Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over de rente op studieleningen en de verhoging van het collegegeld
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de rente op studieleningen en de verhoging van het collegegeld (ingezonden 9 juni 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 29 juni
2022).
Vraag 1
Kent u de berichten «Studenten vrezen einde van nulrente op studieschuld» en «Collegegeld
stijgt door inflatie waarschijnlijk met 212 euro»?1, 2
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met beide berichten.
Vraag 2
Hoe ziet de rente op de studieschuld er nu uit voor verschillende soorten studenten?
Welke systemen worden er gehanteerd?
Antwoord 2
Er zijn twee verschillende renteregimes die beide onderdeel uitmaken van een bredere
set terugbetaalvoorwaarden. Voor mbo-studenten wordt de rente berekend op basis van
het gemiddelde van het rendement in september van een staatsobligatie met een looptijd
van 3 jaar en het rendement in september van een staatsobligatie met een looptijd
van 5 jaar. Mbo-studenten betalen hun studielening terug over een periode van 15 jaar.
Voor ho-studenten wordt de rente berekend op basis van het gemiddelde rendement over
een jaar (oktober tot september) op een staatsobligatie met een looptijd van 5 jaar.
Ho-studenten betalen hun studielenig terug over een periode van 35 jaar.
Overigens is het kabinet voornemens om in het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs
de maatregel op te nemen om het terugbetaalregime voor beide groepen gelijk te trekken,
waardoor mbo-studenten hetzelfde rentepercentage krijgen als ho-studenten.
Vraag 3
Klopt het dat de rente op de studieschuld vanaf januari 2023 geen 0% meer zal zijn?
Antwoord 3
De rente op de studielening wordt aan het einde van het jaar vastgesteld. Het is op
dit moment dus nog niet te zeggen hoe hoog deze zal zijn. Gelet op de huidige rente
en de berekeningswijze van de rente is het echter voorstelbaar dat deze hoger zal
zijn dan 0%.
Vraag 4
Op welke (oud-) studenten heeft deze eventuele rentestijging invloed?
Antwoord 4
De eventuele rentestijging heeft effect op studenten die nog studeren én een studielening
ontvangen. De rente over de studielening wordt gedurende de studieperiode namelijk
ieder jaar opnieuw vastgesteld. Ook heeft de eventuele rentestijging op korte termijn
effect op een deel van de oud-studenten in de terugbetaalfase. Voor deze oud-studenten
wordt de rente iedere vijf jaar vastgezet. Voor een deel van de studenten zal die
rente dus ook in 2023 weer worden vastgezet op basis van de dan geldende rente.
Vraag 5
Is het u bekend dat studenten bij het aangaan van de studielening in de veronderstelling
waren dat de rente op hun studieschuld 0% zou blijven?
Antwoord 5
Mij bereiken signalen dat er studenten zijn die onterecht in de veronderstelling waren
dat de rente op hun studieschuld 0% zou blijven.
Vraag 6
Vindt u het terecht dat studenten op deze manier worden verrast met een rentestijging
op de studieschuld? Zo nee, kunt u uw antwoord nader toelichten en daarin meenemen
hoe u hiertegen zult optreden? Zo ja, waarom wel?
Antwoord 6
Ik kan mij goed voorstellen dat studenten, net als andere mensen, schrikken van de
hoge inflatie en de stijgende rente. Het feit dat de rente op de studielening enige
tijd 0% was, was echter een unicum. Dat studenten hadden verwacht dat deze rente nooit
zou stijgen, lijkt mij dan ook geen reële aanname.
Studenten worden op het moment dat zij de lening aanvragen direct geïnformeerd over
het feit dat er rente wordt gerekend over die lening. Vervolgens worden zij jaarlijks
geïnformeerd over de hoogte van de rente en kan de rente op ieder moment worden ingezien
in MijnDUO. Daarnaast communiceert DUO ook via andere kanalen – zoals sociale media
en de website – over de hoogte van de rente.
