Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet
36 161 Voorstel van wet van de leden Baudet en Van Houwelingen houdende regels inzake een breed raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model)
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 2. VOORWERP VAN HET REFERENDUM
Artikel 4
HOOFDSTUK 3. DE KIESGERECHTIGDHEID
HOOFDSTUK 4. KIESKRINGEN EN STEMBUREAUS
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
HOOFDSTUK 5. HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
HOOFDSTUK 6. HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
HOOFDSTUK 7. DE STEMMING
Artikel 41
Artikel 42
Artikel 43
Artikel 44
Artikel 45
Artikel 46
Artikel 47
Artikel 48
HOOFDSTUK 8. DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU
Artikel 49
Artikel 50
Artikel 51
Artikel 52
Artikel 53
Artikel 54
Artikel 55
Artikel 56
HOOFDSTUK 9. DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM
Artikel 57
Artikel 58
Artikel 59
Artikel 60
Artikel 61
Artikel 62
Artikel 63
Artikel 64
Artikel 65
Artikel 66
Artikel 67
Artikel 68
Artikel 69
Artikel 70
Artikel 71
Artikel 72
HOOFDSTUK 10. BEPALINGEN INZAKE BEROEP
Artikel 73
Artikel 74
HOOFDSTUK 11. STRAFBEPALINGEN
Artikel 75
Artikel 76
Artikel 77
Artikel 78
Artikel 79
Artikel 80
Artikel 81
Artikel 82
Artikel 83
Artikel 84
Artikel 85
Artikel 86
Artikel 87
Artikel 88
Artikel 89
Artikel 90
Artikel 91
Artikel 92
Artikel 93
Artikel 94
HOOFDSTUK 12. HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 95
Artikel 96
Artikel 97
Artikel 98
Artikel 99
Artikel 100
Artikel 101
Artikel 102
Artikel 103
HOOFDSTUK 13. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 104
Artikel 105
Artikel 106
Artikel 107
Artikel 108
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een breed raadgevend referendum
naar Zwitsers model te introduceren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
initiatiefnemer:
de in artikel 15, eerste lid, bedoelde indiener van een initieel verzoek tot het houden
van een referendum;
Onze Minister:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
referendum:
niet-bindend raadgevend referendum;
§ 2. Het referendum
Artikel 2
In de in deze wet omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een
inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden ten minste tweehonderdduizend
kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar hebben gemaakt.
Artikel 3
De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing van,
onderscheidenlijk tot instemming met de in het kader van het aan het referendum onderworpen
onderwerp voorgelegde vraag, indien een meerderheid zich in afwijzende, onderscheidenlijk
instemmende zin uitspreekt.
HOOFDSTUK 2. VOORWERP VAN HET REFERENDUM
Artikel 4
1. Een referendum kan worden gehouden over een door de initiatiefnemer in een verzoek
als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aan te duiden onderwerp.
2. Een referendum kan niet betrekking hebben op:
a. een onderwerp waarover korter dan twee jaar voorafgaand aan een verzoek als bedoeld
in artikel 15, eerste lid, een referendum heeft plaatsgevonden;
b. een aangelegenheid die slechts betrekking heeft op een of meer aanwijsbare individuen,
met uitzondering van aangelegenheden die betrekking hebben op de rechtspositie van
individuen in hun hoedanigheid van bestuursorgaan, een orgaan, persoon of college,
genoemd in artikel 1:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, of lid van
het koninklijk huis.
HOOFDSTUK 3. DE KIESGERECHTIGDHEID
§ 1. Vereisten voor kiesgerechtigdheid
Artikel 5
1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de
verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand
op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het
hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op
de dag van de stemming.
Artikel 6
Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing.
§ 2. Registratie van kiesgerechtigdheid
Artikel 7
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de
gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens
als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.
Artikel 8
De artikelen D 2 tot en met D 9 van de Kieswet zijn van toepassing.
