Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Esch over de naar schatting 400.000 mensen die al jarenlang in de stank van de vee-industrie wonen
Vragen van het lid Van Esch (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de naar schatting 400.000 mensen die al jarenlang in de stank van de vee-industrie wonen (ingezonden 12 mei 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
            van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2946.
         
Vraag 1
            
Kent u de tweeluik van Zembla genaamd Stank en strijd, waarin omwonenden van veehouderijen
               vertellen hoe zij in de stank van veehouderijen moeten leven en dat zowel de lokale
               als de rijksoverheid hier niet tegen optreedt?1
Antwoord 1
            
Ja, dat is mij bekend.
Vraag 2
            
Erkent u dat het leven in langdurige stank niet alleen zeer vervelend is en de kwaliteit
               van leven vermindert, maar dat het volgens de GGD ook tot gezondheidsklachten als
               stress, hoofdpijn en misselijkheid kan leiden?2
Antwoord 2
            
Ik heb kennisgenomen van de uitspraken van de GGD en ik heb gesproken met mensen in
               Deurne die indringende verhalen schetsten over de moeilijke situaties waarin zij verkeren.
               Ik heb ook in de uitzending van Zembla aangegeven dat stankoverlast voor de omwonenden
               zeer vervelend kan zijn.
            
Vraag 3
            
Hoe beoordeelt u het dat de overheid niet ingrijpt om omwonenden van veehouderijen
               van een schone lucht te voorzien, waardoor omwonenden zich genoodzaakt zien om hiervoor
               naar de rechter te stappen?
            
Antwoord 3
            
Na het bekend worden van de mindere werking van de combiluchtwassers heeft mijn ministerie
               ingegrepen en is de regelgeving aangescherpt3. Bovendien is er met een groot aantal overheden in januari 2020 het Schone Lucht
               Akkoord4 afgesloten dat streeft naar verdere verbetering van de luchtkwaliteit.
            
Vraag 4
            
Hoe beoordeelt u het dat, omdat de overheid haar burgers niet beschermt, omwonenden
               en veehouders tegenover elkaar in de rechtszaal komen te staan, wat tot zeer slechte
               verhoudingen in de betreffende dorpen kan leiden?
            
Antwoord 4
            
In Nederland zien we dat we op een klein oppervlak veel verschillende functies willen
               combineren. Daarbij ontstaat een spanningsveld tussen de vele belangen die spelen.
               Ik betreur het als dit spanningsveld tot slechte verhoudingen binnen een dorpsgemeenschap
               leidt en neem de zorgen hierover ook zeer serieus. Om die reden heb ik ook aangekondigd
               dat in overleg met de gemeente Deurne bekeken wordt wat er bij concrete knelpunten
               kan worden gedaan.
            
Vraag 5
            
Hoe beoordeelt u het dat deze omwonenden zeggen dat zij door het gebrek aan erkenning
               van hun klachten en maatregelen om deze tegen te gaan het vertrouwen in de overheid
               te zijn verloren?
            
Antwoord 5
            
Ik neem de klachten en de zorgen van de mensen zeer serieus. Dat betekent ook dat
               we kritisch blijven kijken naar wat er beter kan. Dat pakken we ook concreet op en
               we zijn inmiddels in gesprek over knelpunten zoals in Deurne.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat gemeentes aanvragen voor uitbreidingen van veehouderijen vanwege landelijke
               wetgeving niet kúnnen weigeren als de veehouder gebruikmaakt van technische lapmiddelen,
               zoals een luchtwasser? Zo ja, op basis van welke wetgeving is dit het geval en hoe
               beoordeelt u dit? Zo nee, waarom zijn er dan gemeentes die dit verkondigen?
            
Antwoord 6
            
De afweging wat in een gebied mogelijk is, geschiedt primair in het kader van de ruimtelijke
               ordeningsprocedure in het bestemmingsplan. Naast de toetsing of op grond van een bestemmingsplan
               en andere randvoorwaarden (Wet natuurbescherming bijv.) uitbreiding van een veehouderij
               is toegestaan, wordt de aanvraag getoetst aan de geurregelgeving zoals de Wet geurhinder
               en de Regeling geurhinder en veehouderij. Deze laatste is aangepast toen bekend werd
               dat de combiluchtwassers slechter presteerden dan verwacht.
            
