Advies van andere adviesorganen : Brief van het Adviescollege toetsing regeldruk ter aanbieding van het advies over het initiatiefwetsvoorstel van het lid Kathmann tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het aangaan van een gesprek tussen werkgever en werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd
35 536 Voorstel van wet van het lid Kathmann tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het aangaan van een gesprek tussen werkgever en werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd
Nr. 11
BRIEF VAN HET ADVIESCOLLEGE TOETSING REGELDRUK
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2021
Met brief van 29 september 2021 (Kamerstuk 35 536, nr. 8)heeft u het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) om advies gevraagd over het wetsvoorstel
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het aangaan van een gesprek
tussen werkgever en werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd (initiatiefwetsvoorstel
van het Kamerlid Gijs van Dijk)1. Het college geeft graag gevolg aan dit verzoek. U treft het advies hieronder aan.
Aanleiding, context en inhoud
Werknemers beschikken in toenemende mate over mobiele apparatuur, zoals smartphones,
laptops en tablets. Zij kunnen daardoor op verschillende tijden werken, ook buiten
de reguliere arbeidstijden. Dit geeft hen meer ruimte om werk en privé met elkaar
te combineren. Dat biedt volgens de toelichting op het wetsvoorstel voordelen voor
zowel de werknemers als de werkgever. Een nadelig gevolg is echter dat de ruimte om
volledig te ontspannen (zowel fysiek als psychisch) onder druk kan komen te staan.
Het risico op werkstress en burn-out neemt hierdoor toe.
Het wetsvoorstel heeft tot doel «dat werkgevers en werknemers, ter voorkoming van
psychosociale arbeidsbelasting, afspraken maken over het niet bereikbaar zijn buiten
werktijd. Hiermee kunnen de risico’s van psychosociale arbeidsbelasting, zoals stress
en burn-outklachten, door het altijd maar bereikbaar zijn, worden beperkt.»2 Het gesprek moet aantoonbaar zijn gevoerd, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijk
verslag. Voorbeelden hiervan zijn een OR-brief, een teamverslag of een persoonlijk
verslag3.
Het wetvoorstel verandert de Arbeidsomstandighedenwet op de volgende wijze:
(1) aan artikel 3, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt de zin toegevoegd:
«Onderdeel van het beleid ter voorkoming of beperking van werkdruk, is een gesprek
tussen de werkgever en de werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd»; en
(2) een nieuw artikel bevat «de verplichting voor de Minister om een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk binnen vijf jaar na inwerkingtreding van
de wet aan de Kamer te sturen».
Toetsingskader
ATR beoordeelt de gevolgen voor de regeldruk aan de hand van het volgende toetsings-kader:
1. Nut en noodzaak: is er een taak voor de overheid en is regelgeving het meest aan-gewezen
instrument?
2. Zijn er minder belastende alternatieven mogelijk?
3. Is gekozen voor een uitvoeringswijze die werkbaar is voor de doelgroepen die de wetgeving
moeten naleven?
4. Zijn de gevolgen voor de regeldruk volledig en juist in beeld gebracht?
1. Nut en noodzaak
Algemeen
De toelichting bevat een beschrijving van de onderliggende problematiek en het belang
dat de indiener aan het wetsvoorstel hecht. De beschrijving is niet geheel consistent
ten aanzien van het doel. Zo is volgens de inleiding van de memorie van toelichting
het doel om «te regelen dat werkgevers en werknemers, ter voorkoming van psychosociale
arbeidsbelasting, afspraken maken over het niet bereikbaar zijn buiten werktijd. Hiermee
kunnen de risico’s van psychosociale arbeidsbelasting, zoals stress en burn-outklachten,
door het altijd bereikbaar zijn worden beperkt.»4 Volgens de considerans moet dit waarborgen dat «de werknemer voldoende rust kan nemen
buiten werktijd». In paragraaf 4 van de memorie van toelichting wordt aangegeven dat
het doel is om te bewerkstelligen dat «werkgever en werknemers, als onderdeel van
het arbobeleid, het gesprek voeren over de bereikbaarheid buiten werktijd». Daarmee
lijkt het middel tot doel verheven. Het verdient aanbeveling dat de toelichting eenduidig
is over wat precies het doel van het voorstel is. In dit advies wordt uitgegaan van
het doel zoals dat is verwoord in de inleiding van de memorie van toelichting.
