Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het zelfsturend vermogen van banken in de klimaatcrisis
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Financiën over het zelfsturend vermogen van banken in de klimaatcrisis (ingezonden 3 mei 2022).
Antwoord van MinisterKaag (Financiën) (ontvangen 21 juni 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2892.
Vraag 1
Heeft u het artikel «Aandeelhoudersactivisme gaat niet snel genoeg» gelezen in het
FD van 2 mei 2022? Wat is uw reactie hierop?1
Antwoord 1
Ja, ik heb dit artikel in het FD gelezen. Dit opiniestuk suggereert dat de duurzame
transitie van banken, en met name de afstoting van financieringen aan de fossiele
industrie, traag verloopt. Volgens de auteurs is de reden daarvoor de inzet van het
kabinet op een model van zelfsturing, waarbij de financiële sector zelf bepaalt hoe
klimaatbeleid wordt ingevuld.
Binnen de kaders van wet- en regelgeving heeft de financiële sector zelf inderdaad
een verantwoordelijkheid voor haar klimaatimpact. Op basis van het in 2019 door de
sector gesloten klimaatcommitment maken financiële instellingen de klimaatimpact van
hun financieringen en beleggingen inzichtelijk en stellen zij actieplannen op voor
hun bijdrage aan de vermindering van de CO2-uitstoot. Eind dit jaar en begin volgend jaar verschijnen twee voortgangsrapportages
van het klimaatcommitment, die meer inzicht zullen bieden in de voortgang op het meten
van de CO2-intensiteit (eind dit jaar) en de actieplannen (begin volgend jaar).
Mijn verwachting is dat de financiële instellingen die deelnemen aan het klimaatcommitment
over alle relevante financieringen en beleggingen rapporteren en dat zij ambitieuze
actieplannen opstellen. Zoals ik heb genoemd in mijn beleidsagenda voor duurzame financiering
van 7 juni 2022, vormen de genoemde voortgangsrapportages van het klimaatcommitment
daarom een belangrijk weegmoment om te beoordelen of binnen het klimaatcommitment
voldoende voortgang wordt geboekt. Afhankelijk van de resultaten van de voortgangsrapportages
en het behalen van de doelstellingen, besluit ik samen met de Minister voor Klimaat
en Energie of meer normerend optreden gepast en mogelijk is.
Vraag 2 en 3
Bent u bekend met het nieuwe beleid van de ING-bank ten aanzien van de financiering
van en dienstverlening aan de fossiele industrie?2
Bent u ook bekend met de daarop volgende analyse van dit nieuwe beleid door de financiële
onderzoeksorganisatie BankTrack, waaruit blijkt dat deze directe projectfinanciering
slechts een beperkt deel uitmaakt van de totale fossiele geldstromen van ING? Bent
u het eens met deze analyse? Zo nee, op welke punten niet?3
Antwoord 2 en 3
Het is niet aan mij om het beleid van individuele financiële instellingen te beoordelen.
Zie het antwoord op vraag 6 voor wat ik van de financiële sector in brede zin verwacht.
Vraag 4
Bent u tevens bekend met onderzoek van Duff en Phelps, dat laat zien dat veel olie-
en gasbedrijven nieuwe fossiele projecten vooral financieren door middel van corporate
loans en obligaties en slechts in mindere mate door projectfinanciering? Hoe beoordeelt
u deze vorm van financiering?4
Antwoord 4
Het onderzoek van Duff en Phelps toont aan dat de financiering van de eerste fase
van nieuwe olie- en gasbedrijven, de ontdekkingsfase die tussen de 5 á 10 jaar duurt,
voornamelijk bestaat uit aandelenfinanciering, sponsorgeld en zogenoemde farm-ins. Farm-ins zijn overeenkomsten waarbij de belangen van de ontdekker van het gas- of olieveld
worden afgekocht. De fase waarin het olie- en gasveld verder wordt ontwikkeld, wordt
veelal gefinancierd op basis van reserve-based lending, aandelenfinanciering, obligaties, projectfinanciering, farm-ins en mezzaninefinanciering.
Mezzaninefinanciering is financiering in de vorm van een achtergestelde lening, waarbij
de lener in geval van wanprestatie het recht heeft schuld in eigen vermogen te converteren.
Het onderzoek van Duff en Phelps verbindt geen cijfers aan deze observaties, waardoor
onduidelijk is op welke wijze de genoemde financieringstypes zich tot elkaar verhouden.
