toepasselijke recht opgegeven.
Onderdeel e betreft de vermoedelijke duur van de detachering, wat inhoudt dat de dienstverrichter
in de IMI-module de geplande begin- en einddatum moet invoeren.
Op grond van onderdeel f dienen de kentekenplaten te worden ingevoerd van alle motorvoertuigen,
die betrokken zijn bij de dienstverrichting waarvoor de detacheringsverklaring wordt
ingediend.
Tot slot is de dienstverrichter op grond van onderdeel g gehouden een indicatie van
de aard van de verrichte vervoersdiensten te geven, dat wil zeggen of de verrichte
vervoersdiensten goederen-, passagiers- of internationaal vervoer zijn, of cabotage.
In het tweede lid is bepaald dat de dienstverrichter de detacheringsverklaringen actueel
houdt in het IMI. Indien zich dus na indiening van de detacheringsverklaring wijzigingen
voordoen, waardoor de informatie die op grond van een of meer onderdelen van het eerste
lid is verschaft niet meer actueel is, dient de dienstverrichter dit onverwijld aan
te passen in de openbare met IMI verbonden interface. Dat wil zeggen dat als de in
de detacheringsverklaring opgegeven informatie niet in lijn is met de bij een wegcontrole
aangetroffen situatie, sprake is van een overtreding van deze bepaling.
Artikel 9f
Het voorgestelde artikel 9f betreft de verplichting voor een dienstverrichter in de
wegvervoersector, om ervoor te zorgen dat de gedetacheerde bestuurder op papier of
in elektronische vorm beschikt over bepaalde gegevens en documenten, alsmede de verplichting
dat deze bestuurder zulks bij zich houdt en ter beschikking stelt wanneer daar bij
een wegcontrole om wordt verzocht. De administratieve plichten van artikel 9f komen
ten aanzien van gedetacheerde bestuurders in de plaats van de plichten, bedoeld in
artikel 9 WagwEU.
In het eerste lid zijn de gegevens en bescheiden opgesomd, waarvan de dienstverrichter
moet zorgen dat de bestuurder er gedurende de detachering over beschikt.
Ten eerste gaat het om een kopie van de detacheringsverklaring, bedoeld in artikel
9e, die de dienstverrichter via het IMI heeft ingediend.
Onderdeel b ziet op een bewijs van de transportactiviteiten die in Nederland worden
uitgevoerd. Dit bewijs kan bijvoorbeeld worden geleverd in de vorm van een elektronische
vrachtbrief (e-CMR), of een bewijs als bedoeld in artikel 8, derde lid, van Verordening
1072/2009/EG.
Tot slot dient de dienstverrichter er op grond van onderdeel c voor te zorgen dat
de gedetacheerde bestuurder inzicht heeft en kan bieden in de tachograafgegevens.
Die gegevens moeten met name bestaan uit de landsymbolen van de lidstaten waar de
bestuurder zich bevond tijdens het internationaal wegvervoer of de cabotage, in overeenstemming
met de registratievoorschriften in het kader van Verordening 561/2006/EG en Verordening
165/2014/EU. Dit houdt onder meer in, dat onderdeel c niet kan worden toegepast ten
aanzien van voertuigen die op grond van deze verordeningen niet uitgerust moeten worden
met een tachograaf, en die evenmin vrijwillig met een tachograaf zijn uitgerust. De
bestuurder moet de documenten, bedoeld in het eerste lid, bewaren en ter beschikking
stellen zodra daar bij een wegcontrole om wordt verzocht. Zie verder de toelichting
bij artikel 9g en bij onderdeel F.
Andere documenten, zoals met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de bestuurder,
moeten door de ondernemers zelf, en waar nodig door de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat van vestiging van de ondernemer, ter beschikking worden gesteld via de openbare
interface die is verbonden met het IMI. De bevoegde autoriteiten maken gebruik van
de kaders voor wederzijdse bijstand tussen de lidstaten die in de Handhavingsrichtlijn
en de Mobiliteitsrichtlijn zijn vastgesteld.
Op grond van het tweede lid moet de dienstverrichter, nadat de detacheringsperiode
is afgelopen, via het IMI bepaalde gegevens verstrekken op verzoek van de toezichthoudende
ambtenaren. De termijn om aan het verzoek te voldoen bedraagt maximaal acht weken.
De te verstrekken gegevens en bescheiden betreffen ten eerste kopieën van de in het
eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde documenten, te weten een bewijs van het vervoer
dat plaatsvindt in Nederland en de tachograafgegevens. Dit volgt uit onderdeel a.
Onderdeel b ziet op de documentatie in verband met de beloning van de bestuurder met
betrekking tot de detacheringsperiode. Daaronder wordt onder meer verstaan een opgave
als bedoeld in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dat wil zeggen gespecificeerde loonopgaven over de gehele periode dat de bestuurder
in Nederland gedetacheerd is geweest. Zie verder ook hetgeen hierover door de regering
is opgemerkt in hoofdstuk 5 onder a (Handhavingstoets Nederlandse Arbeidsinspectie)
van het algemene deel van deze memorie van toelichting.
Op grond van onderdeel c dient de arbeidsovereenkomst te worden verstrekt, of een
opgave als bedoeld in artikel 655 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Onderdeel d ziet op de tijdschema’s betreffende het werk van de bestuurder, waarbij
is aangesloten bij de terminologie zoals die reeds in artikel 9 WagwEU wordt gebruikt.
Tot slot moet ingevolge onderdeel e een bewijs worden verstrekt, waaruit blijkt welk
loon aan de bestuurder is voldaan. Aangezien het in de Mobiliteitsrichtlijn is verwoord
als «betalingsbewijzen», kan het voorkomen dat dit bewijs geleverd moet worden in
de vorm van verschillende gegevens of bescheiden. Indien bijvoorbeeld de componenten
van het loon over een bepaalde periode op verschillende momenten worden uitbetaald
en dus op verschillende betalingsbewijzen zijn opgenomen, dienen al deze betalingsbewijzen
te worden verstrekt om te kunnen spreken van «een bewijs» in de zin van dit onderdeel.
Dit artikel hangt samen met onderdeel E.
Artikel 9g
Waar artikel 9f, tweede lid, betrekking heeft op gedetacheerde bestuurders, betreft
artikel 9g een verplichting ten aanzien van bestuurders die ter beschikking zijn gesteld
in het kader van zuivere dienstverlening, maar niet als gedetacheerd moeten worden
aangemerkt omdat zij ofwel bilateraal vervoer, ofwel transitovervoer uitvoeren. Elke
bestuurder die in Nederland zulk grensoverschrijdend wegtransport uitvoert moet bepaalde
documenten bij zich houden en ter beschikking stellen wanneer daar bij een wegcontrole
om wordt verzocht, om aan te tonen dat hij niet als gedetacheerd moet worden beschouwd.
Dit dient hij aan te kunnen tonen met een bewijs van het betrokken internationaal
vervoer, zoals een elektronische vrachtbrief (e-CMR) of een bewijs als bedoeld in
artikel 8, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1072/2009, en daarnaast met de tachograafgegevens,
met name de landsymbolen van de lidstaten waar de bestuurder zich bevond tijdens internationaal
wegvervoer of cabotage. Anders dan de gedetacheerde bestuurder op grond van artikel
9f, tweede lid, hoeft de niet-gedetacheerde bestuurder logischerwijs geen kopie van
de detacheringsverklaring bij zich te hebben. Zie met betrekking tot de sanctionering
van deze verplichting onderdeel E.
Overigens blijft op werknemers die in Nederland grensoverschrijdende transportactiviteiten
uitvoeren in het kader van intra-concerndetachering of uitzendarbeid, dan wel als
zelfstandige, artikel 9 WagwEU van toepassing.
Artikel 9h
Artikel 9h betreft de implementatie van de onderdelen inzake detachering in de sector
goederenvervoer over de weg, neergelegd in bijlage 31, deel A, afdeling 2, behorende
bij artikel 463, vierde lid, van de HSO EU-VK.
De bepalingen van deze bijlage worden geïmplementeerd door de nieuwe detacheringsregels
voor de sector goederenvervoer over de weg van overeenkomstige toepassing te verklaren
op ondernemers van goederenvervoer over de weg, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,
die bestuurders detacheren naar Nederland. Daartoe wordt in artikel 9h WagwEU bepaald
dat, voor de toepassing van de genoemde artikelen in de WagwEU en de Wet Avv, als
dienstverrichter mede wordt aangemerkt degene die vanuit het Verenigd Koninkrijk een
gedetacheerde bestuurder ter beschikking stelt om tijdelijk arbeid te verrichten in
Nederland, bestaande in het vervoer van goederen.
Ten aanzien van de reikwijdte is het voornaamste verschil dat het personenvervoer
is uitgesloten van de detacheringsregels uit de HSO EU-VK.
