Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening Informatiebeveiliging in de instellingen, organen en instanties van de Unie (Kamerstuk 22112-3405)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3451 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 juni 2022
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Justitie en Veiligheid over:
– het Fiche: Verordening cyberbeveiliging van instellingen, organen en instanties van
de Europese Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 3406) en
– het Fiche: Verordening Informatiebeveiliging in de instellingen, organen en instanties
van de Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 3405)
De vragen en opmerkingen zijn op 30 mei 2022 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 27 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kamminga
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
voor het schriftelijk overleg: BNC-fiches inzake Verordening Informatiebeveiliging
en cybersecurity in de instellingen, organen en instanties van de Unie. Deze leden
onderschrijven de doelstellingen van de verordeningen en hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
Fiche: Verordening cyberbeveiliging van instellingen, organen en instanties van de
Europese Unie
De leden van de VVD-fractie lezen dat digitale weerbaarheid wat het kabinet betreft
niet meer vrijblijvendheid kan zijn. Op welke manieren kan dit voldoende worden gewaarborgd
in het deze verordening? Hoe verhoudt deze verordening zich tot de NIS 2-richtlijn?
Het voorstel voor de verordening biedt een aantal bepalingen op basis waarvan de instellingen,
organen en instanties van de EU (EU IOA’s) verplicht worden maatregelen te nemen ten
behoeve van hun digitale weerbaarheid. Zo zijn er verplichtingen voor de EU IOA’s
tot het opzetten van een intern kader voor het beheer, de governance en de controle
met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s en verplichtingen inzake risicobeheer
en rapportage op het gebied van cyberbeveiliging. Daarnaast houdt het voorstel voorschriften
over de organisatie en werking van het cyberbeveiligingscentrum voor de EU IOA’s (CERT-EU)
en een interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging (IICB). Hiermee wordt naar het
oordeel van het kabinet het niveau van cyberbeveiliging van de EU IOA’s verhoogd.
Zowel dit voorstel als het voorstel voor de herziening van de Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn
(NIB2) heeft tot doel de digitale weerbaarheid binnen de EU te verhogen. Wat betreft
reikwijdte en systematiek verschillen beide initiatieven echter. Het eerste voorstel
ziet specifiek op de cyberbeveiliging van de IOA’s van de EU, terwijl het voorstel
voor de NIB2-richtlijn betrekking heeft op de beveiliging van systemen van essentiële
en belangrijke entiteiten binnen de EU-lidstaten, waaronder delen van het bedrijfsleven
en overheden van lidstaten, en niet ook op IOA’s van de EU. De systematiek van het
voorstel voor de verordening houdt in dat de EU IOA’s gehouden zijn specifieke maatregelen
te implementeren en te rapporteren aan de IICB. De NIB2-richtlijn gaat daarentegen
uit van een zorgplicht, waar ook toezicht op wordt gehouden door een toezichthouder.
Het kabinet acht het van belang dat het voorstel een met de NIB2-richtlijn vergelijkbaar
niveau van eisen met betrekking tot digitale weerbaarheid bewerkstelligt en zal daarop
inzetten in gesprekken met de Europese Commissie en andere lidstaten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de instellingen, organen en instanties van de
Unie (EU-IOA’s) eigen kaders mogen opstellen die betrekking hebben op cybersecurity.
Deze leden begrijpen dat er verschillen in de kaders kunnen zijn tussen de verschillende
EU-IOA’s, maar zouden een wirwar van kaders ook een risico kunnen zijn voor bestuurbaarheid
en digitale veiligheid? Digitale veiligheid is zo sterk als de zwakste schakel.
Omdat iedere EU IOA een andere opdracht heeft en andere soorten gegevens verwerkt,
heeft het kabinet begrip voor het uitgangspunt dat de EU IOA’s een eigen kader opstellen
met betrekking tot hun cybersecurity. Een risicogebaseerde en proportionele aanpak
acht het kabinet dan ook passend.
