Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht ‘Wat te doen met ons kernafval?’
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht «Wat te doen met ons kernafval?» (ingezonden 19 april 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister voor Klimaat en Energie (ontvangen 20 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2560.
Vraag 1
Deelt u de mening dat het absoluut onverantwoord is om extra kerncentrales te bouwen
en Borssele langer open te houden als er geen oplossing bestaat voor de permanente
opslag van het radioactieve afval?1
Antwoord 1
Sinds 1984 is er een evenwichtig nationaal beleid voor radioactief afval2, 3. He
t afval wordt langjarig bovengronds opgeslagen in speciaal daarvoor geconstrueerde
gebouwen bij COVRA in Zeeland. De faciliteiten zijn met dat doel geconstrueerd en
de wijze van opslag is veilig.
Rond 2130 is geologische eindberging voorzien. Hiernaar wordt onderzoek uitgevoerd.
Uw Kamer is in mei 2018 geïnformeerd4 over het laatst afgeronde onderzoek, het OPERA-project, uitgevoerd in de periode
2011–2017. Eind 2020 is COVRA gestart met een vervolgonderzoekprogramma, waarvan de
resultaten worden verwacht in 20255.
Het beleid voor radioactief afval is recent geëvalueerd6. Daaruit volgt dat de uitgangspunten van het beleidskader voor radioactief afval
nog steeds actueel zijn, dat het beleid effectief en duidelijk is, en dat de uitgangspunten
breed gedragen worden door de stakeholders. Op sommige punten dient het beleid wel
geactualiseerd te worden, volgens het evaluatierapport.
Qua veiligheid en transparantie wordt COVRA in Europa gezien als één van de betere
voorbeelden op het gebied van tijdelijke opslag van radioactief afval.
Vraag 2
Hoe kunt u op een verantwoordelijke manier de afspraken uit het coalitieakkoord op
het gebied van kernenergie uitvoeren als Nederland niet eens voldoet aan eisen uit
de Europese taxonomie, namelijk dat er per 2050 een plan voor kernafval moet zijn,
wat er volgens de huidige planning pas in 2130 is?7
Antwoord 2
De Europese taxonomie is een classificatiesysteem voor duurzame investeringen. Indien
kernenergie niet wordt opgenomen in de taxonomie, of indien Nederland niet kan voldoen
aan de criteria, verhindert dit Nederland niet om kerncentrales te bouwen die voldoen
aan daarvoor geldende wetgeving, inclusief veiligheidseisen. Uit de Europese richtlijn
voor radioactief afval en verbruikte splijtstof volgt geen termijn voor realisatie
van een eindberging.
Vraag 3
Wat is uw reactie op experts die stellen dat de zeespiegelstijging een risico vormt
voor de buitendijkse opslag van het radioactieve afval van Borssele in de COVRA (Centrale
Organisatie Voor radioactief Afval), de opslag in Vlissingen?
Antwoord 3
Radioactief afval en verbruikte splijtstoffen worden centraal opgeslagen in speciaal
daarvoor ontworpen gebouwen bij de Centrale Opslag Voor radioactief Afval (COVRA)
in Nieuwdorp. In het ontwerp van het opslaggebouw voor hoogradioactief afval (Hoogradioactief
Afvalbehandelings- en opslaggebouw, HABOG) is onder andere rekening gehouden met mogelijke
effecten van de zee zoals golfwerking en zeespiegelstijging.
Uit de meest recente tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie8 van COVRA (de «10EVA» over de periode 2009–2018) blijkt dat er geen redenen zijn
om aanvullende maatregelen te treffen tegen overstroming van het COVRA-terrein.
Verder geldt voor de vergunninghouders van nucleaire installaties (zoals COVRA), naast
de verplichting tot een periodieke veiligheidsevaluatie, de plicht om bij nieuw ontstane
wetenschappelijke inzichten ook tussentijds verder te onderzoeken wat dit betekent
voor de veiligheid van de installatie. Dit is vastgelegd in de Regeling nucleaire
veiligheid kerninstallaties.
