Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 120 IV Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 juni 2022
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 juni 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bij brief van 29 juni 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Paul
De griffier van de commissie, Meijers
Vraag 1:
Hoe ziet de verdeling van de € 30 miljoen voor Caribisch Nederland uit het Coalitieakkoord
er precies uit? Waar wordt het bedrag van € 30 miljoen precies aan besteed?
Antwoord:
De verdeling van de € 30 mln. is, gelet op het Coalitieakkoord (CA), bezien in het
licht van het verbeteren van de bestaanszekerheid en het verminderen van de armoede
in Caribisch Nederland. Dit vraagt om maatregelen aan de kosten- en aan de inkomstenkant
en het versterken van de economie en de arbeidsmarkt met als doel een beter leven
voor iedereen. Naast deze maatregelen wordt ook de vrije uitkering (BES-fonds) verhoogd.
Uitgangspunt bij de verdeling van de middelen is het principe «comply or explain»:
elk departement dient vanuit de eigen verantwoordelijkheid en begroting ook te investeren
in Caribisch Nederland.
De verdeling van de € 30 mln. is als volgt:
(bedragen x € 1.000)
2022
2023
2024
2025 e.v.
SZW: Verhogen inkomens
587
6.501
7.932
8.531
SZW: Modernisering socialezekerheidsstelsel
0
700
1.100
1.100
EZK: Telecom1
2.000
2.250
2.250
2.250
I&W: Drinkwater
4.500
2.250
2.250
2.250
EZK: Duurzame energievoorziening1
4.300
2.500
BZK (wonen Volkshuisvesting): Bonaire/Sint Eustatius/Saba
3.000
1.000
1.000
SZW: Arbeidsbemiddeling
0
1.000
1.000
1.000
OCW: Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
500
1.000
1.000
1.000
BZK/KR: Prioriteiten Coalitieakkoord eilandelijke taken
0
3.000
3.000
3.000
BZK/KR: Vrije uitkering
4.113
6.299
7.968
10.869
BZK/KR: Eilandelijke achterstanden
4.000
3.500
2.500
0
Totaal
23.000
30.000
30.000
30.000
X Noot
1
Zie ook vraag 2.
In de bestuurlijke afspraken die zijn gesloten met Saba, Sint Eustatius en Bonaire
is nader uitgewerkt hoe de middelen per openbaar lichaam worden ingezet. U ontvangt
voor het zomerreces een brief met de bestuurlijke afspraken en de meer uitgewerkte
inzet van de middelen.
Vraag 2:
Kunt u duidelijk maken hoe het bedrag van € 17 miljoen dat volgens de Voorjaarsnota
vanuit de voor Caribisch Nederland uit het coalitieakkoord ter beschikking gestelde
gelden aan de diverse begrotingshoofdstukken is toegevoegd is opgebouwd?
Antwoord:
Bij het opstellen van de eerste suppletoire begroting 2022 vond over een deel van
de CN enveloppe nog bestuurlijk overleg plaats. Het betreffen de posten die aan het
Ministerie van EZK worden toebedeeld voor telecom en duurzame energievoorziening (€ 6,3 mln.).
De verdeling van deze middelen wordt naar verwachting in de tweede suppletoire begroting
2022 verwerkt. Voor de opbouw van de resterende € 16,7 mln. voor 2022 zie de tabel
hierboven.
Vraag 3:
Op welke wijze bent u uw toezegging om bij de Voorjaarsnota de Kamer een overzicht
te sturen van de middelen vanuit het kabinet op de verschillende terreinen nagekomen
(de middelen betreffen onder meer energie, verduurzaming, de invulling van de enveloppe
Caribisch Nederland, de inzet van het Groeifonds)?
Antwoord:
De invulling van de envelop Caribisch Nederland is grotendeels verwerkt bij deze eerste
suppletoire begrotingswet. Zie onder meer de antwoorden op de vragen 1 en 2. Verder
wordt de Kamer deze week nog nader geïnformeerd over de uitwerking van de Hoofdlijnenbrief
Koninkrijksrelaties en de invulling van de CN-envelop. Dit mede in samenhang met mijn
reis naar Caribisch Nederland van 12 tot en met 17 juni, waarbij ik namens het kabinet
nieuwe en hernieuwde bestuurlijke afspraken heb ondertekend met het bestuurscollege
van Saba, de regeringscommissaris van Sint Eustatius en het bestuurscollege van Bonaire.