1.1 Het college adviseert het doel van het voorstel consistent te verwoorden.
Nut en noodzaak onvoldoende onderbouwd
Het wetsvoorstel beschrijft het belang dat de initiatiefnemer aan het wetsvoorstel
hecht. Deze beschrijving maakt duidelijk dat er sprake is van stress en burn-outklachten.
Zij maakt echter niet duidelijk of en in hoeverre deze klachten voortvloeien uit de
toegenomen bereikbaarheid. Ook is niet duidelijk waarom voor het voorkomen en beperken
van de klachten een nieuwe wet nodig is.
1. Niet duidelijk waarom een nieuwe wet nodig is
De Arbowet verplicht iedere werkgever in Nederland, ongeacht grootte of sector, om
te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers. Zij moeten een beleid
voeren dat gericht is op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Het beleid moet
daarbij ook gericht zijn op voorkoming en beperking van psychosociale arbeidsbelasting.
Werkstress en werkdruk maken expliciet van de psychosociale arbeidsbelasting deel
uit (art. 3 Arbowet). Zijn er in dit opzicht risico’s in het bedrijf of de instelling,
dan moet de werkgever een Risico-Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) opstellen met maatregelen
om de risico’s te voorkomen of te beperken (art. 5 Arbowet). Werkgevers moeten dit
doen in samenwerking met werknemers(vertegenwoordigers) van het bedrijf. In het geval
van het treffen van regelingen op het terrein van de arbeidsomstandigheden is het
verplicht om werknemersvertegenwoordigers te betrekken (art. 27 Wet op de ondernemings-raden).
Met de reeds geldende wettelijke verplichtingen rijst de vraag wat de meerwaarde van
een nieuwe wet is. De toelichting bij het wetsvoorstel ziet die meerwaarde in het
feit dat (nog) niet voor alle sectoren een Arbocatalogus is opgesteld. De «zelfregulering»
van de Arbowet is daarmee nog niet volledig tot zijn recht gekomen. Het college merkt
op dat deze argumentatie berust op een onjuiste veronderstelling ten aanzien van de
verplichtingen en verantwoordelijkheden van de werkgever onder de Arbowet, de consequenties
van het ontbreken van een Arbocatalogus en de gevolgen van het niet nakomen van de
doelvoorschriften van de wet. De Arbowet bevat namelijk doelvoorschriften die voor
alle werkgevers in Nederland gelden. Werkgevers in een sector kunnen er voor kiezen
om gezamenlijk een Arbocatalogus opstellen ten einde de lasten van beleidsvorming
en het bedenken van mogelijke maatregelen op het Arboterrein te beperken. Een individuele
werkgever kan vervolgens zelf beslissen of hij zich aan de catalogus wil conformeren.
Is er geen catalogus opgesteld of wenst een werkgever zich niet aan de catalogus te
conformeren, dan betekent dat niet dat er geen verplichtingen (meer) op hem rusten.
Het doelvoorschrift geldt onverminderd. De betreffende werkgever moet in dat geval
zelf(standig) een beleid opstellen en de risico’s (waaronder die op werkstress en
burn-out) in beeld brengen. Hij moet de maatregelen in een eigen plan vastleggen.
Komt hij deze verplichting niet na, dan kan hij daarop door de Inspectie SZW (handhaving)
en door werknemers in rechte (rechtsbescherming) worden aangesproken. Handhavingsmechanisme
en rechtsbescherming wijken daarmee niet af van die bij de introductie van de gespreksverplichting
worden voorgestaan. Daarom is niet duidelijk welke extra wettelijke bescherming de
nieuwe wetgeving biedt. Wel leidt zij tot extra kosten voor werkgevers en werknemers.
