Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht 'Ministerie negeerde ‘desa-streus' stikstofadvies zodat bouwprojecten gewoon door konden gaan'
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Ministerie negeerde «desastreus» stikstofadvies zodat bouwprojecten gewoon door konden gaan» (ingezonden 11 mei 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 21 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2887.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ministerie negeerde «desastreus» stikstofadvies zodat
bouwprojecten gewoon door konden gaan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het rapport «Meer meten, robuuster rekenen» van het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof, waarin onder andere staat dat het oneerlijk is om de
stikstofneerslag van wegverkeer anders te berekenen dan die van andere uitstoters,
zoals stallen en fabrieken?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u ook bekend met het advies van dezelfde adviescommissie om het stikstofrekensysteem
voor vergunningverlening aan te passen, omdat de stikstofneerslag van een uitstoter
heel gedetailleerd in beeld moet worden gebracht, terwijl de onzekerheid over de uitkomsten
groot is?
Antwoord 3
Ja. Het Adviescollege constateerde in haar eindrapport «Meer meten, robuuster berekenen»
dat sprake was van een onbalans tussen het detail dat het beleid vraagt en de mate
van wetenschappelijke onzekerheid in het berekenen van de depositie op een klein oppervlak.
Vraag 4
Kunt u zich vinden in deze adviezen?
Antwoord 4
In de kabinetsreactie op het eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen
Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 132) heeft het (voormalige) kabinet uitgebreid gereageerd op de adviezen in dit eindrapport
en zijn de vervolgstappen en onderzoeken naar aanleiding van dit eindrapport aangekondigd.
Met de brief «Vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof» (Kamerstuk 35 334, nr. 158) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de onderzoeken en de keuzes
die op basis daarvan zijn gemaakt teneinde het systeem van meten en berekenen voor
stikstof en het bijbehorende instrumentarium te versterken.
Vraag 5
In hoeverre klopt het dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat deze adviezen
naast zich neerlegde en zich hevig verzette tegen deze adviezen van de adviescommissie,
omdat het vergunningen voor wegen en andere infrastructuurprojecten in gevaar zou
brengen? Zo ja, welke belangenafweging is voorafgegaan aan de uiteindelijke beslissing
om de adviezen te negeren?
Antwoord 5
Dat klopt niet. In samenwerking met de betrokken departementen, andere bevoegde instanties
en kennisinstellingen is onder coördinatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit onderzocht hoe opvolging gegeven kon worden aan de adviezen van
het Adviescollege.
Gehoor gevend aan de conclusies van het advies is in opdracht van het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder meer onderzoek uitgevoerd naar de afbakening
van depositieberekeningen in het kader van toestemmingverlening, waarbij opnieuw is
gekeken naar de onderbouwing van de maximale rekenafstand voor wegverkeer en ook naar
de motivatie voor de keuze om voor andere bronnen landsdekkend te rekenen. De resultaten
van deze onderzoeken, uitgevoerd door RIVM en TNO, waren aanleiding voor de maximale
rekenafstand van 25km voor alle emissiebronnen. Hierbij is de ongelijke behandeling
van verschillende sectoren weggenomen. AERIUS Calculator is hierop vervolgens aangepast.
Uiteraard is altijd het doel om besluiten te baseren op actuele (wetenschappelijke)
inzichten. Daarbij dient duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen aanbevelingen
voor verbeteringen, die door het adviescollege zijn gedaan, en de wetenschappelijke
inzichten op basis van het nader onderzoek naar aanleiding van deze aanbevelingen.
Lopende het onderzoek naar aanleiding van het adviescollege bleef AERIUS Calculator
het best beschikbare instrument voor het berekenen van de depositiebijdrage van individuele
projecten.
Het is een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid om consequenties van besluiten
en veranderingen in beleid te overzien. Deze consequenties zijn groot, niet alleen
voor de rijksoverheid, maar ook voor provincies, gemeenten en de samenleving.
In de kabinetsreactie op het eindrapport (Kamerstuk 35 334, nr. 132) en de brief «Vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof» (Kamerstuk 35 334, nr. 158) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het advies is opgevolgd teneinde
het systeem van meten en berekenen voor stikstof en het bijbehorende instrumentarium
te versterken. Daarbij is ook aangegeven welke argumenten ten grondslag liggen aan
deze keuzes.
Vraag 6
Op welke manier is de de Kamer geïnformeerd over zorgen die bestaand rond de vergunningverlening?
