Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Rajkowski over de uitvoering van de gewijzigde motie Becker c.s. over het structureel tegengaan van extremistische uitingen online
Vragen van de leden Becker en Rajkowski (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over de uitvoering van de gewijzigde motie Becker c.s. Over het structureel tegengaan van extremistische uitingen online (ingezonden 3 maart 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 14 juni 2022).
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met de aangenomen gewijzigde motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk
35 228, nr. 34) over het structureel tegengaan van extremistische uitingen? En deelt u de mening,
zoals ook besproken tijdens het wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang
(beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2022) op 22 november 2021, dat deze motie
tot op heden onvoldoende is afgedaan?
Deelt u het inzicht dat onvrij gedachtegoed in toenemende mate online wordt verspreid
en dat salafistische aanjagers online normale geloofsuitingen verdringen met extremistisch,
antidemocratisch en radicaal-salafistische uitingen en dat deze content effectief
moet worden bestreden door de overheid, in samenwerking met hostingproviders en internetplatforms?
Antwoord 1 en 2
In de Nederlandse samenleving is ruimte voor een grote diversiteit van (godsdienstige)
beschouwingen, (politieke) opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Dit betekent
dat mensen de vrijheid hebben eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische
rechtsorde. Het kabinet ziet het als zijn taak om de democratische rechtsorde en alle
grondwettelijke vrijheden die burgers op basis daarvan toekomen te beschermen. De
overheid opereert in het waarborgen van die vrijheden neutraal. Zij trekt echter een
grens als er sprake is van antidemocratische, onverdraagzame, anti-integratieve en/of
extremistische uitingen.
Het kabinet heeft al langere tijd zorgen over de invloed in Nederland van een kleine
groep individuen, salafistische aanjagers, die zowel online als offline aansporen
tot antidemocratische, onverdraagzame, anti-integratieve en/of extremistische uitingen
en/of gedragingen. Deze kleine groep individuen heeft door hun actieve en professionele
gebruik van socialemediakanalen een onevenredig groot bereik binnen islamitische gemeenschappen
in Nederland. In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van april 2022 wordt gesteld
dat problematische gedragingen door antidemocratische, intolerante en anti-integratieve
elementen binnen het salafisme kunnen leiden tot polarisatie in de samenleving en
(op termijn) tot ondermijning van de democratische rechtsorde1.
De aangenomen gewijzigde motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk 35 228, nr. 34) is bekend. Indien extremistisch, antidemocratisch en radicaal salafistische uitingen
zodanig ernstig van aard zijn dat zij onder de definitie vallen van terroristische
content, dan vallen deze uitingen binnen de taken van de Autoriteit voor het tegengaan
van Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Deze Autoriteit wordt opgericht
om uitvoering te geven aan een Europese verordening (inzake het tegengaan van verspreiding
van terroristische online-inhoud: TOI-verordening) en kent een strikte doelbinding
gericht op het tegengaan van verspreiding van terroristische content. De TOI-verordening
wordt van kracht op 7 juni 2022. Op deze datum moet de autoriteit operationeel zijn
en de nationale uitvoeringswet gereed. De autoriteit krijgt de bevoegdheid voor het
sturen van verwijderingsbevelen en grijpt daarmee direct in op de vrijheid van meningsuiting.
Met oprichting van de ATKM wordt voor een deel van de uitingen waar de gewijzigde
motie van het lid Beckers c.s. op ziet voorzien in de mogelijkheden om op te treden
indien deze uitingen dermate ernstig zijn dat deze onder de definitie van terroristische
content vallen. Echter, gezien proportionaliteitsoverwegingen, zoals het fundamentele
recht op vrijheid van meningsuiting, is het niet mogelijk om extremistische, antidemocratische
en radicaal salafistische uitingen die niet als terroristisch te definiëren zijn onder
te brengen bij de ATKM.
Wel deelt het kabinet de zorg over de online verspreiding van radicale, extremistische
en/of antidemocratische uitingen en het schadelijke effect dat deze uitingen kunnen
hebben op onze democratische rechtstaat. Ook al zullen dit soort uitingen niet altijd
te scharen zijn onder de categorie terroristische content, zij kunnen wel degelijk
uiteindelijk overgaan in gewelddadig extremisme en terrorisme. Om te bezien wat de
mogelijkheden zijn om juist tegen dit soort schadelijke content op te treden zal de
Minister van Justitie en Veiligheid in kaart brengen over wat voor preventief en repressief
instrumentarium landen om ons heen beschikken en welke mogelijkheden dit biedt voor
Nederland. Daarnaast is het weerbaar maken van met name jongeren tegen online extremistische
uitingen een belangrijk aandachtspunt binnen diverse activiteiten die mijn ministerie
ontwikkelt.