Vraag 7
            
Kunt u bevestigen dat meerdere onderzoeken (onder andere van de Universiteit Wageningen
               en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)) concluderen dat zogenaamde «innovatieve
               staltechnieken» in de regel veel minder stank (en stikstof) reduceren dan door de
               stallenbouwers wordt beloofd?5 6
Antwoord 7
            
Indien blijkt dat innovatieve technieken minder goed werken dan beloofd, worden zonodig
               de emissiefactoren van de betreffende stalsystemen aangepast. Zo zijn de rendementen
               van de combiluchtwassers voor geurhinder aangepast en loopt er onderzoek naar de ammoniakemissies
               in de legpluimveesector (voliërestallen). Voorts zal ik uw Kamer na het zomerreces
               het eindrapport zenden van het onderzoek naar stalmanagement van emissiearme stallen
               (ammoniak).
            
Vraag 8
            
Kunt u bevestigen dat zowel de rechtbank Noord-Nederland7 als de rechtbank Midden-Nederland8 besluiten voor de uitbreidingen van veehouderijen recent hebben vernietigd, omdat
               zij oordelen dat de effectiviteit van staltechnieken zoals luchtwassers en emissiearme
               stalvloeren onvoldoende bewezen is om de ammoniakuitstoot (dat stikstofneerslag en
               stank veroorzaakt) door uitbreidingen te compenseren?
            
Antwoord 8
            
De uitspraken van de rechter hebben betrekking op vergunningen in het kader van de
               Wet natuurbescherming (Wnb). De Rav-lijst voor emissiearme stalsystemen is primair
               bedoeld voor de toetsing aan de emissiegrenswaarden in het Besluit emissiearme huisvesting
               en de Wet ammoniak en veehouderij. Voor dat doel voldoet de lijst.
            
De uitspraak waarnaar wordt verwezen gaat vooral over het gebruik van de Rav-lijst
               in het kader van toetsing aan de Wet natuurbescherming. Rechtbanken hebben inmiddels
               enkele malen kritisch geoordeeld over de toepassing van de in de Regeling ammoniak
               en veehouderij opgenomen emissiefactoren in dat kader. Daarbij was sprake van het
               toepassen van een emissiearme techniek en het opvullen van de ontstane emissieruimte
               met meer dieren zonder verplichte natuurvergunning. De provincie Utrecht heeft hoger
               beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het Rijk heeft
               de provincie hierin ondersteund. Op 14 juni jl. heeft de zitting bij de Raad van State
               plaatsgevonden. Naar verwachting wordt er binnen zes tot twaalf weken uitspraak gedaan.
            
Vraag 9
            
Klopt het dat deze signalen van niet-functioneren al sinds 2010 bekend zijn bij het
               Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)?9 Waarom is daar niet op geacteerd, waardoor er nog twaalf jaar lang veehouders hebben
               uit kunnen breiden terwijl bekend was dat de stankoverlast niet zou verminderen?
            
Antwoord 9
            
Er waren al enige tijd signalen dat de combiluchtwassers niet zo goed presteerden
               als verwacht. Naar aanleiding van deze signalen is wel steeds onderzoek gedaan naar
               oorzaken en de mate van het minder presteren van de combiluchtwasser, maar dat resulteerde
               helaas niet in duidelijke inzichten. Uiteindelijk gaf het onderzoek van 201810 wel voldoende basis voor aanpassing van de rendementen en dat is toen ook gebeurd.
            
Vraag 10
            
Gaat u dit nu stoppen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
            
De rendementen van de combiluchtwassers zijn vrijwel onmiddellijk na het verschijnen
               van het WUR-rapport in overeenstemming gebracht met de werking in de praktijk.
            
