Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie om voorafgaand aan de inwerkingtreding geïnformeerd te worden over voorgenomen indexaties van het minimumloon (Kamerstuk 29544-1095)
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1110
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 juni 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 10 mei 2022 inzake reactie op verzoek commissie om voorafgaand aan de inwerkingtreding
geïnformeerd te worden over voorgenomen indexaties van het minimumloon (Kamerstuk
29 544, nr. 1095).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 mei 2022 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie, Blom
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
00
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
00
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
00
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
00
II
Antwoord/Reactie van de Minister
00
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de inwerkingtreding van de halfjaarlijkse minimumloonindexatie. Deze leden hebben
hierover geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de regeling tot aanpassing wettelijk
minimumloon per 1 juli 2022 en hebben daarover nog enkele vragen.
Allereerst vragen de leden van de PvdA-fractie hoe vaak en met welk percentage en
in euro’s het minimumloon is bevroren of zelfs is verminderd. Kan daarbij worden aangegeven
hoeveel het minimumloon door deze ingrepen in het minimumloon achterloopt op de ontwikkeling
van de cao-lonen? Kan dit in percentages alsook in euro’s worden aangegeven?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat met de enorm gestegen inflatie en achterblijvende
collectieve arbeidsovereenkomst (cao)-lonen er een enorm gat ontstaat in het besteedbaar
inkomen. Deze leden vragen de Minister daarom hoe groot dit gat in besteedbaar inkomen
is geworden en met hoeveel het minimumloon zou moeten stijgen om de stijgende inflatie
bij te kunnen houden. Deze leden vragen verder of de Minister het eens is dat de eenmalige
energiecompensatie onvoldoende effect heeft om de koopkracht van mensen die het minimumloon
verdienen, maar ook van mensen met een uitkering, op peil te houden. Is de Minister
bereid om de voorgestelde verhoging van het minimumloon naar voren te halen, zodat
mensen daadwerkelijk de boodschappen en de huur kunnen betalen? Zo nee, wat zijn de
(technische of wettelijke) belemmeringen hiervoor?
De leden van de PvdA-fractie zien graag dat het minimumloon fors omhoog gaat, zodat
mensen niet in armoede hoeven te leven. Dit zouden zij graag per 1 juli 2022 zien
gebeuren. Deze leden vragen de Minister wat de kosten zijn om het minimumloon met
de huidige inflatie te verhogen, alsmede om het minimumloon in een stap, alsmede in
twee stappen, naar 14 euro te verhogen. Daarnaast vragen deze leden wat eventueel
wettelijke belemmeringen zijn om het minimumloon verder te verhogen dan alleen het
gemiddelde van de cao-lonen. En zijn er eventuele deadlines waaraan moet worden voldaan
om het minimumloon per 1 juli 2022 te verhogen? Kan de Minister voorkomen dat een
eventueel laat moment van beantwoording ertoe leidt dat het (juridisch) niet meer
mogelijk is om het minimumloon extra te verhogen per 1 juli 2022?
Ook vragen de leden van de PvdA-fractie wat het minimumloon zou moeten zijn indien,
volgens de Richtlijn van het Europees Parlement, het minimumloon tenminste 60% van
het mediane inkomen dient te zijn. Wat is op dit moment het percentage van het minimumloon
ten opzichte van het mediane inkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen indexaties
van het minimumloon en hebben daarover enkele vragen.
Ten eerste hebben de leden van de GroenLinks-fractie een aantal algemene vragen over
het minimumloon. Deze leden vragen wat de doelstelling van het minimumloon is en hoe
deze zich verhoudt tot artikel 20 van de Grondwet. Ook vragen deze leden of de ontwikkeling
van het minimumloon sinds invoering in een figuur kan worden weergegeven. Kan in lijn
met de evaluatie minimumloon ook de afwijking tussen het minimumloon en de gewogen
cao-lonen voor de periode 2010 tot heden worden weergegeven, en daarbij ook voor diezelfde
periode de inflatie per jaar? Deze leden vragen in relatie tot deze gegevens of het
kabinet van mening is dat het minimumloon de afgelopen 20 jaar de algemene welvaartsontwikkeling
heeft gevolgd.