Het voorstel raamt deze kosten op € 17,5 miljoen (zie ook onder 4. Regeldrukberekening).
1.2 Het college adviseert vanuit het perspectief van doelbereik, handhaving en rechtsbescherming
te onderbouwen wat de meerwaarde van een nieuwe wet is. Het adviseert van de nieuwe
wet af te zien als die meerwaarde niet kan worden aangetoond.
2. De veronderstelde directe relatie tussen de risico’s op werkstress en burn-out
en de toegenomen bereikbaarheid is onvoldoende aangetoond
De probleemanalyse die ten grondslag ligt aan het voorstel, legt een relatie tussen
het ruimer bereikbaar zijn van de werknemer buiten de reguliere werktijden enerzijds
en werkstress en burn-outklachten anderzijds. De analyse verwijst naar onderzoeken
die ingaan op factoren die werkstress en burn-outklachten veroorzaken. Het college
merkt op dat deze onderzoeken geen direct verband aantonen tussen de toegenomen bereikbaarheid
en de werkstress en burn-outklachten. Weliswaar komen werkstress en burn-out vaker
voor bij jongeren tussen de 25–35 jaar55 en zijn het met name jonge werknemers die over mobiele apparatuur beschikken, maar
daarmee is een directe relatie tussen de toegenomen bereikbaarheid en werkstress en
burn-out onder werknemers nog niet aangetoond. Hetzelfde geldt voor het onderzoek
dat laat zien dat jongeren de meeste mails sturen6.6 Het gevolg is dat een belangrijk element in de probleemanalyse ontbreekt. Daardoor
is het niet zeker of het beperken van de bereikbaarheid door het maken van afspraken
erover tot minder werkstress en burn-out zal leiden.
1.3 Het college adviseert de probleemanalyse aan te vullen met onderzoek dat een direct
verband aantoont tussen de toegenomen bereikbaarheid en de werkstress en burn-outklachten.
Doelbereik
Het doel van de wet (zie onder 1.1) is om de risico’s van psychosociale arbeidsbelasting
te beperken. Het voorstel maakt niet duidelijk in welke mate het deze risico’s beperkt,
of in welke mate de gespreksverplichting leidt tot minder uitval door stress en burn-out.
Duidelijkheid hierover is nodig om te kunnen bepalen of de wet uiteindelijk effectief
is geweest (de evaluatie). Het college merkt daarbij op dat een evaluatie overigens
een nulmeting vergt naar de mate waarin de risico’s en het uitval op dit moment optreden.
1.4 Indien de meerwaarde van een nieuwe wet wordt aangetoond, adviseert het college
aan te geven in welke mate het voorstel de risico’s op uitval wegens werkstress en
burn-out doet afnemen.
Evaluatiebepaling
De wet bevat de verplichting voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
om binnen vijf jaar na inwerkingtreding een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van de wet aan de Kamer sturen. In algemene zin onderschrijft het college
het belang van evaluatiebepalingen bij nieuwe wet- en regelgeving. Het merkt echter
op dat een evaluatieverplichting alleen zinvol is als evaluaties op een goede manier
kunnen worden gedaan. De toelichting bij het wetsvoorstel onderkent dat de effectiviteit
van maatregelen op dit terrein nog niet goed kan worden beoordeeld7. Het is volgens de toelichting wel mogelijk om na te gaan of de maatregelen die in
het plan van aanpak zijn opgenomen, zijn uitgevoerd en/of de gesprekken zijn gevoerd.
Het college merkt op dat dit geen inzicht biedt in de mate waarin het uiteindelijke
doel van de wet wordt bereikt. Het gevolg is dat de evaluatie niet duidelijk zal maken
of en in hoeverre de nieuwe wet heeft geleid tot minder uitval vanwege stress en burn-out
die het gevolg zijn van de ruimere beschik-baarheid van werknemers.
