Schriftelijke vragen : De noodzaak tot het wettelijk verankeren van zaakstoedeling in de rechtspraak
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de noodzaak tot het wettelijk verankeren van zaakstoedeling in de rechtspraak (ingezonden 15 juni 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De regeling van toedeling van zaken aan rechters»?1 Wat is daarop uw reactie?
Vraag 2
Deelt u de mening dat zaakstoedeling de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid
beïnvloed en dat rechters daarom altijd aselect moeten worden toebedeeld aan zaken?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 3
Bent u het met de auteur eens dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM)
inderdaad heeft vastgesteld dat het ontbreken van een wettelijke regeling voor zaakstoedeling
een inbreuk vormt op artikel 6 EVRM? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 4
Deelt u de mening dat de Code zaakstoedeling geen enkele juridische betekenis heeft
omdat het wordt vastgesteld in de vergadering van de presidenten van de gerechten,
terwijl die vergadering geen wettelijke verankering kent?
Vraag 5
Bent u bereid een wetsvoorstel aan de Staten-Generaal toe te zenden om de Code zaakstoedeling
wettelijk te verankeren van rechtbanken, gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep,
het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State en de Hoge Raad?
Vraag 6
Hoe kijkt u aan tegen het Duitse model zoals door de auteur geschetst?
Vraag 7
Bent u in ieder geval bereid in objectieve criteria vast te leggen welke zaken niet
aselect te hoeven worden toebedeeld in artikel 4 van de Code? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indieners
-
Gericht aan
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Indiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.