Tevens worden doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven om de samenwerking
in de aanpak van terroristische en andere extremistische en illegale uitingen in den
brede op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in het
EU Internetforum. Hierin werken EU-lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven
op vrijwillige basis samen om het aanbod van gewelddadig extremistische en terroristische
content op het internet te beperken.
Vraag 3 en 4
Wat is de huidige stand van zaken van deze samenwerking tussen de overheid, hostingproviders
en internetplatforms, ook in het licht van de vijf geschetste scenario’s uit het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WOCD)-onderzoek «Voorziening voor verzoeken tot
snelle verwijdering van onrechtmatige online content»2, om ook andere vormen van onrechtmatige online content aan te pakken?
Op welke wijze bent u sinds de publicatie van het WOCD-onderzoek met de vijf geschetste
scenario’s aan de slag gegaan? Kunt u dit uitsplitsen per scenario?
Antwoord 3 en 4
Er is eind april een principeakkoord bereikt over de Digital Services Act (hierna
«DSA», stap 1 van het stappenplan zoals dat is gepresenteerd in de beleidsreactie
op het door u genoemde WODC-onderzoek). Zodra de tekst van de DSA definitief is, is
er ruimte om met hostingproviders en internetplatformen de huidige Notice-and-Take-Down
(NTD) procedures tegen het licht te houden en aan te passen op de vereisten die voortvloeien
uit deze DSA (stap 2). Deelname aan de huidige Nederlandse NTD-gedragscode is in beginsel
vrijwillig en betreft een vrijwillig verzoek met referentie aan schendingen van de
Terms of Service van het betreffende platform zelf. In de DSA is een Notice-and-Take-Action
(NTA) opgenomen die verplichtend is. De methode Notice and Take Action (NTA) houdt
in het identificeren, duiden en melden van bepaalde online-inhoud aan internetbedrijven,
met het oog op verwijdering. Bij een NTA-procedure, zoals in de DSA omschreven, wordt
online-inhoud getoetst aan of het onder de definitie valt van illegaal (onrechtmatig
en strafbaar) in plaats van een toetsing aan de Terms of Service. Hierbij wordt geen
onderscheid gemaakt tussen online-inhoud van ideologieën of religies, zoals bij ongewenste
buitenlandse beïnvloeding. Wat telt voor de toetsing is of het illegaal is of niet.
Ook wordt er een (abuse reporting) instrument ontwikkeld om verwijderbevelen van overheidswege op eenduidige wijze door
te geven aan providers en platformen.
Vraag 5
Wat is de huidige stand van zaken omtrent het onderzoek naar de mogelijkheid om de
aanpak van extremistisch, antidemocratisch en radicaal-salafistische uitingen online
onder te brengen bij de op te richten autoriteit kinderpornografische en terroristische
content of indien dat niet mogelijk is een andere autoriteit? Deelt u de mening dat
een dergelijke autoriteit van zeer groot belang is om deze ongewenste online uitingen
tegen te gaan?
Antwoord 5
Voor beantwoording van uw vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 6
Is u bekend op welke wijze extremistische, antidemocratische en/of radicaal-salafistische
uitingen die online worden verspreid gefinancierd worden? Kunt u dit per categorie
inzichtelijk maken?
Antwoord 6
Indien er sprake is van dergelijke uitingen gaat het veelal om problematische, maar
nog niet strafbare of onrechtmatige content. Dit geldt ook voor online uitingen. Dit
betreft een breed spectrum aan gedragingen waarbij de ernst gradaties kent. Slechts
bepaalde vormen van problematisch gedrag kunnen als (niet-gewelddadig) extremisme
worden gekenmerkt en afbreuk doen aan de democratische rechtsorde. De inzet van de
overheid, bijvoorbeeld op het inzichtelijk maken van financiering van bepaald problematisch
gedrag hangt af van de ernst van het (potentiële) effect van de vertoonde gedragingen
op de democratische rechtsorde.