Desalniettemin erkent het kabinet het risico van een te grote verscheidenheid aan
maatregelen. Om de bestuurbaarheid van het geheel te kunnen overzien is het van belang
dat er een duidelijke, gelijksoortige opdracht ligt die geldt voor alle EU IOA’s.
Daartoe vormt het huidige voorstel een basis. De inzet van het kabinet is om te waarborgen
dat er voldoende uniformiteit en flexibiliteit is om de digitale weerbaarheid van
alle EU IOA’s op een passend niveau te hebben.
Is het kabinet het met deze leden eens dat in alle kaders minimale veiligheidseisen
geborgd moeten worden? Zo ja, gaat het kabinet dit meenemen bij de behandeling van
deze verordening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is het eens met de VVD-fractie dat er minimale veiligheidseisen gewaarborgd
moeten worden. Het voorstel voorziet hier ook in: in Annex I van het voorstel is een
lijst opgenomen met domeinen die door iedere EU IOA dienen te worden geadresseerd.
In Annex II staan verder concrete stappen waar de EU IOA’s aandacht aan dienen te
besteden. Het kabinet zal erop inzetten dat minimale veiligheidseisen onderdeel blijven
van het voorstel.
Fiche: Verordening Informatiebeveiliging in de instellingen, organen en instanties
van de Unie
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de beoordeling van het kabinet over de
eigen merkingen van EU-IOA’s. Deze leden onderschrijven ook de inzet van het kabinet
over het verwijderen van de categorie «niet gerubriceerde informatie» uit de verordening.
Wat is het standpunt van andere lidstaten over het verwijderen van de categorie «niet
gerubriceerde informatie»?
De meerderheid van de lidstaten lijkt de zorg van het kabinet te delen over het ontbreken
van een (juridisch) systeem in de lidstaten voor de beveiliging van deze categorie
informatie, indien deze informatie met lidstaten gedeeld wordt. Tevens verwacht het
kabinet dat de meerderheid van de lidstaten de positie van het kabinet deelt dat de
introductie van de categorie «niet gerubriceerde informatie» bij de EU-IOA's kan leiden
tot een toename in administratieve lasten en het verkeerd rubriceren van informatie.
Op welke manier kan de slagkracht van de veiligheidsdirectoraten van de EU-IOA’s beter
gepositioneerd en verbeterd worden zodat informatie beter beveiligd kan worden?
Het kabinet verwacht dat de slagkracht van de veiligheidsdirectoraten van de EU IOA's
verbeterd kan worden door de organisatorische inbedding van de veiligheidsdirectoraten
te versterken en hun budgetten te verhogen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de BNC-fiches die gaan over de
verbetering van de informatiebeveiliging van EU-instellingen, organen en instanties,
alsmede de verbetering van de cyberbeveiliging. Over de twee verordeningen hebben
deze leden los wat vragen, maar ook wat algemene overkoepelende vragen.
De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is aan te geven wat nu de stand
van zaken is bij de verschillende EU-instellingen, organen en instanties.
De Europese Rekenkamer (ERK) heeft in maart 2022 een rapport gepubliceerd over de
cyberweerbaarheid van EU IOA’s.1 Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal significante cyberincidenten bij EU IOA’s
sinds 2018 is vertienvoudigd. De conclusie van de ERK is dat het bereikte niveau van
cyberparaatheid in de gemeenschap van EUIOA’s niet in verhouding staat tot de dreigingen
waaraan zij is blootgesteld. Ook concludeert de ERK dat de goede praktijken op het
gebied van cyberbeveiliging, waaronder bepaalde essentiële controles, niet altijd
worden toegepast, en dat enkele EU IOA’s duidelijk te weinig middelen uittrekken voor
cyberbeveiliging.