Vraag 11
            
Erkent u dat een investering in staltechnieken een bedrijf kapitaalintensiever maakt,
               wat vaak alleen terugverdiend kan worden door meer dieren te gaan houden? Erkent u
               dat als deze technieken dan niet blijken te werken, het probleem alleen maar is vergroot?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 11
            
Wanneer na investering in een staltechniek meer dieren worden gehouden en indien dan
               blijkt dat deze techniek onvoldoende blijkt te werken, valt toename van emissies niet
               uit te sluiten en kan er in de praktijk meer overlast plaatsvinden. Juist om die reden
               is er een uitgebreide toelatingsprocedure voor emissiearme stalsystemen in de regelgeving
               opgenomen. De voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de
               Tweede Kamer in de brief van 13 oktober 2020 geïnformeerd over de hogere uitstoot
               van ammoniak uit emissiearme stallen. In deze brief is de volgende toezegging opgenomen:
               «De Staatssecretaris van IenW geeft opdracht aan WUR om onderzoek uit te voeren naar
               stalmanagement van emissiearme stallen. Dit omdat CDM (Commissie Deskundigen Meststoffenwet)
               aangeeft dat emissiebeperking door tal van factoren wordt beïnvloed, waaronder het
               management van de veehouder». Ik verwacht het eindrapport van dit onderzoek na het
               zomerreces aan uw Kamer te zenden, voorzien van een beleidsreactie.
            
Vraag 12
            
Deelt u het inzicht dat er al jaren een zeer hardnekkige vorm van wensdenken aanwezig
               is op het Ministerie van IenW dat technische lapmiddelen de schadelijke uitstoot van
               veestallen kunnen verminderen of teniet kunnen doen? Erkent u dat die hardnekkige
               wens er de aanleiding voor kan zijn dat er niet of nauwelijks in de werkelijkheid
               wordt getoetst of die technieken doen wat ze beloven? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 12
            
De wens naar innovatie wordt breed gedeeld. Ik verwijs u onder andere naar de tijdens
               de begrotingsbehandeling van 25 november 2021 aangenomen motie van het lid Lodders
               waarin de Kamer vraagt om een innovatiegezant11. De toelating van nieuwe technieken is onderworpen aan een uitvoerige procedure,
               juist om te voorkomen dat de werking in de praktijk tegenvalt. Ik laat onderzoek uitvoeren
               naar het stalmanagement van emissiearme stallen. Zie verder ook het antwoord op vraag
               11.
            
Vraag 13
            
Zo ja, wat gaat u hieraan veranderen om een realistischer beleid te voeren?
Antwoord 13
            
Het beleid is nu gericht op het via een uitgebreide procedure toelaten van nieuwe
               technieken. Ik laat onderzoek uitvoeren naar het stalmanagement van emissiearme stallen.
               Zie verder ook het antwoord op vraag 11.
            
Vraag 14
            
Erkent u dat u tijdens het tweeminutendebat Leefomgeving zei: «Het is mijn verantwoordelijk
               om ervoor te zorgen dat we bij de dieren die er zijn, de luchtkwaliteit en het tegengaan
               van de uitstoot van ongewenste stoffen goed organiseren. Het gesprek over de aantallen
               dieren zal echt met LNV gevoerd moeten worden»?12
Antwoord 14
            
Ja.
Vraag 15
            
Kunt u uitleggen waarom u de dieraantallen in Nederland, het meest vee-dichte land
               ter wereld, als een voldongen feit beschouwt, waarvan u als Staatssecretaris voor
               milieu de onontkoombare schade maar van moet zien op te ruimen?
            
Antwoord 15
            
Ik ben verantwoordelijk voor de vaststelling van emissienormen voor ammoniak en fijnstof
               uit stallen, het geurbeleid voor de veehouderij en voor luchtkwaliteitsnormen. Het
               gaat daarbij niet om dierenaantallen maar om de emissies naar de omgeving.
            
Vraag 16
            
Erkent u dat u voor een onmogelijke opgave staat als u de uitstoot van ongewenste
               stoffen moet terugdringen, zonder dat u over dieraantallen mag spreken? Waarom is
               dat onderwerp voor u taboe? Is dit ergens afgesproken of vastgelegd?
            
Antwoord 16
            
In de verantwoordelijkheidsverdeling zoals we die in Nederland kennen ben ik verantwoordelijk
               voor de regelgeving voor emissies van fijnstof, ammoniak en geur uit stallen.
            