Met het wetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties zal naar verwachting
de transparantie van financieringsstromen richting maatschappelijke organisaties worden
vergroot. Maatschappelijke organisaties (stichtingen, verenigingen, kerkgenootschappen
of een buitenlands equivalent) moeten dan desgevraagd inzage geven in donaties. Daarnaast
worden stichtingen verplicht om hun balans en staat van baten en lasten te deponeren
in het (afgesloten deel van het) Handelsregister.
Een eventuele link tussen (buitenlandse) geldstromen en problematisch gedrag, zoals
het doen van antidemocratische, onverdraagzame, anti-integratieve en/of extremistische
uitingen online, kan hiermee inzichtelijk worden gemaakt.
Middels een nota van wijziging van de Wtmo wordt verder beoogd een handhavingsinstrument
in te voegen om organisaties aan te kunnen pakken die activiteiten ontplooien die
gericht zijn op (dreigende) ondermijning van de democratische rechtstaat of het openbaar
gezag. De Minister van Justitie en Veiligheid is voornemens de nota naar aanleiding
van het verslag, samen met de nota van wijziging en het nader rapport, op afzienbare
termijn naar uw Kamer te sturen.
Verder is bekend dat extremistische groepen van buiten Nederland incidenteel gebruikmaken
van digitaal geopende bankrekeningen in Nederland. De Kamer is hierover geïnformeerd
in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN 55). Dergelijke rekeningen kunnen
gebruikt worden om buiten het zicht van de eigen overheid terrorisme en extremistische
organisaties te financieren. Daarnaast zijn er gevallen bekend waarbij (online) payment
service providers worden gebruikt en is er soms sprake van crowdfunding (o.a. middels
de bekende Tikkies) via websites en chatgroepen maar ook peer to peer.
Vraag 7
Hoe vaak hebben gemeenten de afgelopen twee jaar melding gemaakt van organisaties
die via online activiteiten jongeren probeerden te binden of extremistisch (salafistisch)
gedachtegoed probeerden te verspreiden onder kwetsbare of beïnvloedbare groepen? En
hoe vaak heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, al dan niet in
samenwerking met andere ministeries en instanties, via de driesporenaanpak tegen dergelijke
organisaties opgetreden?
Antwoord 7
De overheid richt zich bij de aanpak van problematisch gedrag binnen het salafisme
op die delen van de salafistische beweging waarbij sprake is van strafbaar en/of problematisch
gedrag in relatie tot de te beschermen democratische rechtsorde. Er wordt derhalve
onderscheid gemaakt tussen het verspreiden van salafistisch gedachtegoed en extremistisch
gedachtegoed.
De Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna
Taskforce) onder leiding van het Ministerie van SZW heeft sinds de oprichting in februari
2019 één casus behandeld waar er specifiek zorgen waren bij de gemeente over online
activiteiten. De casus in kwestie is door een gemeente in 2020 aangemeld bij de Taskforce.
De Taskforce heeft samen met de gemeente vastgesteld dat er geen sprake was van problematisch
gedrag. De gemeente is geadviseerd om spoor 1 van de driesporenaanpak in te zetten,
te weten interactie en dialoog. De gemeente is hierop het gesprek aan gegaan. Dit
gesprek heeft ertoe geleid dat de zorgen zijn weggenomen.
Vraag 8
Op welke schaal krijgt de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse
beïnvloeding te maken met casussen waarbij de online wereld een rol speelt in het
verspreiden van ongewenste boodschappen en in hoeverre weegt de «locatie» van de casus
(fysiek dan wel online) mee tijdens het wegingsoverleg door het Duidings- en Adviesteam?
In hoeverre zit er bij deze Taskforce expertise als het gaat om (het tegengaan van)
de verspreiding van schadelijke en ongewenste boodschappen in de online wereld?
Antwoord 8
Zoals vermeld in vraag 7 heeft de Taskforce sinds de oprichting één casus behandeld
waarin een gemeente zorgen heeft geuit over online activiteiten van betrokkenen bij
een organisatie. Gemeenten die een casus aanmelden bij de Taskforce hebben vaak zorgen
over gedragingen die zich in het fysieke domein, binnen hun gemeente, afspelen. Dit
neemt niet weg dat er wel zorgen zijn bij gemeenten over online-activiteiten en deze
zorgen ook besproken kunnen worden met de partners binnen de Taskforce om zo mee te
kunnen denken over mogelijke handelingsperspectieven.