Op dit moment zijn de EU IOA's zelf verantwoordelijk voor het opstellen en implementeren
van regels voor informatiebeveiliging. Dit heeft geleid tot fragmentatie van regelgeving
voor informatiebeveiliging en in enkele gevallen tot het ontbreken hiervan. Deze situatie
bemoeilijkt het uitwisselen van informatie tussen de EU IOA's en vergroot de kans
op informatiebeveiligingsincidenten.
Het kabinet verwelkomt daarom ook de voorstellen om de cyberbeveiliging en informatiebeveiliging
van de EU IOA’s sterk te verbeteren.
Het verwondert deze leden dat er een verordening nodig is om de informatiebeveiliging
op orde te krijgen. Kan het kabinet aangeven waarom dit niet intrinsiek als opdracht
wordt ervaren?
Het kabinet kan geen inschatting geven van de intrinsieke ervaring van specifiek de
EU IOA’s. In het algemeen geldt dat digitale weerbaarheid, waaronder zowel informatiebeveiliging
als cyberbeveiliging, vaak niet de urgentie krijgt die het verdient. Zo wordt ook
in het Cybersecuritybeeld Nederland 2021 (CSBN 2021) geconcludeerd dat organisaties
niet of niet voldoende basismaatregelen nemen van tegen de digitale dreiging.2 Het is mogelijk dat dit ook geldt voor sommige EU IOA’s. Daarom verwelkomt het kabinet
dat de Europese Commissie daar middels voorliggende voorstellen verandering in wil
brengen. Deze voorstellen kunnen fungeren als aansporing voor de EU IOA’s om hier
voldoende middelen voor beschikbaar te stellen.
Deze leden vragen hetzelfde over de verordening cyberbeveiliging; welke EU-instellingen,
organen en instanties zijn kwetsbaar en hoe komt dat?
Het kabinet kan geen precies beeld geven van specifieke EU IOA’s waarvan de cyberbeveiliging
kwetsbaar is. Algemeen kan worden gesteld, onder meer op basis van voornoemd ERK-rapport,
dat er werk aan de winkel is om het cybersecurityniveau van alle EU-IOA’s op het niveau
te krijgen dat proportioneel is aan de risico’s en dreiging.
De leden van de SP-fractie zijn er van overtuigd dat als er nu een goede analyse wordt
gemaakt, het daarmee ook mogelijk is voortgang in de informatiebeveiliging en cyberbeveiliging
te volgen. Hoe ziet het kabinet dit?
Zoals reeds benoemd heeft de Europese Rekenkamer in maart 2022 een uitgebreid rapport
gepubliceerd over de cyberweerbaarheid van EU IOA’s. Het kabinet ziet dit rapport
als een goede nulmeting om de voortgang in de toekomst te volgen. Tevens dient iedere
EU IOA periodiek een maturiteitsbeoordeling uit te voeren. Het kabinet is van mening
dat hiermee op gedegen wijze de voortgang kan worden beoordeeld.
De leden van de SP-fractie zijn voor zowel de informatie- als de cyberbeveiliging
benieuwd naar het speelveld van de verschillende lidstaten en de Nederlandse positie.
Waar staat Nederland (redelijk) alleen en waar niet?
In geval van beide verordeningen lijken andere lidstaten in grote mate de positie
van Nederland te steunen. Zo lijkt er steun voor bijvoorbeeld een sterkere samenhang
met de NIB2-richtlijn en in de vraag of de IICB voldoende bevoegdheden krijgt. Er
zijn nog geen punten gebleken waarop Nederland alleen staat. De Europese Raad heeft
in zijn conclusies de afgelopen jaren verschillende keren aandacht gevraagd voor een
hoog niveau van cybersecurity en informatiebeveiliging van EU IOA’s met oog op vergaande
digitalisering en de toenemende dreiging.3 Lidstaten zullen dus naar verwachting, net als het kabinet, inzetten op verordeningen
die een hoog niveau van informatie- en cyberbeveiliging van EU IOA’s bewerkstelligen.
Hoe ziet het kabinet haar rol in het agenderen van hogere standaarden van beveiliging?