Voorts hebben de leden van de GroenLinks-fractie een aantal vragen over de voorgenomen
indexatie. Deze leden vragen wat volgens het kabinet het doel is van de halfjaarlijkse
indexatie van het minimumloon. Kan het kabinet ook nader toelichten wat de logica
achter de huidige systematiek is? Acht het kabinet de huidige systematiek nog passend?
Deze leden vragen of het gezien de hoge inflatie niet logisch is om het minimumloon
meer te indexeren dan op dit moment gebeurt. Is het kabinet het met deze leden eens
dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden? Is het kabinet bereid om het voorliggende
besluit aan te passen en bijvoorbeeld de hele contractloonontwikkeling toe te passen?
En is zij voorts bereid om per 1 januari 2023 een buitengewone verhoging van het minimumloon
door te voeren, op basis van artikel 14 dertiende lid Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
(Wml)?
II Antwoord/Reactie van de Minister
De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken om een figuur waarin de ontwikkeling
van het wettelijk minimumloon, de cao-loonontwikkeling en de inflatie worden getoond
sinds 2010.1 De leden van de PvdA-fractie vragen naar het aantal keer en het percentage waarmee
het minimumloon sinds de invoering in 1969 is bevroren of verlaagd en hoeveel het
wettelijk minimumloon hierdoor in euro en als percentage achterloopt op de cao-loonontwikkeling
in dezelfde periode. De GroenLinks-fractie vraagt of in relatie tot deze gegevens
het kabinet van mening is dat het wettelijk minimumloon de afgelopen 20 jaar de algemene
welvaartsontwikkeling heeft gevolgd.
Onderstaand figuur toont de ontwikkeling van het bruto wettelijk minimumloon, de ontwikkeling
van de cao-lonen per maand incl. bijzondere beloning, en de inflatie (consumentenprijsindex)
sinds de invoering van het wettelijk minimumloon in 1969 als indexcijfer van de niveaus
in dat jaar (eerste halfjaar 1969=100). Hieruit blijkt dat het wettelijk minimumloon
in de periode tussen de invoering en 1983 meer steeg dan de cao-loonontwikkeling.
In het eerste halfjaar van 1984 is het wettelijk minimumloon eenmalig verlaagd (van
omgerekend € 929,70 naar € 901,98). In de perioden juli 1983-december 1989, januari
1993-december 1995 en januari 2004-december 2005 is het wettelijk minimumloon niet
geïndexeerd. Indien het wettelijk minimumloon de cao-loonontwikkeling sinds 1969 een-op-een
had gevolgd was het wettelijk minimumloon per juli 2021 € 35,62 bruto per maand hoger
geweest, dit komt neer op 2,1%. Over de afgelopen 20 jaar (periode eerste half jaar
2002-laatste halfjaar 2021) zijn het wettelijk minimumloon, de inflatie en de cao-lonen
met respectievelijk 40,8%, 37,0% en 40,9% toegenomen. Hieruit blijkt dat het wettelijk
minimumloon en de cao-lonen vrijwel even hard zijn gegroeid en beiden harder dan de
inflatie.
Bron: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/08/vijftig-jaar-minimumloon (1969–2019 eerste halfjaar), CBS StatLine en SZW-bewerking (vanaf tweede halfjaar
2019).
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de doelstelling van het minimumloon
is en hoe deze zich verhoudt tot artikel 20 van de Grondwet.
Artikel 20 van de Grondwet draagt de overheid op de bestaanszekerheid van Nederlandse
huishoudens te waarborgen en de welvaart te spreiden. Het wettelijk minimumloon bepaalt
de bodem in het loongebouw. Ook zijn vele regelingen zoals sociale minimumuitkeringen
en de AOW afgeleid van de hoogte van het minimumloon. De hoofdlijnenbrief bijzondere
verhoging wettelijk minimumloon geeft een overzicht van alle regelingen waar het minimumloon
in doorwerkt. Door het minimumloon twee keer per jaar te indexeren met de gemiddelde
cao-loonontwikkeling wordt geborgd dat zowel de bodem van het loongebouw als de sociale
minimumuitkeringen en de AOW meegroeien met de algehele loonontwikkeling van werkenden.
