Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker en Westerveld over het bericht 'Hoe ‘pro-anacoaches’ kwetsbare meisjes misbruiken' en de uitvoering van de motie Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 31015-197)
Vragen van de leden Bikker (ChristenUnie) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Hoe «pro-anacoaches» kwetsbare meisjes misbruiken» en de uitvoering van de motie Van der Graaf c.s. (31 015, nr. 197) (ingezonden 16 mei 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3001.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe «pro-ana coaches» kwetsbare meisjes misbruiken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u onze grote woede over het feit dat tot op de dag van vandaag heel kwetsbare
minderjarige meisjes worden uitgebuit door daders die de eetstoornis van deze meisjes
misbruiken voor eigen seksueel gewin?
Antwoord 2
Ik deel de woede en zorgen over de uitbuiting van kwetsbare minderjarigen. Seksueel
misbruik is in alle gevallen onacceptabel, zeker wanneer sprake is van minderjarige
slachtoffers met een psychische aandoening. De verbetering van de veiligheid en bescherming
van potentiële slachtoffers, waaronder die van kwetsbare minderjarige slachtoffers,
is en blijft een van mijn prioriteiten.
Vraag 3
Bent u met ons van mening dat gezien de specifieke combinatie van eetstoornis en seksuele
uitbuiting bij deze groep die niet of lastig zelf slachtofferschap zal melden, specifieke
interventies nodig zijn omdat generieke interventies deze doelgroep lastig zullen
bereiken?
Antwoord 3
Ik stel voorop dat seksueel misbruik in alle gevallen onacceptabel is en effectief
dient te worden aangepakt. Elk slachtoffer van seksueel misbruik is er één te veel.
Effectieve (generieke) interventies, zowel in het preventie- en opsporingskader als
op het gebied van hulpverlening, zijn daarom van essentieel belang. Het is mij echter
bekend dat minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting in veel gevallen geen
aangifte doen of er wellicht langer over doen deze stap te nemen. Dit bleek onder
andere uit een onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (hierna:
CKM) en meer recent uit een rondvraag van Pointer bij verschillende politie-eenheden.
Ik onderken dan ook de noodzaak van een doeltreffende meersporige aanpak van seksueel
misbruik van minderjarige of kwetsbare slachtoffers. Zie voor een beschrijving van
alle generieke én specifieke acties op het gebied van bewustwording, hulpverlening,
preventie en opsporing verder de beantwoording van vraag 4.
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten welke acties zijn ingezet sinds de eerste publicatie van het Centrum
Kinderhandel Mensenhandel (CKM) in 2019 over het seksueel misbruik van meisjes met
een eetstoornis door pro-anacoaches? Kunt u hierbij ingaan op acties die zijn ingezet
op het gebied van hulpverlening, opsporing, bewustwording en preventie en aangeven
waar het generieke acties betroffen en waar het acties betroffen die specifiek op
deze groep zijn gericht?2
Antwoord 4
Sinds de eerste publicatie van het CKM zijn verschillende acties ondernomen, zowel
specifiek gericht op slachtoffers met een eetstoornis als generiek gericht op (minderjarige
of jongvolwassen) slachtoffers van seksueel misbruik. Ik zal eerst ingaan op de specifieke
ofwel op slachtoffers met een eetstoornis gerichte acties.
Het Ministerie van VWS heeft, in samenwerking met verschillende relevante stakeholders,
een gezamenlijke pro-ana actieagenda opgesteld gericht op preventie, bewustwording
en hulpverlening3. Patiëntenvereniging WEET heeft als één van de acties uit die agenda een website
opgezet voor jongeren die op zoek gaan naar pro ana (-coaches). Op deze website worden
ervaringsverhalen gedeeld over pro ana (-coaches) en het gebruik van sociale media.
Daarnaast is er een zelftest voor jongeren om te toetsen of zij een eetstoornis hebben
en wordt doorverwezen naar helpende websites en fora. Ook is een mediaprotocol ontwikkeld
met tips om op een goede manier te berichten over eetstoornissen om te voorkomen dat
mediaberichten «triggerend» werken. Als derde actie uit de actieagenda heeft het Kenniscentrum
voor Jeugd en Psychiatrie een handreiking opgesteld voor jeugdhulpverleners die werken
met jongeren met eetproblemen. In de handreiking vinden hulpverleners aanwijzingen
over hoe zij zorgelijke signalen kunnen herkennen, tips om het gesprek met jongeren
aan te gaan en een beschrijving van mogelijke vervolgstappen.
