Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over de marktwerking in de eerstelijnszorg
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de marktwerking in de eerstelijnszorg (ingezonden 7 juni 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 4 juli
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3279.
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op het bericht «Haal de eerste lijn uit bereik van de Mededingingswet»?1
Bent u het ermee eens dat eerstelijnszorg niet moet worden gezien als een op de markt
te verhandelen product?
Antwoord 1 en 2
Ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving, waarin wordt benadrukt dat de eerstelijnszorg
onder druk staat. Ik herken dit en onderschrijf het belang om de sector in staat te
stellen de vele uitdagingen het hoofd te bieden en zich meer te richten op samenwerking.
Partijen in de zorg, de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en ook ikzelf hebben daarbij
een belangrijke rol.
Ik herken het beeld uit het bericht dat in de eerstelijnszorg – zoals de huisartsenzorg
– de toegankelijkheid sterk onder druk staat. In sommige regio’s is er in de praktijk
geen sprake van keuze, maar kunnen mensen juist geen huisarts meer vinden. Om de eerstelijnszorg
toekomstbestendig in te richten, is de grote vraag hoe we deze beter kunnen organiseren
en toegankelijk houden met de beperkte menskracht die voorhanden is. We zien namelijk
dat er steeds meer (kwetsbare) patiënten in de eerstelijnszorg geholpen moeten worden
terwijl de arbeidsmarkt onder grote druk staat. Om toegankelijkheid en kwaliteit in
de toekomst te borgen, is samenwerking binnen de eerstelijnszorg en tussen eerstelijnszorg
en andere sectoren vereist om de zorg toekomstbestendig te houden.
Daarbij merk ik op dat veel vormen van samenwerking reeds zijn toegestaan binnen de
mededingingsregels en in de praktijk ook al veel voorkomen. Samenwerking is zonder
meer toegestaan als keuzemogelijkheden niet verslechteren en ook als dat wel zo is,
biedt de wet ruimte voor samenwerking indien dit (aantoonbaar) in het belang is van
patiënten en verzekerden. Om onzekerheden weg te nemen over of een samenwerking is
toegestaan, is van belang dat de ACM blijft investeren in goede voorlichting die aansluit
bij concrete knelpunten. Zo publiceert de ACM regelmatig praktijksituaties met adviezen
hoe te handelen en Q&A’s ten aanzien van specifieke zorgsectoren. Ook geeft de ACM
voorlichting ten aanzien van casuïstiek in (onder meer) de eerstelijnszorg, waarvoor
de ACM sinds 2015 uitgangspunten voor haar toezicht op de eerstelijnszorg heeft geformuleerd
om comfort te bieden aan eerstelijnsaanbieders die samenwerkingen willen aangaan in
het belang van de patiënt.
Samenwerking vindt al vaak plaats, maar intensivering is noodzakelijk. Bijvoorbeeld
om beschikbare capaciteit effectief in te zetten, zorgverleners te ontzorgen, de kwaliteit
van zorg voor (kwetsbare) patiënten te verbeteren door bijvoorbeeld ketenzorg bij
specifieke aandoeningen te kunnen bieden en passende zorg te realiseren, om de zorg
onderling goed te coördineren en om kennis uit te wisselen. Ik realiseer me dat er
in de praktijk drempels kunnen zijn die in de weg staan om tot betere samenwerking
te komen. Ik bespreek in het kader van het integraal zorgakkoord samen met partijen
uit de eerstelijnszorg hoe deze kunnen worden weggenomen.
Vraag 3 en 4
Bent u het ermee eens dat eerstelijnszorgaanbieders niet moeten worden gezien als
ondernemers die met elkaar dienen te concurreren, maar juist als aanbieders van essentiële
zorg waarbij samenwerking van groot belang is?
Bent u het ermee eens dat de mededingingswet vooral in de weg staat van de samenwerking
tussen eerstelijnszorgaanbieders?
Antwoord 3 en 4
Ik vind dat de beschikbaarheid van kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare
zorg aan patiënten altijd voorop moet staan. Niet individuele belangen, maar het gezamenlijke
belang om goede zorg rondom de patiënt te organiseren moet prevaleren. Het behoud
van keuzemogelijkheden en prikkels is van belang maar de huidige uitdagingen in de
eerstelijnszorg vergt wel meer samenwerking. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 1
en 2 heb toegelicht, is die ruimte er ook binnen de regels. Specifiek voor de eerstelijnszorg
heeft de ACM enkele jaren geleden meer ruimte voor samenwerking gegeven. De ACM heeft
toegelicht dat zij ervanuit gaat dat samenwerking niet schadelijk uitpakt zolang zorgaanbieders,
patiënten (of hun vertegenwoordigers) en zorgverzekeraars er gezamenlijk uitkomen.
Mocht de ACM toch bijvoorbeeld een klacht krijgen en concluderen dat de regels worden
overtreden, zal zij daarnaast niet direct overgaan tot formele handhaving, maar zal
zij zich vooral richten op aanpassing van de ongewenste elementen van de samenwerking.
Ik begrijp dat deze aanpak van de ACM in de praktijk helpt om onzekerheden weg te
nemen. Daar waar toch regels in de weg blijken te zitten van het realiseren van een
beter georganiseerde eerstelijnszorg, zal ik met partijen bezien hoe deze drempels
kunnen worden weggenomen.
Vraag 5 en 6
Bent u bereid om de eerstelijnszorg aan te merken als een dienst van algemeen economisch
belang?
Zo neen, bent u dan bereid onderzoek te laten doen onder de eerstelijnszorg wat men
vindt van het plan om de eerstelijnszorg aan te merken als een dienst van algemeen
economisch belang als manier om de aan de marktwerking verbonden bureaucratie en onzekerheid
terug te dringen?
Antwoord 5 en 6
Zoals ook wordt genoemd in het artikel waarnaar u verwijst, heeft onderzoeksbureau
SEO (in samenwerking met Maverick Advocaten) op verzoek van uw Kamer enkele jaren
geleden onderzoek gedaan naar mogelijke uitzonderingen op de Mededingingswet voor
de eerstelijnszorg.2 Daarbij is ook onderzocht of het aanwijzen als een Dienst van Algemeen Economisch
Belang (DAEB) een goede mogelijkheid is. De onderzoekers constateerden dat het gelet
op de kenmerken van de eerstelijnszorg niet voor de hand ligt om deze sector aan te
wijzen als DAEB en vermoedelijk niet aan de vereisten daarvoor wordt voldaan. Bovendien
zouden de huisartsen zelfs in geval van een aanwijzing als DAEB nog steeds vallen
onder de mededingingsregels, maar slechts voor zover de toepassing van die regels
de vervulling van hun DAEB niet verhindert, waardoor deze maatregel ook niet tot minder
onzekerheid zou leiden. Hiermee biedt het geen oplossing voor de concrete knelpunten
die nu spelen.
Wel zijn er diverse maatregelen nodig om samenwerking in de eerstelijnszorg en tussen
de eerstelijnszorg en andere domeinen te bevorderen, bovenop goede voorlichting over
de mededingingsregels. Hierover zijn ook in het coalitieakkoord diverse afspraken
gemaakt, zoals het versterken van de organisatiegraad van de basiszorg, meer tijd
voor huisartsen en het stimuleren van de anderhalvelijnszorg.
Eventuele knelpunten in de regelgeving, bekostiging of contractering door zorgverzekeraars
moeten uiteraard ook worden aangepakt. Ik ben hierover in gesprek met betrokken partijen
en zal hierover waar nodig afspraken maken in het Integraal Zorgakkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.