Voor wat betreft de inzet van het Groeifonds ben ik in overleg met mijn collega van
EZK om te bezien op welke wijze het kabinet ervoor kan zorgen dat de landen gebruik
kunnen maken van deze regeling. Onder meer de complexe juridische vraagstukken vragen
meer tijd dan voorzien. Ik hoop u hierover zo spoedig mogelijk nader te informeren.
Vraag 4:
Is de overheveling van middelen (circa € 11,3 mln.) van de begroting van Koninkrijksrelaties
(IV) naar de begroting van Defensie (X) van incidentele of structurele aard? (pagina
5)
Antwoord:
De activiteiten zijn structureel van aard. De overheveling van middelen vindt jaarlijks
bij eerste suppletoire begroting plaats op basis van de opgave van het Ministerie
van Defensie over te verwachte uit te zenden Marechaussees en bijkomende kosten.
Vraag 5:
Wat gaat de Marechaussee precies doen wat betreft (zee)grensbewaking en vreemdelingentoezicht
Antwoord:
De Koninklijke Marechaussee (KMar) levert functionarissen aan de drie landen ten behoeve
van de versterking van het grenstoezicht. Vreemdelingentoezicht hoort niet primair bij taken waarvoor de KMar functionarissen levert. Het in februari 2021 afgesloten
protocol (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 245) op basis waarvan de KMar personeel levert, heeft onder meer de volgende specifieke
doelen:
• Het tegengaan van smokkel (verdovende middelen, wapens, illegale geldstromen).
• Het versterken van de informatiepositie en -uitwisseling.
• Het versterken van de uitvoering van de politietaak op de luchthaven en op de maritieme
grenzen.
• Het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel.
Uiteraard heeft een versterkt grenstoezicht wel secundair effect op de vreemdelingenketen.
Vraag 6:
Zijn de twee overhevelingen ten behoeve van de bestrijding ondermijning incidenteel
of structureel van aard?
Antwoord:
Beide bedragen zijn structureel van aard. In een brief aan de Kamer in oktober 2020
is aangegeven dat de tot dan toe projectmatige aanpak van ondermijning is omgezet
naar een structurele aanpak, waarvoor het Kabinet jaarlijks € 12 mln. beschikbaar
stelt (Kamerstukken II, 2020/21, 35 570 IV, nr. 13). Daarnaast zijn er naar aanleiding van afspraken in de landspakketten extra structurele
middelen beschikbaar gekomen om een uitbreiding van de ondermijningsaanpak naar Curaçao
en Aruba te bewerkstelligen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 177 en 186). Deze aanvullende middelen lopen via een ingroeimodel op tot € 11,9 mln.
extra per jaar in 2025. De bedragen voor de aankomende jaren zijn nog niet opgenomen
in dit mutatieoverzicht, omdat de verdeling van deze middelen tussen de betrokken
organisaties nog niet is vastgesteld.
Vraag 7:
Zitten de gedetineerden uit Sint Maarten, die destijds vanwege orkaan Irma zijn verplaatst
naar detentiecentra in Nederland, nog steeds vast in Nederland of zijn ze weer terug
gebracht naar Sint Maarten?
Antwoord:
Er verblijven nog twaalf (van de oorspronkelijk 31) gedetineerden in Nederland. Van
deze twaalf gedetineerden zijn er acht destijds op basis van de onderlinge regeling
detentie (ORD) naar aanleiding van orkanen Irma en Maria overgeplaatst naar Nederland.
Het streven van de Nederlandse regering blijft om de gedetineerden conform afspraak
zo snel mogelijk terug te doen keren, wat de re-integratie in de samenleving op Sint
Maarten ten goede komt. De overige vier gedetineerden verblijven in Nederland vanwege
veiligheidsredenen en zullen dan ook niet terugkeren naar Sint Maarten wanneer er
meer capaciteit is.
