Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid de Hoop over het bericht dat bovenbouwleerlingen lesgeven aan onderbouwleerlingen
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht dat bovenbouwleerlingen lesgeven aan onderbouwleerlingen (ingezonden 22 april 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 15 juni
2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Minder les en onvoldoendes: lerarentekort raakt
leerlingen in hele land»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het bewonderenswaardig is hoe hard scholen werken om nieuwe
leraren te werven?
Antwoord 2
Ja. Het is mooi om te zien hoe scholen samen in de regio plannen maken en met creatieve
oplossingen komen om het lerarentekort tegen te gaan.
Vraag 3
Bent u geschrokken van het nieuws dat scholen nu zo ver gaan om het lerarentekort
op te vullen dat er zelfs bovenbouwleerlingen voor klassen onderbouwleerlingen worden
gezet? Deelt u de mening dat dit absoluut niet acceptabel is?
Antwoord 3
Ik heb kennis genomen van het nieuwsbericht, dat uiteindelijk niet bleek te kloppen,
en er is hierover contact opgenomen met de school in kwestie. Het bestuur van de school
heeft toegelicht dat het nieuwsbericht geen recht doet aan de werkelijkheid; bovenbouwleerlingen
staan op de school niet zelfstandig voor de klas, maar begeleiden onderbouwleerlingen
die behoefte hebben aan extra bijlessen in specifieke vakken. Deze vorm van begeleiding
maakt dus geen deel uit van het vaste onderwijsprogramma. Uiteraard deel ik de mening
dat het onacceptabel zou zijn wanneer zelfstandige lessen van leerlingen onderdeel
van het curriculum zouden uitmaken.
Vraag 4
Heeft u contact gehad met de school in kwestie over het feit dat zij leerlingen uit
de bovenbouw voor de klas zetten? Zo ja, kunt u een verslag geven van dat gesprek?
Zo nee, wanneer spreekt u met deze school?
Antwoord 4
Er is inderdaad contact geweest met de school in kwestie. In dit gesprek heeft het
bestuur van de school de situatie nader geduid, zoals bovenstaand toegelicht.
Vraag 5
Wordt naar uw mening de veiligheid van leerlingen goed gewaarborgd wanneer leerlingen
moeten lesgeven aan elkaar? Deelt u de mening dat het onverantwoord is om dergelijke
verantwoordelijkheid bij leerlingen te leggen?
Antwoord 5
Ik wil nogmaals benadrukken dat het niet klopt dat leerlingen in deze situatie zelfstandig
voor de klas stonden. Het gaat hier alleen om onderbouwleerlingen die zelf behoefte
hebben aan bijles van een bovenbouwleerling. Afgezien daarvan is het bevoegd gezag
(het bestuur van de school), ook in het geval van bijles georganiseerd door de school,
verantwoordelijk voor de veiligheid op school. Die verantwoordelijkheid kan niet bij
leerlingen worden neergelegd. Juist in situaties waarbij leerlingen les aan elkaar
geven, is het van belang dat een bestuur oog heeft voor de veiligheid van alle leerlingen.
Vraag 6
Hoe gaat u waarborgen dat zulke praktijken nimmer meer voorkomen?
Antwoord 6
Uiteraard is het niet de bedoeling dat leerlingen zelfstandig voor de klas staan,
maar is, zoals bovenstaand toegelicht, hier ook niet het geval. Indien er signalen
zijn dat dit wel gebeurt kan de Inspectie van het Onderwijs onderzoek uitvoeren.
Vraag 7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de andere groepen die worden ingezet om klassen te
bemensen (intern begeleiders, studenten, onderwijsassistenten en conciërges) ook niet
langer andere taken dan hun eigen hoeven te vervullen om te voorkomen dat de schoolontwikkeling
en leerlingenzorg onder druk staat, zoals de Onderwijsraad concludeert?2
Antwoord 7
Besturen en scholen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen en de inzet van voldoende
en goed personeel en voor de inrichting van het onderwijs. Wanneer er vanwege de tekorten
(tijdelijk) voor wordt gekozen om bijvoorbeeld de intern begeleider breder voor de
klas in te zetten dan moeten zij ook afspraken maken over wat dat betekent voor de
andere taken van de intern begeleider.