Voorts wordt benadrukt dat de gelijkstelling alleen geldt voor vervoersondernemers
die een gedetacheerde bestuurder detacheren. In de definitie van gedetacheerde bestuurder
in artikel 9a WagwEU ligt ten eerste besloten dat het alleen om zuivere dienstverrichting
gaat. Een vervoerder uit het Verenigd Koninkrijk kan dus alleen als dienstverrichter
worden aangemerkt als het een vervoersdienst betreft in het kader van een overeenkomst
tussen deze vervoerder en de partij waarvoor de vervoersdiensten zijn bestemd, en
voor zover er gedurende de periode van detachering een dienstverband tussen de dienstverrichter
en de bestuurder bestaat. Ten tweede wordt de bestuurder die de activiteiten verricht,
bedoeld in artikel 9b, tweede lid, te weten bilateraal vervoer en transitovervoer,
niet aangemerkt als gedetacheerde bestuurder.
Overigens wordt in dit verband opgemerkt dat de HSO EU-VK een ruime definitie van
het begrip bestuurder kent. Op grond van artikel 461, onder e, is dat «iedere persoon
die een voertuig bestuurt, zelfs voor een korte periode, of die in het kader van zijn
werkzaamheden in een voertuig wordt vervoerd teneinde zo nodig beschikbaar te zijn
om een voertuig te besturen». Deze ruime definitie dient te worden meegewogen bij
de beoordeling of sprake is van een door een dienstverrichter uit het Verenigd Koninkrijk
gedetacheerde bestuurder.
De artikelen die een dienstverrichter uit het Verenigd Koninkrijk moet naleven betreffen
de artikelen van het nieuwe hoofdstuk IIIa WagwEU, alsmede het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 2, 4, 6, 7, 12 en 14 WagwEU en de artikelen 2a en 10a Wet Avv.
Ingevolge artikel 2 WagwEU en artikel 2a Wet Avv hebben de vanuit het Verenigd Koninkrijk
gedetacheerde bestuurders recht op de harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
uit wetten en algemeen verbindend verklaarde bepalingen van cao’s, voor zover deze
voorwaarden gunstiger zijn dan anderszins toepasselijke voorwaarden.
Op een dienstverrichter uit het Verenigd Koninkrijk die gedetacheerde bestuurders
ter beschikking stelt in Nederland, zijn voorts de administratieve verplichtingen
van toepassing van artikel 9d (aanwijzen contactpersoon), artikel 9e (actuele detacheringsverklaring)
en artikel 9f WagwEU (gegevens in cabine en gegevensverstrekking via IMI).
Op niet-gedetacheerde bestuurders die vervoersdiensten vanuit het Verenigd Koninkrijk
in Nederland uitvoeren in het kader van zuivere dienstverlening, rust de verplichting
om aan te kunnen tonen dat zij niet als gedetacheerd moeten worden aangemerkt. Dit
volgt overigens niet uit artikel 9h WagwEU, maar uit artikel 9g zelf.
Daarnaast zijn de artikelen 4, 6 en 10 WagwEU en 10a Wet Avv, alsmede de daarop gebaseerde
bepalingen – met name de artikelen 2 tot en met 7 BagwEU – van overeenkomstige toepassing
op dienstverrichters uit het Verenigd Koninkrijk. Dat wil zeggen dat deze bepalingen
over gegevensverwerking en samenwerking in het kader van toezicht en handhaving ook
betrekking hebben op detacheringen in het goederenwegtransport vanuit en naar het
Verenigd Koninkrijk. Dat geldt tevens voor de artikelen 12 en 14 inzake overtredingen
en sancties, en het bepaalde krachtens deze artikelen in de artikelen 12 en 13 BagwEU.
De artikelen 13, 15 en 16 zijn niet in deze opsomming opgenomen omdat deze niet de
dienstverrichter als normadressaat hebben. Niettemin zijn deze artikelen van overeenkomstige
toepassing, omdat zij doorwerken op de eerder genoemde artikelen. Ook artikel 5 WagwEU
is niet opgenomen, omdat dit artikel reeds betrekking heeft op het toezicht op het
bepaalde bij of krachtens de volledige WagwEU, met inbegrip van artikel 9h.
Een gedetailleerd overzicht van de implementatie per artikel van de betreffende bijlage
van de HSO EU-VK is opgenomen in transponeringstabel 2, die aan het slot van deze
memorie van toelichting is gevoegd.
Artikel 9i
Dit artikel betreft de voorgestelde implementatie van artikel 1, tiende lid, van de
richtlijn, waarin is bepaald dat in een derde land gevestigde vervoersondernemingen
geen gunstiger behandeling mogen krijgen dan in een lidstaat gevestigde ondernemingen.
In overweging 15 van de preambule is toegelicht dat in de Unie gevestigde ondernemers
in toenemende mate worden beconcurreerd door ondernemers uit derde landen, en dat
het daarom van het grootste belang is ervoor te zorgen dat in de Unie gevestigde ondernemers
niet worden gediscrimineerd. Het principe dat in de Europese Unie gevestigde vervoersondernemingen
ten minste even gunstig behandeld moeten worden als gelijksoortige ondernemingen uit
derde landen, moet met name van toepassing zijn wanneer in een derde land gevestigde
ondernemers vervoersactiviteiten verrichten in het kader van bilaterale of multilaterale
overeenkomsten waarbij toegang tot de markt van de Unie of delen daarvan wordt verleend.
Dit houdt in dat een vervoersonderneming, gevestigd in een derde land, het bepaalde
bij of krachtens de WagwEU moet naleven in het kader van wegtransport in Nederland,
indien dit ook geldt voor een gelijksoortige, in een lidstaat gevestigde onderneming.
Dit kan onder meer inhouden dat deze vervoersonderneming op grond van artikel 2 WagwEU
gehouden is om ten aanzien van de in Nederland werkzame bestuurders de artikelen toe
te passen, genoemd in het eerste lid.
Dit artikel hangt samen met artikel II, onderdeel A.
Onderdeel D
Beide artikelleden van dit onderdeel treden op een afzonderlijk moment in werking.
Dit moment zal worden bepaald op de datum waarop de tweede generatie van de slimme
tachografen, die voldoen aan de vereisten inzake de registratie van grensoverschrijdingen
en extra activiteiten als bedoeld in artikel 8, eerste lid en eerste alinea, van Verordening
165/2014/EU, verplicht moeten worden ingebouwd in de voertuigen die voor het eerst
worden geregistreerd in een lidstaat, in het kader van artikel 8, vierde alinea, van
die verordening. Die datum is gekoppeld aan het moment waarop de gedetailleerde bepalingen,
bedoeld in artikel 11 van die verordening, door de Commissie zijn vastgesteld en in
werking zijn getreden; op de datum 36 maanden na dat moment moeten slimme tachografen
verplicht worden ingebouwd in voor het eerst geregistreerde voertuigen, gelet op artikel
8, eerste lid.
Vanaf die datum, uiterlijk 21 augustus 2023, zijn de vrijstellingen inzake extra activiteiten
van artikel 9b, tweede lid, onderdeel a, subonderdelen 3° en 4°, en onderdeel b, subonderdeel
4°, slechts van toepassing op bestuurders die gebruikmaken van voertuigen waarin een
slimme tachograaf als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van die verordening is aangesloten.
Onderdeel E (artikel 10, eerste lid)
Onderdeel E betreft de gedeeltelijke implementatie van artikel 1, elfde lid, van de
richtlijn. Op grond van dat artikellid, deels geïmplementeerd in artikel 9f, tweede
lid, kunnen de bevoegde autoriteiten na de detacheringsperiode bepaalde documenten
opvragen bij de dienstverrichter. Indien de ondernemer de gevraagde documentatie niet
binnen de termijn indient, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de
detachering heeft plaatsgevonden via het IMI om bijstand van de bevoegde autoriteiten
van de lidstaat van vestiging verzoeken, overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de
Handhavingsrichtlijn. Artikel 10, eerste lid, WagwEU verwijst echter alleen naar de
wederzijdse bijstand, bedoeld in Hoofdstuk VI van de Handhavingsrichtlijn. Om boven
twijfel te verheffen dat de door de Minister van SZW aangewezen ambtenaren ook bevoegd
zijn ten aanzien van de wederzijdse bijstand in het kader van de Mobiliteitsrichtlijn,
wordt voorgesteld artikel 10, eerste lid, dienovereenkomstig te wijzigen.
Ditzelfde wordt in het tweede lid geregeld ten aanzien van de wederzijdse bijstand,
bedoeld in artikel 6 van bijlage 31, deel A, afdeling 2, behorende bij artikel 463,
vierde lid, van de HSO EU-VK. Daarin is bepaald dat elke partij bij de overeenkomst
ervoor zorgt dat de informatie die door de bevoegde nationale instanties wordt uitgewisseld
of de informatie die aan hen wordt verstrekt, alleen wordt gebruikt voor het doel
of de doelen waarvoor om die informatie is verzocht. Daarnaast is bepaald dat wederzijdse
administratieve samenwerking en bijstand kosteloos is.