Vraag 7
Deelt u de mening dat studenten onevenredig zijn belast sinds de invoering van het
leenstelsel? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals ik ook heb aangegeven in de hoofdlijnenbrief ben ik mij zeker bewust van het
feit dat er meerdere zorgen bij de huidige jongere generatie samenkomen. Denk daarbij
bijvoorbeeld aan de zorgen over de woningmarkt en het klimaat, maar ook de afgelopen
coronajaren hebben veel invloed gehad op het leven van studenten. Hoewel de invoering
van het leenstelsel niet heeft geleid tot een lagere instroom in het hoger onderwijs,
zie ik wel dat nu anders wordt gekeken naar welke invloed schulden hebben op (oud-)studenten. Dat is ook de reden dat ik het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs in voorbereiding
heb.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat sommige groepen studenten door religieuze overtuigingen
geen gebruik mogen maken van leningen waar rente op rust? Deelt u de mening dat deze
groep studenten hierdoor wordt ontmoedigd om door te studeren? Zo ja, kunt u uw antwoord
nader toelichten en daarin meenemen hoe u hiertegen zult optreden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Ik ben ervan op de hoogte dat er studenten zijn die door religieuze overtuigingen
geen gebruik mogen maken van leningen waar rente op rust. Voor deze groep verandert
er niets, want ook nu al wordt er rente op de studielening gerekend. Deze rente is
echter op dit moment 0%. Ik heb geen signalen dat deze groep studenten niet of minder
deelneemt aan het onderwijs, doordat zij geen gebruik maken van studiefinanciering.
Vraag 9
Deelt u de mening van het ISO dat de rentestijging «de zoveelste financiële klap in
het gezicht van studenten» is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet herkent dat op dit moment verschillende zorgen samenkomen bij de nieuwe
generatie. Dat is ook een van de redenen dat het kabinet de herinvoering van de basisbeurs
gerechtvaardigd acht.
Dat de rente naar verwachting stijgt, is geen nieuw beleid, maar de logische consequentie
van staand beleid dat er de laatste jaren óók voor gezorgd heeft dat (oud-)studenten
hebben kunnen profiteren van een historisch lage rente. Hoewel de eventuele rentestijging
dus wellicht eerder komt dan verwacht voor studenten, denk ik niet dat het reëel is
om te denken dat deze nooit zou stijgen.
Vraag 10
Klopt het dat (door de inflatie) het collegegeld vanaf september 2023 voor universiteiten
en hogescholen zal stijgen? Zo ja, hoeveel zal het collegegeld dan bedragen?
Antwoord 10
Het is nog niet aan te geven hoe hoog het wettelijk collegegeld voor 2023–2024 wordt.
Het wettelijk collegegeld voor dat studiejaar willen we de komende periode vaststellen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de stijging van het collegegeld nog een financiële klap in het
gezicht van studenten is? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik begrijp de zorgen van studenten rond stijgende kosten. Met het voornemen om de
basisbeurs vanaf 2023/2024 opnieuw in te voeren, zet het kabinet een eerste stap om
de zorgen van deze generatie jongeren te laten afnemen. Ook is het voornemen om de
groep studenten die aanspraak kan maken op een aanvullende beurs te vergroten.
Vraag 12
Deelt u de mening dat studenten niet door financiële redenen belemmerd mogen worden
om te studeren en dat de verhoging van het collegegeld hierdoor een onwenselijke situatie
is? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het is mijn verantwoordelijkheid om te zorgen voor een toegankelijk onderwijsstelsel.
Toegankelijk zie ik onder meer als beschikbaar en betaalbaar onderwijs. Zo wordt één
van de kostenposten, zoals het wettelijk collegegeld, berekend aan de hand van een
bepaalde systematiek zoals deze in de wet is vastgesteld.
Het is goed om oog te blijven houden voor de huidige economische ontwikkelingen, en
dan in het bijzonder voor de gevolgen voor de kwetsbare groepen, waaronder studenten
met ouders die financieel minder draagkrachtig zijn. Ook in het wetsvoorstel herinvoeren
basisbeurs wordt bijzondere aandacht gegeven juist voor deze kwetsbare groep.
Vraag 13
Bent u bereid om te bezien wat de mogelijkheden zijn om de verhoging van het collegegeld
te voorkomen?
Antwoord 13
Ik ben die mogelijkheden op dit moment aan het onderzoeken.
Vraag 14
Bent u bereid om vóór het commissiedebat «Beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap»
op 30 juni, de Kamer te voorzien van antwoorden op deze vragen?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.