Vanuit de ketenaanpak Eetstoornissen (hierna: K-EET) worden acties ondernomen om te
zorgen dat er een meer realistisch beeld ontstaat rondom eetstoornissen. Doel daarvan
is het doorbreken van het taboe rondom eetstoornissen, zodat het makkelijker wordt
voor jongeren om openlijk over hun eetstoornis te praten. Zo is onder andere de website
First EET Kit ontstaan4, voor mensen met een eetstoornis of die iemand kennen met een eetstoornis. Ook professionals
kunnen op deze website informatie vinden. Ook heeft KEET een telefoonlijn opgezet
(KEETi), waar eerstelijns professionals, zoals huisartsen, in contact kunnen komen
met een expert op het gebied van eetstoornissen.
Op het gebied van hulpverlening en preventie wordt verder ingezet op de proactieve
benadering van slachtoffers door middel van een «online outreach traject». Het Ministerie
van Justitie en Veiligheid financiert een deel van dit traject, waarbij het CKM een
proef uitvoert om online in contact te komen met mogelijke slachtoffers van seksuele
uitbuiting. Stichting Achmea Slachtoffer en Samenleving financiert de pilot, die specifiek
is gericht op pro-ana problematiek. In deze pilot wordt een getraind team van zorgprofessionals
uitgerust met de technische tools om proactief in contact te komen met mogelijke slachtoffers.
Het door het CKM opgezette Online Outreach Team, bestaande uit professionals uit de
hulpverlening, (software)techniek en OSINT-onderzoek, zal hulp en bescherming bieden
aan (potentiële) online slachtoffers van seksuele uitbuiting. Dit team is uitgerust
met de tools om snel, effectief en proactief in contact te komen met kwetsbare groepen
en (mogelijke) slachtoffers die zich bevinden op internet en sociale media met het
doel hen te signaleren en te beschermen. In de pilot zijn inmiddels de eerste slachtoffers
benaderd. Momenteel vindt er ook een evaluatie van de pilot plaats.
Daarnaast zijn verschillende (generieke) acties ondernomen in de strafrechtelijke
aanpak tegen seksuele uitbuiting (in algemene zin) en de seksuele uitbuiting van minderjarigen
of jongvolwassenen in het bijzonder. Deze acties, die ik hieronder toelicht, sorteren
ook effect op de slachtoffers van seksuele uitbuiting met een eetstoornis.
Zo is in 2021 een proeftuin gestart bij politie, samen met het CKM, om de aangiftebereidheid
van slachtoffers van seksuele uitbuiting met een leeftijd tot 25 jaar te vergroten.
Om de drempels die het slachtoffer ervaart te adresseren, wordt binnen de proeftuin
aangiftebereidheid geëxperimenteerd met een werkwijze om de angst te verkleinen en
veiligheid te vergroten. Binnen de proeftuin wordt onder andere verkend of een veiligheidscoördinator
van betekenis kan zijn in het strafrechtelijk proces van slachtoffers van seksuele
uitbuiting. Een rapportage over de opbrengsten van de proeftuin wordt eind 2022 verwacht.
Ik zal uw Kamer over deze opbrengsten en de mogelijke vervolgacties informeren in
de jaarlijkse voortgangsbrief van het Programma Samen tegen Mensenhandel.
Er wordt verder daadkrachtig ingezet op de aanpak van online seksueel misbruik van
kinderen in het opsporingskader. Zo is de aanpak van online seksueel kindermisbruik
wederom onderdeel van de nieuwe Veiligheidsagenda. In de Veiligheidsagenda wordt beschreven
waar de focus in de aanpak en opsporing van online seksueel kindermisbruik ligt en
zijn jaarlijkse resultaatafspraken neergelegd, waarbij de nadruk ligt op het ontzetten
van slachtoffers van acuut misbruik. De focus ligt onverminderd op het identificeren
van slachtoffers, misbruikers, vervaardigers en keyplayers binnen (online) netwerken.