1.5 Het college adviseert in de toelichting inzichtelijk te maken hoe het evaluatieverslag
inzicht gaat bieden in het doelbereik van de wet.
2. Minder belastende alternatieven
Op grond van het voorgaande stelt het college vast dat de maatschappelijke meerwaarde
van nieuwe wetgeving niet duidelijk is. Tegelijkertijd veroorzaakt die wetgeving wel
regel-drukkosten voor werkgevers en werknemers. Een minder belastend alternatief is
om af te zien van een nieuwe wet. Werkgevers moeten op grond van de Arbowet nu al
de risico’s in beeld brengen en – indien nodig – maatregelen treffen om de risico’s
te beperken. Mocht dat nog niet overal gebeuren, dan valt te overwegen om een meldpunt
(bijvoor-beeld bij de Inspectie SZW) in te richten om de naleving van de bestaande
wettelijke verplichtingen van een extra impuls te voorzien.
Het college merkt verder op dat de verplichting van de wet voor alle werkgevers gaat
gelden, ongeacht de omvang van het bedrijf of het type bedrijf. Dat is opvallend omdat
bereikbaarheid buiten werktijd in bepaalde sectoren, bedrijven en instellingen geen
issue is. De toelichting bij het voorstel onderkent dat ook, maar laat desalniettemin
de gespreksverplichting ook voor deze bedrijven en instellingen gelden. Mocht de gespreksverplichting
er toch komen, dan is een minder belastend alternatief om deze te beperken tot alleen
die bedrijven en instellingen, waar risico’s worden vermoed8.
2.1 Het college adviseert om te onderbouwen waarom niet is gekozen voor een risicogerichte
inzet van het verplichte gesprek.
3. Werkbaarheid en merkbaarheid
Het voorstel introduceert een wettelijk verankerde gespreksverplichting. Vanuit het
perspectief van werkbaarheid bestaat tegen een dergelijke verplichting op zich geen
bezwaar: werkgevers en werknemers zullen goed in staat zijn om uitvoering te geven
aan deze verplichting. De vraag is of een wettelijke gespreksverplichting als oplossing
geschikt en toereikend is en de werkstress en burn-outklachten op de werkvloer daardoor
daadwerkelijk zullen verminderen. Wetgeving, zoals voorgesteld, houdt namelijk onvoldoende
rekening met de complexe dynamiek in werkprocessen van bedrijven en instellingen en
de interacties die daarbinnen plaatsvinden. Deze complexiteit vloeit onder meer voort
uit houding en gedrag van individuen (het is niet alleen de baas maar ook de werknemer
die een beroep doet op de bereikbaarheid van collega’s en anderen), omgangsvormen,
(hybride) werkvormen, organisatiecultuur en ingeslopen gewoonten en tradities. Waar
het in deze context op aankomt is dat er over de ruimere bereikbaarheid en de voordelen
en nadelen ervan een goede dialoog op de werkvloer is. De uitdaging is dus om deze
dialoog op de werkvloer (en daarmee de werkcultuur) positief te beïnvloeden (opdat
met de positieve en negatieve effecten van bereikbaarheid op werkvloer en in de werkcultuur
voldoende rekening wordt gehouden). Wetgeving is niet het geschikte instrument om
die positieve invloed te bewerkstelligen, zoals ook blijkt uit de evaluatie van de
Wet flexibel werken (Wfw)9. Werknemers en werknemers zijn – blijkens deze evaluatie – (eveneens) van mening
dat het instrument wetgeving niet bijdraagt aan oplossing van mogelijke problemen
rondom flexibel en hybride werken. Het gaat volgens hen om een positieve beïnvloeding
van de (werk)cultuur. De oplossing van het maatschappelijk probleem rondom een ruimere
bereikbaarheid van werknemers zou daarom meer gezocht moeten worden in andere beïnvloedingsinstrumenten
dan wetgeving, zoals bijvoorbeeld goede voorlichting of bewustwordingscampagnes. Dwingende
maatregelen zoals nu met het wetsvoorstel voorgesteld zouden pas overwogen moeten
worden als na een evaluatie zou blijken dat deze andere beïnvloedingsinstrumenten
onvoldoende effect sorteren.