Daarmee is het minimumloon één van de instrumenten van de overheid om invulling te
geven aan artikel 20 van de Grondwet.
Aanvullend merken de leden van de PvdA-fractie op dat de enorm gestegen inflatie en
achterblijvende collectieve arbeidsovereenkomst (cao)-lonen er een enorm gat ontstaat
in het besteedbaar inkomen en vragen de Minister hoe groot het gat in besteedbaar
inkomen is geworden en met hoeveel het minimumloon zou moeten stijgen om de stijgende
inflatie bij te kunnen houden. Verder wordt gevraagd of de Minister het eens is dat
de eenmalige energiecompensatie onvoldoende effect heeft om de koopkracht van mensen
die het minimumloon verdienen, maar ook van mensen met een uitkering, op peil te houden.
Is de Minister bereid om de voorgestelde verhoging van het minimumloon naar voren
te halen, zodat mensen daadwerkelijk de boodschappen en de huur kunnen betalen? Zo
nee, wat zijn de (technische of wettelijke) belemmeringen hiervoor?
Sinds het vierde kwartaal van 2021 is sprake van prijsstijgingen. Met name in de eerste
maanden van 2022 is de inflatie zeer hoog. Dit zet druk op de koopkracht van huishoudens.
De gevolgen verschillen per huishouden omdat deze samenhangen met het consumptiepatroon
en factoren die samenhangen met het energiegebruik (energiezuinigheid woning, looptijd
energiecontract). In 2022 heeft het kabinet een omvangrijk maatregelenpakket genomen
om de gevolgen van de stijgende energie- en brandstofprijzen te verzachten en verduurzaming
van de woning te bevorderen. Een onderdeel van dit pakket is de genoemde eenmalige
energietoeslag voor lage inkomens. De aard van de prijsschok is echter zo groot, en
door de oorlog in Oekraïne zo onzeker, dat het maatregelenpakket de inkomensgevolgen
enkel kan verzachten. Het volledig wegnemen van alle inkomensgevolgen voor alle huishoudens
is niet mogelijk.
Het CPB laat zien dat bij blijvend hoge prijzen van energie en andere vaste lasten
op termijn 9 tot 15 procent van alle huishoudens moeite kan krijgen met het betalen
van hun maandelijkse lasten.2 Met name huishoudens met lage inkomens blijken structureel kwetsbaar, ook voor andere
economische crises en schokken dan de forse prijsstijgingen van dit moment. Het planbureau
adviseert daarom structureel beleid dat het besteedbaar inkomen van huishoudens met
lage inkomens verhoogt. Het kabinet heeft in de voorjaarsbesluitvorming inderdaad
besloten om, eerder dan bij het coalitieakkoord voorgenomen, al in 2023 een eerste
stap te zetten met het wettelijk minimumloon. Op 1 januari 2023 worden de minimumloonbedragen
met 2,5 procent verhoogd, los van de reguliere indexatie. Met name de huishoudens
met de laagste inkomens hebben hiervan profijt. De stijging van hun inkomen stelt
ze beter in staat het hoge prijspeil te dragen. Het kabinet zal daarnaast in augustus
nog specifiek naar de koopkrachtontwikkeling in 2023 kijken en hierbij ook bezien
hoe de lasten op arbeid kunnen worden verlaagd ten laste van de lasten op vermogen.