Vraag 8:
Onder wiens wettelijke en financiële verantwoordelijkheid valt deze groep gedetineerden
en wat zijn de gevolgen daarvan?
Antwoord:
Op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen
gedetineerden (tijdelijk) overgeplaatst worden binnen het Koninkrijk. Conform de onderlinge
regeling beschikbaarstelling detentiecapaciteit valt de tenuitvoerlegging van de detentie
vervolgens onder verantwoordelijkheid van het land waar de gedetineerden naar verplaatst
worden; in dit geval Nederland. Nederland heeft tot 1 november 2018 de kosten voor
het verblijf van de gedetineerden uit Sint Maarten in Nederland betaald. Tussen het
Ministerie van Justitie en Veiligheid en Sint Maarten is afgesproken dat de kosten
per 1 november 2018 voor Sint Maarten zijn.
Vraag 9:
Kunt u aangeven of er inmiddels een duidelijk tijdpad is voor de bouw van een nieuw
detentiecentrum op Sint Maarten?
Antwoord:
Eind mei heeft de United Nations Office for Project Services (UNOPS) een eerste werkbezoek
afgelegd aan Sint Maarten. Tijdens dit bezoek zijn de nodige randvoorwaarden bepaald
die aanwezig moeten zijn om de eerste fase van het nieuwbouwtraject – het ontwerp
van de tijdelijke en lange termijn faciliteiten – van start te laten gaan. Naar verwachting
wordt in het vierde kwartaal van 2022 de overeenkomst voor de eerste fase voor voorbereiding
en het ontwerp (met een tijdsduur van ongeveer achttien maanden) ondertekend, die
daarna van start gaat. Vervolgens zal de bouw naar verwachting 48 maanden duren. Later
dit jaar zal het Kabinet de Staten-Generaal schriftelijk informeren over de stappen
die zijn en zullen worden gezet om tot duurzame verbetering van de situatie te komen,
waaronder de door Nederland geboden hulp en bijstand en de inzet van de United Office
for Project Services (UNOPS) voor het traject voor een nieuwe gevangenis.
Vraag 10:
Welk effect heeft het overhevelen van € 11,3M van de begroting van Koninkrijksrelaties
(IV) naar de begroting van Defensie (X)? Hoe zullen de middelen ingezet worden bij
Defensie anders dan waarvoor het ingezet werd bij Koninkrijksrelaties?
Antwoord:
Het overhevelen van de middelen van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) naar
de begroting van Defensie (X) heeft geen ander effect of doel dan waarvoor de middelen
ingezet zouden worden en betreft louter de financiering van de voorgenomen beleidsinspanning,
namelijk de inzet van de Koninklijke Marechaussee voor de grensbewaking. De middelen
staan op de begroting van Koninkrijksrelaties (IV), omdat dit het beleidsverantwoordelijke
ministerie is. Echter, het uit te zenden personeel van de Koninklijke Marechaussee
is in dienst van Defensie. De inzet van dit personeel vindt plaats door Defensie.
Om deze reden worden de middelen overgeboekt naar de begroting van Defensie.
Vraag 11:
Hoe verhoudt de verhoging van het defensiebudget (o.a. gericht op vreemdelingentoezicht)
zich tot het inhouden van de laatste tranche geld voor vreemdelingenbewaring op Curaçao?
Antwoord:
De middelen die zijn overgeheveld aan Defensie, worden ingezet voor de versterking
van het grenstoezicht en concreet op onder meer de inzet van het personeel van de
Koninklijke Marechaussee in het Caribisch gebied (zie ook het antwoord op vraag 10).
Daarmee staat deze inzet los van de middelen die via begrotingsartikel 4 beschikbaar
zijn gesteld aan Curaçao voor het verbeteren van de vreemdelingenbewaring. Deze zijn
deels opgeschort, omdat Nederland alleen wil ondersteunen als deze bijdrage leidt
tot verbetering op immateriële aspecten zoals onder andere juridische bijstand en
zorg. Hierover is de Staatssecretaris momenteel met Curaçao in gesprek.