Antwoord 6
In de kabinetsreactie op het eindrapport van de commissie-Hordijk (Kamerstuk 35 334, nr. 132) en in de brief «Vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof» (Kamerstuk 35 334, nr. 158) zijn de gevolgen voor toestemmingverlening betrokken.
Na de zomer stuur ik de Tweede Kamer een brief waarin ik specifiek in ga op beleidsmatige
aspecten van toestemmingverlening. In deze brief zal ik de Tweede Kamer informeren
over de stappen die worden gezet om het beleid en instrumentarium van toestemmingverlening
aan te scherpen en te verduidelijken.
Vraag 7
Klopt het dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zich sturend opstelde richting
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), dat op dat moment vragen
van EenVandaag over de rekenmethodes beantwoordde, zoals wordt beweerd in eerdergenoemd
EenVandaag-artikel? Zo ja, waarom heeft de Minister zich zo opgesteld?
Antwoord 7
Het RIVM werd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat erop geattendeerd
dat zij in hun concept-beantwoording niet alle vragen van EenVandaag had beantwoord
en dat bepaalde antwoorden niet duidelijk waren. Er is een suggestie gedaan voor de
opbouw van de reactie met als doel dat alle vragen volledig zouden worden beantwoord.
Dit is gedaan omdat het Ministerie belang hecht aan een volledige en duidelijke beantwoording
van de gestelde vragen.
Vraag 8
In hoeverre zijn de landbouw- en industriesector benadeeld ten opzichte van het wegverkeer,
als gevolg van het negeren van de adviezen van de adviescommissie?
Antwoord 8
Zoals blijkt uit de brieven aan de Tweede Kamer genoemd in het antwoord op vraag 4,
heeft het kabinet de aanbevelingen van het adviescollege ter harte genomen en stappen
gezet om de systematiek en bijbehorend instrumentarium door te ontwikkelen in lijn
met gedane aanbevelingen. Er zijn daarbij geen sectoren benadeeld ten opzichte van
andere sectoren. De maximale rekenafstand van 25 km heeft juist geleid tot een gelijkwaardige
behandeling van verschillende typen emissiebronnen bij toestemmingverlening.
Vraag 9
Hoe kwetsbaar is de basis van de huidige meet- en rekensystematiek voor stikstofemissie
en -depositie waar het huidige stikstofbeleid op gebaseerd is, gezien de genegeerde
adviezen van de adviescommissie?
Antwoord 9
Het adviescollege heeft aangegeven dat op nationale schaal het meten en berekenen
wetenschappelijk op orde is. Op lokale schaal vond het college het instrumentarium
niet doelgeschikt, bijvoorbeeld vanwege een onbalans tussen beleidsmatig gewenst detailniveau
en wetenschappelijke onzekerheid en het gebruik van verschillende systematieken bij
de vergunningverlening voor verschillende brontypen. Zoals aan de Tweede Kamer gemeld
(Kamerstuk 35 334, nr. 158) zijn deze punten aangepast door onder andere een maximale rekenafstand van 25 km
in te stellen voor alle brontypen. Daarmee blijft AERIUS ook voor de berekeningen
op lokaal niveau het best beschikbare instrumentarium. Daarnaast wordt continu gewerkt
aan verbetering op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zo wordt verkend
of modelensemble3 en satellietwaarnemingen het meet- en rekensysteem nog kan verbeteren.
Uit voorgaande blijkt dat het kabinet de aanbevelingen van het adviescollege ter harte
heeft genomen.
Vraag 10
Kunt u een overzicht aanleveren met de aanbevelingen van de adviescommissie met daarin
beschreven welke adviezen zijn overgenomen en welke niet, en aangeven waarom deze
niet zijn overgenomen?
Antwoord 10
De aanbevelingen en de vervolgacties hierop zijn uitgebreid beschreven in voornoemde
brieven aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 334, nr. 132 en kamerstuk 35 334, nr. 158). Alle aanbevelingen uit de rapportages van de adviescommissie zijn ter harte genomen,
maar concrete suggesties zijn niet altijd overgenomen. Zo is de suggestie om de verspreidingsberekeningen
in AERIUS in het vervolg uit te voeren met behulp van bron-receptormatrices (BRM’s)
niet overgenomen, omdat uit een nadere verkenning is gebleken dat het opvolgen van
dit advies zou leiden tot grotere wetenschappelijke onzekerheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.