Digitale weerbaarheid is randvoorwaarde voor het ongestoord functioneren van onze
steeds verder gedigitaliseerde maatschappij. Hiertoe moeten burgers, bedrijven en
overheden inspanningen leveren. Voor het agenderen hiervan ziet het kabinet een belangrijke
rol voor zichzelf weggelegd. Dit wordt nader uitgewerkt in de Nederlandse Cybersecuritystrategie
(NLCS) die na afronding met de Tweede Kamer zal worden gedeeld.
Wat betreft informatiebeveiliging geldt dat de lidstaten toezicht houden op de beveiliging
van gerubriceerde EU informatie. Hiertoe neemt de Nederlandse Nationale Veiligheidsautoriteit
(NSA) deel aan het Beveiligingscomité van de Raad, het Beveiligingscomité van de Europese
Dienst voor Extern Optreden en de Werkgroep Veiligheidsexperts van de Commissie. In
deze gremia vraagt Nederland aandacht voor hoge standaarden van beveiliging.
Het gebruik van standaarden kan in algemene zin bijdragen aan hoger niveau van digitale
veiligheid. Het kabinet zet in op het zo veel mogelijk harmoniseren van de verschillende
standaardisatie-initiatieven. Het kabinet omarmt dan ook Europese wetgeving zoals
de Europese cyberbeveiligingsverordening, die een Europees raamwerk voor cyberbeveiligingscertificeringsschema’s
introduceert en daarmee ook tot meer uniformiteit in standaardisatie leidt. De cyberbeveiligingscertificeringsschema’s
bevatten immers beveiligingsnormen die mede gebaseerd zijn op internationale standaarden.
Ook bij de totstandkoming van de Europese Cyber Resilience Act bepleit het kabinet
dat daarin aan fabrikanten en leveranciers van alle digitale producten, diensten en
processen die in de EU op de markt worden gebracht, minimale beveiligingseisen worden
opgelegd, waarmee ook uniformiteit inzake standaarden wordt bevorderd.
Hoe leren EU-IOA’s van een datalek of een cyberaanval bij één van hen?
Op basis van het voorstel voor de cyberbeveiligingsverordening kan CERT-EU informatie
over incidenten die zich hebben voorgedaan bij een van de EU IOA’s delen met andere
EU IOA’s. Indien die informatie de identiteit van de getroffen EU IOA onthult, vereist
dat toestemming van die EU IOA. Tevens is er in het voorstel een verplichting opgenomen
voor EU IOA’s om significante incidenten binnen 24 uur te melden bij CERT-EU. CERT-EU
kan die informatie verspreiden onder de andere EU IOA’s om hun systemen te helpen
beschermen tegen soortgelijke incidenten, dreigingen en kwetsbaarheden.
Op dit moment werken de lidstaten daarnaast reeds samen met CERT-EU via het Europese
CSIRT-netwerk, zoals bedoeld in de NIB-richtlijn – een netwerk van Computer Security
Incident Response Teams (CSIRTs) van de EU-lidstaten en CERT-EU. In dit netwerk wordt
ook waar mogelijk informatie over concrete cyberdreigingen en -aanvallen gedeeld.
In geval van dreigingen en incidenten die verband houden met de nationale veiligheid
geldt voorts dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten kunnen samenwerken
met de EU IOA's. Deze samenwerking zal plaatsvinden op basis van door de lidstaten
te stellen voorwaarden voor wat betreft de vertrouwelijkheid van de bilaterale samenwerking.
Is er met de nieuwe voorstellen rond het uitwisselen van informatie en het instellen
van het Cyberbeveiligingscentrum sprake van overlappende taken met nationale cyberbeveiligingsinstellingen
of juist van braakliggend terrein? Kan het kabinet daar op ingaan?