Voor deze vorm van de wijzigingsopdracht met twee afzonderlijke leden die allebei
artikel 10, eerste lid, WagwEU wijzigen, is gekozen omwille van flexibiliteit, voor
het geval deze bepalingen niet tegelijkertijd in werking dienen te treden.
Onderdeel F (artikel 12)
Met onderdeel F wordt deels invulling gegeven aan de instructie om regels vast te
stellen inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de voorgestelde
nieuwe administratieve voorschriften inzake detachering in de wegvervoersector. Uitgangspunt
is om doeltreffende, evenredige, afschrikkende en niet-discriminatoire sancties vast
te stellen. Daartoe worden in de nieuwe onderdelen d, e en f van het tweede lid enkele
gedragingen als overtreding aangemerkt. Uit het eerste lid volgt dat voor deze overtredingen
vervolgens een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De hoogte van deze administratieve
boete wordt met name geregeld door artikel 15 WagwEU, in samenhang met artikel 13
BagwEU en de beleidsregels die zijn gebaseerd op artikel 15, zesde lid, van de wet.
Titel 5.4 Awb is van toepassing; zie in het bijzonder artikel 5:41.
Als overtreding wordt ten eerste aangemerkt het door de dienstverrichter niet of onvoldoende
nakomen van de administratieve eisen en controlemaatregelen, bedoeld in artikel 9e,
eerste of tweede lid. Bijgevolg begaat de dienstverrichter, die een gedetacheerde
bestuurder naar Nederland detacheert zonder tijdig een detacheringsverklaring in te
dienen, of een detacheringsverklaring die onvoldoende of onjuiste informatie bevat,
een overtreding.
Hetzelfde geldt indien de dienstverrichter relevante wijzigingen in de dienstverrichting,
die betrekking hebben op de in artikel 9e, eerste lid, opgesomde onderdelen, niet
tijdig heeft aangepast via het IMI, en daarmee de bepaling heeft overtreden op grond
waarvan hij verplicht is de detacheringsverklaringen actueel te houden in het IMI.
De toezichthoudende ambtenaren moeten immers af kunnen gaan op de juistheid van de
in het IMI opgegeven informatie.
Het nieuwe onderdeel e, dat met het tweede lid wordt ingevoegd, bepaalt voorts dat
het door de dienstverrichter niet of onvoldoende nakomen van artikel 9f, eerste lid,
een overtreding is. In overtreding is derhalve de dienstverrichter die er niet voor
heeft gezorgd dat de gedetacheerde bestuurder alle bedoelde gegevens en bescheiden
beschikbaar heeft, waaronder een kopie van de detacheringsverklaring en de tachograafgegevens.
Benadrukt wordt dat reeds sprake is van een overtreding door de dienstverrichter,
indien de gedetacheerde bestuurder de documenten niet ter beschikking stelt wanneer
daar bij een wegcontrole om wordt verzocht. In de praktijk zal immers niet altijd
zijn vast te stellen of een bestuurder de vereiste gegevens niet ter beschikking stelt
omdat hij deze gegevens niet heeft meegekregen van de dienstverrichter, of om een
andere reden. Het is echter van belang dat de dienstverrichter bij het ten onrechte
niet verstrekken van de benodigde documenten tijdens een wegcontrole kan worden gesanctioneerd,
en zich daarbij niet kan verschuilen achter de stelling dat hij wel heeft voldaan
aan zijn verplichting om de gegevens aan de bestuurder ter beschikking te stellen.
Om te voorkomen dat het risico op sancties door de vervoerder wordt afgewenteld op
de bestuurder, is ervoor gekozen om het in alle gevallen aan de vervoerder toe te
rekenen als de vereiste gegevens en documenten ten onrechte niet worden verstrekt
bij een wegcontrole. Zo hebben de toezichthouders voldoende handvatten als bij een
wegcontrole geen inzicht wordt geboden in de gegevens en bescheiden die voorhanden
moeten zijn.
Ten tweede begaat de dienstverrichter in de wegvervoersector een overtreding, indien
hij niet voldoet aan een verzoek namens Onze Minister via het IMI om na de detacheringsperiode
de in artikel 9f, tweede lid, bedoelde gegevens en bescheiden te verstrekken. Ook
indien deze dienstverrichter niet tijdig aan dit verzoek voldoet, of niet volledig
vanwege ontbrekende of onjuiste informatie, is sprake van een overtreding en kan een
bestuurlijke boete worden opgelegd met toepassing van artikel 15 WagwEU.
Via onderdeel f wordt het niet of onvoldoende nakomen van artikel 9g door een niet-gedetacheerde
bestuurder aangemerkt als overtreding van diens werkgever. Wanneer een bestuurder,
die niet onder de detacheringsregels voor de wegvervoersector valt, dit bij een wegcontrole
niet aantoont aan de hand van de in artikel 9g bedoelde documenten, kan derhalve een
bestuurlijke boete worden opgelegd.
Tot slot wordt een nieuw derde lid aan artikel 12 toegevoegd. In beginsel zijn de
bijzondere regels ten aanzien van detachering in de wegvervoersector die met deze
implementatiewet worden ingevoerd op vervoerondernemingen gericht, zodat deze ondernemingen
dan ook de gevolgen dragen van eventuele inbreuken die zij op deze regels begaan.
Om misbruik te voorkomen door ondernemingen waaraan ondernemers van goederenvervoer
over de weg hun vervoersdiensten uitbesteden, schrijft de richtlijn daarnaast voor
dat de lidstaten voorzien in duidelijke en voorzienbare regels betreffende sancties
tegen verzenders, expediteurs, contractanten en subcontractanten in gevallen waarin
zij wisten of, in het licht van alle relevante omstandigheden, hadden moeten weten
dat de vervoersdiensten waartoe zij opdracht geven, inbreuken op de bijzondere regels
voor detachering in de wegvervoersector inhouden.
Hieraan wordt uitvoering gegeven met het voorgestelde nieuwe derde lid. Dit lid voorziet
in een vorm van medeverantwoordelijkheid voor de nakoming van deze specifieke regels.
Indien een dienstverrichter een overtreding heeft begaan als bedoeld in artikel 12,
tweede lid, onderdeel c of e, wordt de verzender, expediteur, contractant of subcontractant
geacht dezelfde overtreding te hebben begaan, wanneer deze wederpartij wist of, rekening
houdend met alle relevante omstandigheden, had moeten weten dat de vervoersdiensten
waartoe hij opdracht gaf, zou leiden tot deze overtreding.
Voor deze opzet is verkozen boven sanctionering op grond van bijvoorbeeld de Wet op
de economische delicten, omdat deze overtreding een afgeleide is van een overtreding
door de dienstverrichter. De dienstverrichter valt onder het bestuursrechtelijke sanctiekader
van de WagwEU, dus is het wenselijk om diens contractuele wederpartij onder hetzelfde
regime te brengen. Met expediteur wordt gedoeld op de expediteur, bedoeld in artikel
60 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel II. Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren
van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
Onderdeel A (artikel 2a, negende en tiende lid)
Voorgesteld wordt ten eerste om een negende lid aan artikel 2a Wet avv toe te voegen,
met dezelfde strekking als het voorgestelde artikel 9c WagwEU. Verwezen wordt naar
de toelichting bij artikel I, onderdeel C.
Ten tweede is een tiende lid toegevoegd, op basis waarvan in een derde land gevestigde
vervoersondernemingen geen gunstiger behandeling kunnen krijgen dan gelijksoortige
in een lidstaat gevestigde ondernemingen. Dit houdt in dat een vervoersonderneming,
gevestigd in een derde land, het bepaalde bij of krachtens artikel 2a Wet avv moet
naleven in het kader van wegtransport in Nederland, indien dit ook geldt voor een
gelijksoortige, in een lidstaat gevestigde onderneming. Dit kan onder meer inhouden
dat deze vervoersondernemingen op grond van artikel 2a, tiende lid, gehouden zijn
om voor hun in Nederland werkzame bestuurders de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
te waarborgen die zijn neergelegd in verbindend verklaarde bepalingen, die betrekking
hebben op de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid. In overweging 15 van de preambule
bij de richtlijn is immers toegelicht dat in de Unie gevestigde ondernemers in toenemende
mate worden beconcurreerd door ondernemers uit derde landen, en dat het daarom van
het grootste belang is ervoor te zorgen dat in de Unie gevestigde ondernemers niet
worden gediscrimineerd.
Dit artikellid hangt samen met het voorgestelde artikel 9i WagwEU.
Onderdeel B (artikel 10a)
Het nieuwe vijfde lid van artikel 10a betreft de implementatie van artikel 1, dertiende
lid, tweede alinea, van de richtlijn. Daarin is bepaald dat lidstaten hun bevoegde
autoriteiten kunnen toestaan om nationale sociale partners, anders dan door middel
van IMI, relevante informatie uit het IMI te verstrekken voor zover dit noodzakelijk
is om te controleren of de detacheringsregels worden nageleefd, in overeenstemming
met de nationale wetgeving en praktijken. Deze informatieverstrekking is mogelijk
onder drie voorwaarden: dat de informatie verband houdt met de detachering op het
grondgebied van de betrokken lidstaat; dat de informatie slechts wordt gebruikt met
het oog op de handhaving van de detacheringsregels; en dat iedere gegevensverwerking
plaatsvindt in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming.