Vraag 4
Erkent u dat zelfs met de weinige hoeveelheden die in de tijdelijke opslag worden
opgeslagen een calamiteit een verwoestende impact kan hebben, getuige eerdere kernrampen
die hebben plaatsgevonden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
De potentiële impact van calamiteiten met straling in Nederland valt af te leiden
uit het Landelijk Crisisplan Straling9, dat onder andere de organisatie van crisisbeheersing bij stralingsongevallen, ongevalsscenario’s
en de responsprocessen (beschermingsmaatregelen, zonering, interventieniveaus, etc.)
beschrijft. Daarin staat dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een ongeval bij het
verwerken en opslaan van radioactief materiaal tot significante effecten buiten het
terrein van de locatie van COVRA in Zeeland leidt. COVRA is geclassificeerd als een
categorie B-object, zoals toegelicht in het Landelijk Crisisplan Straling9 en in de Rapportage voor de zevende conferentie van het Gezamenlijk Verdrag inzake
Bestraalde Splijtstoffen en radioactief Afval10. Een ongeval met een categorie B-object is een stralingsongeval met lokale en gemeentelijke
of regionale coördinatie.
In 2013 is er een stresstest uitgevoerd voor het HABOG (het gebouw waarin het hoogradioactief
afval is opgeslagen). Deze stresstest moest duidelijk maken in hoeverre het HABOG
opgewassen is tegen extreme gebeurtenissen, en combinaties ervan. Onderzocht zijn
de gevolgen van natuurrampen (bijvoorbeeld aardbevingen, overstromingen, extreme kou,
extreme hitte, sneeuw, ijs, stormen, tornado's, zware regen en andere extreme natuurlijke
omstandigheden) en menselijke acties (bijvoorbeeld vliegtuigongevallen en explosies).
Op basis van het stresstestrapport kan worden geconcludeerd dat het HABOG van COVRA
hiervoor aan de eisen van de vergunning voldoet.
In het stresstestrapport zijn ook mogelijke verbeteringsmaatregelen beschreven om
de veiligheidsmarges van de installatie bij extreme gebeurtenissen te vergroten. Er
zijn enkele maatregelen geïdentificeerd en uitgevoerd ter vergroting van de veiligheidsmarges.
Uw Kamer is over de resultaten van de stresstest geïnformeerd11.
Vraag 5
Erkent u dat het onverantwoordelijk is om op de buitendijkse opslag van de COVRA te
blijven rekenen en pas op een eindberging over meer dan 100 jaar te sturen? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Dat wij op de opslag bij Covra kunnen blijven rekenen gaf ik hierboven al aan met
de volgende argumenten.
In het ontwerp van het opslaggebouw voor hoogradioactief afval (Hoogradioactief Afvalbehandelings-
en opslaggebouw, HABOG) is onder andere rekening gehouden met mogelijke effecten van
de zee zoals golfwerking en zeespiegelstijging.
Uit de meest recente tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie12 van COVRA (de «10EVA» over de periode 2009–2018) blijkt dat er geen redenen zijn
om aanvullende maatregelen te treffen tegen overstroming van het COVRA-terrein.
Verder geldt voor de vergunninghouders van nucleaire installaties (zoals COVRA), naast
de verplichting tot een periodieke veiligheidsevaluatie, de plicht om bij nieuw ontstane
wetenschappelijke inzichten ook tussentijds verder te onderzoeken wat dit betekent
voor de veiligheid van de installatie. Dit is vastgelegd in de Regeling nucleaire
veiligheid kerninstallaties.
In 2013 is er een stresstest uitgevoerd voor het HABOG (het gebouw waarin het hoogradioactief
afval is opgeslagen). Deze stresstest moest duidelijk maken in hoeverre het HABOG
opgewassen is tegen extreme gebeurtenissen, en combinaties ervan. Onderzocht zijn
de gevolgen van natuurrampen (bijvoorbeeld aardbevingen, overstromingen, extreme kou,
extreme hitte, sneeuw, ijs, stormen, tornado's, zware regen en andere extreme natuurlijke
omstandigheden) en menselijke acties (bijvoorbeeld vliegtuigongevallen en explosies).