De leden van de PvdA-fractie zien graag dat het minimumloon fors omhoog gaat, zodat
mensen niet in armoede hoeven te leven. Dit zouden zij graag per 1 juli 2022 zien
gebeuren. Deze leden vragen de Minister wat de kosten zijn om het minimumloon met
de huidige inflatie te verhogen, alsmede om het minimumloon in een stap, alsmede in
twee stappen, naar 14 euro te verhogen. Daarnaast vragen deze leden wat eventueel
wettelijke belemmeringen zijn om het minimumloon verder te verhogen dan alleen het
gemiddelde van de cao-lonen. En zijn er eventuele deadlines waaraan moet worden voldaan
om het minimumloon per 1 juli 2022 te verhogen? Kan de Minister voorkomen dat een
eventueel laat moment van beantwoording ertoe leidt dat het (juridisch) niet meer
mogelijk is om het minimumloon extra te verhogen per 1 juli 2022?
Het minimumloon per uur voor iemand vanaf 21 jaar, uitgaande van een werkweek van
36 uur, bedraagt € 11,26 per 1 juli 2022. De meest recente jaar-op-jaar inflatie (april)
bedraagt volgens voorlopige cijfers van het CBS 9,6 procent. Indien het wettelijk
minimumloon op 1 juli 2022 met dit percentage zou zijn verhoogd zou dit tot een budgettair
effect op de SZW-begroting leiden van ongeveer € 2,8 mld. in 2022 (halfjaareffect)
en ca. € 5,5 mld. in latere jaren. Het minimumloon verhogen naar € 14 zou neerkomen
op een stijging van ruim 24 procent. Dit kost op de SZW-begroting ruim € 7 mld. in
2022 (halfjaareffect) en ca. € 14 mld. in latere jaren. Deze raming is berekend ten
opzichte van een situatie waarin het minimumloon niet verhoogd wordt. Reden dat deze
verhoging een groter budgettair effect heeft dan een verhoging via wetswijziging (op
zijn vroegst mogelijk per 1 januari 2024), is dat bij een eerdere verhoging met een
AMvB alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen meestijgen. Dit geldt onder meer
ook voor de daglonen in de WW, ZW, WIA en het maximum dag- en premieloon. Met een
wetswijziging is het mogelijk om doorwerking van de minimumloonstijging zoveel mogelijk
te richten op de laagste inkomen: minimumloonverdieners, sociale minima en op AOW-gerechtigden.
Het is echter niet mogelijk om het minimumloon nog dit jaar bijzonder te verhogen.
De bijzondere verhoging van het minimumloon moet worden geregeld in een algemene maatregel
van bestuur (AMvB) die moet worden gepubliceerd in het Staatsblad. Net als bij de
halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon, is er voor uitvoeringsorganisaties,
werkgevers en andere partijen een minimale termijn nodig tussen publicatie en inwerkingtreding
van de nieuwe bedragen. Hiervoor wordt in beginsel – conform de Aanwijzingen voor
de regelgeving – een invoeringstermijn van minimaal twee maanden voorgeschreven. Omdat
de AMvB diverse stappen moet doorlopen voor publicatie is het niet mogelijk om het
minimumloon met een AMvB al per 1 juli 2022 te verhogen. De benodigde stappen bij
een AMvB omvatten onder meer een wetgevingstoets, consultatie met sociale partners,
afstemming in onderraden en goedkeuring vanuit de ministerraad. In het geval van een
minimumloonsverhoging geldt daarbij ook een voorhangprocedure. Dat betekent dat de
ontwerp-AMvB pas na de voorhangprocedure naar de Raad van State kan gaan voor advisering.
In het kader van zorgvuldig bestuur en de bijbehorende termijnen dient rekening te
worden gehouden met een doorlooptijd van minimaal enkele maanden tot een jaar tussen
besluitvorming en inwerkingtreding. In geval van spoed kan het sneller, maar een bijzondere
verhoging van het minimumloon per 1 juli 2022 is in dit geval geen technisch uitvoerbaar
scenario.
Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie wat het minimumloon zou moeten zijn
indien, volgens de Richtlijn van het Europees Parlement, het minimumloon tenminste
60% van het mediane inkomen dient te zijn. Wat is op dit moment het percentage van
het minimumloon ten opzichte van het mediane inkomen?
