Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over de nieuwe vogelgriepuitbraak in de Gelderse Vallei en het feit dat dit ‘seizoen’ een vijfde van alle eenden in de eendenhouderij is vergast
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nieuwe vogelgriepuitbraak in de Gelderse Vallei en het feit dat dit «seizoen» een vijfde van alle eenden in de eendenhouderij is vergast (ingezonden 15 april 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 27 juni 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2629.
Vraag 1
Is het u ook opgevallen dat er in één maand tijd drie vogelgriepuitbraken waren in
Lunteren, in de Gelderse Vallei?1
Antwoord 1
In Lunteren zijn negen uitbraken geweest, twee in maart en zeven in april. In Barneveld
zijn er twee geweest, in Voorthuizen en Terschuur elk een. Er waren inderdaad in korte
tijd meerdere uitbraken in een klein gebied na elkaar.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat in de gemeente Ede, waar Lunteren onder valt, meer dan 34 keer
meer eenden en kippen leven dan mensen, namelijk 49.600 eenden en 4.044.000 kippen
in de pluimvee-industrie, tegenover 120.000 inwoners?2
Antwoord 2
Ik kan bevestigen dat de gemeente Ede in een zeer pluimveedicht gebied ligt.
Vraag 3
Kunt u zich herinneren dat bij een evaluatie van de vogelgriepuitbraken in 2003, waarbij
30 miljoen dieren werden vergast, werd geconcludeerd dat uitbraken in gebieden met
zoveel dieren op elkaar gepropt en zoveel pluimveebedrijven dicht bij elkaar – zoals
in de Gelderse Vallei – moeilijk, zo niet onmogelijk, te beheersen zijn?3
Antwoord 3
In 2003 was de uitbraak met vogelgriep in de Gelderse Vallei moeilijk te beheersen.
Er is sindsdien veel geleerd en veranderd aan de opsporing en bestrijding van vogelgriep.
Verspreiding van vogelgriep in pluimveedichte gebieden is wel een reëel risico. De
uitgangssituatie in de Gelderse Vallei was vanwege de alertheid en de vele landelijke
maatregelen, die al maanden gelden, minder ongunstig dan in 2003. De Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) was in staat om de besmette bedrijven in de Gelderse Vallei
snel te ruimen, net zoals de bedrijven in de 1 km-zones. De uitbraken in de Gelderse
Vallei hebben, mede daarom, nu niet dezelfde proportie aangenomen als destijds.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat sindsdien niets is gedaan met de twee belangrijke aanbevelingen
van deze evaluatie: het flink verminderen van de pluimveedichtheid en het vaccineren
van dieren?
Antwoord 4
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft sinds 2003 veel
onderzoek laten doen naar vaccinatie tegen vogelgriep en het ontwikkelen van vaccins.
Dit is gebeurd met Fonds Economische Structuurversterking (FES) gelden en later ook
binnen het project Castellum. Helaas heeft dit niet geleid tot een bruikbaar vaccin.
Onlangs heb ik opdracht gegeven een proef te starten met verschillende vogelgriepvaccins
om hun werking te onderzoeken. Daarover is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 28 807, nr. 259). De kans op een vogelgriepuitbraak hangt niet alleen af van het aantal bedrijven
in een land of van het type pluimveebedrijf, maar met name van de genomen bioveiligheidsmaatregelen.
Pluimveehouders in Nederland investeren veel in bioveiligheidsmaatregelen. De veedichtheid,
waaronder pluimveedichtheid is een aandachtspunt in het rapport Bekedam. Dit punt
wordt opgenomen in het Actieplan zoönosen (dat deze zomer wordt uitgebracht) en nader
uitgewerkt in de gebiedsgerichte aanpak.
Vraag 5
Erkent u dat als gevolg hiervan welbewust enorme risico’s voor de gezondheid van mens
en dier in stand zijn gehouden, doordat het vogelgriepvirus in die gebieden als een
lopend vuurtje door de stallen gaat, razendsnel kan muteren en zo weer over kan springen
naar het volgende bedrijf?
