Amendement : Amendement van het lid Hijink over het laten vervallen van het verplicht en het vrijwillig eigen risico
36 135 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering
Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HIJINK
Ontvangen 1 juli 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «Zorgverzekeringswet» ingevoegd « en enkele andere wetten»,
«ongewijzigd laten» vervangen door «laten vervallen», en «verplicht eigen risico»
vervangen door «verplicht en het vrijwillig eigen risico».
II
In de beweegreden wordt «het bedrag van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering
ongewijzigd te laten voor de jaren 2023, 2024 en 2025» vervangen door «het verplicht
eigen risico en het vrijwillig eigen risico voor de zorgverzekering te laten vervallen».
III
Artikel I komt te luiden:
ARTIKEL I
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervallen de onderdelen g en h.
B
In artikel 9, tweede lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel d vervangen
door een punt en vervalt onderdeel e.
C
In artikel 9d, derde lid, vervalt «maar zonder vrijwillig eigen risico».
D
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. In het vijfde lid vervalt «, verminderd met de premiekorting, bedoeld in artikel 20,
indien deze van toepassing is».
E
In artikel 18aa, eerste lid, vervalt «en, voor zover de zorgtoeslag of het voorschot
daarop dan nog toereikend is, het eigen risico».
F
Paragraaf 3.4 vervalt.
G
In artikel 23 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het
eerste lid.
H
In artikel 39, tweede lid, onderdeel b, wordt «rijksbijdrage» vervangen door «rijksbijdragen»
en wordt «artikel 54» vervangen door «de artikelen 54 en 54a».
I
Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 54a
1. Onze Minister verleent jaarlijks aan het Zorgverzekeringsfonds een bijdrage in de
financiering van de zorgverzekering gelijk aan 6% van de som van de bij ministeriele
regeling te bepalen, ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds of van de zorgverzekeraars
komende inkomsten.
2. Artikel 54, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
J
In artikel 87, zesde lid, onderdeel e, onder 2°, vervalt «of nog openstaand verplicht
of vrijwillig eigen risico».
K
In artikel 124, eerste lid, vervalt «19, vierde en zesde lid, 21».
IV
Na artikel I worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA
In artikel 2.5.1, zesde lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet
vervalt «en welk bedrag eerstbedoelde verzekeraar ten gevolge van een eigen risico
voor rekening van de verzekerde heeft gelaten».
ARTIKEL IB
In artikel 6.18, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt onderdeel f.
ARTIKEL IC
In artikel 68a, vierde lid, onderdeel e, onder 2°, van de Wet marktordening gezondheidszorg
vervalt «, nog openstaand eigen risico».
ARTIKEL ID
De Wet op de zorgtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, onderdeel e, vervalt «en in het verplicht eigen risico,
bedoeld in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet».
B
In artikel 4 vervalt «te vermeerderen met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde
naar verwachting in dat jaar betaalt ingevolge artikel 19 van de Zorgverzekeringswet».
ARTIKEL IE
Artikel VIII van de Wijzigingswet Zorgverzekeringswet, Wet op de zorgtoeslag, enz.
(structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering) vervalt.
ARTIKEL IF
De artikelen 1, onderdelen g en h, 9, tweede lid, onderdeel e, 9d, derde lid, 17,
vierde en vijfde lid, 18aa, eerste lid, paragraaf 3.4, en artikel 23, tweede en derde
lid, van de Zorgverzekeringswet, en artikel 6.18, eerste lid, onderdeel f, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals deze luidden
op de dag voorafgaande aan de dag waarop deze wet in werking treedt, blijven van toepassing
bij het bepalen van de hoogte van het te betalen verplicht of vrijwillig eigen risico
over de jaren die vooraf gaan aan het moment van inwerkingtreding van deze wet.
Toelichting
Het eigen risico is een boete op ziek zijn. Het zorgt er namelijk voor dat mensen
die ziek zijn daarvoor gestraft worden. Dat is oneerlijk, want ziek zijn is immers
geen keuze. Bovendien veroorzaakt het een tweedeling, doordat het de zorg minder toegankelijk
maakt voor mensen met een laag inkomen. Het eigen risico is namelijk een prikkel voor
mensen om noodzakelijke zorg te mijden, aangezien dit hen op korte termijn geld bespaart.
Op de langere termijn kan deze zorgmijding er daarentegen wel voor zorgen dat medische
problemen niet op tijd worden behandeld. Hierdoor vindt niet alleen voorkombare gezondheidsschade
plaats, maar moeten er ook duurdere medische ingrepen worden gedaan. Het eigen risico
leidt dus tot een oneerlijke verdeling van zorgkosten, zorgmijding, verergering van
gezondheidsproblemen en duurdere behandelingen. Om deze redenen stelt indiener voor
om het verplichte en vrijwillige eigen risico vanaf het jaar 2023 af te schaffen.
Om te voorkomen dat dit bij gelijkblijvende kosten leidt tot een stijging van de nominale
premie, wordt er een nieuwe Rijksbijdrage voor de Zorgverzekeringswet toegevoegd ter
hoogte van 6% van de totale zorgkosten die ten laste van het Zorgverzekeringsfonds
komen. Dat gaat om een bedrag van ongeveer € 3,2 miljard. Dit wordt gefinancierd uit
de algemene middelen en gaat daarmee ten koste van het EMU-saldo.
In artikel If is overgangsrecht geplaatst dat ervoor zorgt dat bij de berekening van
het over de jaren voor inwerkingtreding verschuldigde eigen risico de oude bepalingen
nog gelden, ook ten aanzien van zorgkosten die pas na inwerkingtreding van de wet
verwerkt worden over de voorafgaande jaren.
Bij de formulering van dit amendement is uitgegaan van de tekst zoals die komt te
luiden als gevolg van de Wet van 11 mei 2022, houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet
in verband met het afschaffen van de collectiviteitskorting (Stb. 2022, 185), die per 1 januari 2023 in werking treedt (op grond van het Besluit van 9 juni 2022
tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 11 mei 2022,
houdende wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het afschaffen van de
collectiviteitskorting (Stb. 2022, 185)).
Hijink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid