Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 111 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer
Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 6 juli 2022
De commissie voor de Werkwijze heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag
over het onderhavige voorstel. Zij dankt de leden van de fracties van de D66, CDA,
SP en BBB voor de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, waarop hieronder
verder zal worden ingegaan.
I. Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben van dit voorstel tot vaststelling van de Regeling
bezwaaradviescommissie kennisgenomen en zij hebben hierover geen aanvullende inbreng
of vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie
Tweede Kamer. Deze leden hebben over de voorgestelde bepalingen de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel voor de Regeling rondom het instellen
van een bezwaaradviescollege gelezen en hebben hierover nog een enkele vraag.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie
Tweede Kamer. Dit lid heeft hierover nog enkele vragen.
II. Artikelsgewijs
Artikel 3. Samenstelling commissie
In artikel 3, derde lid wordt bepaald dat de leden van de commissie geen lid zijn
van de Staten-Generaal en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een fractie,
groep of de ambtelijke organisatie van de Staten-Generaal. De leden van de CDA-fractie
hechten aan een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de commissie en vragen in
dit verband of het niet wenselijk zou zijn ook oud-leden van de Staten-Generaal uit
te sluiten.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat om de onafhankelijkheid te waarborgen er
uitzonderingen zijn gemaakt wie er deel uit kunnen maken van deze commissie. Deze
leden vragen waarom oud-Kamerleden hier geen uitzondering in vormen, zeker als zij
recentelijk zijn afgetreden bijvoorbeeld. Zij stellen dezelfde vraag met betrekking
tot personen die in een andere hoedanigheid dan voor een fractie, in dienst zijn van
een politieke partij of groepering.
Het lid van de BBB-fractie wil graag aan de commissie voor de Werkwijze meegeven dat
het lid van de commissie volgens haar niet alleen niet mag werken voor een fractie,
groep of de ambtelijke organisatie, maar daar ook niet op een andere manier aan verbonden
mag zijn. Hoe kijkt de commissie voor de Werkwijze hier tegenaan?
Aan de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer wordt toegevoegd dat ook oud-Kamerleden
die minder dan vijf jaar geleden Kamerlid waren en personen die minder dan vijf jaar
geleden werkzaamheden hebben verricht voor een fractie, groep, of de ambtelijke organisatie
van de Staten-Generaal geen lid kunnen zijn van de Bezwaaradviescommissie van de Tweede
Kamer. Om de onafhankelijkheid goed te waarborgen, wordt voor een periode van vijf
jaar gekozen.
Het uitsluiten van personen die «op een andere manier verbonden zijn» aan een fractie,
groep of de ambtelijke organisatie – zoals het lid van de BBB-fractie voorstelt –
is in de praktijk onuitvoerbaar, omdat dit onvoldoende is gedefinieerd, waardoor niet
getoetst kan worden wanneer hier sprake van is.
Het lid van de BBB-fractie wil graag horen welke eigenschappen, kennis en ervaring
gevraagd worden van leden van de genoemde bezwaaradviescommissie en hoe wordt gewaarborgd
dat deze commissie een goede afspiegeling is van de maatschappij.
De sollicitatieprocedure zal primair gericht zijn op het selecteren van leden die
voldoen aan de kwalitatieve eisen die worden gesteld. Diepgaande kennis van het algemeen
bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet open overheid (Woo),
ruime ervaring met bezwaarschriftprocedures, affiniteit met het openbaar bestuur en
inzicht in bestuurlijke besluitvorming zijn daarvoor vereist. De objectieve en onafhankelijke
positie van het lid ten aanzien van de bezwaarschriften die worden voorgelegd, staat
te allen tijden voorop. Enige schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden.
Dit zijn de voornaamste criteria waarop wordt geselecteerd. Wanneer aan deze eisen
is voldaan, is er uiteraard ruimte om te kijken naar de samenstelling van de bezwaaradviescommissie
en – voor zover mogelijk – hierin te streven naar diversiteit.
Voorts zou het lid van de BBB-fractie graag net als bij bewindslieden spelregels willen
introduceren in de trant van het lobbyverbod. Hoe kijkt de commissie voor de Werkwijze
hier tegenaan en wil de commissie hiervoor regels opstellen?