Antwoord 5
Om de kans op verspreiding en ook op mutaties te minimaliseren worden besmette pluimveebedrijven
zo snel mogelijk geruimd. De vogelgriepvirussen die nu in Nederland en Europa circuleren
hebben een laag zoönotisch potentieel. Er zijn desondanks strenge voorzorgsmaatregelen
voor personen, die intensief contact hebben met besmet pluimvee, bijvoorbeeld door
virusremmers aan te bieden. Personeel dat helpt bij ruimingen gebruikt persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Vraag 6
Is het u ook opgevallen dat de vogelgriepuitbraak in Lunteren deze week plaatsvond
bij een bedrijf met eenden en dat het vogelgriepvirus in de afgelopen maanden bij
nóg zes grote en twee kleinschalige (vlees)eendenbedrijven voor besmettingen heeft
gezorgd?
Antwoord 6
Dit is mij bekend.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat al jaren bekend is dat eenden vele malen vatbaarder zijn voor
vogelgriep, waardoor ze sneller besmet raken terwijl eenden in de eendenhouderij in
hun leven nooit buiten komen?4, 5
Antwoord 7
Het is zo dat de afgelopen jaren relatief veel eendenbedrijven besmet zijn met hoogpathogene
vogelgriep (HPAI). Watervogels zijn het natuurlijk reservoir voor vogelgriepvirussen.
En eenden zijn watervogels. Het ligt daarom voor de hand dat sommige vogelgriepvirussen
beter zijn «aangepast» aan eenden en eenden gemakkelijker kunnen infecteren dan niet-watervogels.
Eenden tonen soms weinig verschijnselen bij een besmetting van het nu circulerende
HPAI-virus. Eendenbedrijven hebben een andere bedrijfsvoering dan kippen waardoor
zij mogelijk gevoeliger zijn voor vogelgriepinfecties. Daarnaast ligt een aantal van
de eendenbedrijven ook in waterrijke gebieden, wat de kans op een besmetting ook groter
maakt.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat sinds de eerste uitbraak in dit «vogelgriepseizoen» op 26 oktober,
in minder dan zes maanden tijd dus, meer dan 19% van alle eenden in de Nederlandse
vleeseendenindustrie is vergast vanwege vogelgriepuitbraken?
Antwoord 8
Een percentage is niet te geven omdat het aantal eenden op de bedrijven fluctueert
door onder andere afvoer naar de slacht. Het vergelijken van aantallen op enig moment
geeft dus geen accuraat beeld van het percentage gedode dieren ten gevolge van een
besmetting met vogelgriep. In totaal zijn 41 bedrijven met vleeseenden actief. Daarvan
zijn, sinds oktober 2021, twee bedrijven besmet geraakt in 2021 en acht in 2022. In
totaal zijn er ongeveer 213.200 eenden geruimd ten gevolge van een besmetting met
vogelgriep.
Vraag 9
Waar ligt voor u de grens waarbij u het telkens weer vergassen van eenden en vervolgens
weer opnieuw vullen van de stallen niet langer acceptabel vindt?
Antwoord 9
Het aantal besmettingen en geruimde dieren is dit jaar hoog. Dat is een zeer ongewenste
situatie, gezien de hoeveelheden dieren die geruimd worden en de impact op de veehouders
en hun gezinnen. Ik hoor de roep om alternatieven. Ik zet maximaal in op preventie
van vogelgriep. Dat is ook het geval bij pluimveehouders. Zij worden zwaar getroffen
en er is hen alles aan gelegen de ziekte buiten hun stal te houden. Ik hoop dat op
termijn een werkzaam vaccin beschikbaar is waardoor vaccinatie kan bijdragen aan het
voorkomen van besmettingen, waardoor het aantal ruimingen verder kan worden beperkt.
Ook laat ik onderzoek doen naar insleeproutes en laat ik onderzoek op de besmette
bedrijven uitvoeren. Helaas heeft dit tot op heden niet geleid tot het identificeren
van een route van insleep.