In beginsel is het aan financiële instellingen zelf om binnen de kaders van wet- en
regelgeving te bepalen op welke manieren zij voorzien in de financieringsbehoeften
van hun klanten. Tegelijkertijd verwacht ik van financiële instellingen dat zij bij
het verlenen of continueren van financiering duurzaamheidsafwegingen maken om hun
balansen in lijn met het 1,5-gradenscenario te brengen.
Vraag 5
Bent u bekend met het recente rapport van de Eerlijke Bankwijzer, waaruit blijkt dat
nog altijd 75 procent van ING’s kredieten aan de energiesector naar fossiel gaat?5
Antwoord 5
Ja. Het rapport van de Eerlijke Bankwijzer van oktober 2021 constateert dat over de
periode 2018–2020 75% van de leningen en acceptatie activiteiten van ING de fossiele
industrie betreft. Daarmee is ING volgens het rapport de grootste financier van fossiele
activiteiten over de genoemde periode. Het rapport dateert uit 2021 en onderzoekt
de periode 2018–2020.
Vraag 6
Bent u van mening dat deze inspanning van ING, in het licht van de klimaaturgentie,
de maximale inspanning is die zij kan doen om haar steentje bij te dragen aan het
beteugelen van de klimaat- en biodiversiteitscrisis?
Antwoord 6
Ik verwacht van Nederlandse financiële instellingen dat zij zich ambitieus opstellen
om hun negatieve duurzaamheidsimpact te beperken. De investeringen van financiële
instellingen zijn immers sturend voor de financiering van een duurzame economie. Zoals
ik in mijn beleidsagenda voor duurzame financiering aan uw Kamer betoog, moet het
doel van de financiële instellingen zijn om hun balansen in lijn te brengen met de
doelen van het Klimaatakkoord van Parijs. Voor financieringen aan de energiesector
verwacht ik specifiek dat financiële instellingen in de actieplannen onder het Klimaatcommitment
uit gaan van het 1,5-gradenscenario, in lijn met het coalitieakkoord.
Vraag 7
Bent u bekend met de bevindingen van de Europese Centrale Bank (ECB) dat niet één
van de grote Europese banken, waaronder ING, voldoet aan de eisen rondom disclosure van klimaatrisico’s?6
Antwoord 7
Uit de analyse van de ECB blijkt dat instellingen een duidelijke vooruitgang hebben
geboekt ten opzichte van vorig jaar. De meeste instellingen moeten echter nog aanzienlijke
inspanningen leveren om op transparante wijze hun blootstelling aan klimaatgerelateerde
en milieurisico's bekend te maken en hun openbaarmakingspraktijken verder te verbeteren.
De ECB heeft daarom banken die onder haar toezicht staan hier individueel op aangesproken.7 De ECB gaat in haar conclusies niet in op de mate waarin banken al dan niet voldoen
aan de verwachtingen van de ECB. Het ligt in de rede dat dit per instelling zal verschillen.
Vraag 8
Bent u bekend met de conclusie van het gerenommeerde International Energy Agency (IEA)
een jaar geleden, dat binnen een 1.5 graden-scenario geen nieuwe fossiele projecten
meer gestart kunnen worden?8
Antwoord 8
Ja. Het IEA heeft in haar rapport «Net Zero by 2050» aangegeven dat nieuwe investeringen
in nieuwe olie- en gasvelden, kolencentrales en -mijnen niet passen in het 1,5-gradenscenario.9 Het IEA trekt deze conclusie op basis van de verwachting dat het elektriciteitssysteem
in ontwikkelde economieën de doelstelling van netto-nul CO2-uitstoot behaalt in 2035 en de vraag op mondiaal niveau deze doelstelling in 2040
behaalt.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u in dit licht, de plannen van ING om nieuwe fossiele projecten te
financieren?
Antwoord 9
Het is niet aan mij om het beleid van individuele financiële instellingen te beoordelen.
Ik verwacht van financiële instellingen, zoals ik ook noem in mijn beleidsagenda voor
duurzame financiering van 7 juni jl., dat zij zich in hun actieplannen aan het 1,5-gradenscenario
houden. Het 1,5-gradenscenario van het IEA is een voorbeeld van een wetenschappelijk
onderbouwd 1,5-gradenscenario. Investeren in nieuwe gas-, olie- en kolencentrales
past niet binnen dit scenario van het IEA. Het IEA doet echter geen uitspraken over
de vraag of en welke financieringen voor fossiele projecten gestopt moeten worden.
