Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 105 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Faillissementswet en enige andere wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/23 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen (Uitvoeringswet verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 20 juni 2022
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoeringswet verordening
herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen. Deze leden bedanken de regering voor
de inzet dat in eerste instantie clearingleden en slechts in het uiterste geval overheden,
opdraaien voor de kosten van een eventueel faillissement van een centrale tegenpartij.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Uitvoeringswet
verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen. Deze leden staan positief
tegenover het regelgevend kader dat hiermee verder wordt vormgegeven en hebben nog
een aantal vragen en opmerkingen bij voorliggend wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele korte vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van Uitvoeringswet verordening
herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen. Deze leden hebben geen verdere vragen.
ALGEMEEN
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van de centrale
tegenpartijen die in de Europese Unie actief zijn en of er ook in Nederland centrale
tegenpartijen zijn. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre bij de Nederlandse
centrale tegenpartijen sprake is van buitenlandse betrokken partijen, zoals de moederonderneming
of clearingleden.
§ 3. Aanleiding en totstandkoming verordening
De spilfunctie die centrale tegenpartijen hebben in het financiële stelsel wordt onderkend
door de leden van de D66-fractie. Daarom steunen deze leden het zo klein mogelijk
maken van het risico op een wanordelijk faillissement van een centrale tegenpartij.
Omdat de verordening rechtstreekse werking heeft en tegelijkertijd samenhangt met
andere Europese richtlijnen en de Nederlandse wet, vragen deze leden naar de regeldruk
van de verordening. In hoeverre zijn de eisen uit de verordening, waaraan het voorliggende
wetsvoorstel uitvoering geeft, additioneel ten opzichte van de andere eisen waar centrale
tegenpartijen aan onderworpen zijn en hoe worden de kosten voor de uitvoering en naleving
gedragen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de inzet van Nederland steeds gericht is geweest
op het voorkomen van aanspraak op publieke middelen en dat met deze verordening slechts
in uitzonderlijke gevallen gebruik kan worden gemaakt van overheidsinstrumenten ten
behoeve van de financiële stabiliteit. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering
dit nader kan toelichten en of dit bijvoorbeeld betekent dat de Nederlandse overheid
alleen bij Nederlandse centrale tegenpartijen in uiterste gevallen middelen beschikbaar
kan stellen of dat in uiterste gevallen ook buitenlandse centrale tegenpartijen moeten
worden ondersteund met Nederlandse publieke middelen.
§ 4. Inhoud verordening
Gezien de introductie van een risico voor clearingleden om deel te nemen aan de afwikkeling
van een centrale tegenpartij, vragen de leden van de D66-fractie naar de deelname
van Nederlandse financiële instellingen (zoals banken) als clearinglid bij centrale
tegenpartijen. Van hoeveel centrale tegenpartijen zijn zij lid en welke gevolgen heeft
de verordening voor het risico dat deze financiële instellingen lopen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten welke verplichtingen
de verordening legt op andere partijen dan de centrale tegenpartij, zoals de moederonderneming
of de clearingleden en hun cliënten.
§ 6. Regeldruk, uitvoering en financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie lezen dat een aantal punten rondom handhaving, afwikkeling
en faillissement op verzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) in het uiteindelijke wetsvoorstel
is aangepast. DNB vestigt daarbij de aandacht op het feit dat de meeste moederondernemingen
van Nederlandse centrale tegenpartijen in derde landen gevestigd zijn, waar DNB geen
bevoegdheden heeft. Om welke landen gaat het? De leden van de VVD-fractie lezen dat
DNB voor deze gevallen de mogelijkheden van alternatieve vormen van handhaving zal
onderzoeken. Kan de regering dit nader toelichten? Aan welke alternatieven wordt gedacht
en worden deze alternatieven toereikend geacht? Wordt hier in Europees verband opgetrokken?
Dat DNB heeft aangegeven dat, net als bij het Uitvoeringsbesluit verordening herstel
en afwikkeling centrale tegenpartijen, uitoefening van toezichtstaken ten aanzien
van entiteiten in derde landen complex is, begrijpen de leden van de D66-fractie.
Deze leden vragen enerzijds naar de mate waarin centrale tegenpartijen waarin Nederlandse
financiële instellingen clearinglid zijn zich buiten de Europese Unie bevinden. Anderzijds
vragen deze leden naar de samenwerking op Europees niveau tussen toezichthouders om
te voorkomen dat toezichthouders in alle lidstaten individuele relaties moeten opbouwen
met toezichthouders in derde landen. Hoe kijkt de regering hier naar en naar een rol
voor bijvoorbeeld de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in het harmoniseren
van het toezicht op entiteiten in derde landen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de uitvoeringstoets door DNB dat een kanttekening
wordt gemaakt bij de handhaving van de verordening voor zover betrokken (extraterritoriale)
partijen buiten de bevoegdheden van DNB vallen. De leden van de CDA-fractie vragen
welke risico’s dit mogelijkerwijs met zich meebrengt. Deze leden vragen of het in
dat kader noodzakelijk is dat afspraken worden gemaakt met voor Nederlandse centrale
tegenpartijen relevante derde landen en zo ja, hoe dit wordt vormgegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.