Vraag 12:
Wordt het voldoen aan internationale standaarden voor de bescherming van mensenrechten
als voorwaarde gesteld voor de verhoging van de middelen? Zo ja, wat is het afwegingskader?
Antwoord:
Eerbiediging van mensenrechten staat voor het Kabinet namelijk altijd voorop. Het
voldoen aan internationale standaarden voor de bescherming van mensenrechten is niet
als zodanig als voorwaarde gesteld.
Vraag 13:
Wordt een deel van de middelen besteed aan het ondersteunen van het maatschappelijk
middenveld op Curaçao m.b.t. (juridische) begeleiding van Venezolaanse vluchtelingen?
Zo ja, welk deel?
Antwoord:
Het is aan Curaçao om de rechtsbijstand te versterken, omdat rechtsbijstand een aangelegenheid
van de Landen binnen het Koninkrijk is. Als vreemdelingen daadwerkelijk een beroep
doen op rechtshulp, dan is het van belang dat de autoriteiten van Curaçao dit faciliteren.
Vraag 14:
Wat betekent de verschuiving van de middelen van KR naar Defensie, Financiën, en Justitie
en Veiligheid voor de bestuurlijke verantwoording en regie met betrekking tot de Landspakketten?
Antwoord:
Bij het akkoord over de Landspakketten in 2020 zijn extra middelen ter beschikking
gekomen voor de landen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 177, 186 en 203). Deze extra middelen waren onder meer bestemd voor investeringen in de onderwijshuisvesting
in Curaçao, maar ook op versterking van de rechtsstaat in alle drie de landen. Deze
extra middelen zijn vervolgens overgeheveld naar genoemde departementen. De bestuurlijke
verantwoording en regie liggen bij het Ministerie van BZK als coördinerend departement,
maar de invulling en uitvoering van de middelen bij de departementen. De Tijdelijke
Werkorganisatie (TWO) ziet toe op de uitvoering van de Landspakketten.
Vraag 15:
Wordt er met het overhevelen van middelen voor de versterking van de douane – waarbij
wordt ingezet op versterking van de douane – ook geld geïnvesteerd ten behoeve van
asielbeleid en de beschermingsprocedure?
Antwoord:
Nee, zie ook het antwoord op vraag 11. De Douane levert expertise en instructeurs
ten behoeve van de voorgenomen versterking van het grenstoezicht in de Landen. Met
deze overheveling worden de inspanningen van de Douane door BZK vergoed. Hiermee wordt
dus niet geld geïnvesteerd ten behoeve van asielbeleid en de beschermingsprocedure.
Door BZK is vanuit artikel 4 wel geïnvesteerd in de uitbreiding en optimalisering
van de vreemdelingenbewaring. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV)
wordt hulp en bijstand geboden ter optimalisering van de vreemdelingenketen; zo ook
ten behoeve van asielbeleid en de beschermingsprocedure onder vallen.
Vraag 16:
Over welke beleidsartikelen en posten is de € 24,7 miljoen die was gereserveerd voor
het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) uitgesplitst?
Antwoord:
De middelen voor het COHO zijn verdeeld over artikel 4 en artikel 6. Het budget voor
de programmagelden is opgenomen onder artikel 4 en de apparaatsgelden onder artikel 6.
De programmagelden zijn verdeeld over de financiële instrumenten subsidies, opdrachten
en bijdragen aan medeoverheden. De apparaatskosten in personele en materiële kosten.
Vraag 17:
Is het bedrag van € 1,8 miljoen aan subsidies gereserveerd voor derden gevestigd in
de Landen of betreft dit subsidies voor het nog op te richten orgaan COHO? Welke taken
en werkzaamheden worden met deze subsidies gefinancierd?
Antwoord:
De subsidies worden door de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) aangewend ten behoeve
van de uitvoering van de afspraken in de Landspakketten. De ontvangers kunnen zowel
de landen als derden zijn.
Vraag 18:
Op basis waarvan is de € 5,5 miljoen euro voor Opdrachten gebaseerd? Welke opdrachten
en in welk Land worden met dit bedrag gefinancierd?