Niettemin kan worden gesteld dat wanneer financiële instellingen hun balansen niet
tijdig in lijn brengen met het 1,5-gradenscenario, zij een vergroot risico op stranded assetslopen; activa die door de transitie naar een groene economie aan waarde verliezen.
Ook past het binnen dit scenario niet dat financiële instellingen de bestaande financiering
van klanten continueren, wanneer klanten deze gebruiken om nieuwe fossiele projecten
te starten.
Vraag 10 en 11
Bent u bekend met de Oxford Briefing Paper van de Oxford Sustainable Finance Group
waarin de implicaties van dit IEA-rapport worden genoemd?10
Hoe beoordeelt u in dit licht, de plannen van ING om nieuwe fossiele projecten te
financieren?
Antwoord 10 en 11
Het rapport van de Oxford Sustainable Finance Group stelt dat de conclusies van het
rapport van de IEA op gespannen voet staan met ons huidige energiesysteem, waarin
een significante uitbreiding voor fossiele reserves en productie gepland staat. Ook
zijn de huidige financiële stromen volgens de Oxford Sustainable Finance Group tegenstrijdig
met dit scenario, omdat zij deze expansie faciliteren. De Oxford Sustainable Finance
Group stelt dat financiële instellingen hun projectfinancieringen van de ontwikkeling
van nieuwe fossiele reserves en nieuwe kolengestookte elektriciteitsopwekking zullen
moeten beëindigen.
Wat betreft de expansie voor het ontginnen van nieuwe fossiele reserves, stelt de
Oxford Sustainable Finance Group dat financiële instellingen, om in aanmerking te
komen voor bedrijfsfinanciering en acceptatiefinanciering, bedrijven moeten verplichten
om transitieplannen op te stellen. In deze transitieplannen moet duidelijk staan hoe
de productie, waarbij de huidige ontgonnen reserves zullen krimpen, zal eindigen.
Financiële instellingen zullen bedrijven die de opwekking van fossiele brandstoffen
mogelijk maken verplichten actieplannen op te stellen om in aanmerking te komen voor
bedrijfsfinanciering en acceptatiefinanciering. Uitgangspunt van de actieplannen is
dat de huidige elektriciteitsgeneratie in 2030 in ontwikkelde economieën is uitgefaseerd,
en in 2040 op globaal niveau, aldus de Oxford Sustainable Finance Group.
Zoals ik eerder heb benadrukt, kan ik als Minister van Financiën geen uitspraken doen
over het handelen van individuele financiële instellingen. In algemene zin is het
evenwel van belang dat financiële instellingen concrete maatregelen nemen om hun klimaatdoelen
te realiseren en dat zij voldoende inzichtelijk maken op welke wijze deze maatregelen
in de praktijk leiden tot het bereiken van de CO2-reductiedoelstellingen. Daarbij verwacht ik van financiële instellingen kwantitatieve
doelstellingen, die ook op strategische en operationele aspecten zien.
Vraag 12, 13, 14 en 15
Bent u bekend met het recente derde deel van het IPCC-rapport, waarin gesproken wordt
dat er géén ruimte meer is voor investering in fossiele infrastructuur en dat drie
tot zes keer meer investeringen nodig zijn in duurzame energie?11
Hoe beoordeelt u in dit licht, de plannen van ING om nieuwe fossiele projecten te
financieren?
Bent u bekend met de conclusie van het IPCC-rapport dat «Climate-related financial
risks remain greatly underestimated by financial institutions and markets, limiting
the capitical reallocated needed for the low-carbon transition. (...) Stronger steering
by regulators and policy makers has the potential to close this gap»?
Bent u het een met de stelling dat ING, met slechts het stoppen met directe projectfinanciering,
nog steeds ernstig tekortschiet om te voldoen aan de aanbevelingen van het IPCC?
Antwoord 12, 13, 14 en 15
Ja, ik ben bekend met het IPCC-rapport als geheel en het genoemde citaat specifiek.
Het IPCC-rapport presenteert voor het 1,5-gradenscenario verschillende transitiepaden
voor de kolen-, olie- en gasindustrie naar 2050, waarbij elke sector respectievelijk
met een mediaan van 100%, 60% en 70% zal moeten krimpen in vergelijking tot 2019.