Op basis van het stresstestrapport kan worden geconcludeerd dat het HABOG van COVRA
hiervoor aan de eisen van de vergunning voldoet.
In het stresstestrapport zijn ook mogelijke verbeteringsmaatregelen beschreven om
de veiligheidsmarges van de installatie bij extreme gebeurtenissen te vergroten. Er
zijn enkele maatregelen geïdentificeerd en uitgevoerd ter vergroting van de veiligheidsmarges.
Uw Kamer is over de resultaten van de stresstest geïnformeerd13.
Vraag 6
Ziet u de opslag van kernafval in zoutmijnen in Asse II nog steeds als voorbeeld voor
Nederland, terwijl in deze schacht overstromingen ertoe hebben geleidt dat de water
zich met zout heeft vermengd tot pekel, wat de vaten heeft aangetast waardoor radioactief
afval naar buiten lekt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
De mijn Asse II is een oude winningsmijn. In Nederland wordt gekeken naar een ander
concept, namelijk een eindbergingsfaciliteit in een onverstoorde laag. Dit is niet
met de Asse-mijn te vergelijken.
De mijn van Asse II is een van de drie mijnen bij het Duitse Asse die rond 1900 werden
gebouwd om kali en steenzout te winnen. De Duitse overheid kocht de mijn Asse II in
1965 om de berging van radioactief afval daar te onderzoeken. Van 1967 tot 1978 werden
ongeveer 126.000 vaten met laag- en middelradioactief afval opgeslagen in voormalige
mijnkamers.
De Duitse overheid stelt14: «Noch de geologie van de Asse II, noch de mijn zelf zijn geschikt voor de opslag
van radioactief afval. De mijn is instabiel. Er ontstaan scheuren waardoor zout water
binnendringt. Dit wordt opgevangen en afgevoerd zodat het niet in contact komt met
het radioactieve afval. Op de lange termijn kan echter niet worden uitgesloten dat
door het binnendringen van water radioactieve stoffen vrijkomen.» Om gevaar voor mens
en milieu af te wenden, heeft de Duitse Bondsdag bij wet besloten om het afval uit
de Asse II zo snel mogelijk te laten bergen.
Vraag 7 en 8
Wat kunt u leren van deze situatie in Duitsland waar, ondanks een beslissing van ruim
10 jaar geleden, de lekkende vaten niet kunnen worden verwijderd omdat ze zijn gaan
zweven in het stroperige zout, met alle gevolgen van dien?
Hoe is het mogelijk dat de COVRA, als instantie die gaat over de opslag van kernafval
in Nederland, stelt dat zoutformaties stabiel zijn terwijl Gorleben, het voorbeeld
in Duitsland, van de lijst is geschrapt omdat het onveilig en instabiel is gebleken?
Antwoord 7 en 8
Zorgvuldig en gedegen beheer van radioactief afval is een grote en belangrijke verantwoordelijkheid
voor zowel producenten van radioactief afval zoals bijvoorbeeld kerncentrales en ziekenhuizen,
als voor de overheid. In Nederland heeft deze verantwoordelijkheid in 1985 geleid
tot de oprichting van de Centrale Organisatie Voor radioactief Afval (COVRA), een
staatsbedrijf dat door de overheid is aangewezen als organisatie met de verantwoordelijkheid
voor het beheer van alle radioactief afval in Nederland. Het Nederlandse beleid voor
radioactief afval ligt vast in het Nationale programma radioactief afval15.
Zoutformaties zijn zoutsteenlagen van meer dan 200 miljoen jaar oud. Veel zoutformaties
zijn stabiele lagen en kunnen radioactief afval potentieel veilig en permanent insluiten.
Of een mogelijk geschikte zoutformatie daadwerkelijk een geschikte locatie is voor
eindberging van radioactief afval kan worden vastgesteld met geologisch onderzoek.
