Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over de ondergrondse opslag van CO2
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de ondergrondse opslag van CO2 (ingezonden 25 april 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
10 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2647.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ondergrondse opslag bodemloze put? – Miljarden om CO2 onder Noordzeebodem te pompen?»1
Antwoord 1
Het artikel onder de door u genoemde titel en datum bleek niet vindbaar. Vermoedelijk
doelt u op het Telegraaf-artikel met de titel «Broeikasgas onder bodem Noordzee pompen:
nieuwe duurzaamheidsrel?» van 24 april 2022; hiervan heb ik kennis genomen.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat vorig jaar de CO2-uitstoot in Nederland is toegenomen ondanks de vele miljarden die u aan klimaatbeleid verspilt?
Antwoord 2
Er zijn meerdere verklaringen waarom de uitstoot in 2021 is toegenomen ten opzichte
van 2020, zoals het herstel van de economie na de aanvang van de Covid-19 pandemie,
het koude weer in de eerste helft van het jaar, en de hoge gasprijzen welke hebben
aangezet tot meer elektriciteitsopwekking uit kolen. De voorlopige uitstootcijfers
van vorig jaar geven daarom geen goed beeld van de effectiviteit van het klimaatbeleid,
omdat dit deels afhankelijk was van externe factoren en het beeld over de jaren heen
juist een duidelijke versnelling van de reductie laat zien. Desondanks is het van
belang om het beleid verder aan te scherpen en te zorgen dat we de lange termijn doelen
gaan halen. Voor de zomer komt de Minister voor Klimaat en Energie met een beleidsprogramma
Klimaat en Energie waarin hij schetst hoe we onze klimaatdoelen van 2030 en 2050 kunnen
halen.
Vraag 3
Erkent u dat de ondergrondse opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage) niets anders is dan een peperduur lapmiddel, omdat het
obsessieve terugdringen van de CO2-uitstoot klaarblijkelijk niet zo wil lukken?Deelt u de conclusie dat CCS – vergelijkbaar
met het drama dat biomassa heet – nepklimaatbeleid is?
Antwoord 3
Nee, verschillende gerenommeerde onderzoeksinstellingen en -verbanden, waaronder het
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), International Energy Agency (IEA)
en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), concluderen dat CCS een noodzakelijke technologie
is voor het tijdig behalen van de klimaatdoelen, niet in de laatste plaats omdat CCS
onmisbaar is voor het onttrekken van CO2 uit de atmosfeer (zogenaamde negatieve emissies). Anders dan een lapmiddel, is CCS
juist een belangrijke maatregel die ons in staat stelt om emissies te reduceren bij
sectoren die zich momenteel moeilijk op andere manieren laten verduurzamen. Ik deel
ook niet de stelling dat CCS (net als biomassa) nepklimaatbeleid is, CCS is een bewezen
technologie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de ruim € 2 miljard subsidie, die u voor het CCS-project «Porthos»
hebt gereserveerd, weggegooid geld is? Deelt u de conclusie dat we deze middelen veel
beter kunnen inzetten voor lastenverlichting?
Antwoord 4
Nee, ik deel uw conclusie niet. In de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
(SDE++) 2020 is een bedrag van maximaal € 2,1 miljard beschikt ten behoeve van CCS-projecten
middels het Porthos-project in de Rotterdamse haven. Dit gebudgetteerde bedrag betreft
een verplichtingenbudget, oftewel het maximale bedrag dat aan subsidie kan worden
uitgekeerd. In de praktijk kunnen de daadwerkelijke kasuitgaven lager zijn, in het
geval van een hogere EU-ETS-prijs in de jaren waarin het project wordt uitgevoerd
ten opzichte van de geprojecteerde EU-ETS-kosten op het moment van subsidiebeschikking.
Op basis van de huidige EU-ETS-prijs zullen de daadwerkelijke kasuitgaven aanzienlijk
lager zijn dan € 2,1 miljard. Mogelijkerwijs behoeft uiteindelijk helemaal geen subsidie
te worden uitgekeerd. Hier staat tegenover dat de aan Porthos verbonden uitstotende
bedrijven, die de SDE++ 2020 beschikt hebben gekregen, via Porthos een forse CO2-reductie van 2,3 megaton CO2 per jaar kunnen realiseren. Daarmee wordt een grote stap gezet richting het behalen
van de klimaatdoelstellingen voor 2030.
Vraag 5
Waarom kiest u ervoor om de CO2 afkomstig van raffinaderijen en waterstoffabrieken op te slaan? Waarom mogen deze
sectoren van u feitelijk doorgaan met uitstoten (mét CCS-subsidie!), maar worden kleine
uitstoters zoals huishoudens door u gedwongen tot peperdure klimaatmaatregelen – zoals
van het gas af – in een onhaalbare poging hun uitstoot drastisch te verminderen?