Ik doe alles wat in mijn vermogen ligt om vogelgriep te voorkomen en te bestrijden,
zolang als dat nodig is. Op dit moment is het ruimen van besmette bedrijven, en in
de Gelderse Vallei helaas ook de bedrijven in de 1 km-zone (preventief) een noodzakelijke
maatregel om vogelgriep te bestrijden.
Vraag 10
Erkent u dat in de eendenhouderij sprake is van structurele, ernstige dierenwelzijnsproblemen,
onder andere doordat zij moeten leven in dichte stallen zonder zwemwater en voorafgaand
aan de slacht bij bewustzijn ondersteboven aan een poot worden opgehangen en door
een elektrisch waterbad worden gehaald waarvan bekend is dat een aanzienlijk deel
van de dieren niet voldoende wordt bedwelmd?
Antwoord 10
Uiteraard zijn er, net als voor andere sectoren, uitdagingen ten aanzien van het verbeteren
van dierenwelzijn. Hierin worden door de sector stappen gezet. Zoals aan uw Kamer
gemeld op 14 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1255) heeft de sector recent het Plan van Aanpak Poetswater afgerond, met als doel om
poetswater beschikbaar te maken in alle eendenhouderijen in Nederland, wat ten goede
komt aan het uiten van het natuurlijke gedrag van eenden. Voor wat betreft de opmerking
op de slachtmethode geldt dat zowel het levend aanhangen als het bedwelmen met de
waterbadmethode zijn toegestaan volgens de Europese verordening inzake de bescherming
van dieren tijdens het doden (Verordening (EG) nr. 1099/2009). Voor het gebruik van
het waterbad als bedwelmingsmethode zijn in de Verordening specifieke voorschriften
vastgelegd. De NVWA houdt toezicht op het naleven van deze voorschriften tijdens de
slacht. Een verbod op een bepaalde fixatiemethode of toepassing van een dodingsmethode
kan alleen in Europees verband worden bereikt. Nederland steunt de noodzaak voor verbetering
en actualisering van de bestaande EU-dierenwelzijnsregelgeving en een uitbreiding
naar meer diersoort specifieke voorschriften. Hiervoor blijf ik mij op Europees niveau
inzetten.
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat het vlees van de eenden die in Nederland worden gefokt, gebruikt
en geslacht, voornamelijk is bestemd voor de export, omdat in Nederland sowieso weinig
eendenvlees wordt gegeten?
Antwoord 11
Ik beschik niet over exacte cijfers over de import en export van eendenvlees in Nederland.
Uit een uitvraag bij de eendensector blijkt dat het overgrote deel (95%) van de afzet
van de Nederlandse eend binnen de Europese markt wordt afgezet.
Vraag 12
Erkent u dat voor de transitie naar een «dierwaardige veehouderij in balans met de
volksgezondheid» die is aangekondigd in het coalitieakkoord, keuzes nodig zijn om
te bepalen welke sectoren en welke «blijvers» ruimte krijgen om te ontwikkelen en
hun bedrijven toekomstbestendig te maken?
Antwoord 12
Op gebiedsniveau moeten keuzes worden gemaakt over welke vormen van veehouderij in
welke omvang toekomst hebben. Dit zal in de gebiedsplannen die het komende jaar worden
opgesteld bepaald worden. In de brief over het perspectief voor de agrarische sector
die op 10 juni jl. aan uw Kamer is verzonden (Kamerstuk 30 252, nr. 28), ga ik hier nader op in.
Vraag 13
Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om de eendenhouderij in Nederland te
beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Ik zie geen aanleiding om een dergelijk verbod in overweging te nemen. De beëindiging
van de eendenhouderij is een maatregel met vergaande gevolgen voor eendenhouders.
Een dergelijke maatregel overweeg ik alleen als er – kort gezegd – een algemeen belang
mee is gediend, de maatregel met het oog op dat belang noodzakelijk is en de gevolgen
van de maatregel evenredig zijn aan het daarmee gediende belang.
Vraag 14
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 14
Het is helaas niet gelukt om de antwoorden binnen de gestelde termijn te versturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.