Vraag 17
            
Erkent u dat het in Vlaanderen de Minister van omgeving is – en niet de Minister van
               landbouw – die de uitkoopregelingen voor veehouders in het kader van de Vlaamse stikstofcrisis
               leidt, omdat zij eindverantwoordelijke is voor een gezonde en schone leefomgeving?
            
Antwoord 17
            
Het is heel wel mogelijk dat andere landen kiezen voor een andere verantwoordelijkheidsverdeling.
Vraag 18
            
Heeft u gelezen dat de Vlaamse Minister van omgeving Demir tegen de NRC heeft gezegd
               dat de belangen van de natuur beter door haar behartigd kunnen worden dan door de
               Minister van landbouw, omdat die nauwe banden heeft met de boeren?13 Hoe beoordeelt u deze uitspraak?
            
Antwoord 18
            
Ik laat uitspraken van ambtsgenoten in het buitenland graag aan hen.
Vraag 19
            
Erkent u dat de VVD reeds in 1988 heeft gesteld dat de veestapel moet krimpen indien
               technische maatregelen falen?14
Antwoord 19
            
Als de VVD dat in 1988 heeft gezegd is dat aan die partij. Zie ook het antwoord op
               vraag 15 en 16.
            
Vraag 20
            
Wanneer komt voor u het moment dat u concludeert dat technische maatregelen onvoldoende
               werken en dat u zich met de dieraantallen in de vee-industrie gaat bemoeien?
            
Antwoord 20
            
Ik vind innovatie een belangrijk onderwerp met veel potentieel en waarbij niet in
               het algemeen gesteld kan worden dat technische maatregelen onvoldoende werken. Ik
               verwijs in dit verband ook nog naar het verzoek van de Kamer om een innovatiegezant
               in te stellen (zie ook het antwoord op vraag 13).
            
Vraag 21
            
Klopt het dat de Wet Geurhinder en veehouderij uit 2007 omwonenden in de praktijk
               niet blijkt te beschermen tegen stank, dat dit al zeker bekend is sinds de evaluatie
               in 2016 en dat de stankoverlast sindsdien alleen maar is toegenomen? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 21
            
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij er een grotere geurbelasting is dan waarvan
               was uitgegaan. Om die reden heb ik tijdens mijn bezoek aan Deurne ook aangekondigd
               dat we samen met de gemeente gaan kijken of er oplossingen mogelijk zijn. Ik ben hierover
               in gesprek met de gemeente Deurne.
            
Vraag 22
            
Klopt het dat u de Wet Geurhinder en veehouderij gaat herzien, zoals u tegen Zembla
               heeft gezegd, zodat deze wet omwonenden wél gaat beschermen tegen stank?15 Zo ja, gaat u daar een maximale stanknorm voor alle inwoners van het buitengebied
               van maximaal 5 Odeur in opnemen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 22
            
Ik heb in Deurne aangegeven dat we in gesprek gaan over praktijkgevallen waarin het
               schuurt. Indien noodzakelijk kan er ook gekeken worden naar de regelgeving. Daarbij
               kijk ik ook naar de mogelijkheden van decentrale invulling, omdat daarmee de lokale
               belangen tot hun recht kunnen komen zoals dat in de Omgevingswet ook al is opgenomen.
               Overigens bevat de Omgevingswet ook een cumulatiebepaling voor geurbelasting rond
               veehouderijen die verder gaat dan de huidige regelgeving. Voorts biedt artikel 7af
               van de Crisis- en herstelwet tot 1 januari 2025 bevoegde gezagen in de provincies
               Gelderland, Limburg en Noord-Brabant extra mogelijkheden om geuroverlast rond veehouderijen
               aan te pakken.
            
Vraag 23
            
Kunt u een tijdpad geven voor uw herziening van de Wet Geurhinder en veehouderij?
Antwoord 23
            
De beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet is 1 januari 2023. De Wet Geurhinder
               en veehouderij gaat in deze wet op. Ik zal uw Kamer na het zomerreces nader informeren
               over mijn voornemens ten aanzien van het geurbeleid voor de veehouderij.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.