Het IPCC-rapport stelt dat publieke en private financieringen op het moment nog steeds
meer richten op de fossiele sector dan een mitigatie- en adaptatiedoel beogen.
Het IPCC doet in haar rapport echter geen specifieke uitspraken over de vraag en de
manier waarop er ruimte is voor financieringen in nieuwe fossiele infrastructuur binnen
de periode nu tot het jaar 2050. Het ligt echter in de rede dat in de periode tot
2050 financieringen zich meer zullen gaan richten op projecten met een mitigatie-
of adaptatiedoel, dan op nieuwe fossiele projecten.
Vraag 16
Klopt het dat ING en andere financiële instellingen op deze manier de brede welvaart
schaden en de Sustainable Development Goals (SDG's) ondermijnen, zeker op de lange
termijn? Zo ja, wat zijn voorbeelden van de manier waarop dat gebeurt?
Antwoord 16
Brede welvaart is de «ontwikkeling van welvaart in de brede zin van het woord – economisch, ecologische
en sociaal-maatschappelijk – in Nederland en de voortgang m.b.t. de SDG’s van de Verenigde
Naties».12 Centraal binnen het concept brede welvaart, volgens het CBS, staat de bewaking van
de brede welvaart in het «hier en nu», maar ook de brede welvaart voor toekomstige
generaties en in andere landen.
Zoals ik in de beantwoording van vraag 6 heb benadrukt, kan ik niet ingaan impact
van een individuele financiële instelling op de brede welvaart en de SDG’s. In zijn
algemeenheid vind ik het van belang dat de huidige brede welvaart houdbaar is voor
volgende generaties, in Nederland en wereldwijd. De bijdrage van de financiële sector
aan de duurzame transitie is daarbij van groot belang en grote urgentie.
Vraag 17 en 18
Onderschrijft u de conclusie dat het huidige model van zelfsturing – het klimaatakkoord
voor de financiële sector voor financiële instellingen – als te vrijblijvend wordt
ervaren, gezien de urgentie van de klimaatcrisis?
Bent u het eens met de stelling dat dwingender overheidsbeleid nodig is om de financiele
sector te helpen verduurzamen, aangezien het huidige beleid als te vrijblijvend wordt
ervaren? Zo ja, wat zijn uw plannen? Zo nee, bent u het wel eens met de stelling dat
maatschappelijke druk een effectief sturingsmiddel is? Kunt u dit bevestigen door
een aantal voorbeelden te geven van effectieve maatschappelijke druk in de klimaatcrisis?
Welke rol zou de overheid kunnen spelen in het vergroten van die maatschappelijke
druk?
Antwoord 17 en 18
Het zelfregulerend vermogen van de sector, zoals dit vorm heeft gekregen in het klimaatcommitment,
wordt gemonitord door de Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK). Zoals
ik mijn beleidsagenda voor duurzame financiering van 7 juni jl. aangeef, zijn de uitkomsten
van de voortgangsrapportages in het kader van het klimaatcommitment een belangrijk
weegmoment. Afhankelijk van de uitkomst daarvan zal ik, samen met de Minister voor
Klimaat en Energie, besluiten of meer normerend optreden gepast en mogelijk is. Hierbij
zal ik aandacht houden voor een mogelijk grotere rol voor de toezichthouders, en of
de huidige, sectorgedreven, governance van het klimaatcommitment nog past bij de ambitieuze
klimaatopgave. Voor de eventuele verkenning van meer normerend optreden liggen alle
mogelijke beleidsopties op tafel.
Vraag 19 en 20
Hoever bent u, aangezien de rijksoverheid een grote klant is van ING, met het gesprek
met ING over het fossiele beleid en bent u bereid om een publiekelijk statement te
maken dat u van uw huisbankier ambitieuzer klimaatbeleid verwacht? Zo ja, wat zijn
uw plannen? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid? Kunt u in dit antwoord ook
betrekken hoe dit past bij de ambitie van het Rijk om duurzaam in te kopen?
Omdat het er niet op lijkt dat ING de komende tijd overtuigend haar fossiele activiteiten
gaat stoppen, welke alternatieven bent u aan het ontwikkelen om ING als huisbankier
weg te doen?
Antwoord 19 en 20
Ik verwacht van de ondertekenaars van het klimaatcommitment van de financiële sector
dat zij zich aan de gemaakte afspraken houden en hier ambitieus invulling aan geven.