CERT-EU is een al bestaande organisatie waarmee al sinds de inwerkingtreding van de
huidige Netwerk- en informatieveiligheidsrichtlijn door lidstaten wordt samengewerkt
voor de uitwisseling van informatie. Dit gebeurt via het bovengenoemde CSIRT-netwerk.
Er is dus geen sprake van braakliggend terrein. Doelgroep van CERT-EU zijn de EU IOA’s,
terwijl de CSIRTs van de lidstaten op basis van de huidige NIB-richtlijn aanbieders
van essentiële diensten en digitale dienstverleners tot doelgroep hebben. Daar vallen
de EU IOA’s niet onder, en in die zin is er dus ook geen sprake van overlap.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat dit
inhoudelijke, maar zeker ook technische onderwerp, voldoende geborgd is als het bij
de Raad Algemene Zaken wordt besproken? Kan het kabinet daar een bespiegeling op geven?
De Horizontale Raadswerkgroep Cyber is primair verantwoordelijk voor het voorbereiden
van de Raadspositie op dit onderwerp en zal in deze hoedanigheid ook de uiteindelijke
besluitvorming in de Raad Algemene Zaken voorbereiden. Deze Raadswerkgroep vormt een
horizontaal platform voor harmonisatie en een uniforme aanpak van cybervraagstukken
waarin verschillende perspectieven op dit vraagstuk samengebracht worden. Vereiste
technische expertise zal dus ook via deze werkgroep ten goede komen aan de Raad Algemene
Zaken.
Daarnaast adviseert het Beveiligingscomité van de Raad over informatieveiligheid en
de beveiliging van gerubriceerde EU-informatie, en doet zo nodig aanbevelingen aan
de Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Fiche: Verordening cyberbeveiliging van instellingen, organen en instanties van de
Europese Unie
De leden van de GroenLinks-fractie zien cybersecurity als randvoorwaarde van een digitaliserende
samenleving en overheid. Dit is natuurlijk ook van toepassing op Europese instellingen,
organen en instanties (EU-IOA’s).
Deze leden lezen dat EU-IOA’s ten minste om de drie jaar een maturiteitsbeoordeling
van hun cyberbeveiliging dienen uit te voeren. Weet het kabinet waar deze tijdsspanne
op gebaseerd is? Is het kabinet het ermee eens dat veranderingen in de cyberwereld
in een hoog tempo gaan, en de voorgestelde tijdsspanne tussen maturiteitsbeoordeling
wellicht te lang is?
Het standpunt van het kabinet is dat drie jaar een logische termijn is, die niet afwijkt
van wat gangbaar is. Deze termijn geeft tijd om uitvoering te geven aan de aanbevelingen
die uit de maturiteitsbeoordeling voortkomen. Dergelijke maatregelen kunnen zo ingrijpend
in de werkwijze van de organisatie zijn dat deze tijd nodig is. De uit een maturiteitsbeoordeling
voortkomende aanbevelingen kunnen bovendien variëren in vereiste implementatietermijn.
Het is dus geenszins de bedoeling dat in een dergelijke periode niets gebeurt, maar
juist dat er maatregelen worden genomen ter bevordering van de digitale weerbaarheid.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen ook dat de interinstitutionele raad voor
cyberbeveiliging (IICB) slechts niet-bindende waarschuwingen kan geven en audits kan
aanbevelen. Denkt het kabinet dat dit voldoende effect heeft op EU-IOA’s? Deze leden
lezen namelijk ook dat de Europese Rekenkamer geconcludeerd heeft dat het paraatheidsniveau
van de EU-IOA’s over het algemeen niet in verhouding staat tot de dreiging.4 Deze leden hopen op een kritische houding richting de EU-IOA’s met betrekking tot
dit thema.