Vraag 8
Deelt u de zorg dat er momenteel veel effecten van het lerarentekort zijn die verborgen
blijven, zoals het tijdelijk uitvallen van vakken of vermindering van lesuren? Hoe
gaat u deze effecten betrekken bij de monitoring opdat de volle impact van het lerarentekort
duidelijk wordt?
Antwoord 8
De vermindering van lesuren wordt gemonitord via het IPTO (Integrale PersoneelsTelling
Onderwijs), waarover ik uw Kamer jaarlijks informeer.3 De effecten uit dit onderzoek worden in de trendrapportage arbeidsmarkt leraren meegenomen.
Ook in de afgelopen rapportage zijn hierover cijfers met uw Kamer gedeeld.
Vraag 9
Gaat u uw aanpak van het lerarentekort intensiveren naar aanleiding van de wijdverbreidheid
van het lerarentekort? Zo ja, hoe? Zo nee, is het feit dat het lerarentekort nu niet
langer een overwegend randstedelijk probleem is, geen nieuws?
Antwoord 9
Voor het lerarentekort in het voortgezet onderwijs is er al eerder geconstateerd dat
het niet iets is wat zich slechts overwegend in de Randstad afspeelt, maar juist een
breder probleem is. Mede hierom is er al eerder gekozen voor een regionale aanpak
van het tekort. Op korte termijn zal ik uw Kamer informeren over een intensivering
van de aanpak tekorten voor de komende jaren. Het kabinet wil hier in ieder geval
zeker wel op inzetten.
Vraag 10
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het structureel maken van de arbeidsmarkttoelage?
Antwoord 10
Zoals uw Kamer reeds gemeld is in mijn brief van 22 april over het Onderwijsakkoord4, ontvangt onderwijspersoneel op scholen met veel kwetsbare leerlingen een arbeidsmarkttoelage
bovenop het salaris. Hiermee is met het Nationaal Programma Onderwijs al ervaring
opgedaan en krijgt dit vanaf 2023 een structureel karakter.
Vraag 11
Maakt u zich zorgen over het feit dat dit jaar minder hbo-studenten zich inschrijven
vanwege het feit dat de studiefinanciering pas in 2023/2024 ingaat, en de gevolgen
die dit kan hebben met betrekking tot de uitstroom van pabo-studenten vier jaar later?5 Zo ja, welke maatregelen gaat u met uw collega treffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Uit recente vooraanmeldingscijfers blijkt dat studenten er over het algemeen niet
voor kiezen om later te gaan studeren door het terugkomen van de basisbeurs. Er lijkt
zich geen boeggolf voor te doen. Wel moet gezegd worden dat we nu nog spreken over
vooraanmeldingscijfers, welke fluctueren. Definitieve instroom en inschrijfcijfers
worden begin februari 2023 bekend gemaakt.
Overigens blijft het Ministerie van OCW in gesprekken met aankomend studenten benadrukken
dat als je dit jaar begint met studeren, je (conform het wetsvoorstel dat nu in voorbereiding
is) vanaf studiejaar 2023–2024 wél een basisbeurs zult ontvangen en tevens een tegemoetkoming
voor het feit dat je in het eerste jaar nog geen basisbeurs kreeg.
Daarnaast zetten de Minister van OCW, ikzelf en onze voorgangers ons al langer in
voor het aantrekkelijk maken van het lerarenberoep en het verhogen van de instroom
in de lerarenopleidingen. Naar aanleiding van de aanmeldcijfers voor de pabo in 2021–2022
hebben we extra maatregelen genomen, die u kunt vinden in de Kamerbrief Versterken
Toegankelijkheid Pabo van 12 november 2021.6 Op 22 april is het onderwijsakkoord gesloten en ook hier verwacht ik positieve gevolgen
van voor het instromen en behouden van leraren.
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.