Het voorgestelde vijfde lid heeft betrekking op het delen van gegevens, die door de
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthoudende
ambtenaren worden verkregen via het IMI. Deze gegevens worden verstrekt aan sociale
partners en paritaire handhavingsinstanties, voor zover dit noodzakelijk is om te
controleren of algemeen verbindend verklaarde bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten,
die gelden voor gedetacheerde bestuurders als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van
de WagwEU, worden nageleefd door dienstverrichters. Bij uit IMI verkregen informatie
kan met name worden gedacht aan de detacheringsverklaringen, bedoeld in artikel 9e
WagwEU, en informatie verkregen in het kader van de administratieve samenwerking met
de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten.
De informatieverstrekking op grond van het eerste tot en met het vierde lid vindt
slechts plaats op verzoek van sociale partners of paritaire handhavers. Dit vereiste
is nader uitgewerkt in artikel 4 BagwEU en de Beleidsregels toetsingskader verzoeken
artikel 10a Wet Avv. Artikel 1, dertiende lid, van de richtlijn sluit echter verstrekking
uit eigen beweging van IMI-gegevens niet uit, zolang deze verstrekking strookt met
de Algemene verordening gegevensbescherming en voldoet aan de overige voorwaarden,
gesteld in het dertiende lid. Om dat te waarborgen kunnen de Beleidsregels toetsingskader
verzoeken artikel 10a Wet Avv worden uitgebreid met een gedetailleerder kader voor
de rechtmatige verstrekking van gegevens op grond van het vijfde lid.
Artikel III. Inwerkingtreding
Artikel III van het wetsvoorstel bevat de inwerkingtredingsbepaling. Op grond van
artikel 9, eerste lid, van de richtlijn dient deze op 2 februari 2022 omgezet te zijn
in nationale wetgeving. Omdat deze datum niet haalbaar is gebleken, wordt voorzien
in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de
verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Daarbij zal worden afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn
om de bepalingen zo spoedig mogelijk in werking te laten treden.
Artikel IV. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering
in de wegvervoersector.
Bijlage 1. Transponeringstabel 1: Mobiliteitsrichtlijn
Bepaling EU-regeling
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:
Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte
Artikel 1 (Specifieke regels betreffende de detachering van bestuurders)
Eerste lid (onderwerp)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Geen
–
Tweede lid (reikwijdte)
Art. I, C: art. 9a, eerste lid, (begripsbepaling gedetacheerde bestuurder)
Geen
–
Derde lid (bilateraal goederenvervoer geen detachering)
Art. I, C: art. 9b, tweede lid, onderdeel a, WagwEU (uitzonderen bilateraal goederenvervoer)
Deels bestaand recht: art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie transnationale dienstverrichting)
Geen (lid 3 bevat eigen definitie bilateraal goederenvervoer)
–
Vierde lid (bilateraal personenvervoer geen detachering)
Art. I, C: art. 9b, tweede lid, onderdeel b, WagwEU (uitzonderen bilateraal personenvervoer)
Deels bestaand recht: art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie transnationale dienstverrichting)
Geen (lid 4 bevat zelfstandige definitie bilateraal personenvervoer)
–
Vijfde lid (transitovervoer geen detachering)
Art. I, C: art. 9b, tweede lid, onderdeel c, WagwEU (uitzonderen transitovervoer)
Deels bestaand recht: art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie transnationale dienstverrichting)
Geen (uit systematiek en toelichting WagwEU volgt reeds dat transitovervoer geen detachering
is. Onderdeel c strekt tot verdere verduidelijking)
–
Zesde lid (bilateraal vervoer, dat begin- of eindtraject vormt van gecombineerd vervoer, geen
detachering)
Art. I, C: art. 9b, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 5° WagwEU (uitzonderen bilateraal
goederenvervoer)
Deels bestaand recht: art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie transnationale dienstverrichting)
Geen (lid 6 i.c.m. lid 3 bevat zelfstandige definitie)
–
Zevende lid (cabotage is detachering)
Art. I, C: art. 9b, eerste lid, WagwEU (bestuurder die cabotage verricht in Nederland
is gedetacheerde bestuurder)
Deels bestaand recht: art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie transnationale dienstverrichting)
Geen (lid 7 bevat een eigen definitie van cabotage)
–
Achtste lid (detachering eindigt zodra bestuurder lidstaat van ontvangst verlaat)
Art. I, C: art. 9c WagwEU en art. II, A: art. 2a, negende lid, Wet Avv (langdurige
detacheringen)
Deels bestaand recht: art. 2, tweede en derde lid, WagwEU en artikel 2a, vierde en
vijfde lid, Wet Avv (langdurige detacheringen). Zie ook art. 7 BagwEU
Geen
–
Negende lid (transparantie over geldende harde kern, met name beloningscomponenten)
Bestaand recht: art. 2 WagwEU, art. 2a Wet Avv (in aanvulling op Wml, Waadi, Arbowet
en Atw).
De manier waarop vervoersondernemingen en bestuurders worden geïnformeerd is vormvrij
De transparantie zal in elk geval worden geboden via communicatie op postedworkers.nl
Tiende lid (geen gunstiger behandeling vervoersondernemingen uit derde landen)
Art. I, C: art. 9i WagwEU en art. II, A: art. 10a, negende lid, Wet Avv
Geen (deze bepaling is dwingend geformuleerd)
–
Elfde lid, onderdeel a (Afwijkende administratieve maatregelen t.a.v. vervoer – detacheringsverklaring via
IMI)
Art. I, C: art. 9e WagwEU (detacheringsverklaring); art. 9d WagwEU (mogelijkheid contactpersoon
in lidstaat van vestiging op te geven);
Art. I, F: art. 12, tweede lid, WagwEU (overtredingen);
aanpassing bepalingen m.b.t. vervoer in art. 9–11 BagwEU; aanpassing boetebeleidsregels
WagwEU
Deels bestaand recht: art. 8 WagwEU, 8 t/m 11 BagwEU
Het is een beleidskeuze om van deze mogelijkheid gebruik te maken (echter is er geen
beleidsruimte ten aanzien van de in de verklaring op te geven gegevens, of IMI als
het voorgeschreven systeem)
Van de mogelijkheid om de administratieve maatregelen in te voeren wordt gebruik gemaakt
(zie §3c)
Elfde lid, onderdeel b (gedetacheerde bestuurder moet bepaalde documenten beschikbaar hebben)
Art. I, C: art. 9f, eerste lid, WagwEU;
Art. I, F: art. 12, tweede lid, WagwEU en aanpassing boetebeleidsregels WagwEU
Deels bestaand recht: art. 9 WagwEU; artikel 2, derde lid, RagwEU
Wel een beleidskeuze, geen beleidsruimte (vgl. onderdeel a)
Van de mogelijkheid om deze administratieve maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt
(zie §3c)
Elfde lid, onderdeel c (plicht dienstverrichter om ook na detachering stukken op verzoek via IMI aan te
leveren)
Art. I, C: art. 9f, tweede lid, WagwEU;
Art. I, E: art. 10, eerste lid, WagwEU (wederzijdse bijstand);
Art. I, F: art. 12, tweede lid, WagwEU (niet-naleving is een overtreding) en aanpassing
boetebeleidsregels WagwEU
Deels bestaand recht: artikelen 4, 9 en 15 WagwEU, 2a RagwEU
Het invoeren van deze plicht is optioneel. Indien er gebruik van wordt gemaakt, is
er tevens beleidsruimte bij de vraag welke sanctie op niet-naleving moet staan.
Van de mogelijkheid om deze administratieve maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt
(zie §3c). Art. 15 WagwEU bevat reeds de kaders voor de bestuurlijke boetes, en de
precieze sanctie voor overtreding van deze bepaling zal nader worden vormgegeven in
de boetebeleidsregels WagwEU
Elfde lid, onderdeel c, laatste alinea (bestuurder moet bij wegcontrole aan kunnen tonen dat hij niet gedetacheerd is)
Art. I, C: art. 9g;
Art. I, F: art. 12, tweede lid en aanpassing boetebeleidsregels WagwEU (optioneel)
Het invoeren van deze plicht is optioneel. Indien er gebruik van wordt gemaakt, is
er tevens beleidsruimte bij de vraag welke sanctie op niet-naleving moet staan.