Zoals in het BNC-fiche over het voorstel tot een Verordening cyberbeveiliging van
instellingen, organen en instanties van de Europese Unie is aangegeven leeft ook bij
het kabinet de vraag in hoeverre de IICB voldoende bevoegdheden zal hebben om naleving
van de verordening te bevorderen.5 Het is van belang daarbij te benadrukken dat een balans dient te worden gezocht tussen
de autonome positie van de EU IOA’s en het belang om over de gehele linie de digitale
weerbaarheid te verhogen. Het is daarnaast de vraag in hoeverre er een juridische
grondslag is op basis waarvan er strengere eisen kunnen worden gesteld aan de EU IOA’s.
Het kabinet is hierover in de Europese Raad in gesprek met de andere EU-lidstaten.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat CERT-EU, onder andere, ook de
bevoegdheid tot het delen van informatie met nationale instanties van lidstaten en
tot het samenwerken met derde landen krijgt. Wordt er ook toezicht gehouden op deze
bevoegdheden? Hoe ziet het kabinet de controlerende rol van het Europees Parlement
als democratisch gekozen volksvertegenwoordigers in bredere zin in dit dossier?
Op basis van het huidige voorstel zal de IICB toezicht houden op de uitvoering van
de algemene prioriteiten en doelstellingen van CERT-EU. Ook is op basis van het voorstel
goedkeuring van de IICB nodig in geval van samenwerkingsovereenkomsten met derde landen.
In de IICB zullen vertegenwoordigers van verschillende EU IOA’s plaatsnemen, waaronder
van het Europees Parlement. Het kabinet hecht er belang aan dat het Europees Parlement
deze rol vervult, zowel omdat het de taak van volksvertegenwoordiging heeft, als omdat
het een prominente EU IOA betreft. Het voorstel voorziet niet uitdrukkelijk in een
andere toezichthoudende rol voor het Europees Parlement.
Fiche: Verordening Informatiebeveiliging in de instellingen, organen en instanties
van de Unie
De leden van de GroenLinks-fractie zien het als nuttig en waardevol dat er een voorstel
ligt voor een gemeenschappelijk niveau van informatiebeveiliging. Deze leden lezen
dat ieder EU-IOA een eigen intern informatiebeveiligingsbeleid kan opzetten. Deze
leden vragen wat het kabinet ervan vindt dat hierbij elk EU-IOA een «eigen wiel» zal
moeten uitvinden, in plaats van dat er gekozen is voor harmonisatie van informatiehuishouding
tussen instellingen, organen en instanties. Hoe wordt er door het Nederlandse kabinet
gepleit voor meer harmonisering?
Met deze verordening wordt gepoogd de regelgeving voor informatiebeveiliging te harmoniseren
door algemene regelgeving voor informatiebeveiliging op te stellen die voor alle EU
IOA's geldt. Dit voorkomt dat elk EU IOA een «eigen wiel» moet uitvinden. In aanvulling
hierop deze regelgeving kunnen EU IOA's eigen informatiebeveiligingsregels stellen.
Omdat dit de harmonisatie van informatiebeveiligingsregelgeving negatief kan beïnvloeden,
is het kabinet hier geen voorstander van. Dit standpunt wordt door de Nederlandse
Nationale Veiligheidsautoriteit (NSA) uitgedragen in het Beveiligingscomité van de
Raad en de Werkgroep Veiligheidsexperts van de Commissie.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er een interinstitutionele coördinatiegroep
voor informatiebeveiliging wordt opgericht, waarin de beveiligingsautoriteiten van
de EU-IOA’s vertegenwoordigd zijn. Deze leden zijn benieuwd of het Europees Parlement
hier ook bij betrokken is. Hier werkt ook een grote groep mensen met mogelijk gevoelige
informatie. Deze leden vinden het wenselijk dat medewerkers van het Europees Parlement
ook geïnformeerd worden over het belang van informatiehuishouding en dat het Europees
Parlement kan meebeslissen over informatiebeveiliging.
Het kabinet deelt de wens over de betrokkenheid van het Europees Parlement. De verordening
stelt dat elk van de instellingen en organen van de Unie op passende wijze wordt vertegenwoordigd
in de coördinatiegroep.
