Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht 'Ons belastinggeld komt niet goed in de klas terecht'
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht «Ons belastinggeld komt niet goed in de klas terecht» (ingezonden 2 juni 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 22 juni
2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Ons belastinggeld komt niet goed in de klas terecht»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat de 300 miljoen voor het verlagen van de werkdruk in het
voortgezet onderwijs zo snel mogelijk terecht moet komen bij de leraren en zij daar
zeggenschap over horen te krijgen? Zo ja, hoe bent u van plan dit te organiseren?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik wil graag dat het geld zo snel mogelijk op de juiste plek komt. Daarom ben ik verheugd
dat naar aanleiding van de afspraken in het Onderwijsakkoord er nu het onderhandelaarsakkoord
cao voortgezet onderwijs ligt waarin wordt afgesproken dat de schoolbesturen er zorg
voor dragen dat de middelen volledig bij de scholen terecht komen. Ook zijn de kaders
voor de bestedingswijze van de middelen op school door de sociale partners nader uitgewerkt
in het cao-akkoord, waarbij de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad en het
voltallige personeel betrokken en in ieder geval geïnformeerd moeten worden. Op deze
wijze wordt geborgd dat het geld daar waar nodig is terecht komt en bijdraagt aan
de werkdrukverlaging en daarmee ook aan meer werkplezier. Het cao-akkoord wordt de
komende weken voorgelegd aan de achterbannen van de cao-partijen. Bij een positief
resultaat wordt het akkoord verwerkt in de cao vo. Zodra deze cao definitief is, worden
de beschikbare middelen toegevoegd aan de rijksbijdrage van de scholen.
Vraag 3
Herkent u zich in de zorg van AOb-bestuurder Jelmer Evers dat het maar niet lukt om
het geld bestemd voor leraren op de juiste plek te krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
In het primair onderwijs is de systematiek van de werkdrukmiddelen effectief gebleken.
Uit de tussenevaluatie naar het werkdrukakkoord in het primair onderwijs is gebleken
dat de werkdruk sinds het werkdrukakkoord is gedaald. In het primair onderwijs bepalen
de scholen in overleg met het team wat er op hun school nodig is om overbelasting
van leraren tegen te gaan en de werkdruk aan te pakken. De werkdrukmiddelen hebben
een positief effect op het voeren van het gesprek over de financiën en het gevoel
van eigenaarschap. Leraren in het primair onderwijs voelen zich minder emotioneel
belast en ervaren meer regelmogelijkheden. Nu er ook geld beschikbaar is voor werkdrukmiddelen
in het voortgezet onderwijs heb ik er, mede door de positieve resultaten uit het primair
onderwijs, alle vertrouwen dat met afspraken in het cao-akkoord die de sociale partners
hebben gemaakt het geld op de juiste plek terecht komt.
Vraag 4
Hoe gaat u herhaling voorkomen van eerder uitgegeven geld in het onderwijs via de
lumpsum waarvan achteraf niet te achterhalen viel hoe het was besteed en of dit het
gewenste effect had?
Antwoord 4
Zoals ik ook aangeef in mijn antwoord op vraag 3, is er voor de werkdrukmiddelen in
het primair onderwijs veel bekend over de besteding en het effect. Schoolbesturen
worden gevraagd om met hun verantwoording aanvullende vragen over de besteding van
de werkdrukmiddelen in het verantwoordings-programma XBRL in te vullen. Op deze wijze
hebben we inzicht in de besteding van de middelen. In het Onderhandelaarsakkoord Cao
Voortgezet Onderwijs 2022/2023 zijn afspraken gemaakt over de evaluatie op schoolniveau
over de verantwoording over de besteding, betrokkenheid van het personeel en evaluatie.
Aanvullend op de verantwoordingsvragen over de besteding van de middelen zal er, vergelijkbaar
met het onderzoek in het primair onderwijs, ook een evaluatieonderzoek naar de werkdrukmiddelen
in het voortgezet onderwijs worden gestart. Uit het evaluatieonderzoek zal blijken
of de middelen tot een gewenst effect hebben geleid.