Van de mogelijkheid om deze administratieve maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt
(zie §3c). Art. 15 WagwEU bevat reeds de kaders voor de bestuurlijke boetes, en de
precieze sanctie voor overtreding van deze bepaling zal nader worden vormgegeven in
de boetebeleidsregels WagwEU
Twaalfde lid, (dienstverrichter moet detacheringsverklaringen in IMI actueel houden)
Art. I, C: art. 9e, tweede lid, WagwEU;
Art. I, F: art. 12, tweede lid, WagwEU (niet-naleving is een overtreding) en aanpassing
boetebeleidsregels WagwEU
Dit hangt samen met het invoeren van de detacheringsverklaring (elfde lid, onderdeel
a). Beleidsruimte m.b.t. de sanctie op niet-naleving
Van de mogelijkheid om deze administratieve maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt
(zie §3c). Art. 15 WagwEU bevat reeds de kaders voor de bestuurlijke boetes, en de
precieze sanctie voor overtreding van deze bepaling zal nader worden vormgegeven in
de boetebeleidsregels WagwEU
Dertiende lid (bevoegde autoriteit kan sociale partners bepaalde gegevens uit IMI verstrekken)
Art. II, B: art. 10a, vijfde lid, Wet Avv
Deels bestaand recht: artikelen 4 WagwEU, 10a Wet avv en 4 BagwEU
Het mogelijk maken van deze gegevensverstrekking is optioneel. De gegevens kunnen
alleen anders dan via het IMI worden verstrekt, en slechts voor zover noodzakelijk
voor handhaving van de detacheringsregels.
Van de mogelijkheid om deze maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt (zie §3d).
Veertiende lid (Commissie stelt uiterlijk op 2 februari 2021 interface in IMI open)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Geen
–
Vijftiende lid (lidstaten zorgen bij uitvoering niet voor vertraging)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Geen
–
Zestiende lid (lidstaten werken nauw samen)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie.
De mogelijkheden tot samenwerking zijn met name geregeld in de artikelen 10 en 4 WagwEU
en 2 BagwEU.
Geen
–
Artikel 2 (Wijziging van Richtlijn 2006/22/EG)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie. Richtlijn 2006/22/EG bevat handhavingsinstructies,
van belang voor de Inspectie Leefomgeving en Transport. Daarom noopte deze richtlijn
destijds niet tot wetgevingshandelingen ter implementatie daarvan (zie Stcrt. 12 juni 2007, nr. 110, p. 12).
Voor art. 2, dat richtlijn 2006/22/EG wijzigt, zijn dan ook evenmin wetgevingshandelingen
noodzakelijk.
–
–
Artikel 3 (Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
–
N.v.t.
Artikel 4 (Comitéprocedure)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
–
N.v.t.
Artikel 5 (straffen en sancties)
Eerste lid (sancties tegen verzenders, expediteurs, contractanten en subcontractanten bij inbreuken
op detacheringsregels krachtens artikel 1)
Art. I, F: art. 12, derde lid, WagwEU;
Deels bestaand recht: artikelen 12 en 15 WagwEU; Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden
gedetacheerde werknemers in de Europese Unie 2020
Geen beleidsruimte ten aanzien van het vaststellen van de regels an sich, wel voor
het bepalen welke omstandigheden maken dat de normadressaten wisten of hadden moeten
weten dat de vervoersdiensten inbreuken inhielden op de Nederlandse detacheringsregelgeving,
en het bepalen van de sanctie voor overtreding
Van de mogelijkheid om deze maatregel in te voeren wordt gebruik gemaakt (zie §4 en
artikelsgewijs deel: I, F).
Tweede lid (sancties bij inbreuken op detacheringsregels krachtens artikel 1, die doeltreffend,
evenredig, afschrikkend en niet-discriminatoir zijn)
Art. I, F: art. 12 WagwEU; Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde
werknemers in de Europese Unie 2020.
Deels bestaand recht: Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht; artikelen 12
en 15 WagwEU; Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie 2020
Geen beleidsruimte voor wat betreft het aanmerken van het handelen in strijd met de
bepalingen ter implementatie van de richtlijn als overtredingen, wel ten aanzien van
de sancties voor zulke overtredingen
De aard en zwaarte van de sancties zullen worden bepaald in de Beleidsregel boeteoplegging
Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie 2020
Artikel 6 (Slimme handhaving)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
–
N.v.t.
Artikel 7 (Evaluatie)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
–
N.v.t.
Artikel 8 (Opleiding)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
Hoe in de praktijk wordt samengewerkt met andere lidstaten bij de verstrekking van
onderwijs en opleiding aan de handhavingsautoriteiten.
Praktische invulling
Artikel 9 (Omzetting en toepassing per 2 februari 2022)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
Geen
–
Artikel 10 (Inwerkingtreding richtlijn)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
Geen
–
Artikel 11 (Adressaten)
Behoeft naar zijn aard geen implementatiewetgeving.
Geen
–
Bijlage 2. Transponeringstabel 2: bijlage 31, deel A, afdeling 2, behorende bij artikel
463, vierde lid, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie
en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149)
Bepaling in bijlage 31, deel A, afdeling 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst
EU-VK
Corresponderend artikel in EU-recht
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:
Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft
Omschrijving beleidsruimte en toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte
Artikel 1 – Onderwerp
–
–
–
Deze afdeling bevat voorschriften voor in één van de Partijen gevestigde ondernemers
van goederenvervoer over de weg die, in het kader van goederenvervoer, bestuurders
detacheren naar het grondgebied van de andere Partij overeenkomstig artikel 3 van
deze afdeling.
Art. 1, eerste en tweede lid, mobiliteitsrichtlijn (reikwijdte)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Niets in deze afdeling belet een Partij maatregelen toe te passen ter regulering van
de toelating van natuurlijke personen tot of hun tijdelijke verblijf op haar grondgebied,
met inbegrip van maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit
van haar grenzen en het verzekeren van het ordelijke verkeer van natuurlijke personen
over die grenzen, mits die maatregelen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen
die de andere Partij uit hoofde van deze afdeling toekomen, daardoor teniet worden
gedaan of uitgehold. Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde
landen wel en voor die uit andere landen geen visum vereist is, wordt niet geacht
voordelen uit hoofde van deze afdeling teniet te doen of uit te hollen.
–
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Niets in deze afdeling doet afbreuk aan de toepassing, op het grondgebied van de Unie,
van de regels van de Unie inzake de detachering van bestuurders in de wegvervoersector
naar ondernemers van goederenvervoer over de weg van de Unie.
–
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
Artikel 2 – Definities
–
–
–
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder «gedetacheerde bestuurder» verstaan:
een bestuurder die gedurende een bepaalde periode werkt op het grondgebied van een
andere Partij dan de Partij waar de bestuurder gewoonlijk werkt.
Art. 2, eerste lid, Detacheringsrichtlijn (gedetacheerde werknemer)
Art. 1, tweede lid, mobiliteitsrichtlijn (reikwijdte)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met 9a WagwEU (gelijkstellen VK-vervoersondernemer
die een gedetacheerde bestuurder ter beschikking stelt in Nederland met een dienstverrichter)
Deels bestaand recht: art. 1 WagwEU (definitie gedetacheerde werknemer)
Geen
Artikel 3 – Beginselen
–
–
–
1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing voor zover de ondernemer voor
goederenvervoer over de weg bestuurders voor zijn rekening en onder zijn leiding naar
het grondgebied van de andere Partij ter beschikking stelt, in het kader van een overeenkomst
tussen de ondernemer van herkomst voor goederenvervoer over de weg en de partij waarvoor
de vervoersdiensten zijn bestemd, en die bestuurders op het grondgebied van die Partij
werkzaam zijn, voor zover er gedurende de periode van terbeschikkingstelling een dienstverband
tussen de ondernemer van herkomst voor goederenvervoer over de weg en de bestuurder
bestaat.
Art. 1, derde lid, onder a, Detacheringsrichtlijn i.c.m. art. 1, tweede lid, mobiliteitsrichtlijn
(definitie «zuivere» dienstverrichting, reikwijdte mobiliteitsrichtlijn)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 9a WagwEU (gelijkstellen VK-vervoersondernemer
met dienstverrichter als deze een gedetacheerde bestuurder ter beschikking stelt in
Nederland)
Deels bestaand recht: art. 1 WagwEU (transnationale dienstverrichting onder 1)
Geen
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een detachering geacht te beginnen wanneer de
bestuurder het grondgebied van de andere Partij binnenkomt voor het laden en/of lossen
van goederen en geacht te eindigen wanneer de bestuurder het grondgebied van die Partij
verlaat.
Voor de toepassing van lid 1 wordt, in het geval van een detachering in de Unie, een
detachering geacht te beginnen wanneer de bestuurder het grondgebied van een lidstaat
binnenkomt voor het laden en/of lossen van goederen in die lidstaat en geacht te eindigen
wanneer de bestuurder het grondgebied van die lidstaat verlaat.