Na de bekendmaking van het voorlopig akkoord over het Richtlijnvoorstel «toereikende
minimumlonen in de EU» is de indruk ontstaan dat deze richtlijn de hoogte van het
Nederlands minimumloon voorschrijft. Dat is niet zo. Zoals toegelicht in het BNC-fiche3, hecht het kabinet aan de bestaande bevoegdheidsverdeling waarbij alleen de lidstaten
bevoegd zijn om de hoogte van het minimumloon vast te stellen. Het voorlopig compromis
verduidelijkt dit punt in artikel 1 van de richtlijn.
Volgens de meest recent beschikbare data van de OESO gold in 2020 dat het Nederlands
minimumloon zich tot 47% van het mediane bruto loon verhield.4 Hiermee zat Nederland op een vergelijkbaar niveau met landen als Ierland, België
en Duitsland. Het brutominimumloon (exclusief vakantie-uitkering) was in 2020 € 20.002.
Een brutoloon ter hoogte van 60% van het mediane brutoloon zou in dat jaar liggen
op circa € 25.500.
In de discussies over minimumlonen wordt vaak gekeken naar het bruto loon in verhouding
tot het mediane of gemiddelde bruto inkomen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de
hoogte van het brutoloon niet per se iets zegt over de hoogte van de bestedingsmogelijkheden
van het betreffende huishouden. Er is immers sprake van herverdeling via de fiscaliteit
en het toeslagenstelsel. Daarnaast kan in het huishouden sprake zijn van andere mensen
met een inkomen. Daarom wordt er in internationale discussies bijvoorbeeld ook naar
het netto minimumloon en het mediane of gemiddelde netto inkomen gekeken. Uit een
studie van de Europese Commissie blijkt bijvoorbeeld dat in 2018 het netto-inkomen
van een alleenstaande minimumloonverdiener zonder kinderen ruim 70 procent bedroeg
van het mediane netto-inkomen van een werknemer.5
Ten slotte stellen de leden van de GroenLinks-fractie een aantal vragen over de voorgenomen
indexatie. Deze leden vragen wat volgens het kabinet het doel is van de halfjaarlijkse
indexatie van het minimumloon. Kan het kabinet ook nader toelichten wat de logica
achter de huidige systematiek is? Acht het kabinet de huidige systematiek nog passend?
Deze leden vragen of het gezien de hoge inflatie niet logisch is om het minimumloon
meer te indexeren dan op dit moment gebeurt. Is het kabinet het met deze leden eens
dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden? Is het kabinet bereid om het voorliggende
besluit aan te passen en bijvoorbeeld de hele contractloonontwikkeling toe te passen?
En is zij voorts bereid om per 1 januari 2023 een buitengewone verhoging van het minimumloon
door te voeren, op basis van artikel 14 dertiende lid Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
(Wml)?
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
wordt de aanpassing van het minimumloon geregeld. Hierbij groeit het minimumloon mee
met de gemiddelde cao-loonontwikkeling. Hiermee wordt verwezenlijkt dat de bodem van
het loongebouw meegroeit met het algehele loongebouw in Nederland. De huidige indexatiesystematiek
is naar de opvatting van het kabinet passend omdat het meegroeien van het minimumloon,
als basis van het loongebouw, met de cao-loonontwikkeling hiermee geborgd is. Dit
geeft minimumloonverdieners zekerheid van een brutoloon dat meestijgt met de gemiddelde
cao-loonontwikkeling van alle werknemers.
Vanwege de uitzonderlijk hoge inflatie heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming
besloten om een deel van de minimumloonsverhoging reeds door te voeren in 2023. Deze
vervroegde stap betreft een buitengewone verhoging van 2,5%, los van de reguliere
halfjaarlijkse indexatie. Met name de huishoudens met de laagste inkomens hebben hiervan
profijt. De stijging van hun inkomen stelt ze beter in staat het hoge prijspeil te
dragen. Het kabinet zal daarnaast in de augustusbesluitvorming nog specifiek naar
de koopkrachtontwikkeling kijken en hierbij ook bezien hoe de lasten op arbeid kunnen
worden verlaagd ten laste van de lasten op vermogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, adjunct-griffier