HOOFDSTUK 4. KIESKRINGEN EN STEMBUREAUS
Artikel 9
Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen
met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
Artikel 10
1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen
aantal leden, van wie er één voorzitter is.
3. Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een referendum
wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende
leden.
4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met
dien verstande dat:
a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing»
wordt gelezen «voor het referendum»;
b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing»
wordt gelezen «bij een vorig referendum of een vorige verkiezing»;
c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen
is beslist» wordt gelezen «nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld».
Artikel 11
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op
als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum.
Artikel 12
De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum.
Artikel 13
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting,
samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
HOOFDSTUK 5. HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
§ 1. De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum
Artikel 14
Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale
aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.
Artikel 15
1. Iedere kiesgerechtigde kan een referendum initiëren door bij de voorzitter van het
centraal stembureau een verzoek tot het houden van een referendum in te dienen. Binnen
een termijn van acht weken na indiening van dat verzoek dient de initiatiefnemer ten
minste tienduizend aanvullende verzoeken aan de voorzitter te overleggen.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend
of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.
3. Een verzoek wordt gedaan door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres,
de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst of een fotokopie
daarvan.
4. Op de lijst kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.
5. De lijst wordt kosteloos aan de initiatiefnemer beschikbaar gesteld door het centraal
stembureau en is reeds voorzien van een zakelijke aanduiding van het onderwerp waarop
het verzoek betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst een model
gesteld.
6. Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon tekent bij
ontvangst van het initieel verzoek alsmede bij ontvangst van de aanvullende verzoeken,
bedoeld in het eerste lid, hierop de datum van ontvangst aan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
verzoeken van de kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
Artikel 16
1. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over
hetzelfde onderwerp doen.
2. Een verzoek kan niet worden ingetrokken.
Artikel 17
1. Verzoeken tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 15 kunnen op elektronische
wijze worden gedaan.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over verzoeken langs
elektronische weg, die ertoe strekken te verzekeren dat geen afbreuk wordt gedaan
aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden in ieder
geval nadere regels gesteld over de wijze waarop deze verzoeken worden gedaan en gecontroleerd.
4. Een krachtens het tweede of derde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur
treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de
beide kamers der Staten-Generaal.
§ 2. De beoordeling van het inleidend verzoek
Artikel 18
1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn gedaan,
binnen een week na afloop van de termijn van acht weken, bedoeld in artikel 15, eerste
lid, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
2. De voorzitter besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien
het aantal verzoeken minder bedraagt dan tienduizend, dan wel, indien toepassing is
gegeven aan artikel 19, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan
tienduizend.
Artikel 19
1. De voorzitter van het centraal stembureau stelt, indien er verzoeken zijn gedaan,
het aantal verzoeken vast.
2. Indien er tienduizend of meer verzoeken zijn gedaan stelt de voorzitter tevens vast:
a. het aantal geldige verzoeken,
b. het aantal ongeldige verzoeken.
3. Ongeldig zijn de verzoeken die:
a. zijn gedaan op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen
nadat de termijn, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verstreken;
b. niet zijn gedaan op een lijst als bedoeld in artikel 15;
c. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 15, derde lid, op de lijst moeten
worden geplaatst;
d. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
e. onjuiste gegevens bevatten;
f. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum
over hetzelfde onderwerp hebben gedaan.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
betreffende de controle van de verzoeken.
Artikel 20
1. De controle van de verzoeken die niet reeds op grond van artikel 19, derde lid, onder
a en b, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende
de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval
betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie
voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de verzoeken van kiesgerechtigde
personen met een woonplaats buiten Nederland, en de vaststelling van het totaal aantal
geldige verzoeken op basis van de uitkomst van de steekproef.
Artikel 21
1. Indien de voorzitter besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met een
vermelding van de reden op de lijst aangetekend.
2. De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop één
of meer verzoeken ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag waarop hij
het besluit, bedoeld in artikel 18, heeft genomen voor een ieder ter inzage.