Aanvang detachering:
Art. 2, eerste lid, Detacheringsrichtlijn
Einde detachering op het moment dat de lidstaat wordt verlaten:
Art. 1, achtste lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h WagwEU in samenhang met art. 9c WagwEU en art. 2a, negende lid,
Wet Avv
Aanvang detachering:
Art. 1, eerste lid, WagwEU (definitie gedetacheerde werknemer)
Einde detachering op het moment dat de lidstaat wordt verlaten:
art. 9c WagwEU, art. 2a, negende lid, Wet Avv
Geen
3. Niettegenstaande de leden 1 en 2 wordt een bestuurder niet geacht te zijn gedetacheerd
wanneer hij vervoersactiviteiten verricht op basis van een vervoersovereenkomst in
de zin van artikel 462, lid 1, punt a), van deze overeenkomst.
Art. 1, derde lid, mobiliteitsrichtlijn (uitsluiten bilateraal vervoer
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 9b, tweede lid, onderdeel a, WagwEU
Geen
4. Een bestuurder wordt niet geacht in het Verenigd Koninkrijk gedetacheerd te zijn
wanneer hij door het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk rijdt zonder dat er goederen
worden geladen of gelost. Voor de Unie geldt dat een bestuurder niet wordt geacht
in een lidstaat gedetacheerd te zijn wanneer hij door het grondgebied van die lidstaat
rijdt zonder dat er goederen worden geladen of gelost.
Art. 1, vijfde lid, mobiliteitsrichtlijn (uitsluiten transitovervoer)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 9b, tweede lid, onderdeel c, WagwEU
Geen
Artikel 4 – Arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
–
–
–
1. Elke Partij zorgt er, ongeacht het recht dat van toepassing is op het dienstverband,
voor dat ondernemers voor goederenvervoer over de weg voor de bestuurders die op basis
van een gelijke behandeling op haar grondgebied zijn gedetacheerd, de arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden waarborgen die verband houden met de volgende aangelegenheden die
in de Partij of, in het geval van de Unie, in de lidstaat waar het werk wordt uitgevoerd,
zijn neergelegd in:
– wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen; en/of
– collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken die algemeen
verbindend zijn verklaard of anderszins van toepassing zijn overeenkomstig lid 4:
a) maximale werk- en minimale rustperioden;
b) minimumaantal betaalde jaarlijkse verlofdagen;
c) beloning, inclusief vergoedingen voor overwerk; dit punt is niet van toepassing
op aanvullende bedrijfspensioenregelingen;
d) gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;
e) beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en – omstandigheden
van zwangere of onlangs bevallen vrouwen, van kinderen en jongeren; en
f) gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie.
Art. 3, eerste lid, Detacheringsrichtlijn (harde kern arbeidsvoorwaarden)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, WagwEU en 2a Wet Avv
Deels bestaand recht: art. 2 WagwEU, art. 2a Wet Avv, Waadi, Wml, Arbeidsomstandighedenwet,
Arbeidstijdenwet, Algemene wet gelijke behandeling)
Geen
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt het begrip beloning vastgesteld overeenkomstig
het nationale recht en/of de nationale praktijk van de Partij en, in het geval van
de Unie, het nationale recht en/of de nationale praktijk van de lidstaat op het grondgebied
waarvan de bestuurder is gedetacheerd, en wordt eronder verstaan alle beloningscomponenten
die verplicht zijn op grond van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen,
of collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken die in die
Partij of in die lidstaat algemeen verbindend zijn verklaard of anderszins van toepassing
zijn overeenkomstig lid 4.
Art. 3, eerste lid, Detacheringsrichtlijn (sinds wijziging Herzieningsrichtlijn 2018)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, WagwEU en 2a Wet Avv
Deels bestaand recht: art. 2 WagwEU, 2a Wet Avv, Wml, art. 7:616 BW e.v.
Geen
3. Toeslagen in verband met de detachering worden als onderdeel van de beloning beschouwd,
voor zover ze niet worden uitgekeerd als vergoeding van daadwerkelijk in verband met
de detachering gemaakte kosten, zoals reis-, maaltijd-, en verblijfkosten. De ondernemer
van goederenvervoer over de weg vergoedt de ter beschikking gestelde bestuurder voor
die kosten overeenkomstig het voor het dienstverband geldende recht en/of de voor
het dienstverband geldende nationale praktijk.
Art. 3, zevende lid, Detacheringsrichtlijn (sinds herziening 2018)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met de artikelen 2 WagwEU en 2a Wet Avv
Deels bestaand recht: art. 6 Wml
Geen
Indien niet uit de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die van toepassing zijn op
het dienstverband blijkt welke onderdelen van een toeslag in verband met detachering
worden uitgekeerd als vergoeding voor kosten die daadwerkelijk verband houden met
de detachering of die onderdeel zijn van de beloning, dan wordt de volledige toeslag
geacht te zijn betaald als vergoeding voor kosten.
Art. 3, zevende lid, Detacheringsrichtlijn (sinds herziening 2018)
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 2 WagwEU, 2a Wet Avv
Artikelen 2a, derde lid, Wet Avv, en 6, vierde lid, Wml
Geen
4. Voor de toepassing van deze afdeling worden onder «collectieve arbeidsovereenkomsten
of scheidsrechterlijke uitspraken die algemeen verbindend zijn verklaard», verstaan:
de collectieve overeenkomsten of scheidsrechtelijke uitspraken die moeten worden nageleefd
door alle ondernemingen die tot de betrokken beroepsgroep of bedrijfstak behoren en
onder het territoriale toepassingsgebied van die overeenkomsten of uitspraken vallen.
Bij ontstentenis van, of in aanvulling op, een stelsel voor het algemeen verbindend
verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken
als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, kan elke Partij of, in het geval van
de Unie, elke lidstaat besluiten zich te baseren op:
– de collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken die algemene
rechtsgevolgen hebben voor alle gelijksoortige ondernemingen in het betrokken geografische
gebied en in de betrokken beroepsgroep of bedrijfstak; en/of
– de collectieve arbeidsovereenkomsten die gesloten zijn door de op nationaal niveau
meest representatieve organisaties van de sociale partners, en die op het gehele nationale
grondgebied worden toegepast.
– Er is sprake van gelijke behandeling in de zin van lid 1 wanneer nationale ondernemingen
die zich in een soortgelijke situatie bevinden:
i) op de plaats van de activiteit of in de betrokken bedrijfstak ten aanzien van de
in lid 1, eerste alinea, vermelde aangelegenheden onderworpen zijn aan dezelfde verplichtingen
als de ondernemingen die bij de detacheringen zijn betrokken; en
ii) met dezelfde gevolgen aan die verplichtingen moeten voldoen.
Art. 3, achtste lid, Detacheringsrichtlijn (na herziening 2018)
Bestaand recht: art. 2a Wet Avv
Geen
Artikel 5 – Betere toegang tot informatie
–
–
–
1. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat publiceert overeenkomstig
het nationale recht en/of de nationale praktijk zonder onnodige vertraging en op transparante
wijze op één officiële nationale website informatie over de arbeidsvoorwaarden en
-omstandigheden, waaronder de componenten van de beloning als bedoeld in artikel 4,
lid 2, alsmede alle arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden overeenkomstig artikel 4,
lid 1.
Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat zorgt ervoor dat de op de
enige nationale website verstrekte informatie juist en actueel is.
Artikel 5 Handhavingsrichtlijn, art. 3, eerste lid, Detacheringsrichtlijn (na herziening
2018)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
2. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat neemt passende maatregelen
om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde informatie op afstand en met elektronische
middelen duidelijk, transparant, volledig, op gemakkelijk toegankelijke wijze en kosteloos
algemeen beschikbaar wordt gemaakt in een formaat en volgens webnormen die de toegankelijkheid
voor personen met een handicap garanderen, en om ervoor te zorgen dat de bevoegde
nationale instanties in staat zijn hun taken doeltreffend uit te voeren.
Art. 5 Handhavingsrichtlijn
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
3. Wanneer overeenkomstig het nationale recht en nationale tradities en praktijken,
en met inachtneming van de autonomie van de sociale partners, de in artikel 4 bedoelde
arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden overeenkomstig artikel 4, lid 1, zijn neergelegd
in collectieve overeenkomsten, zorgt elke Partij of, in het geval van de Unie, elke
lidstaat ervoor dat die voorwaarden en omstandigheden op een toegankelijke en transparante
wijze beschikbaar worden gesteld voor dienstverrichters uit de andere Partij en gedetacheerde
bestuurders, en schakelen zij hierbij de sociale partners in. De relevante informatie
moet met name betrekking hebben op de verschillende minimumlonen en de componenten
daarvan, de wijze waarop het verschuldigde loon wordt berekend en, in voorkomend geval,
de criteria voor indeling in de verschillende salarisschalen.
Art. 5, vierde lid, Handhavingsrichtlijn, art. 3, eerste lid, Detacheringsrichtlijn
(na herziening 2018)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
4. Wanneer in weerwil van lid 1 de informatie op de enige officiële nationale website
niet vermeldt welke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden moeten worden toegepast,
wordt bij het bepalen van sancties bij inbreuken op deze afdeling met die omstandigheid
overeenkomstig het nationaal recht en/of de nationale praktijk rekening gehouden,
voor zover nodig ter waarborging van de evenredigheid van die sancties.