3.1 Het college adviseert vooralsnog te kiezen voor andere beïnvloedings-instrumenten
dan wetgeving om te bevorderen dat op de werkvloer een dialoog wordt gevoerd over
de bereikbaarheid van werknemers.
4. Berekening regeldrukgevolgen
De toelichting bij het wetsvoorstel besteedt aandacht aan de gevolgen voor de regeldruk.
De toelichting schetst de eenmalige kosten voor bedrijven en instellingen. Deze kosten
betreffen het kennisnemen van de verplichting tot het voeren van een gesprek, het
voeren van het gesprek zelf en, indien noodzakelijk, het aanpassen van de RI&E. De
totale eenmalige kosten voor bedrijven en instellingen worden op € 17,5 mln. geraamd.
De toelichting op de regeldrukgevolgen geeft aanleiding tot twee opmerkingen:
– De regeldrukgevolgen voor werkgevers zijn niet uitsluitend eenmalig. De gesprekken
over de risico’s van bereikbaarheid moeten periodiek worden gevoerd, omdat ontwik-kelingen
in een bedrijf niet stil staan, noch qua bedrijfsvoering noch qua inzet van technische
hulpmiddelen. Ook verandert het personeelsbestand in de loop der tijd. De RI&E blijkt
in de praktijk een levend document, ook als het gaat om risico’s op werkstress en
burn-out. Dit betekent dat ook de structurele gevolgen voor de regeldruk in beeld
moeten worden gebracht.
– Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor de regeldruk voor werknemers. Zij moeten kennisnemen
van de wet en deelnemen aan het gesprek. De regeldrukgevolgen hiervan zijn niet in
beeld gebracht.
Deze twee omissies in de raming van de regeldrukgevolgen betekenen dat met de huidige
raming van € 17,5 miljoen de omvang van de gevolgen zijn onderschat.
4.1 Het college adviseert om ook de structurele regeldrukgevolgen voor bedrijven en
de eenmalige en structurele regeldrukgevolgen voor werknemers te beschrijven en te
berekenen en in de toelichting op te nemen.
Dictum
Het college kent aan zijn formele adviezen een dictum toe. Dit dictum vormt een samenvattend
oordeel over de kwaliteit (van de onderbouwing) van het betreffende wetsvoorstel.
Het college constateert dat het nu voorliggende wetsvoorstel voldoende duidelijk maakt
welk maatschappelijk vraagstuk het wil oplossen. Het college constateert echter dat
niet duidelijk is of en in hoeverre de grotere bereikbaarheid buiten werktijd de oorzaak
is van stress en burn-out. Verder is niet duidelijk welke meerwaarde de nieuwe wetgeving
heeft ten opzichte van de huidige Arbowet. Problemen met betrekking tot de toenemende
bereikbaarheid van werknemers zijn mede het gevolg van de cultuur en van gewoontes
in een onderneming of organisatie. De evaluatie van de Wfw maakt duidelijk dat ongewenste
situaties mogelijk beter kunnen worden tegengegaan met goede voorlichting dan met
wetgeving. Ten slotte constateert het college dat de regeldrukgevolgen van het voorstel
nog niet goed in beeld zijn gebracht.
Op grond van het voorgaande komt het college tot onderstaand dictum:
De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel niet voortzetten.
Het college benadrukt dat dit dictum geen politiek-inhoudelijk oordeel over het wetsvoorstel
is. Het betreft alleen de onderbouwing ervan.
Het college vertrouwt erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Het college
is vanzelfsprekend bereid tot een nadere toelichting op het advies.
Voorzitter M.A. van Hees
Secretaris R.W. van Zijp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.