Artikel 22
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21, eerste lid, zijn beëindigd,
worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal ontvangen verzoeken;
b. het aantal geldige en ongeldige verzoeken, indien artikel 19, tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van het onderwerp waarop de verzoeken betrekking hebben.
Artikel 23
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 24
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van
het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk bekend door kennisgeving van het besluit
in de Staatscourant. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter
inzage gelegd.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek
mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 25
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde
pak, bedoeld in artikel 22, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat
onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de
officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk
onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit
onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet,
nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt
proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden
gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 22, ten dienst van een onderzoek
naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
HOOFDSTUK 6. HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
§ 1. De referendumvraag
Artikel 26
1. Nadat de voorzitter van het centraal stembureau op grond van artikel 18, eerste lid,
heeft besloten dat het inleidend verzoek tot het houden van een referendum is toegelaten,
dan wel na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
ingevolge artikel 74, tweede lid, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter
van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond
wordt verklaard, besluit het centraal stembureau binnen vier weken, in overleg met
de initiatiefnemer, hoe de aan dat referendum te onderwerpen vraag luidt. De vraag
wordt zodanig geformuleerd dat de kiezer zich daarover hetzij instemmend, dan wel
afwijzend kan uitspreken.
2. Indien overleg met de initiatiefnemer redelijkerwijs niet mogelijk is of de initiatiefnemer
daarvan afziet, stelt het centraal stembureau, uitgaande van de volgorde van de lijst
met aanvullende inleidende verzoeken, een andere verzoeker in de gelegenheid tot overleg.
3. Voor zover het verzoek tot het houden van een referendum betrekking heeft op een
wet of de goedkeuring van een verdrag luidt de aan het referendum te onderwerpen vraag,
in afwijking van het eerste lid, of de kiezer voor of tegen de betrokken wet is, met
dien verstande dat het centraal stembureau vaststelt hoe de wet wordt aangeduid.
4. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de aan het referendum
te onderwerpen vraag zo spoedig mogelijk bekend door kennisgeving van het besluit
in de Staatscourant, onder mededeling daarvan aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en
aan Onze Minister. De werking van het besluit wordt opgeschort totdat de beroepstermijn
is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
§ 2. Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek
Artikel 27
Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale
aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
Artikel 28
1. Na het verstrijken van de in artikel 26, vierde lid, laatste zin, bedoelde termijn,
kan iedere kiesgerechtigde, zolang het centraal stembureau niet krachtens artikel 31
heeft beslist dat het definitieve verzoek tot het houden van het referendum wordt
toegelaten, doch uiterlijk binnen achttien maanden, bij de voorzitter van het centraal
stembureau een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. De
verklaring tot ondersteuning dient binnen de in de eerste zin genoemde termijn door
de voorzitter te zijn ontvangen.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend
of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.
3. Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door het plaatsen van de voornaam,
de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op
een lijst of een fotokopie daarvan.
4. Op de lijst kunnen ondersteuningsverklaringen van één of meerdere kiesgerechtigden
staan.
5. De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door het centraal stembureau en is reeds
voorzien van een aanduiding van de aan het referendum waarop de ondersteuningsverklaring
betrekking heeft onderworpen vraag. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst
een model gesteld.
6. Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon tekent bij
ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor
het afleggen van ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke
woonplaats buiten Nederland heeft.
Artikel 29
1. Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van hetzelfde
inleidend verzoek afleggen.
2. Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.
Artikel 30
1. Ondersteuningsverklaringen als bedoeld in artikel 28 kunnen op elektronische wijze
worden afgelegd.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de elektronische
aflegging van ondersteuningsverklaringen die ertoe strekken te verzekeren dat geen
afbreuk wordt gedaan aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden in ieder
geval nadere regels gesteld over de wijze waarop deze ondersteuningsverklaringen worden
afgelegd en gecontroleerd.
4. Een krachtens het tweede of derde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur
treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de
beide kamers der Staten-Generaal.