Art. 3, eerste lid, laatste alinea, Detacheringsrichtlijn (na herziening 2018)
Bestaand recht: Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie 2020;
Art. 5:46 Awb
Beleidsruimte voor wat betreft de hoogte van de boete en het matigingspercentage
5. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat wijst de organen en autoriteiten
aan waar bestuurders en ondernemers van goederenvervoer over de weg algemene informatie
kunnen krijgen over het toepasselijke nationaal recht en de toepasselijke nationale
praktijk betreffende hun rechten en verplichtingen op hun grondgebied.
Art. 5, vijfde lid, Handhavingsrichtlijn
Bestaand recht: art. 4 WagwEU. Informatie vindbaar op postedworkers.nl
N.v.t.
Artikel 6 – Administratieve voorschriften, controle en handhaving
–
–
–
1. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat mag uitsluitend de volgende
administratieve voorschriften en controlemaatregelen opleggen ten aanzien van de detachering
van bestuurders:
a) een verplichting voor de in de andere Partij gevestigde ondernemer om uiterlijk
bij de aanvang van de detachering een detacheringsverklaring in te dienen bij de nationale
bevoegde instanties van de Partij of, in het geval van de Unie, van de lidstaat waarin
de bestuurder is gedetacheerd, waarvoor met ingang van 2 februari 2022 wordt gebruikgemaakt
van een meertalig standaardformulier van de openbare interface die verbonden is met
het Informatiesysteem interne markt van de EU (IMI) voor administratieve samenwerking;
die detacheringsverklaring bestaat uit de volgende informatie:
i) de identiteit van de ondernemer, ten minste in de vorm van het nummer van de geldige
vergunning, indien dat nummer beschikbaar is;
ii) de contactgegevens van een vervoersmanager of een andere contactpersoon in de
Partij van vestiging of, in het geval van de Unie, in de lidstaat van vestiging die
optreedt als tussenpersoon met de bevoegde instanties van de Partij of, in het geval
van de Unie, de lidstaat van ontvangst waarin de diensten worden verleend en met wie
documenten of berichten worden uitgewisseld;
iii) de identiteit, het adres van de verblijfplaats en het nummer van het rijbewijs
van de bestuurder;
iv) de aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder en het daarop toepasselijke
recht;
v) de geplande begin- en einddatum van de detachering; en
vi) de kentekenplaten van de motorvoertuigen;
Art. 1, elfde lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h, in samenhang met art. 9e, eerste lid, WagwEU
Ja; de keuze om deze verplichting in te voeren voor VK-dienstverrichters in de sector
goederenvervoer over de weg. Van deze optie wordt gebruik gemaakt (zie §3f en artikelsgewijs
deel: I, C)
(b) de verplichting voor de ondernemer om ervoor te zorgen dat de bestuurder, op papier
of in elektronische vorm, beschikt over het volgende, en de verplichting voor de bestuurder
om zulks te bewaren en ter beschikking te stellen wanneer daar bij een wegcontrole
om wordt verzocht:
(i) een kopie van de detacheringsverklaring, met ingang van 2 februari 2022 ingediend
via het IMI-systeem;
(ii) bewijs dat het vervoer plaatsvindt in de Partij van ontvangst, zoals een elektronische
vrachtbrief (e-CMR); en
(iii) de tachograafgegevens, en met name de landsymbolen van de Partij of, in het
geval van de Unie, van de lidstaat waar de bestuurder zich bevond tijdens het verrichten
van vervoersactiviteiten, in overeenstemming met de registratievoorschriften uit hoofde
van deel B, afdelingen 2 en 4;
c) een verplichting voor de ondernemer om, met ingang van 2 februari 2022 via de openbare
met het IMI-systeem verbonden interface, na de detacheringsperiode op direct verzoek
van de bevoegde instanties van de andere Partij of, in het geval van de Unie, van
de lidstaat waar de detachering heeft plaatsgevonden, kopieën van de in punt b), ii)
en iii), van dit lid bedoelde documenten te verstrekken, alsmede documentatie in verband
met de beloning van de bestuurder met betrekking tot de detacheringsperiode en de
arbeidsovereenkomst of een gelijkwaardig document, tijdschema's betreffende het werk
van de bestuurder en betalingsbewijzen.
Art. 1, elfde lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h, in samenhang met art. 9f, eerste en tweede lid, WagwEU
Ja; de keuze om deze verplichting in te voeren voor VK-dienstverrichters in de sector
goederenvervoer over de weg. Van deze optie wordt gebruik gemaakt (zie §3f en artikelsgewijs
deel: I, C)
De ondernemer verstuurt de documentatie, met ingang van 2 februari 2022 via de openbare
met het IMI-systeem verbonden interface, uiterlijk acht weken na de datum van het
verzoek. Indien de ondernemer de gevraagde documentatie niet binnen de gestelde termijn
indient, kunnen de bevoegde instanties van de Partij of, in het geval van de Unie,
van de lidstaat waar de detachering heeft plaatsgevonden om bijstand van de bevoegde
instanties van de Partij van vestiging of, in het geval van de Europese Unie, de lidstaat
van vestiging verzoeken, met ingang van 2 februari 2022 via het IMI-systeem. Indien
een dergelijk verzoek om wederzijdse bijstand wordt gedaan, hebben de bevoegde instanties
van de Partij van vestiging of, in het geval van de Unie, van de lidstaat van vestiging
van de ondernemer, toegang tot de detacheringsverklaring en andere relevante informatie
die door de ondernemer, met ingang van 2 februari 2022 via de openbare met het IMI-systeem
verbonden interface, is ingediend.
De bevoegde instanties van de Partij van vestiging of, in het geval van de Unie, van
de lidstaat van vestiging zorgen ervoor dat zij de documentatie waarom is verzocht
binnen 25 werkdagen na indiening van het verzoek om wederzijdse bijstand, met ingang
van 2 februari 2022 via het IMI-systeem, verstrekken aan de bevoegde instanties van
de Partij of, in het geval van de Unie, van de lidstaat waar de detachering heeft
plaatsgevonden.
Art. 1, elfde lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h, in samenhang met art. 9f, derde lid, WagwEU
Deels bestaand recht: artikelen 4 en 10 WagwEU; art. 2 BagwEU
Ja; de keuze om deze verplichting in te voeren voor VK-dienstverrichters in de sector
goederenvervoer over de weg. Van deze optie wordt gebruik gemaakt
Elke Partij zorgt ervoor dat de informatie die door de bevoegde nationale instanties
wordt uitgewisseld of de informatie die aan hen wordt verstrekt, alleen wordt gebruikt
voor het doel of de doelen waarvoor om die informatie is verzocht.
Wederzijdse administratieve samenwerking en bijstand is kosteloos.
Een verzoek om informatie belet de bevoegde instanties niet om onderzoeken in te stellen
naar vermeende inbreuken op deze afdeling, of om maatregelen te nemen om dergelijke
inbreuken te voorkomen.
Art. 6, leden 8 t/m 10, Handhavingsrichtlijn, 1, elfde lid, mobiliteitsrichtlijn
Bestaand recht: artikelen 4 en 10 WagwEU, 2 BagwEU
Geen
3. Om zich ervan te vergewissen dat een bestuurder niet moet worden beschouwd als
gedetacheerd op grond van artikel 1, mag elke Partij als controlemaatregel alleen
de verplichting opleggen dat de bestuurder een papieren of elektronische versie bij
zich moet houden en – indien daar tijdens een wegcontrole om wordt verzocht – moet
tonen, van het bewijs van het betrokken vervoer zoals een elektronische vrachtbrief
(e-CMR), evenals tachograafgegevens als bedoeld in lid 2, punt b), iii), van dit artikel.
Art. 1, elfde lid, laatste alinea, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 9g WagwEU
Ja; de keuze om deze verplichting in te voeren ten aanzien van niet-gedetacheerde
bestuurders. Van deze optie wordt gebruik gemaakt
4. Voor controledoeleinden houdt de ondernemer de in lid 2, onder a), bedoelde detacheringsverklaringen
actueel, vanaf 2 februari 2022 in de openbare met IMI verbonden interface.
Art. 1, twaalfde lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h, in samenhang met art. 9e, tweede lid, WagwEU
Ja; de keuze om deze plicht in te voeren voor VK-dienstverrichters in de sector goederenvervoer
over de weg. Van deze optie wordt gebruik gemaakt
5. De informatie uit de detacheringsverklaringen wordt, met ingang van 2 februari
2022, voor een periode van 24 maanden voor controledoeleinden opgeslagen in het register
van het IMI.