Het vorige kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de specifieke
problemen omtrent de grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens van een aantal
partners. Als gevolg van deze problemen worden sinds april 2021 in Taskforce verband
geen persoons- of organisatie duidingen meer gedaan.3 Gemeenten kunnen sinds april alleen nog geadviseerd worden over mogelijke oorzaken
en handelingsperspectief ten aanzien van problematisch gedrag met aandacht voor de
lokale context zonder daarbij persoonsgegevens te verwerken.
Vraag 9
Wat is de huidige stand van zaken op Europees niveau om ongewenste, opruiende of indoctrinerende
online boodschappen, die problematisch gedrag kunnen veroorzaken, tegen te gaan? Bent
u van mening dat de Digital Services Act (DSA) voldoende juridische ruimte en handvatten
biedt om de komende jaren haatzaaiende en indoctrinerende content snel en effectief
te kunnen verwijderen van social media platformen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het is het streven van het kabinet om tijdens de huidige kabinetsperiode flinke stappen
te kunnen maken op precies dit onderwerp. De Digital Service Act (DSA) biedt een mogelijkheid
om illegale content aan te pakken, onder andere door voor bepaalde internet tussenpersonen
een aantal verplichtingen te introduceren rond het kunnen melden, beoordelen en verwijderen
van deze vormen van content. Wat precies onder de noemer illegale content valt, is
gedeeltelijk vastgelegd in Europese wet- en regelgeving, maar lidstaten hebben daarnaast
ook ruimte om eigen nuances aan te brengen.
Op verschillende niveaus – van Europa tot lokale besturen – wordt nagedacht over het
omgaan met ongewenste, opruiende of indoctrinerende online boodschappen, die problematisch
gedrag kunnen veroorzaken. Vooraleerst betreft het dan de vraag welke rol de overheid
zou moeten hebben om dergelijke fenomenen het hoofd te bieden, gevolgd door de vraag
welke middelen vervolgens kunnen worden ingezet. Deze vragen zullen ook deel uitmaken
van het project waaraan gerefereerd wordt in de beantwoording op de vragen 1 t/m 4.
Zoals ook is aangegeven in de brief over contentmoderatie en de vrijheid van meningsuiting
online moet de spanning tussen de vrijheid van meningsuiting en de bewegingsruimte
en veiligheid van burgers online, en de rol van de overheid daarbij, verder onderzocht
worden4. Dit geldt met name voor uitingen die niet illegaal zijn, maar wel tot ongewenste
maatschappelijke reacties leiden.
Vraag 10
In hoeveel gevallen zijn er de afgelopen twee jaar gedane uitspraken geweest die dusdanig
ernstig van aard waren dat zij vielen onder de definitie van terroristische content,
zoals is bepaald in de Terrorist Content Online-verordening en in hoeveel van deze
gevallen is er sprake van extremistisch, antidemocratisch en/of (extreem) salafistische
invalshoek? Kunt u dit uitsplitsen per categorie?
Antwoord 10
De verordening inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud
(TOI-verordening) is op 17 mei 2021 gepubliceerd en wordt op 7 juni 2022 van kracht.
Dit houdt in dat de autoriteit nog niet actief is waaruit volgt dat er nog geen recente
cijfers zijn die getoetst zijn aan de definitie zoals is bepaald in de TOI-verordening.
Wel is de Internet Referral Unit (IRU) bij de Nationale Politie actief totdat de nieuwe
autoriteit ATKM operationeel wordt. De aanpak die de IRU hanteert, is gebaseerd op
de methode Notice and Take Action (NTA): zie antwoord vraag 3 en 4 voor uitleg NTA-methode.
De IRU kijkt vooral naar zwaardere gevallen van jihadistische online-inhoud en maakt
geen onderscheid per categorie. Indien de IRU jihadistische online-inhoud vindt, stelt
zij Europol op de hoogte en doet Europol het verzoek tot verwijderen. In 2021 zijn
1.586 uitingen kritisch beoordeeld en uiteindelijk zijn er 1.247 NTA-verzoeken verstuurd,
zo heeft de Politie laten weten.
Vraag 11
Bent u bereid om op zeer korte termijn alsnog de gewijzigde motie Becker c.s. over
het structureel tegengaan van extremistische uitingen door hier toezicht op te organiseren
in zijn volledigheid af te doen?
Antwoord 11
Voor beantwoording van uw vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 12
Bent u bereid deze vragen voor het commissiedebat Inburgering en integratie van 30 maart
a.s. te beantwoorden?
Antwoord 12
Helaas is dit niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.