Ik blijf hierover met de sector in gesprek en het kabinet zal de voortgang van de
financiële sector kritisch blijven volgen. Zoals hiervoor omschreven vormen de eind
dit jaar en begin volgend jaar te verschijnen voortgangsrapportages een belangrijk
weegmoment om te beoordelen of binnen het klimaatcommitment voldoende voortgang wordt
geboekt.
In de recente aanbestedingen van het betalingsverkeer van het Rijk heeft het klimaatbeleid
en in bredere zin het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een belangrijke
rol gekregen. Ten aanzien van MVO zijn in de aanbesteding eisen en wensen gesteld
aan beloningsbeleid, duurzaamheid en social return13. Het onderwerp fossiel beleid valt onder duurzaamheid. Tevens is inschrijvers gevraagd
een verklaring te ondertekenen omtrent het verbod op clustermunitie en het respecteren
van mensenrechten.
In de aanbesteding van het giraal betalingsverkeer is MVO zwaar meegewogen bij de
beoordeling van kwaliteitspunten. Hierbij is opgenomen dat ik door ING vanuit het
huisbankierschap wordt geïnformeerd over de invulling van de in de aanbesteding geformuleerde
wensen ten aanzien van MVO. Eerder is de Kamer geïnformeerd over de mate waarin ING
voldoet aan de gestelde duurzaamheidseisen en het doorlopen van het aanbestedingsproces14.
Het niet meer kunnen voldoen aan de eis dat een dienstverlener tot de mondiale top
25% behoort qua duurzaamheid vormt een opzeggingsgrond. Dit onderstreept het belang
van MVO.
Vraag 21 en 22
Op welke manier zou een klimaatplicht de brede welvaart kunnen vergroten en een positief
effect kunnen hebben op de SDG’s?
Bent u bereid om een nieuw sturingsmodel met daarin een zogeheten klimaatplicht te
ontwikkelen voor alle Nederlandse financiële instellingen? Zo ja, wat zijn uw plannen?
Zo nee, wat is er – middenin de klimaatcrisis, op het moment dat u constateert dat
het niet vanzelf gebeurt – volgens u raar aan om erop aan te sturen dat alle leningen
en beleggingen in lijn worden gebracht met het 1,5 graad doel uit het Parijs-Akkoord,
er dus op aan te sturen dat financiële instellingen per direct stoppen met investeren
in nieuwe winning van steenkool, olie en gas, in teeroliezanden, in olie- en gaswinning
in het poolgebied, in kolencentrales en in fossiele infrastructuur en een plan te
maken voor de versnelde uitfasering van álle investeringen in olie- en gasprojecten
en -bedrijven?
Antwoord 21 en 22
Zoals ik uw Kamer in de beleidsagenda voor duurzame financiering heb medegedeeld,
ben ik bereid om meer normerend optreden t.a.v. de doelstellingen van het klimaatcommitment
te verkennen, mocht daar onvoldoende voortgang bereikt worden. Voor die eventuele
verkenning liggen alle mogelijke beleidsopties nog op tafel. Brede welvaartseffecten
en positieve impact op de SDG’s kunnen bij een eventuele verkenning worden meegenomen.
Los daarvan verwacht ik voor financieringen aan de energiesector dat financiële instellingen
in de actieplannen onder het Klimaatcommitment uitgaan van het 1,5-gradenscenario.
Vraag 23 en 24
Bent u bekend met de uitspraak, onterecht toegeschreven aan Edwin Burke, «The only
thing necessary for the triumph of evil is for good men to do nothing.»?15
In hoeverre vindt u dat het ongehinderd doorgaan van ING met het financieren van fossiele
activiteiten terwijl ING en u beter horen te weten dat bovenstaande uitspraak van
toepassing is op de leiding van ING?
Antwoord 23 en 24
De grondgedachte achter de aan Edmund Burke toegeschreven uitspraak is die van zelf
verantwoordelijkheid nemen en je niet afzijdig houden van de grote vraagstukken van
de tijd waarin je leeft. Deze grondgedachte deel ik van harte. De transitie naar een
klimaatneutrale economie vraagt in dat licht een bijdrage van de hele samenleving,
waaronder de financiële sector. De sector heeft daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid,
omdat de keuzes van de financiële sector bepalen wat groeit en wat uitsterft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.