Art. 1, lid 13, mobiliteitsrichtlijn
– (verplichting EC)
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
6. De partij of, in het geval van de Unie, de lidstaat op het grondgebied waarvan
de bestuurder wordt gedetacheerd en de Partij of, in het geval van de Unie, de lidstaat
van waaruit de bestuurder wordt gedetacheerd zijn verantwoordelijk voor het monitoren,
controleren en handhaven van de verplichtingen uit hoofde van deze afdeling en nemen
passende maatregelen ingeval niet aan deze afdeling wordt voldaan.
Art. 5, lid 1, Detacheringsrichtlijn (sinds herziening 2018)
Art. I, C: art. 9h, in samenhang met 5, 12 tot en met 16 WagwEU
Deels bestaand recht: artikelen 5 en 12 tot en met 16 WagwEU
Ja, ten aanzien van de wijze van invulling van deze verplichting
7. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat zorgt ervoor dat de inspecties
en de controles van de naleving in het kader van dit artikel, rekening houdend met
de relevante bepalingen van deze afdeling, noch discriminerend noch onevenredig zijn.
Art. 5 tweede lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h in samenhang met art. 12 en 15 WagwEU; 13 BagwEU; Beleidsregel
boeteoplegging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
2020
Deels bestaand recht: artikelen 12 en 15 WagwEU; 13 BagwEU; Beleidsregel boeteoplegging
Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie 2020
Ja; beleidsruimte t.a.v. het bepalen welke overtredingen worden gesanctioneerd, wat
de boetehoogtes en matigingsgronden zijn
8. Voor de handhaving van de verplichtingen uit hoofde van deze afdeling waarborgt
elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat doeltreffende mechanismen
op basis waarvan gedetacheerde bestuurders direct een klacht tegen hun werkgevers
kunnen indienen, evenals het recht om gerechtelijke of administratieve procedures
op te starten – ook in de Partij waar de bestuurders gedetacheerd zijn of waren –
wanneer die bestuurders van oordeel zijn dat zij verlies of schade hebben geleden
doordat de geldende regels niet werden toegepast, zelfs nadat de arbeidsverhouding
in het kader waarvan de regels niet zouden zijn nageleefd, al is beëindigd.
Artikel 11 lid 1 Handhavingsrichtlijn
Bestaand recht: art. 6c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; art. 3:305a BW, diverse
beschermingsbepalingen in Boek 7, titel 10, Burgerlijk Wetboek
Ja; wijze van inrichten van deze doeltreffende mechanismen
9. Lid 8 geldt onverminderd de jurisdictie van de rechtbanken van elke Partij of,
in het geval van de Unie, van de lidstaten zoals vastgesteld in met name de relevante
rechtsinstrumenten van de Unie en/of internationale conventies.
Artikel 11, tweede lid, Handhavingsrichtlijn
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
10. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat stelt voorschriften vast
ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale
bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze afdeling en neemt alle nodige maatregelen
om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast en nageleefd. De sancties zijn
doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
Art. 5, tweede lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h in samenhang met 12 en 15 WagwEU; 13 BagwEU; Beleidsregel boeteoplegging
Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie 2020
Ja; het zodanig vaststellen van de sancties dat zij binnen Nederlandse context doeltreffend,
evenredig en afschrikwekkend zijn
Elke Partij stelt de andere Partij uiterlijk op 30 juni 2021 in kennis van die bepalingen.
Zij delen eventuele latere wijzigingen van de bepalingen onmiddellijk mee.
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
–
Artikel 7 – Gebruik van het IMI-systeem
–
–
–
1. Met ingang van 2 februari 2022 wordt de in artikel 6 bedoelde informatie, met inbegrip
van persoonsgegevens, uitgewisseld en verwerkt in het IMI-systeem, mits aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
a) de Partijen bieden waarborgen dat de gegevens die in het IMI-systeem worden verwerkt,
uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij oorspronkelijk werden uitgewisseld;
b) elke doorgifte van persoonsgegevens aan het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van
dit artikel mag alleen plaatsvinden in overeenstemming met artikel 23, lid 1, punt
c), van Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad1; en
c) elke doorgifte van persoonsgegevens aan de Unie uit hoofde van dit artikel mag
alleen plaatsvinden in overeenstemming met de gegevensbeschermingsregels van het Verenigd
Koninkrijk voor de internationale doorgifte van gegevens.
Artikel 1, dertiende lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h in combinatie met 4 WagwEU, 10a Wet Avv, 2 tot en met 5 BagwEU
Geen
2. De bevoegde instanties van elke Partij verlenen IMI-gebruikers passende toegangsrechten
en trekken die in.
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
3. IMI-gebruikers hebben uitsluitend op een «need-to-know»-basis en uitsluitend met
het oog op de uitvoering en handhaving van deze afdeling toegang tot persoonsgegevens
die in het IMI-systeem worden verwerkt.
–
Art. I, C: art. 9h in combinatie met 4 WagwEU, 10a Wet Avv, 2 tot en met 5 BagwEU
Geen
4. Elke Partij of, in het geval van de Unie, elke lidstaat kan de bevoegde instantie
toestaan om nationale sociale partners anders dan door middel van het IMI-systeem
relevante informatie uit het IMI-systeem te verstrekken, voor zover dat nodig is om
te controleren of de detacheringsregels worden nageleefd en in overeenstemming met
het nationaal recht en de nationale praktijken, op voorwaarde dat:
a) de informatie verband houdt met de detachering op het grondgebied van de betrokken
Partij of, in het geval van de Unie, de betrokken lidstaat; en
b) de informatie uitsluitend wordt gebruikt met het oog op de handhaving van de detacheringsregels.
Art. 1, dertiende lid, mobiliteitsrichtlijn
Art. I, C: art. 9h WagwEU
Art. II, B: art. 10a, vijfde lid, Wet Avv
Ja; keuze om deze verstrekking mogelijk te maken
5. Het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer stelt de technische en procedurele
specificaties voor het gebruik van het IMI-systeem door het Verenigd Koninkrijk vast.
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
6. Elke Partij neemt deel in de exploitatiekosten van het IMI-systeem. Het Gespecialiseerd
Comité voor het wegvervoer stelt de door elke Partij te dragen kosten vast.
–
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
N.v.t.
Bijlage 3. Schematisch overzicht toepasselijke WagwEU-artikelen
36.
37. Zuivere dienstverrichting
38. Intra-concernuitlening
39. Uitzendarbeid
40. Cabotage
41. Gedetacheerde bestuurder
42. Gedetacheerde werknemer
43. Gedetacheerde werknemer
44. Niet-bilateraal vervoer (cross-trade)
45. Gedetacheerde bestuurder
46. Gedetacheerde werknemer
47. Gedetacheerde werknemer
48. Bilateraal vervoer
49. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
50. Geen detachering
51. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
52. Geen detachering
53. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
54. Transitovervoer
55. Geen detachering
56. (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
57. Geen detachering
58. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
59. Geen detachering
60. (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
61.
62. Toepasselijke WagwEU-artikelen
63. Gedetacheerde bestuurder
• 1 t/m 6 («harde kern« artikel 2 wel van toepassing; benadelingsverbod 3b, plicht
informatieverstrekking aan Arbeidsinspectie art. 6)
• 9b (detachering bij cabotage of crosstrade)
• 9c (geen cumulatie detacheringen bij berekening langdurige detachering)
• 9d (contactpersoon in zendstaat)
• 9e (actuele detacheringsverklaring)
• 9f (detacheringsverklaring, vrachtbrieven en tachograafgegevens in cabine; informatieverstrekking
via IMI na detacheringsperiode)
• 9h (schakelbepaling detachering VK)
• 10 en verder (handhavings- en sanctiebepalingen)
64. Gedetacheerde werknemer
• 1 t/m 6 («harde kern« artikel 2 wel van toepassing; 3a bij doorleenconstructies,
benadelingsverbod 3b, plicht informatieverstrekking aan Arbeidsinspectie art. 6)
• 7 (contactpersoon in NL)
• 81 (jaarmelding via meldloket SVB)
• 9 (arbeidsovereenkomst, loongegevens e.a. in cabine)
• 10 en verder (handhavings- en sanctiebepalingen)
65. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn van toepassing)
• 1 t/m 6 («harde kern« artikel 2 niet van toepassing; plicht informatieverstrekking
aan Arbeidsinspectie art. 6)
• 9b (geen detachering bij bilateraal vervoer of transit)
• 9g (vrachtbrieven en tachograafgegevens in cabine)
• 9h (schakelbepaling detachering VK)
• 10 en verder (handhavings- en sanctiebepalingen)
66. Geen detachering (Mobiliteitsrichtlijn niet van toepassing)
• 1 t/m 6 («harde kern« artikel 2 niet van toepassing; plicht informatieverstrekking
aan Arbeidsinspectie art. 6)
X Noot
1
Onder het voorbehoud, dat in het kader van de wijziging van het Besluit arbeidsvoorwaarden
gedetacheerde werknemers in de Europese Unie wordt besloten dat de meldplicht van
toepassing blijft op deze doelgroep.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.