§ 3. De beoordeling van het definitieve verzoek
Artikel 31
1. Het centraal stembureau houdt het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen bij.
2. Indien er tweehonderdduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd en
zolang het centraal stembureau niet krachtens het vierde lid heeft beslist dat het
definitieve verzoek tot het houden van het referendum wordt toegelaten, inventariseert
het centraal stembureau tevens:
a. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
3. Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:
a. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is
ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 28, eerste lid, is verstreken;
b. niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 28;
c. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 28, derde lid, op de lijst moeten
worden geplaatst;
d. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
e. onjuiste gegevens bevatten;
f. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum
over hetzelfde onderwerp hebben ingediend.
4. Zodra het centraal stembureau ingevolge het tweede lid heeft vastgesteld dat er binnen
de in artikel 28, eerste lid, bedoelde termijn van achttien maanden tweehonderdduizend
geldige ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, besluit zij dat het definitieve
verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
5. Indien na het verstrijken van de in artikel 28, eerste lid, bedoelde termijn van
achttien maanden het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan
tweehonderdduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, het
aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan tweehonderdduizend,
besluit het centraal stembureau dat het definitieve verzoek tot het houden van een
referendum niet wordt toegelaten.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
betreffende de controle van de ondersteuningsverklaringen.
Artikel 32
1. De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van artikel 31,
derde lid, onder a en b, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een
steekproef.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende
de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval
betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie
voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de ondersteuningsverklaringen van
kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland, en de vaststelling van
het totaal aantal geldige ondersteuningsverklaringen op basis van de uitkomst van
de steekproef.
Artikel 33
1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na het nemen van het in artikel 31,
vierde of vijfde lid, bedoelde besluit, om tien uur een openbare zitting.
2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig
bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van
bestuur.
3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 34
Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige kiezers
bekend:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen, indien artikel 31, tweede
lid, is toegepast;
c. het aldus genomen besluit, bedoeld in artikel 31, vierde of vijfde lid.
Artikel 35
1. Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring
maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk
bekend.
2. Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt de betreffende lijst getoond.
3. Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave
van redenen op de lijst aangetekend.
4. De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop één
of meer ondersteuningsverklaringen ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na
de dag van de openbare zitting, bedoeld in artikel 33, eerste lid, voor een ieder
ter inzage.
Artikel 36
Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling
in dat een referendum zal worden gehouden.
Artikel 37
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 34 en 35, eerste tot en met derde lid,
zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 31, tweede
lid, is toegepast;
c. een aanduiding van het onderwerp waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
Artikel 38
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 39
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van
het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door kennisgeving van het besluit
in de Staatscourant.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek
mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 40
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het verzegelde
pak, bedoeld in artikel 37, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn verstreken nadat
onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de
officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk
onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit
onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet,
nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt
proces-verbaal opgemaakt.
2. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden
gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 37, ten dienst van een onderzoek
naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
HOOFDSTUK 7. DE STEMMING
Artikel 41
1. Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een referendum
zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na
overleg met Onze Minister, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit
geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.
2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt
op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit.
3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot
en met 31 augustus niet meegeteld.
Artikel 42
1. In afwijking van artikel 41, tweede lid, wordt indien binnen een termijn van twaalf
maanden na de dagtekening van het in artikel 41, eerste lid, bedoelde besluit een
of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
provinciale staten, de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een
ander referendum op basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum
aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven
met het oog op de combinatie van stemmingen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 43
1. Voor zover het referendum betrekking heeft op een wet, is de tekst van die wet gedurende
vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente
verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
2. Bij een referendum over de goedkeuring van een verdrag geldt het in het eerste lid
bepaalde mede ten aanzien van de tekst van het verdrag.
