Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over de gijzeling in de lagere school in Bovensmilde, in 1977
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de gijzeling in de lagere school in Bovensmilde, in 1977 (ingezonden 24 mei 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3125.
Vraag 1
Bent u bekend met de gijzeling van 105 kinderen en vijf leerkrachten op een basisschool
in Bovensmilde die vandaag, 23 mei, precies 45 jaar geleden begon?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling dat deze gijzeling een ongekende, ingrijpende en onrechtvaardige
gebeurtenis was, voor zowel de slachtoffers en hun familie, als voor heel Nederland?
Antwoord 2
Ja. Een gijzeling van deze aard en omvang moet voor alle betrokkenen zeer ingrijpend
zijn geweest. Ook in de Nederlandse maatschappij heeft deze gebeurtenis, mede in het
licht van de gelijktijdig en vanuit dezelfde ideologie gepleegde treinkaping bij de
Punt, diepe indruk gemaakt.
Vraag 3, 5 en 19
Bent u bekend met het feit dat het merendeel van de slachtoffers van de gijzeling
in Bovensmilde, evenals hun familie, tot op de dag van vandaag lichamelijke en psychologische
problemen ervaren en velen gediagnosticeerd zijn met een Posttraumatische Stresstoornis
(PTSS)?
Wat vindt u van de huidige situatie, dat veel slachtoffers zich geconfronteerd zien
met vele klachten, niet of nauwelijks hulp ontvangen en niet weten waar zij voor hulp
terecht kunnen?
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de slachtoffers van de gijzeling
in Bovensmilde?
Antwoord 3, 5 en 19
Ik ben graag bereid om vanuit het Ministerie, als daaraan behoefte bestaat, met de
slachtoffers van deze gijzeling in gesprek te gaan. Een dergelijk gesprek zal behulpzaam
zijn om me een concreet beeld te vormen van de gevolgen die deze gebeurtenis voor
deze slachtoffers heeft gehad en, zo blijkt uit uw vraagstelling, nog steeds heeft.
Vraag 4
In hoeverre zijn de slachtoffers en hun ouders na de gijzeling daadwerkelijk benaderd
door hulpverleners, die de noodzakelijke hulp konden bieden?
Antwoord 4
Voor zover bekend is dat, in ieder geval vanuit het toenmalig Ministerie van Justitie,
destijds niet gebeurd.
Daarbij merk ik op dat het achterhalen van de door u gevraagde informatie door het
grote tijdsverloop sinds deze vreselijke gebeurtenis in 1977 moeilijk is. Zo is de
Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (de voorloper van Slachtofferhulp Nederland)
pas in 1984 opgericht. Voor die tijd bestonden er wel enkele lokale bureaus die zich
met slachtofferhulp bezighielden, maar daarover heb ik geen informatie tot mijn beschikking.
Het achterhalen van deze informatie zal mogelijk historisch onderzoek vergen.
Volledigheidshalve merk ik op dat de slachtoffers van de gijzeling van de toenmalige
regering voor de geleden immateriële schade een «onverplichte uitkering» toegekend
hebben gekregen van fl. 3000,– per volwassene en fl. 1000,– per kind.1 Ten aanzien van de materiële schade ontvingen de gegijzelden alleen vergoeding als
de schade «rechtstreeks het gevolg was van de op hun bevrijding gerichte overheidsmaatregelen».
Voor andere materiële schade werd verwezen naar de Wet voorlopige regeling schadefonds
geweldmisdrijven.
Vraag 6, 7 en 11
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat deze slachtoffers niet steeds lange periodes
hoeven te wachten op dringende hulp en zorg, terwijl er gedurende de jaren al meerdere
dossiers over hun situatie zijn opgemaakt?
Welke mogelijkheden ziet u om coördinatie in het leven te roepen voor slachtoffers
van de gijzeling in Bovensmilde zodat zij direct met hun klachten, zoals PTSS, geholpen
kunnen worden en niet van het kastje naar de muur worden gestuurd of telkens het verschrikkelijke
verhaal van de gijzeling opnieuw moeten vertellen?
Welke mogelijkheden ziet u om deze slachtoffers hulp te bieden, zoals bijvoorbeeld
via Slachtofferhulp Nederland?
Antwoord 6, 7 en 11
Ik vind het belangrijk dat slachtoffers van misdrijven, als ze hier behoefte aan hebben,
worden geholpen met het verwerken van wat ze is overkomen. Ook als dit misdrijf langer
geleden heeft plaatsgevonden. Ieder slachtoffer van een misdrijf kan bij Slachtofferhulp
Nederland terecht voor juridische, praktische en emotionele hulp. Die emotionele ondersteuning
kan bestaan uit het bieden van een luisterend oor of het organiseren van lotgenotencontact.
Ook voor slachtoffers die zich nu nog melden met een hulpvraag over de gijzeling die
in 1977 heeft plaatsgevonden, kan Slachtofferhulp Nederland altijd een luisterend
oor bieden. Dit valt onder hun expertise «chronisch trauma verleden». Slachtofferhulp Nederland heeft zelf geen artsen of psychologen in dienst. Is er
meer hulp nodig, dan kan Slachtofferhulp Nederland een slachtoffer helpen met een
gerichte doorverwijzing naar gespecialiseerde (medische) hulp.