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van het kabinet over tot in hoeverre
de beveiliging van informatie in de categorie niet-gerubriceerde informatie op de
voorgestelde manier niet gewaarborgd is.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de BNC-fiches inzake
Verordening Informatiebeveiliging en cybersecurity in de instellingen, organen en
instanties van de Unie. Het kabinet vraagt zich af of de IICB wel voldoende bevoegdheden
krijgt om goed te kunnen bijdragen aan een hoger en gemeenschappelijker niveau van
de digitale weerbaarheid, aangezien de IICB enkel niet-bindende waarschuwingen kan
geven en audits kan aanbevelen. Ook vraagt het kabinet zich af in hoeverre de EU-lidstaten
voldoende vertegenwoordigd zijn in de IICB, aangezien de veiligheid van de EU-IOA’s
ook de belangen van de lidstaten raakt
Het lid van de BBB-fractie heeft daarom de volgende vragen aan de Minister. Wat is
de reden dat de termijn van 24 uur voor het melden van significante cyberdreigingen,
kwetsbaarheden of incidenten aan het CERT-EU onderhavig is aan discussie? Wat zijn
mogelijke uitzonderingsgronden om van deze termijn af te wijken?
Zoals reeds aangekondigd in het BNC-fiche over het voorstel tot een Verordening cyberbeveiliging
van instellingen, organen en instanties van de Europese Unie heeft het kabinet de
Commissie inmiddels om toelichting gevraagd over de nadere invulling van de uitzonderingsgrond
bij de plicht voor EU IOA’s om significante cyberdreigingen, kwetsbaarheden of incidenten
binnen 24 uur na ontdekking hiervan te delen met CERT-EU.6 Hierover is op dit moment nog geen antwoord ontvangen.
In algemene zin geldt dat er steeds een balans moet worden gezocht tussen de snelheid
en de volledigheid van een melding, wat maakt dat een precieze termijn onderwerp van
discussie kan zijn.
Welke extra bevoegdheden ziet het kabinet concreet voor het IICB? Wat is het standpunt
van andere lidstaten hierover?
Net als van het kabinet is de zienswijze van veel lidstaten dat de vrijblijvendheid
op gebied van digitale weerbaarheid voorbij zou moeten zijn. Ook wat toezicht betreft
zou dat moeten gelden. Bezien moet worden wat er in dit kader concreet mogelijk is,
mede met oog op de wettelijke grondslag van het voorstel en de autonome positie van
de EU IOA’s. Het kabinet is nog in gesprek met andere lidstaten over de mogelijkheden.
Welke lidstaten delen het standpunt van het kabinet dat lidstaten voldoende vertegenwoordigd
moeten zijn in de IICB?
Naar verwachting zullen lidstaten het standpunt van het kabinet delen, aangezien lidstaten
er over het algemeen belang aan hechten dat lidstaten in voldoende mate vertegenwoordigd
zijn in dergelijke organen om sturing te kunnen geven.
Europese landen zijn vaak afhankelijk van buitenlandse leveranciers voor cyberbeveiligingsdiensten,
waaronder Amerikaanse bedrijven. In hoeverre borgt dit voorstel de veiligheid van
EU-IOA’s als deze bedrijven niet aan dezelfde veiligheidsregels worden onderworpen?
In Annex I van het voorstel met betrekking tot cyberbeveiliging wordt een aantal domeinen
benoemd waar aandacht aan moet worden besteed door de EU IOA’s in het kader van het
basisniveau van cyberbeveiliging. Daaronder vallen onder andere de acquisitie van
systemen en de relatie met leveranciers. In Annex II, waarin wordt gespecificeerd
welke maatregelen de EU IOA’s ten minste moeten nemen, wordt daarnaast het bewerkstelligen
van de veiligheid van de leveranciersketen van software benoemd. Er is dus expliciet
aandacht in het voorstel voor eventuele risico’s in de leveranciersketen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Kamminga, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier