Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Esch en Vestering over de ‘ongekende droogte’
Vragen van de leden Van Esch en Vestering (beiden PvdD) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over de ongekende droogte (ingezonden 1 juni 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 20 juni 2022).
Vraag 1
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is aangaande de droogte?
Antwoord 1
Het landelijk gemiddelde neerslagtekort ligt op dit moment rond het niveau van de
5% droogste jaren. Vanaf eind februari heeft Nederland te maken gehad met veel droge
periodes, ook was in mei de verdamping relatief groot. Vanaf half mei is er in grote
delen van Nederland neerslag van betekenis gevallen. Dit heeft lokaal voor verlichting
gezorgd, maar ook voor grote regionale verschillen. Vooral in het zuiden van Nederland
zijn de grondwaterstanden laag. In deze gebieden is ook geen wateraanvoer vanuit de
grote rivieren mogelijk.
De wateraanvoer vanuit de Rijn en Maas is voldoende om aan de watervraag te voldoen.
Wel is de afvoer laag voor de tijd van het jaar.
Door de droge periode in het voorjaar is Nederland op dit moment gevoeliger dan anders
voor langere perioden van weinig neerslag, zeker als dit ook in de stroomgebieden
van de Rijn en de Maas (Duitsland, Zwitserland, België, Noordoost Frankrijk) optreedt.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat periodes van extreme droogte in de toekomst vaker voor zullen
komen als gevolg van de klimaatcrisis?1
Antwoord 2
Ja. In de klimaatscenario’s van het IPCC worden voor Nederland o.a. als trends een
hogere temperatuur en frequentere droogteperiodes aangegeven. Het KNMI beschrijft
dat ook in het Klimaatsignaal'21 dat op 25 oktober 2021 is gepubliceerd. Door de hogere
temperaturen en door meer zonnestraling neemt de verdamping toe. Het neerslagtekort
in het voorjaar en in de zomer wordt daardoor groter. Periodes van langdurige droogte
zullen vaker voorkomen.
Vraag 3
Wat is het beeld dat naar voren komt uit de regionale verdringingsreeksen voor de
verdeling van het beschikbare zoetwater? Kunt u op basis daarvan schetsen welke belangen
momenteel het meest in de verdringing zijn geraakt?
Antwoord 3
Alle zoetwaterregio’s hebben een werkversie beschikbaar van de regionale uitwerking
van de verdringingsreeks. En bij bijna alle zoetwaterregio’s zijn deze bestuurlijk
vastgesteld. De verdringingsreeks2 is het wettelijk kader voor de waterbeheerders voor te nemen verdelingsbesluiten:
deze geeft de prioriteitsvolgorde van maatschappelijke en economische watergebruiksfuncties
die bij (dreigende) watertekorten bepalend is voor het verdelen van het beschikbare
oppervlaktewater door de waterbeheerder.
Vraag 4
Kunt u aangeven op basis waarvan er onderscheid gemaakt wordt in de verschillende
types natuur en de bijbehorende plaats in de verdringingsreeks? Zit er regionaal verschil
in die criteria?
Antwoord 4
Er wordt bij natuur onderscheid gemaakt op basis van het criterium «onomkeerbare schade».
Het voorkomen van onomkeerbare droogteschade in natuurgebieden zit in categorie 1
van de verdringingsreeks. Hierin zitten de functies, die tijdens perioden van watertekort
het langst voorzien worden van water, voor zover wateraanvoer mogelijk is. De «overige»
natuur valt onder categorie 4 van de verdringingsreeks.
De provincies hebben een kaart ontwikkeld waarop de natuurgebieden staan die vallen
in categorie 1 van de Verdringingsreeks3.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat de grootste waterverbruikers zijn op de zandgronden (waar de afhankelijkheid
van neerslag het grootst is)?
Antwoord 5
Door het CBS is onderzocht wat de watergebruikers zijn en in welke verhouding4. Hierbij wordt geen regionaal onderscheid gemaakt. Wel wordt onderscheid gemaakt
in het gebruik van oppervlaktewater en grondwater. Op de hoge zandgronden is grondwater
een belangrijke bron, omdat aanvoer van oppervlaktewater beperkt of niet mogelijk
is. Uit het overzicht blijkt dat wat grondwater betreft de waterleidingbedrijven de
grootste gebruikers zijn, op afstand gevolgd door industrie en landbouw.
Vraag 6
Kunt u aangeven wat de grootste waterverbruikers zijn in de gebieden waar verzilting
dreigt?
Antwoord 6
Zoals aangegeven bij antwoord 5 is er door het CBS een overzicht gemaakt van de watergebruikers,
maar wordt daarin geen onderscheid gemaakt in regio’s.
In de gebieden waar verzilting speelt zorgt het doorspoelen van verzilte sloten en
andere wateren voor veel zoetwatergebruik. Het doorspoelen van water wordt bijvoorbeeld
toegepast om verzilting in West-Nederland tegen te gaan, voor de land- en tuinbouw,
maar ook om het water in bepaalde natuurgebieden zoet te houden.
Vraag 7
Welke fundamentele keuzes maakt u om in die beide gebieden de watervraag van de industrie
en landbouw te verminderen?
Antwoord 7
Waterbeheerders gebruiken hiervoor vanuit het Deltaprogramma Zoetwater onder andere
het instrument «Waterbeschikbaarheid». Hiermee wordt de beschikbaarheid van zoetwater
onder normale en droge omstandigheden – op lange en korte termijn – inzichtelijk gemaakt
voor alle sectoren. Hierdoor kan een ondernemer of een bedrijf er bijvoorbeeld voor
kiezen om meer zelfvoorzienend te worden, of om eventuele (rest)schade te accepteren.
Daarnaast werkt het Deltaprogramma Zoetwater samen met de industrie aan zogenoemde
«Waterprofielen». Deze profielen geven inzicht in de watervoorziening en waterafhankelijkheid
van industriële bedrijven. Waterbeheerders en watergebruikers kunnen met behulp van
deze twee instrumenten waarin informatie wordt gegeven over de beschikbaarheid en
het gebruik van zoetwater gezamenlijke keuzes maken.
Voor de landbouw wordt langs de lijnen van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw
gewerkt aan meer droogte-robuustheid. In de landbouwbedrijfsvoering kan door o.a.
de keuzes voor rassen en gewassen de gevoeligheid voor droogte en de waterbehoefte
van teelten verminderen. In het landelijk gebied wordt ook gewerkt aan een robuust
bodem- en watersysteem, waarin meer water vastgehouden kan worden om droogte in periodes
zonder neerslag uit te stellen. Agrariërs dragen hieraan bij via bodem- en watermaatregelen.
Vraag 8
Kunt u aangeven welke trend het Landelijk Grondwater Register (LGR) de laatste paar
jaar liet zien voor het aantal waterputten en de hoeveelheid onttrokken grondwater?
Klopt het dat beide sterk zijn gestegen? Wat zijn de consequenties daarvan voor de
belangen zoals genoemd in de verdringingsreeks?
Antwoord 8
Als gevolg van de droogte van de afgelopen jaren is er een toename in het aantal onttrekkingen
ten behoeve van de landbouw en een toename in onttrokken hoeveelheden. Dit heeft géén
consequenties voor de belangen zoals genoemd in de verdringingsreeks, gezien dat deze
gekoppeld zijn aan hun afhankelijkheid van aanvoer van oppervlaktewater.
Vraag 9
Welke maatregelen zijn genomen nadat het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen
concludeerden dat er, met name in de landbouw, een toename was in het aantal en de
hoeveelheid grondwateronttrekkingen?5
Antwoord 9
Na het onderzoek van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen
(UvW) naar grondwateronttrekkingen in januari 2021 zijn de volgende acties in gang
gezet:
Provincies werken aan de verbetering van het Landelijk Grondwaterregister (LGR) en
hebben afspraken gemaakt met de waterschappen over het aanleveren van grondwaterdata.
Ook de waterschappen zijn bezig om hun zicht op grondwateronttrekkingen te verbeteren
door onttrekkingen te controleren en administraties bij te werken.
Het droogte-onderzoek in de zandgrondgebieden is eind 2021 afgerond en heeft inzicht
opgeleverd in de effecten van onttrekkingen en de effectiviteit van maatregelen. Regionaal
zijn of worden er de komende jaren waterbalansen opgesteld en systeemanalyses uitgevoerd
om de effecten nader in beeld te brengen.
De ambities en doelen voor het grondwater zijn het afgelopen jaar herijkt en vastgelegd
in provinciale regionale waterprogramma’s en de Waterbeheerprogramma’s van waterschappen.
Regionaal zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de grondwateraanpak, bijvoorbeeld
het Grondwaterconvenant in Noord-Brabant, de Grondwateragenda in Oost-Nederland en
de Blauwe Agenda voor de Utrechtse Heuvelrug. Op basis van de bestuurlijke afspraken
en uitgevoerde systeemanalyses gaan provincies en waterschappen de komende jaren na
of hun beleid(sregels) grondwater moeten worden aangepast.
De verbeteracties voor de grondwateronttrekkingen zijn onderdeel van de bredere droogte-aanpak
van provincies en waterschappen. Die aanpak is gericht op de realisatie van klimaatbestendige
en robuuste grond- en oppervlaktewatersystemen in combinatie met een klimaatbestendige
inrichting. Het beter in beeld brengen van de waterbalans en de bijdrage en invloed
van grondwateronttrekkingen is onderdeel van die aanpak. Provincies en waterschappen
geven hier gebiedsgericht uitvoering aan.
Vraag 10 en 11
Kunt u ingaan op de toezegging die uw voorganger tijdens het wetgevingsoverleg Water
d.d. 22 november 2021 aan het lid Vestering deed om de Kamer te informeren over het
aantal illegale grondwaterwinputten? Kan zij deze informatie eerder delen?
Is er uiteindelijk, zoals gevraagd, een landelijk en uitgebreid onderzoek gedaan naar
de hoeveelheid illegale waterputten nadat in 2019 in Friesland bleek dat er bij 16
bedrijven 30 geregistreerde waterputten en maar liefst 25 illegale waterputten waren?
Antwoord 10 en 11
In de verzamelbrief die naar de Kamer is verstuurd voorafgaand aan het Commissiedebat
Water van 7 juni is deze informatie opgenomen (Kamerstuk 27 625, nr. 567).
Uit controles (peiljaar 2019) blijkt dat het gaat om enkele illegale onttrekkingen
per waterschap op een totaal van bijna 15.000 onttrekkingen. Bij Wetterskip Fryslân
ging het om een groter aantal kleinere onttrekkingen (< 60 m³/uur) die wel onder de
meldingsplicht vallen, maar niet gemeld waren. Deze Friese eigenaren hebben de betreffende
onttrekkingen inmiddels allemaal gemeld. Vanaf 2022 zullen de waterschappen in de
Waterschapsspiegel jaarlijks gaan rapporteren over de aangetroffen illegale onttrekkingen.
Vraag 12
Is het nog altijd staande praktijk om gevonden illegale waterputten te legaliseren
in plaats van af te sluiten en te beboeten? Zo ja, waarom en bent u van mening dat
dit een juiste werkwijze is? Op welke manier draagt deze staande praktijk bij aan
het voorkomen van verdroging?
Antwoord 12
In de meeste gevonden gevallen gaat het om een onttrekkingen die wel zijn toegestaan
maar niet zijn gemeld bij het bevoegd gezag (waterschap). Door die alsnog te melden,
wordt voldaan aan de regels en kunnen ze worden gelegaliseerd. Er is maar een enkele
onttrekking die in een gebied ligt waar dat niet is toegestaan. Deze onttrekking moet
dan worden beëindigd. Verder worden er soms onttrekkingen aangetroffen in perioden
dat er een beregeningsverbod is ingesteld. Ook daar wordt streng tegen opgetreden.
Vraag 13
Is er, zeker ten tijde van droogte, een intensivering in de handhaving op het gebruik
van (illegale) waterputten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Waterschappen houden toezicht op het naleven van vergunningen en meldingen van grondwateronttrekkingen
voor beregening. Dit toezicht wordt verscherpt tijdens perioden van droogte en watertekorten.
Bovendien wordt er tijdens droogte en onttrekkingsverboden ook ’s avonds en in het
weekend gecontroleerd. Tijdens een langdurige droogteperiode wordt er indien nodig
opgeschaald voor het toezicht en de handhaving op onttrekkingen en ingestelde droogtemaatregelen.
Vraag 14
Is het u bekend dat in Limburg en Noord-Brabant de vergunningsvrijstelling voor beregenen
komt te vervallen? Zijn er provincies die het beregenen nog niet gereguleerd hebben
met een vergunningsplicht? Indien dat het geval is, gaat u erop aandringen dat dit
wel gebeurt?
Antwoord 14
De provincies Noord-Brabant en Limburg hebben een nieuw aangepast Natura 2000-beheerplan
opgesteld voor de Peelvenen (Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel). In het nieuwe
beheerplan staat dat er géén vrijstelling van de vergunningplicht meer is op grond
van de Wet natuurbeheer (Wnb) om grondwater te gebruiken om open agrarische teelten
te beregenen. De nieuwe maatregelen gelden voor bufferzones rond de Natura 2000-gebieden
in de Peelvenen en niet provincie-breed.
Voor alle duidelijkheid, dit betreft een vergunningplicht op basis van de Wet natuurbeheer.
Een eventuele vergunningsvrijstelling voor beregening die geldt vanuit de Waterwet
heeft hier geen invloed op.
Vraag 15
Op welke wijze wordt momenteel het voornemen vormgegeven om water beter vast te houden?
Deelt u de mening dat nu daarbij de nadruk wel erg nadrukkelijk ligt op technische
maatregelen, zoals het aanleggen van pijpleidingen en irrigatiesystemen, en te weinig
op natuurlijke oplossingen, zoals een verbeterde bodemdoorlaatbaarheid en een vergroot
natuurlijk waterbergingsvermogen?
Vraag 16
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat natuurlijke oplossingen, zoals verbeterde
bodemdoorlaatbaarheid, een vergroot natuurlijk waterbergingsvermogen en een hoger
grondwaterpeil versneld worden uitgevoerd, om droge periodes beter het hoofd te kunnen
bieden?
Antwoord 15 en 16
Voor Fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027) is er in totaal € 800 miljoen
euro gereserveerd door het Rijk en de regio’s. Dit is een verdubbeling van ambitie
ten opzichte van Fase 1 (2015–2021) waarvoor € 400 miljoen euro was gereserveerd.
Hiermee worden ook maatregelen uitgevoerd om het water beter vast te houden. Een overzicht
van alle maatregelen die genomen gaan worden in Fase 2 zijn te vinden in het Deltaplan
Zoetwater (https://www.deltaprogramma.nl/documenten/publicaties/2021/09/21/dp2022-…–2027). De nadruk ligt in Fase 2 niet alleen op technische maatregelen, maar vooral op
het aanpassen van de ruimtelijke inrichting op het bodem- en watersysteem. Zoals het
natuurlijk vasthoudende vermogen van de bodem, of het weer laten meanderen van een
beek.
Daarnaast stimuleert het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) het nemen van bodemmaatregelen
door de land- en tuinbouwsector, waardoor ook het watervasthoudend vermogen daarvan
groter wordt.
In de gebiedsplannen die in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied
(NPLG) alsook de stikstofaanpak opgesteld gaan worden, moeten ook dit soort maatregelen
die nodig zijn voor een robuust regionaal bodem- en watersysteem integraal meegenomen
worden.
Maar er zullen ook echt structurele keuzes gemaakt moeten worden in de ruimtelijke
inrichting. Nederland is niet van vandaag op morgen ingericht op de droogte. We hebben
van Nederland een vergiet gemaakt dat water snel kan draineren. Het zal tijd kosten
om van Nederland weer een spons te maken, waarbij we zoveel mogelijk water vasthouden
en opslaan om droge periodes te overbruggen.
Vraag 17
Deelt u de mening dat het onverstandig zou zijn om water vooral beter vast te gaan
houden met permanent ondoorlaatbare waterkeringen omdat dit vismigratie zou bemoeilijken
en daarmee een voorbeeld zou zijn van maladaptatie?
Antwoord 17
Waterbeheerders streven samen met alle ruimtegebruikers naar integrale oplossingen
om Nederland weerbaar te maken tegen droogte, waarbij water kan worden vastgehouden
maar waarbij ook ruimte is voor ecologie en natuurdoelen. Voor de Kaderrichtlijn Water
(KRW) is vismigratie heel belangrijk. Tot 2027 worden nog circa 800 vispassages gerealiseerd.
Vraag 18
Welke aanpassingen van de belastingsystematiek zijn er gedaan om te zorgen dat grootverbruikers
minder financiële voordelen genieten en meer financiële prikkels krijgen om het waterverbruik
terug te dringen? Klopt het dat u nog altijd de belasting op leidingwater (BOL) niet
hebt aangepast?