Artikel 44
1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de op grond van artikel 26 vastgestelde
vraag vermeld, met de mogelijkheid voor de kiezer zich daarover instemmend of afwijzend
uit te spreken. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het
centraal stembureau gedrukt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Artikel 45
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4,
J 4a, J 5, eerste lid, J 7 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12
tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing,
met dien verstande dat:
a. in artikel J 5, eerste lid, de zinsnede «en dat ligt in het gebied van het orgaan
waarvoor de verkiezing wordt gehouden» buiten toepassing blijft;
b. in de artikelen J 5, eerste lid en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling»
wordt gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming»;
c. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt
gehouden» wordt gelezen «het referendum»;
d. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen «het referendum»;
e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen
«zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen vraag».
Artikel 46
1. Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden met een kiezerspas.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel K 1 blijven de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing
wordt gehouden,» in het eerste lid alsmede het tweede lid buiten toepassing;
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede lid, wordt
in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen «vierenveertigste dag voor de
dag van stemming».
Artikel 47
Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd, met
dien verstande dat in de artikelen L 7, tweede lid, L 8, eerste en tweede lid, en
L 11, eerste lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen «vierenveertigste
dag voor de dag van stemming».
Artikel 48
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer
die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats
buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland verblijft, per
brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen
«zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen vraag»;
b. in artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen «Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en
doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.»;
c. in de artikelen M 7, vierde lid, tweede volzin, en M 10, eerste lid, tweede volzin,
wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen «vierenveertigste dag voor
de dag van stemming»;
d. artikel M 7, vierde lid, derde volzin, is niet van toepassing;
e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen
is beslist» gelezen «nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld».
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven
met het oog op de combinatie van stemmingen voor kiezers die per brief stemmen.
HOOFDSTUK 8. DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU
Artikel 49
1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
2. De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande
dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing
blijven.
Artikel 50
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal instemmend uitgebrachte stemmen inzake de aan het referendum onderworpen
vraag;
b. het aantal afwijzend uitgebrachte stemmen inzake de aan het referendum onderworpen
vraag;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig
uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat
in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt»
gelezen wordt «welke keuze hij maakt».
Artikel 51
1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 50 bedoelde
aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden
ingebracht.
2. Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien
verstande dat:
a. in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt
«verdeeld in instemmend onderscheidenlijk afwijzend uitgebrachte stemmen»;
b. artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt «het aantal stembiljetten dat het
pak bevat».
Artikel 52
De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.
Artikel 53
1. Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal
van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de
totalen van de in artikel 50, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen
dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot
de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk
geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
Tevens stelt hij op basis van de registratie, bedoeld in artikel 7, het aantal kiesgerechtigden
in de gemeente vast.
2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 50
bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus
is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal geregistreerde kiesgerechtigde
personen met een woonplaats buiten Nederland.
3. Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier
waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
Artikel 54
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd
de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden onverwijld
worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau. Tevens legt hij een
afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis
totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
Artikel 55
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet
zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 12, vierde lid, aanhef, in plaats van «nadat over de toelating van de
gekozenen is beslist» gelezen wordt «nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld»;
b. in artikel N 12, vierde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar gestelde gedraging
in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de
artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt «een
in deze wet strafbaar gestelde gedraging»;
c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen»
gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld», en in plaats van
«de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt «de afschriften,
bedoeld in artikel 54».
Artikel 56
1. De burgemeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 57 juncto artikel N 13
van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte verzegelde pakken na drie
maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld worden vernietigd.
2. Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.
HOOFDSTUK 9. DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM
Artikel 57
1. Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare
zitting.
2. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Artikel 58
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 50, eerste lid, bedoelde aantallen
stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht, het aantal kiesgerechtigden
en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het
aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau een
verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil.
2. De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
3. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 59
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal
opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 60
1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke
wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres
worden aangewezen.
2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau
over.
3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven,
bedoeld in artikel 54 naar het centraal stembureau over.
Artikel 61
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende
de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Artikel 62
1. Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus
zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden
ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van het referendum.
2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste
en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van
de zetelverdeling» wordt gelezen «de uitslag van het referendum».
