Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Knops over het bericht ‘Sittardse gevangenis zet tbs’er per ongeluk op straat’
Vragen van het lid Knops (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Sittardse gevangenis zet tbs’er per ongeluk op straat« (ingezonden 4 mei 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 16 juni 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2885.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Sittardse gevangenis zet tbs’er per ongeluk op straat»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het ongeoorloofd vrijlaten van een tbs’er door onvoldoende uitwisseling
van informatie door ketenpartners een voor de maatschappij zeer gevaarlijke situatie
kan opleveren?
Antwoord 2
Een tbs-gestelde mag alleen in vrijheid gesteld worden, al dan niet tijdelijk, wanneer
de risico’s zorgvuldig zijn ingeschat en wanneer daaruit blijkt dat het verantwoord
is. Wanneer een tbs-gestelde ongeoorloofd vrij wordt gelaten kan dat inderdaad risico’s
voor de maatschappij opleveren. Hoe groot die risico’s zijn hangt af van de bijzonderheden
van het individuele geval.
Vraag 3
Wat is precies de aanleiding geweest van de kennelijke onbekendheid bij de gevangenis
met het feit dat de gedetineerde na zijn detentie weer terug naar de Rooyse Wissel
moest als gevolg waarvan hij op straat werd gezet?
Antwoord 3
Naar aanleiding van het schenden van zijn voorwaarden van de strafoplegging is de
tbs-gestelde een week in detentie geplaatst. Bij aanlevering van de informatie door
het OM aan DJI (bij de voor plaatsing verantwoordelijke directie) en vervolgens na
plaatsing van betrokkene in PI Sittard is niet gemeld dat het een tbs-gestelde betrof.
Vraag 4
Welke maatregelen heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI) intern, samen met de
kliniek de Rooyse Wissel en het Openbaar Ministerie (OM) getroffen om herhaling van
een soortgelijke gevaarlijke situatie te voorkomen?
Antwoord 4
DJI heeft met de betrokken ketenpartners afspraken gemaakt dan wel herbevestigd om
herhaling te voorkomen. Zo is afgesproken dat het OM, wanneer zij de tenuitvoerlegging
van vervangende hechtenis vordert, melding doet van bijzonderheden, waaronder de herkomst
of lopende strafrechtelijke titel (in dit geval de tbs-maatregel). Op die manier is
de status van de gedetineerde bekend bij DJI.
Daarnaast is tussen de Tbs-klinieken en DJI de afspraak vastgelegd dat de klinieken
bij iedere overplaatsing van tbs-gestelden DJI op de hoogte stelt. DJI controleert
dan binnen de informatievoorziening of registratie van de betreffende status heeft
plaatsgevonden en dat deze, wanneer sprake is van overplaatsing naar detentie, binnen
het gevangeniswezen bekend is.
Vraag 5
Deelt u de mening dat naar aanleiding van het incident op 28 februari jl., in bredere
zin maatregelen dienen te worden getroffen in de keten van de forensische zorg in
samenwerking met het gevangeniswezen om soortgelijke potentieel gevaarlijke situaties
in het vervolg te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te gaan nemen?
Antwoord 5
De getroffen maatregelen zien op de hele sector.
Vraag 6
In het recentelijk verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) «In de zorg,
uit het zicht» wordt geconcludeerd dat u niet over de informatie beschikt om te weten
of de doelstellingen van de Wet forensische zorg bereikt worden, is de in het artikel
beschreven fout een gevolg van deze onbekendheid met het behalen van de doelen van
de wet?2
Antwoord 6
De in deze casus gemaakte fout heeft geen relatie met de bevindingen van de Algemene
Rekenkamer. Het rapport van de Algemene Rekenkamer ziet op de beschikbaarheid van
beleids- en stuurinformatie, niet op de informatie-uitwisseling in de dagelijkse werkprocessen.
Vraag 7
Naar aanleiding van voornoemd rapport van de AR heeft u aangekondigd een kwaliteitskader
forensische zorg en trajectindicaties te ontwikkelen, in hoeverre zijn deze reeds
gerealiseerd en in hoeverre zullen deze ontwikkelingen soortgelijke fouten als beschreven
in het artikel kunnen voorkomen?
Antwoord 7
Ik heb besloten extra te investeren in de kwaliteit van de forensische zorg. Daarom
heb ik extra middelen vrijgemaakt voor de implementatie van het kwaliteitskader.3 Deze zomer wordt het kwaliteitskader aan het Zorginstituut aangeboden voor opname
in het Register. Vervolgens start de implementatiefase, die meerdere jaren in beslag
zal nemen.
Trajectindicaties zitten momenteel in de pilotfase. Dat betekent dat in twee regio’s
geoefend wordt met deze nieuwe manier van werken. Op dit moment wordt door middel
van de pilot informatie verzameld om te kijken of deze werkwijze succesvol is.
Wat er in onderhavige casus mis is gegaan wordt niet direct geadresseerd door één
van deze twee initiatieven. Daarom heb ik ook specifieke maatregelen getroffen, zie
daarvoor het antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Naar aanleiding van uw reactie op voornoemd rapport heeft de AR erop gewezen dat het
kwaliteitskader forensische zorg dat u ontwikkelt zich te veel richt op randvoorwaardelijke
zaken, en te weinig op de vier subdoelen zoals vastgelegd in de Wet forensische zorg,
op welke wijze gaat u ervoor zorgdragen dat deze vier subdoelen uit de Wet alsnog
behaald gaan worden?
Antwoord 8
De Algemene Rekenkamer heeft niet geconcludeerd dat de vier subdoelen uit de Wet forensische
zorg niet gehaald worden. Wel heeft de Algemene Rekenkamer aangegeven dat ik momenteel
te weinig zicht heb op het realiseren van die doelen. Ik ben dit met eens met de Algemene
Rekenkamer en werk daarom aan het vergroten van het zicht op de subdoelen.
Het kwaliteitskader forensische zorg is niet bedoeld om invulling te geven aan alle
vier de subdoelen uit de Wet forensische zorg. Wel zie ik het als invulling van het
subdoel «kwalitatief goede zorg gericht op veiligheid van de samenleving». Met het
kwaliteitskader maken we namelijk inzichtelijk wat we hieronder verstaan. Daarmee
stellen we onszelf beter in staat om aan dit subdoel te werken en om vast te stellen
of de kwaliteit inderdaad goed is.
Om meer zicht te krijgen op de andere subdoelen, onderzoek ik momenteel hoe we deze
verder kunnen uitwerken. Vervolgens is het zaak om de datasystemen goed op orde te
krijgen zodat de benodigde informatie daadwerkelijk beschikbaar en bruikbaar wordt.
Er loopt al een traject om de hiervoor in gebruik zijnde ICT-voorziening te vernieuwen,
waarmee we een stap in de goede richting zetten. De komende periode onderzoek ik samen
met DJI wat beleidsmatig en in de uitvoering nog meer nodig is om goed zicht op de
subdoelen te krijgen. Tot slot werk ik aan een Meerjarig Strategische Onderzoeks-
en evaluatieprogramma Forensische zorg waarin ook recidiveonderzoek een plek krijgt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.