Antwoord 18
Er zijn nog geen aanpassingen gedaan aan de belasting op leidingwater.
Er loopt nu een onderzoek naar de maatregelen en instrumenten om waterbesparing door
huishoudens, maar ook door bedrijven te bevorderen. In het onderzoek wordt ook gekeken
naar de voor- en nadelen van aanpassing van de belasting op leidingwater. Dit onderzoek
kost meer tijd dan eerder gedacht. De Kamer wordt hierover na de afronding, eind dit
jaar, geïnformeerd.
Vraag 19
Deelt u de mening dat, zoals ook vastgelegd in de verdringingsreeks, drinkwater voor
burgers belangrijker is dan water om te beregenen voor de landbouw? Wat is uw oordeel
over het collectief dat drinkwaterbedrijven aansprakelijk wil stellen voor 300 miljoen
euro?
Antwoord 19
Enkel op het moment dat er sprake is van een watertekort moeten de waterbeheerders
keuzes maken voor welke maatschappelijke en ecologische behoeften water beschikbaar
gemaakt wordt. Om te voorkomen dat in een dergelijke crisissituatie onduidelijkheden
ontstaan, is met de verdringingsreeks vastgelegd in welke volgorde de verschillende
belangen geborgd moeten worden. Op het moment dat er geen sprake is van een watertekort,
wordt voorzien in zowel voldoende drinkwater, als voldoende water voor landbouwtoepassingen.
U vraagt daarnaast om een reactie op het collectief dat een claim wil indienen bij
de drinkwaterbedrijven. Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van het
lid Tjeerd de Groot (D66)6, worden dit soort claims door een onafhankelijke partij beoordeeld. Ik onthoud mij
daarom van een oordeel daarover.
Vraag 20
Vind u het wenselijk dat drinkwaterbedrijven boeren moeten compenseren wanneer zij
drinkwater winnen?
Antwoord 20
Bij een vergunde onttrekking van grondwater kan de grondwaterstand lager worden. Dit
gebeurt bijvoorbeeld bij het winnen van drinkwater, het gebruik van grondwater door
de industrie of bronbemalingen. Dit kan tot schade leiden door een verminderde gewasopbrengst
of verzakking van gebouwen.
Daarom is in de financiële bepalingen van de Waterwet (hoofdstuk 7, paragraaf 3) een
regeling opgenomen om schade die optreedt als gevolg van vergunde grondwateronttrekkingen
te kunnen compenseren. Ook landbouwbedrijven kunnen gebruik maken van deze regeling
als zij door onttrekking van grondwater zgn. «droogteschade» ondervinden.
Vraag 21
Klopt het dat de compensatie die betaald moet worden hoger zou kunnen zijn als boeren
gewassen gaan verbouwen en methodes gaan gebruiken die meer water vragen? Acht u dat
wenselijk?
Antwoord 21
Bij de schadeberekening wordt gebruik gemaakt van normen, die nu nog gerelateerd zijn
aan het bedrijfstype. Op dit moment wordt er werk van gemaakt om over te gaan op de
Waterwijzer Landbouw als basis voor de schadeberekening. Hierin zijn de normen gebaseerd
op het gewastype. Er wordt al met toepassing van de Waterwijzer Landbouw geëxperimenteerd.
Indien het gewas meer droogteschade ondervindt van een vergunde onttrekking zal het
normbedrag hoger zijn.
Daarbij heeft een schadelijdende partij ook een verplichting om (verdere) schade te
voorkomen dan wel te beperken. Gewaskeuze speelt daarbij ook een rol.
Vraag 22
Bent u bereid de Waterwet aan te passen, ook omdat periodes van droogte in de toekomst
door de klimaatcrisis vaker voor zullen gaan komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
Er is op dit moment geen intentie om de Waterwet aan te passen.
Met het huidige systeem zijn de belangen van partijen die schade ondervinden door
vergunde onttrekkingen voldoende geborgd. Droogteschade als gevolg van klimaat(verandering)
komt met deze regeling niet voor vergoeding in aanmerking.
Vraag 23
Kunt u deze vragen nog beantwoorden voor het commissiedebat Water op 7 juni?
Antwoord 23
Helaas is dat niet mogelijk gebleken, vanwege de benodigde afstemming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.