Artikel 63
1. Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid
van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus,
en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van
de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau
tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus
besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet
deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen.
Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de
opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud
te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N,
paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
3. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau
tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen.
De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek
van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging
van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en
verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.
Artikel 64
1. Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid
van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld
kennis aan Onze Minister.
2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in
het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag
van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door
Onze Minister.
3. Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 65
Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal instemmend uitgebrachte stemmen inzake de aan het referendum onderworpen
vraag;
b. het totale aantal afwijzend uitgebrachte stemmen inzake de aan het referendum onderworpen
vraag;
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal
geldig uitgebrachte stemmen;
e. het totale aantal ongeldige stemmen;
f. het totale aantal kiesgerechtigden.
Artikel 66
Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige
en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.
Artikel 67
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een
geldige stem hebben uitgebracht zich instemmend en hoeveel procent van de kiezers
die een geldige stem hebben uitgebracht zich afwijzend over de aan het referendum
onderworpen vraag hebben uitgesproken.
Artikel 68
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en de uitslag van het
referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting
van het centraal stembureau.
2. Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze
van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
4. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Artikel 69
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
In dit proces-verbaal worden de opkomst en de uitslag van het referendum, alle ingebrachte
bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn
genomen, vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 70
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke
wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres
worden aangewezen.
Artikel 71
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal
toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.
Artikel 72
1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 63, tweede lid, drie
maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij
deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk
onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval
de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging,
in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke
uitspraak is.
2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd,
de pakken, bedoeld in artikel 63, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 69
en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar
enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
HOOFDSTUK 10. BEPALINGEN INZAKE BEROEP
Artikel 73
Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 18, eerste lid, 31, vierde of vijfde lid,
65, 66 of 67 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift
zes dagen.
b. Titel 8.3 is niet van toepassing.
c. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving
of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn
stellen.
d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing
van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan
wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
Artikel 74
1. In de volgende gevallen doet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
uitspraak uiterlijk op de zesde dag nadat het beroepschrift is ontvangen:
a. beroep tegen een besluit van de voorzitter van het centraal stembureau inzake het
inleidend verzoek tot het houden van een referendum;
b. beroep tegen een besluit van het centraal stembureau inzake het definitieve verzoek
tot het houden van een referendum.
2. Indien de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State strekt
tot gegrondverklaring van het beroep, treedt de uitspraak in de plaats van het vernietigde
besluit.
3. De voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt partijen
onverwijld in kennis van de uitspraak.
HOOFDSTUK 11. STRAFBEPALINGEN
Artikel 75
Degene die meer dan één verzoek doet of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt
voor het houden van een referendum over hetzelfde onderwerp, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 76
Degene die zich bij het doen van een referendumverzoek of het afleggen van een ondersteuningsverklaring
voordoet voor een ander, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar
of een geldboete van de derde categorie.
Artikel 77
Degene die bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand
verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 78
1. Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het
houden van een referendum te doen hetzij niet, hetzij wel uit te oefenen, wordt gestraft
met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot een
of ander laat omkopen.
Artikel 79
1. Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot het
houden van een referendum te ondersteunen hetzij niet hetzij wel uit te oefenen, wordt
gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde
categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot een
of ander laat omkopen.
Artikel 80
Degene die iemand onder valse voorwendselen beweegt om een verzoek te doen of een
ondersteuningsverklaring af te leggen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van
ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Artikel 81
1. Degene die bij een referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens
anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die
zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Artikel 82
Degene die bij gelegenheid van een referendum enige bedrieglijke handeling pleegt
waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem
bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden
of geldboete van de derde categorie.
Artikel 83
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum deelneemt,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde
categorie.
Artikel 84
Degene die bij een referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt
of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag
wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde
categorie.
Artikel 85
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen
namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 86
Degene die bij een referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door
anderen doet gebruiken stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen
of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid
of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad
heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van
de vierde categorie.