Dergelijk onderzoek heeft in Gorleben uitgewezen dat deze locatie niet geschikt is
voor een eindberging.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de tikkende tijdbom in Asse een waarschuwing voor Nederland
is en de opslag van kernafval in zoutmijnen in het noorden en oosten van Nederland
absoluut onverantwoord is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Net als in Duitsland wordt ook in Nederland zout beschouwd als een mogelijke formatie
voor eindberging. Zie ook het antwoord op vraag 8. De veiligheid van de eindbergingsfaciliteit
is een absolute voorwaarde en moet voorafgaand aan de berging van radioactief afval
aangetoond worden. In Nederland wordt onderzoek gedaan naar zowel klei- als zoutformaties
als mogelijke locatie voor een eindberging.
Vraag 10
Welke opslagplaatsen in het buitenland heeft u op het oog voor de eventuele eindberging
van kernafval en waaruit blijkt dat deze locaties welveilig zijn en niet ook complicaties
zou opleveren?
Antwoord 10
Nederland heeft geen opslagplaatsen in het buitenland op het oog voor de eventuele
eindberging van radioactief afval.
In Nederland is gekozen voor centrale opslag voor een periode van ten minste 100 jaar
in gebouwen, waarna eindberging is voorzien16. Rond 2130 dient deze eindberging operationeel te zijn.
Voor realisatie van een eindberging wordt zowel een nationale als een internationale
lijn gevolgd: de zogenaamde duale strategie17. Hierbij wordt een nationale route naar eindberging uitgewerkt, maar wordt de mogelijkheid
om samen te werken met andere Europese lidstaten voor de realisatie van een eindberging
niet uitgesloten. Indien deze mogelijkheid zich voordoet dient het ook mogelijk te
zijn hierop in te spelen, waarbij veiligheid ook dan gegarandeerd dient te zijn.
Vraag 11
Hoe kunt u blijven beweren dat kernenergie een kosteneffectieve oplossing is voor
het klimaatprobleem, terwijl complicaties met afval in Duitsland miljarden hebben
gekost en er nog steeds geen oplossing is?
Antwoord 11
In het Nederlandse beleid voor radioactief afval wordt voor alle kosten van het beheer
van het radioactieve afval het uitgangspunt gehanteerd dat de vervuiler betaalt18. Hieraan wordt tegemoet gekomen doordat COVRA in de tarieven alle geraamde kosten
voor verwerking, opslag en eindberging opneemt, op basis van de op dat moment geldende
inzichten.
Vraag 12
Hoe kunt u blijven beweren dat kernenergie een veilige en duurzame oplossing is voor
het klimaatprobleem, terwijl er zo ontzettend veel is af te dingen op beweringen die
worden gedaan over de veronderstelde veiligheid rondom de opslag van kernafval?
Antwoord 12
Kernenergie kan in de energiemix een aanvulling zijn op zon, wind en geothermie en
kan worden ingezet voor de productie van waterstof, aldus het Coalitieakkoord 2021–202519. Ook maakt het ons minder afhankelijk van de import van gas.
Internationaal wordt geologische eindberging van radioactief afval in een speciaal
ontworpen faciliteit als de meest veilige optie voor het beheer op de lange termijn
gezien20.
Vraag 13
Erkent u dat de recente geopolitieke ontwikkelingen aantonen dat we niet met een gerust
hart deze ontwikkelingen kunnen voortzetten en het bijzonder naïef zou zijn om maar
aan te nemen dat de komende 100 jaar de veiligheid van het kernafval gegarandeerd
is?
Antwoord 13
Beleid voor het beheer van radioactief afval dient zo te zijn ingericht, dat de risico’s
zo klein mogelijk zijn. In Nederland is daarom in 1985 gekozen voor centrale bovengrondse
opslag bij COVRA voor een intermediaire periode, met als horizon in 2130 eindberging
in een diepe geologische berging. Zowel voor de intermediaire periode als voor de
eindberging zijn en blijven de veiligheidseisen essentieel. Aan die eisen wordt dan
ook niets afgedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.