Antwoord:
De verstrekte opdrachten zijn op dit moment vooral nulmetingen, die onder meer zien
op overheidshuisvesting en grondbeleid in Curaçao, het socialezekerheidsstelsel in
Sint Maarten en de doorlichting van overheidsbedrijven in Aruba en Sint Maarten. De
opdrachten vinden plaats in zowel Aruba, Curaçao als Sint Maarten.
Vraag 19:
Is het bedrag onder het kopje bijdrage aan medeoverheden ook bestemd voor ambtenaren
van de Landen of is het alleen bestemd voor de Nederlandse ambtenaren voor het nog
op te richten COHO?
Antwoord:
De bijdragen zijn bedoeld voor de uitvoering van de Landspakketten van Aruba, Curaçao
en Sint Maarten en worden gericht besteed na afstemming hierover tussen de landen
en de tijdelijke werkorganisatie (TWO). De bijdragen zijn niet bestemd voor de werkzaamheden
die door de Nederlandse ambtenaren van de TWO worden verricht.
Vraag 20:
Op welke wijze wordt het bedrag van € 10 miljoen incidenteel geld voor Caribisch Nederland
verder uitgesplitst per eiland over de periode van 2022 -2024?
Antwoord:
De € 10 mln. incidenteel wordt conform de vaste verdeelsleutel verdeelt over de openbare
lichamen. De vaste verdeelsleutel voor Caribisch Nederland is: Bonaire 55%, Sint Eustatius
25% en Saba 20%:
(bedragen x € 1.000)
2022
2023
2024
Bonaire
2.200
1.925
1.375
Sint Eustatius
1.000
875
625
Saba
800
700
500
Totaal eilandelijke achterstanden:
4.000
3.500
2.500
Vraag 21:
Waarvoor was de restantbetaling voor het Rode Kruis bestemd?
Antwoord:
De restantbetaling, na subsidievaststelling, van het Rode Kruis is bestemd voor het
voedselhulpprogramma op Aruba, Curaçao en Sint Maarten dat naar aanleiding van de
Covid-19 pandemie was opgezet.
Vraag 22:
Staat de € 10 miljoen incidenteel voor de periode 2022–2024 los van de benodigde middelen,
die de departementen moeten vrijmaken voor het beleid op Caribisch Nederland?
Antwoord:
Ja, de € 10 mln. incidenteel is aanvullend op de middelen die de departementen zelf
vrijmaken voor beleid en uitvoering voor Caribisch Nederland. Daarin geldt het principe
«comply or explain»: de departementen dienen ook vanuit de rechtstreekse verantwoordelijkheid
en de eigen begroting te investeren in Caribisch Nederland, tenzij er goede en uitlegbare
redenen zijn dat niet te doen (explain).
Vraag 23:
Zijn de afspraken met de Wereldbank verlengd? Zo ja, tot wanneer?
Antwoord:
Ja, het trustfonds Wederopbouw Sint Maarten bij de Wereldbank is met 36 maanden verlengd
tot 31 december 2028.
Vraag 24:
Wat is de verwachting rond de besteding van de laatste tranche in de komende jaren?
Antwoord:
Uw Kamer is in de brief van 10 juni 2022 over de jaarrapportage 2021 wederopbouw Sint
Maarten hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2021/22, 34 773, nr. 26). De vierde tranche wordt gebruikt voor de uitbreiding van het Emergency Recovery
Project 1 (ERP1) met extra herstelactiviteiten van onder meer sportfaciliteiten, de
additionele financiering voor het Emergency Debris Management Project (EDMP) en het
Mental Health project. Tevens wordt de vierde tranche gebruikt voor de uitwerking
van diverse potentiële projecten zoals het sociale woningbouwproject, de afvalwaterzuivering
en advies over het vormgeven van een Disaster Risk Fund (een rampenfonds) met de terugbetaalde
leningen van het vliegveldproject.
Vraag 25:
Welke projecten lopen door in 2023?