Vraag 5
Erkent u dat het maken van afspraken op teamniveau in het voortgezet onderwijs tot
nu toe niet heeft geleid tot de gewenste verlaging van de werkdruk en meer aandacht
voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs? Hoe definieert u een team in het voortgezet
onderwijs?
Antwoord 5
Er is voor de verlaging van de werkdruk in het vo recent maar één incidentele maatregel
geweest. Met het convenant «extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel
in het funderend onderwijs 2020–2021» is er 150 miljoen euro voor het voortgezet onderwijs
beschikbaar gekomen. Scholen konden dit geld in 2020 en 2021 uitgeven aan onder andere
werkdrukverlichting. De wijze van besteding moest met actieve betrokkenheid van het
onderwijzend personeel plaatsvinden. Voor de structurele middelen die beschikbaar
komen voor werkdrukverlaging met het Onderwijsakkoord geldt dat elke school daar op
zijn eigen manier invulling aan kan geven binnen de kaders van de afspraken uit het
cao-akkoord. In het voortgezet onderwijs worden namelijk verschillende vormen van
samenwerking tussen leraren onder het concept «team» geschaard. Er is daarom ook geen
eenduidige definitie van een team. Het is evident dat onderwijs teamwork is, en dat
er binnen scholen altijd tussen leraren, onderwijsondersteunend personeel en schoolleiding
samen moet worden gewerkt voor het beste onderwijs. Maar het is aan scholen zelf om
de organisatie in te richten, en zij kunnen dus ook zelf bepalen in welke samenstelling
er precies wordt gewerkt.
Vraag 6
Vindt u dat de 300 miljoen euro voor werkdrukverlaging in het voortgezet onderwijs
vooral ingezet moet worden op teamniveau of op het niveau van individuele leraren?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Ik vind dat de middelen moeten worden ingezet passend bij de context zodat het geld
terecht komt daar waar het nodig is om de werkdruk aan te pakken. In het cao-akkoord
hebben de partijen afgesproken dat de helft van de middelen wordt besteed aan een
collectieve aanpak waarin schoolleiders, leraren en ondersteunend personeel in overleg
treden over de te nemen maatregelen. Daarnaast is de andere helft van de middelen
beschikbaar voor een individuele component waarbij elke medewerker recht heeft op
extra tijd voor taakverlichting.
Vraag 7
Hoe staat u ten opzichte van een maximum aantal lesuren voor leraren per week in het
voortgezet onderwijs? Bent u bereid hier stappen in te zetten de komende regeerperiode?
Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
In de afgelopen periode hebben er meerdere onderzoeken plaatsgevonden die betrekking
hebben op de onderwijstijd. In de werkagenda heb ik met de sociale partners afgesproken
om deze relevante onderzoeken en ervaringen samen te brengen en eventuele vervolgstappen
in kaart te brengen. Voor de zomer ontvangt uw Kamer een brief over Lerarenstrategie.
In deze brief zal ik nog nader ingaan op onderwijstijd.
Vraag 8
Welke rol ziet u voor uzelf om de werknemers en werkgevers in het onderwijs dichter
bij elkaar te brengen? Op welke manier gaat u dit bewerkstelligen?
Antwoord 8
Ik heb de cao-partijen in het voortgezet onderwijs gesproken over de nieuwe cao-afspraken
die zij wilden maken. Dit om vast te stellen dat deze afspraken in lijn zijn met het
Onderwijsakkoord. Tijdens dit gesprek hebben we van gedachten gewisseld, bijvoorbeeld
over de inzet op professionalisering en werkdruk. Dit omdat ik het heel belangrijk
vind dat het geld daar terechtkomt waar het nodig is, en dat het bijdraagt aan meer
plezier in het werk en goed onderwijs. Ik ben verheugd dat de afspraken die zijn gemaakt
in het Onderwijsakkoord, nu worden opgevolgd door de afspraken in het cao-akkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.