Daarnaast heb ik toegezegd met de politie in gesprek te gaan over het ontwikkelen
van een online opsporingsstrategie.5
Daarnaast is in de afgelopen jaren de nodige wetgeving aangescherpt. Sinds 1 maart
2019 maakt de wet Computercriminaliteit III de inzet van de lokpuber mogelijk. Per
1 januari 2020 is het wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen,
met daarin de zelfstandige strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal
(waaronder wraakporno), in werking getreden. Verder wordt op mijn departement gewerkt
aan het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Na het verwerken van het advies van de afdeling
advisering van de Raad van State dat op 8 juni jl. is uitgebracht, zal het wetsvoorstel,
naar verwachting in de loop van de zomer, bij uw Kamer worden ingediend. In het wetsvoorstel
worden de diverse strafbaarstellingen geactualiseerd, wordt de strafbaarstelling gericht
op seksueel kindermisbruik «online proof» gemaakt, wordt onder andere sexchatten met
kinderen expliciet strafbaar gesteld en worden de strafmaxima voor sommige delicten
die zien op seksueel misbruik van kinderen, zoals aanranding en verkrachting, verhoogd.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel zaken sinds de eerste berichten in 2019 in onderzoek zijn
genomen? Wat vindt u van dit aantal?
Antwoord 5
Het aantal sinds 2019 onderzochte zaken van seksueel misbruik van minderjarige slachtoffers
met een eetstoornis in het bijzonder is niet te specificeren. De politie registreert
de zaken in onderzoek op basis van (mogelijk) gepleegde strafbare feiten ofwel wettelijke
delictsomschrijvingen, en niet op basis van de specifieke fenomenen waarop de opsporingsinzet
wordt gepleegd.
Vraag 6
Waarom is 2 jaar na dato nog steeds geen uitvoering gegeven aan de motie Van der Graaf
c.s. die opriep een online opsporingsstrategie te ontwikkelen waarin specifieke kwetsbare
groepen worden aangemerkt als prioriteit, slachtoffers van pro-anacoaches als zodanig
aan te merken en tevens aan te geven in hoeverre capaciteitsgebrek hierbij een knelpunt
is?6
Antwoord 6
Ik stel voorop dat de politie en het Openbaar Ministerie, ook sinds de inwerkingtreding
van de Wet Computercriminaliteit III, reeds verschillende vormen van online opsporingsmiddelen
toepassen, waaronder de inzet van een lokprofiel of lokpuber. Deze inzet vindt telkens
plaats na toetsing en weging door de Officier van Justitie. Per zaak wordt gekeken
naar welke inzet het meest succesvol kan zijn, mede gegeven de beschikbare capaciteit
en de hoeveelheid zaken die voorradig zijn. Daarnaast heb ik, om gevolg te geven aan
mijn toezegging daaromtrent, het openbaar ministerie en de politie gevraagd een online
opsporingsstrategie te ontwikkelen. Over de uitvoering daarvan zal ik uw Kamer nog
voor de zomer nader informeren in de voortgangsbrief aanpak online seksueel kindermisbruik
en zeden.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat de voortgang is in het overleg van u, CKM en politie over deze
opsporingsstrategie? Wanneer kan de Kamer deze verwachten?
Antwoord 7
Zie voor de beantwoording het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
In hoeverre is in deze strategie ook oog voor andere kanalen dan pro-anasites zoals
verschillende sociale media? Welke lessen vallen hierbij te leren uit onderzoeken
in landen zoals Groot-Bittannië?7 Bent u bereid nader onderzoek te laten uitvoeren hoe ook in Nederland misbruik van
pro-anacoaches via deze kanalen plaatsvindt en kan worden bestreden? Deelt u de overtuiging
dat de strafrechtelijke aanpak van deze «coaches» geen dag kan wachten? Waaruit blijkt
dat?
Antwoord 8
De online opsporingsstrategie die wordt ontwikkeld ziet op een effectieve aanpak in
het gehele digitale opsporingsdomein, dus zowel op websites als op social mediaplatforms.