Het lid van de BBB-fractie verwijst in dezen naar het Integriteitsbeleid openbaar
bestuur en politie1, waar het lobbyverbod voor bewindspersonen in staat opgenomen. Hieruit volgt dat
voormalige bewindspersonen twee jaar lang niet mogen lobbyen bij hun voormalige ministerie
op het beleidsterrein waarvoor de betreffende bewindspersoon verantwoordelijk was
of aanpalende beleidsterreinen waarmee de gewezen bewindspersoon tijdens het ambt
actieve bemoeienis heeft gehad.2
In de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer wordt door een aantal maatregelen
voorzien in het waarborgen van de onafhankelijkheid van de bezwaaradviescommissie
en diens voorzitter en leden en wordt hiermee de schijn van enige belangenverstrengeling
voorkomen. Zo mogen (oud-)Kamerleden en medewerkers van de ambtelijke organisatie,
fracties of groepen geen onderdeel zijn van de bezwaaradviescommissie, tenzij hun
Kamerlidmaatschap of de verrichte werkzaamheden langer dan vijf geleden zijn. Dit
geldt ook voor personen die een tijdelijke opdracht vervullen voor of korter dan vijf
jaar geleden voor de Kamer, fracties of groepen.
Daarnaast mogen commissieleden niet deelnemen bij de behandeling en besluitvorming
van een bezwaarschrift als zij een persoonlijk belang hebben. Dit persoonlijk belang
speelt bijvoorbeeld ook een rol op het moment dat de voorzitter of een lid op persoonlijke
titel of namens een bedrijf waarvoor zij werkzaam zijn of waren, lobbyen over een
onderwerp dat gelijk is met het onderwerp waarover zij advies uitbrengen bij bezwaarschriften.
Mocht de voorzitter of een lid geen afstand willen nemen van de behandeling van en
besluitvorming over een dergelijk bezwaarschrift of opzettelijk dit persoonlijk belang
achterhouden, dan kan de Kamervoorzitter op zwaarwegende gronden in het kader van
de integriteit deze voorzitter of dit lid ontslaan. Het opnemen van een lobbyverbod
in de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer acht de commissie voor de Werkwijze
daarom niet nodig.
Tijdens het wervingsproces van de voorzitter en de leden wordt er bij de selectie
ook rekening gehouden of de kandidaten de onafhankelijkheid van de bezwaaradviescommissie
kunnen waarborgen. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal een kandidaat niet geselecteerd
worden. Belangrijk bij de selectie is dan de achtergrond van de kandidaat. Er wordt
daarnaast ook gevraagd om een Verklaring Omtrent het Gedrag bij de kandidaten. Hiermee
zijn naar het inzicht van de commissie voor de Werkwijze voldoende maatregelen getroffen
om de objectiviteit en onafhankelijkheid te waarborgen.
Artikel 6. Jaarverslag
In artikel 6 wordt bepaald dat de commissie jaarlijks verslag uitbrengt van haar werkzaamheden.
De leden van de CDA-fractie vragen of daarin ook wordt opgenomen welke kosten de commissie
heeft gemaakt.
Een overzicht van de kosten die de bezwaaradviescommissie heeft gemaakt, is onderdeel
van het jaarlijks verslag dat de commissie uitbrengt.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze wordt vastgesteld of de commissie
voldoende functioneert. Hoe worden beoordelingsmomenten ingericht en vastgelegd?
De commissie voor de Werkwijze is het met de leden van de CDA-fractie eens dat het
functioneren van de commissie beoordeeld dient te worden na een bepaalde termijn.
Daarom is de commissie voor de Werkwijze voornemens drie jaar na het vaststellen van
de Regeling bezwaaradviescommissie het functioneren van de bezwaaradviescommissie
te evalueren. Na drie jaar zal er een goed beeld gevormd kunnen worden over het functioneren
van de bezwaaradviescommissie.
Artikel 9. Ontvangst bezwaarschrift en toezending aan commissie
In artikel 9, tweede lid wordt bepaald dat indien de commissie gevraagd wordt over
een bezwaarschift te adviseren, het bezwaarschrift met de daarbij behorende stukken
door de Kamer onverwijld in handen van de commissie wordt gesteld. De leden van de
CDA-fractie vragen of daarbij ook afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen
er een reactie moet komen op het bezwaarschrift.
Hiervoor gelden wettelijke termijnen die opgenomen staan in de Algemene wet bestuursrecht.
Na ontvangst van het bezwaarschrift, ontvangt de indiener een ontvangstbevestiging
(artikel 6:14 Awb). De beslistermijn op het bezwaar bedraagt 12 weken na ontvangst
van het bezwaar. Die termijn kan éénmaal voor hoogstens 6 weken worden verlengd (artikel 7:10 Awb).
De voorzitter van de commissie voor de Werkwijze, Vera Bergkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, voorzitter van de commissie voor de Werkwijze