Artikel 87
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen
voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij een referendum te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 88
1. Degene die bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht
te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het
bij volmacht stemmen laat omkopen.
Artikel 89
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 85 tot en met 88 omschreven misdrijven
kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek
van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter
in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van
het Wetboek van Strafrecht BES vermelde rechten worden uitgesproken.
2. Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van de
in de artikelen 77 en 83 tot en met 87 omschreven misdrijven, kan ontzetting van het
in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien
de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en
Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde
recht worden uitgesproken.
Artikel 90
Degene die bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat
deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete
van de tweede categorie.
Artikel 91
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten
einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht
bij een referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.
Artikel 92
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 49 van deze
wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 93
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau
die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is
voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Artikel 94
De in de artikelen 75 tot en met 88 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven
beschouwd en de in de artikelen 90 tot en met 93 bedoelde strafbare feiten als overtredingen.
HOOFDSTUK 12. HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 95
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 96
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder «openbaar lichaam»
verstaan «openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba».
Artikel 97
1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde
of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt,
voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in
plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «het gemeentehuis»: het bestuurskantoor;
e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht
BES.
2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van
’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
Artikel 98
1. In afwijking van artikel 15, eerste lid, eerste zin, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene
van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een referendum
indienen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 15, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar
gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers
tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van acht weken, bedoeld in artikel 15, eerste lid,
tweede zin, stelt de gezaghebber vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige verzoeken;
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële
regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 19, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig
de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven
in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen
verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede
dag na afloop van de termijn van acht weken, bedoeld in artikel 15, eerste lid, tweede
zin, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De
voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling,
bedoeld in artikel 19, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken
in een pak. Artikel 22 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het
pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk
wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 15, zesde lid, 19,
derde lid, onder a, artikel 21, en 25 voor «voorzitter van het centraal stembureau»
of «voorzitter» telkens gelezen «gezaghebber».
Artikel 99
Onverminderd artikel 19, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen
die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter
van het centraal stembureau zijn ingediend.
Artikel 100
1. In afwijking van artikel 28, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van
een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van het inleidend
verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de in artikel 28, eerste lid, eerste zin,
bedoelde termijn door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 28, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar
gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers
tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. De gezaghebber inventariseert, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend
op verzoek van het centraal stembureau:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële
regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 31, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig
de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door personen die
niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen
ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische
weg uiterlijk de tweede dag na een daartoe strekkend verzoek van het centraal stembureau,
ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt
de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 31, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak.
Artikel 37 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek
van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal
stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 28, zesde lid, 31,
derde lid, onder a, en 40 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter»
telkens gelezen «gezaghebber».
Artikel 101
Onverminderd artikel 31, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen
die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam
bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd.
Artikel 102
Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van de
aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de artikelen 98,
derde lid, en 100, derde lid.
Artikel 103
De artikelen Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van
toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen
«artikel 56», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde
aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau
de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen
is beslist» wordt gelezen «totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is
vastgesteld»;
b. in artikel Ya 12, eerste lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen «artikel 61»;
c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen
«artikel 62, derde lid»;
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad
als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing
blijft.
HOOFDSTUK 13. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 104
Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet
is van toepassing.
Artikel 105
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens
telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 106
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door
een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model inzake
het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau
en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een
referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een
referendum wordt gehouden.
2. In de bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep wordt in de alfabetische rangschikking
ingevoegd:
Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model:
de artikelen 18, eerste lid, 26, eerste lid, 31, vierde of vijfde lid, 65, 66 en 67.
3. In de bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artikel 2, wordt in de
alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model:
de artikelen 18, eerste lid, 26, eerste lid, 31, vierde of vijfde lid, 65, 66, en
67.
Artikel 107
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 108
Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadgevend referendum naar Zwitsers model.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Thierry Baudet, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Pepijn van Houwelingen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.