Vraag 8
Wat vindt u ervan, als Minister verantwoordelijk voor slachtofferbeleid, dat het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) meerdere keren tegen slachtoffers zou hebben gezegd
dat zij in hun volwassen leven geen last kunnen hebben van de gijzeling, omdat zij
ten tijde van de gijzeling te jong zouden zijn?
Welke mogelijkheden ziet u om bij het UWV onder de aandacht te brengen dat het hier
gaat om slachtoffers van een gijzeling die nog altijd de grote gevolgen van de gijzeling
ondervinden?
Antwoord 8 en 9
Ik wil vooropstellen dat ik het betreur wanneer een slachtoffer van de gijzeling zich
door handelen of uitlatingen van het UWV niet erkend voelt in zijn of haar slachtofferschap.
In een gesprek met de slachtoffers van de gijzeling kunnen zij hun ervaringen op dit
vlak met mijn ministerie delen. Naar aanleiding daarvan kan ik bezien welke vervolgstappen
ik daar mogelijk op kan zetten.
In zijn algemeenheid kan ten aanzien van de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
worden gezegd dat naar de individuele omstandigheden en beperkingen van de persoon
wordt gekeken. Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt rekening
gehouden met de functionele mogelijkheden in arbeid van de werknemer. De reden van
uitval of ziekte speelt daarbij geen rol. De WIA is erop gericht om inkomen uit arbeid
te verzekeren en een terugval in inkomsten door ziekte (gedeeltelijk) op te vangen.
Gevolg daarvan in de systematiek van de WIA, is dat wordt beoordeeld wat de resterende
verdiencapaciteit van iemand met een ziekte of beperking is. Op basis daarvan wordt
het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld.
Vraag 10
Is bij u een beleidsdossier bekend over de hulp voor de slachtoffers van de gijzeling
in Bovensmilde? Zo ja, kunt u deze met ons delen? Zo nee, waarom is er geen beleidsdossier?
Antwoord 10
Nee, ik heb geen beleidsdossier specifiek over hulp voor de slachtoffers van de gijzeling
in Bovensmilde kunnen achterhalen. Van belang daarbij is dat we het hier over 1977
hebben. Slachtofferrechten hebben de afgelopen decennia een grote vlucht genomen voor
wat betreft erkenning van slachtofferschap en de plaats van het slachtoffer in het
straf(proces)recht. In 1977 was die beweging nog niet ingezet.
Vraag 12 en 13
Hoe kan het dat het monument ter nagedachtenis van deze verschrikkelijke gebeurtenis
grotendeels geïnitieerd en gefinancierd moest worden door de slachtoffers van de gijzeling
en enkele sponsoren? Hoe kan het dat dit monument nu al enkele maanden in erbarmelijke
staat verkeert?
Wat vindt u van het feit dat de overheid kennelijk nauwelijks inspanningen heeft verricht
om voor een dergelijk schokkende en ingrijpende gebeurtenis voor slachtoffers en heel
Nederland een fatsoenlijk monument op te richten?
Antwoord 12 en 13
Ik ben hier niet mee bekend, maar betreur het uiteraard als dit monument niet meer
in goede staat is. Ik neem dit graag mee in een eventueel gesprek tussen mijn ministerie
en de slachtoffers.
Vraag 14 en 15
Wat vindt u van het feit dat de slachtoffers 14 maanden geen normaal onderwijs hebben
kunnen volgen en daardoor een leerachterstand voor de rest van het leven ervaren?
Begrijpt u dat het de slachtoffers van de gijzeling in Bovensmilde steekt, dat op
de gymzaal van hun oude lagere school een Molukse vlag is geschilderd?
Antwoord 14 en 15
Zoals ik ook op de vragen 3 en 5 heb geantwoord, vind ik het belangrijk om door middel
van een gesprek tussen mijn ministerie en de slachtoffers een concreet beeld te krijgen
van de gevolgen die deze gebeurtenis voor deze slachtoffers heeft gehad en mogelijk
nog steeds heeft.
Vraag 16
Wat vindt u ervan dat slachtoffers van de gijzeling in Bovensmilde de vrijgekomen
kapers en/of gijzelnemers in hun dorp tegenkomen?
Antwoord 16
Ik kan mij voorstellen dat het confronterend kan zijn en veel impact kan hebben wanneer
dat gebeurt.
Vraag 17
Welke verantwoordelijkheid ziet u voor de Molukse gemeenschap om het veiligheidsgevoel
van de slachtoffers in Bovensmilde te vergroten?
Antwoord 17
In een gesprek tussen mijn ministerie en de slachtoffers van de gijzeling hoor ik
graag welke behoeftes er bij hen bestaan die betrekking hebben op hun veiligheidsgevoel.
Naar aanleiding daarvan kan ik bekijken wat ik al dan niet kan betekenen om hun veiligheidsgevoel
te vergroten.
Vraag 18
Hoe kijkt u terug op het algehele handelen van de overheid jegens de slachtoffers
van de gijzeling in Bovensmilde, dat veel slachtoffers omschrijven als laks en onvoldoende
geïnformeerd, in verhouding tot de impact en gevolgen van de gijzeling?
Antwoord 18
Ik kan het overheidshandelen vanaf 1977 jegens de slachtoffers nu niet in algemene
zin beoordelen. Zoals hierboven aangegeven ga ik graag vanuit het Ministerie in gesprek
met de slachtoffers van de gijzeling om naar hun verhaal te luisteren. Op basis daarvan
kan ik bezien of, en zo ja welke vervolgstappen noodzakelijk zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.