Zie verder voor een uitgebreide beschrijving van de strafrechtelijke aanpak de beantwoording
van vraag 4.
Vraag 9
Bent u het eens dat ook wanneer meisjes en jongens niet ten prooi vallen aan seksueel
misbruik, het bezoek van online kanalen waar eetstoornissen en buitensporig afvallen
worden verheerlijkt en aangemoedigd nog steeds zeer schadelijk voor hen is?
Antwoord 9
Ik verwerp de verheerlijking van eetstoornissen op sociale media, websites of anderszins.
Ik ben het eens dat het voor jongeren, die al kampen met psychische problemen en gevoelig
zijn voor een eetstoornis, schadelijk kan zijn om websites te bezoeken waarop zij
worden aangemoedigd om (verder) af te vallen. Daarom is mijn beleid nadrukkelijk gericht
op preventie, bewustwording en hulpverlening, en is er vanuit het Ministerie van VWS
in samenwerking met andere betrokken partijen onder andere de pro-ana actieagenda
opgezet, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 4.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u tot een verbod te komen voor pro-anasites, «thinfluencers»
en «thinspo»-platformen? Op welke wijze geeft u uitvoering aan de motie Westerveld-Kuiken
te voorzien in aanpassing(en) van het Wetboek van Strafrecht om gedragingen strafbaar
te stellen die zich welbewust richten op het beschadigen van de lichamelijke en geestelijke
gezondheid van kwetsbare jongeren en jongvolwassenen?8 Overweegt u nadere stappen? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Een algeheel (strafrechtelijk) verbod op pro-ana websites, platformen en thinfluencers
acht ik niet opportuun. Een dergelijk verbod zal zich immers ook (in hoofdzaak) richten
tegen personen die zelf een eetstoornis hebben en die dergelijke websites of platforms
bezoeken en hosten. Dat vind ik onwenselijk. Mensen die aan anorexia lijden, ervaren
schaamte en hebben de indruk in een sociaal isolement te verkeren. Een dergelijk verbod
zou het stigma rondom anorexia en ondergewicht juist bevestigen en de zoektocht van
jongeren met een eetstoornis naar hulp kunnen belemmeren. Ook experts, onderzoeken
en ervaringsdeskundigen geven aan dat een strafbaarstelling juist averechts kan werken
en dat de focus zou moeten liggen op de psychische klachten die mensen met een eetstoornis
hebben. Mijn beleid is daarom, naast hulpverlening aan bezoekers en hosters van dergelijke
websites en platforms (waarvan de verschillende actielijnen reeds in de beantwoording
van vraag 4 zijn beschreven), gericht op het snel offline halen van illegale content
op dergelijke pro-ana websites en social media platforms. Het in de beantwoording
van vraag 4 aangehaalde wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal biedt aan de daarin aangewezen bestuursrechtelijke autoriteit de mogelijkheid
bestuursrechtelijk in te grijpen indien sprake is van kinderpornografisch materiaal
dat na een verzoek daartoe niet snel van de server wordt verwijderd.
Over de uitvoering van de motie Westerveld-Kuiken zal ik uw Kamer nog voor de zomer
informeren in de voortgangsbrief aanpak online seksueel kindermisbruik en zeden.
Vraag 11
Zolang een verbod niet van kracht is, welke andere mogelijkheden ziet u om meisjes
en jongens die gebruik maken van en zoeken naar deze sites en platforms te wijzen
op mogelijkheden voor hulpverlening?
Antwoord 11
Zie voor de meersporige inzet die wordt gepleegd op het gebied van hulpverlening het
antwoord op vraag 4.
Vraag 12
Bent u bereid in gesprek te gaan met social mediaplatforms over pro-anakanalen en
groepen op hun platform, het weren hiervan, en in ieder geval het doorverwijzen naar
hulpverlening voor mensen die gebruik maken van dan wel zoeken naar deze kanalen?
Antwoord 12
Er wordt reeds een continue dialoog gevoerd met de branche. Deze dialoog wordt onverminderd
voortgezet.
Vraag 13
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Antwoord 13
Ik heb (daargelaten enkele aanvullende verwijzingen) alle vragen behalve vragen 7
en 11 afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.