Antwoord:
Alle projecten die gestart zijn (behalve het Red Cross Roof Repair project dat in
2021 afgerond is) lopen door in 2023. Zoals:
• het Emergency Debris Management Project (EDMP),
• het Airport Terminal Reconstruction project,
• het Hospital Resiliency and Preparedness project,
• het Enterprise Support project (ESP),
• het Civil Society Partnership Facility for Resilience Project (R4CR),
• het Child Resilience and Protection project,
• het Digital Government Transformation Development project (DGTP),
• het Emergency Recovery Project 1 (ERP1) en
• het Fostering Resilient Learning project.
In 2021 is in de stuurgroep Wederopbouw Sint Maarten geld gealloceerd voor potentiële
projecten, namelijk het sociale woningproject, het afvalwaterzuivering project, het
Mental Health Project en advies over het vormgeven van een rampenfonds. De inhoudelijke
toelichting bij deze projecten is te lezen in de Kamerbrief van 10 juni 2022 over
de jaarrapportage 2021 wederopbouw Sint Maarten (Kamerstukken II 2021/22, 34 773, nr. 26).
Vraag 26:
Wat voor personeelskosten betreft dit?
Antwoord:
Dit betreft de kosten voor personeel TWO/COHO en de kosten van inzet van andere ministeries.
Deze kosten zijn inclusief incidentele oprichtingskosten.
Vraag 27:
Waarom is gekozen om van de € 30 miljoen die is vrijgemaakt in het Coalitieakkoord
€ 23 miljoen in 2022 uit te keren?
Antwoord:
In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat er in 2022 € 23 mln. extra zal worden geïnvesteerd
in Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Vanaf 2023 wordt dat bedrag verder verhoogd naar
€ 30 mln. structureel per jaar. Die bedragen worden in de genoemde jaren uitgekeerd.
Vraag 28:
Op welke wijze is de extra € 23 miljoen die structureel is toegevoegd voor Caribisch
Nederland in 2022 verder uitgesplitst naar beleidsartikelen, instrumenten en eilandelijke
taken voor specifiek Caribisch Nederland?
Antwoord:
In de beantwoording van vraag 1 is opgenomen hoe de extra middelen die in 2022 worden
geïnvesteerd in Caribisch Nederland worden verdeeld over de verschillende departementen.
In de bestuurlijke afspraken, die zijn gesloten met Saba, Sint Eustatius en Bonaire,
is nader uitgewerkt hoe de middelen per openbaar lichaam worden ingezet en – indien
reeds bekend – welk instrumentarium daarvoor wordt gebruikt. De Kamer wordt voor het
zomerreces hierover nader geïnformeerd.
De middelen die worden toegevoegd aan de vrije uitkering van de openbare lichamen
zijn vrij besteedbaar. De openbare lichamen zullen in hun eigen gewijzigde begrotingen
2022 opnemen hoe zij deze middelen willen gaan inzetten. Dit geldt ook voor de middelen,
die bestemd zijn voor het wegwerken van de eilandelijke achterstanden.
Vraag 29:
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie Van den Berg/Kuiken (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 58) over toevoeging van € 1,5 miljoen aan de begroting van Saba met ingang van begrotingsjaar
2022?
Antwoord:
In 2022 is er € 4,1 mln. beschikbaar voor de verhoging van de vrije uitkering voor
de openbare lichamen (BES-fonds). Dit bedrag is een eerste stap om de vrije uitkering
meer in overeenstemming te brengen met de kosten die gepaard gaan met de uitvoering
van de eilandelijke taken. De komende jaren is voorzien in een verdere verhoging van
dit bedrag. Voor de drie eilanden samen is vanaf 2025 structureel ruim € 13 mln. beschikbaar
voor de vrije uitkering.
In 2022 ontvangt Saba volgens de vaste verdeelsleutel uit de CN Enveloppe € 823.000
voor de verhoging van de vrije uitkering. Aanvullend is het Kabinet voornemens om
Saba vanaf 2022 vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties een extra bijdrage van
€ 1 mln. structureel. Dit zal bij de 2e suppletoire begroting 2022 budgettair worden verwerkt. Hiermee wordt het structureel
tekort in de begroting van Saba gedicht en wordt uitvoering gegeven aan de motie van
Van den Berg en Kuiken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.