Antwoord 5
Afvang en opslag van CO2 is een kostenefficiënte techniek om CO2 te reduceren, met name wanneer deze kan worden ingezet waar grote volumes CO2 vrijkomen en er op dit moment geen kosteneffectieve alternatieven voorhanden zijn,
bijvoorbeeld bij raffinaderijen en waterstoffabrieken. Deze installaties komen in
aanmerking voor SDE++-subsidie om hun uitstoot te verminderen. De subsidie dekt echter
alleen de onrendabele top af van de toepassing van de techniek. De daadwerkelijk uitgekeerde
subsidie is afhankelijk van de EU-ETS-prijs. Hoe hoger de EU-ETS-prijs, hoe minder
subsidie er wordt uitbetaald. Via het EU-ETS en de nationale CO2-heffing betalen ook bedrijven een prijs voor de uitstoot van CO2. Huishoudens worden gestimuleerd om maatregelen te treffen voor de verduurzaming
van de woning. Om de kosten daarvan te drukken, stelt de overheid ook hiertoe subsidies
beschikbaar.
Vraag 6
Hoeveel subsidie bent u voornemens tot 2030 en tot 2050 in totaal aan CCS te verkwanselen?
Kunt u een overzicht van de plannen en ambities verstrekken inclusief de bedragen,
de hoeveelheden op te slaan CO2 en de feitelijke klimaateffecten?
Antwoord 6
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt aangaande het subsidie-plafond dat is
vastgesteld op 7,2 megaton CO2-afvang bij de industrie en 3,0 megaton bij de elektriciteitssector. Eerder dit jaar
is het subsidie-plafond voor CCS in de industrie verhoogd tot 8,7 megaton. Indien
dat nodig blijkt voor het behalen van de klimaatdoelstelling, dan kan dit plafond
in de toekomst eventueel verder opgehoogd worden. Of dit plafond zal worden bereikt,
hoeveel dit zal gaan kosten, bij welke installaties reductie zal plaatsvinden, en
wanneer, hangt af van de ontwikkelingen in de markt. Daarbij gaat het om interesse
voor CCS vanuit bedrijven, ontwikkeling van EU-ETS-prijzen en verwachte kostenreducties
van CCS. Het is daarom niet mogelijk nu aan te geven hoeveel subsidie besteed gaat
worden aan CCS in de komende jaren.
Vraag 7
Is onderzocht wat CCS eigenlijk doet met de bodem? Wat zijn de risico’s?
Antwoord 7
Nederland is voornemens CO2 op te slaan in lege gasvelden, die reeds voor miljoenen jaren aardgas hebben omsloten.
Deze gasvelden liggen gemiddeld op een diepte van 3 kilometer onder de zeebodem. De
CO2 wordt geïnjecteerd in een laag poreus gesteente dat bedekt is met een laag niet-poreus
gesteente, waardoor de CO2 permanent ingesloten blijft. Het in het gesteente aanwezige water is zeer zout en
bevat veel schadelijke stoffen waardoor het niet geschikt is voor menselijke consumptie.
Het geïnjecteerde CO2 lost op in het in het gesteente aanwezige water en zal in de loop van honderden jaren
mineraliseren. Het risico op CO2-lekkage is zeer klein. De selectie van ondergrondse CO2-opslaglocaties gebeurt zodanig dat het risico op CO2-lekkage aanvaardbaar is. Voorafgaand aan het verlenen van de benodigde vergunningen,
worden door zowel TNO als Staatstoezicht op de Mijnen de CO2-injectie en de mobiliteit van het CO2 in het opslagvoorkomen uitvoerig gemodelleerd, bestudeerd en beoordeeld op eventuele
risico’s. De Mijnbouwwet bepaalt dat vergunningen voor CO2-opslag alleen worden verleend indien de risico's van CO2-opslag – zoals het weglekken van CO2 – voldoende zijn geborgd. Voorts zullen de opslaglocaties tijdens de exploitatiefase,
en voor tenminste 30 jaar na de beëindiging van de injectie, op mogelijke lekkage
worden gecontroleerd. Indien lekkage onverhoopt toch zou plaatsvinden, kan snel en
adequaat worden opgetreden om de oorzaak weg te nemen en/of de gevolgen ervan te verminderen.
Vraag 8
Hoeveel energie wordt er gebruikt en hoeveel uitstoot komt er additioneel vrij bij
het hele proces van scheiden, afvangen en opslaan van CO2? Hoe weegt dit op tegen de hoeveelheden CO2 die u wilt opslaan? Wat is het feitelijke CO2- en klimaateffect? Kunt u hiervan een onderbouwde berekening verstrekken?
Antwoord 8
De hoeveelheid energie die bij CCS gebruikt wordt en de corresponderende CO2-uitstoot die daarbij vrijkomt, hangen af van het industriële proces waarop CCS wordt
toegepast, de toegepaste CO2-afvangtechnologie, de transportmodus en de koolstofintensiteit van de energie die
wordt gebruikt voor het CCS-proces. Als onderdeel van de berekeningen van de basisbedragen
voor de SDE heeft PBL ramingen gemaakt van de zogenaamde «vermeden CO2-emissies» voor verschillende soorten CCS-configuraties. Door het volume afgevangen
CO2 voor opslag te corrigeren voor de extra CO2-uitstoot als gevolg van het CCS-proces (scope 1 en 2 emissies) zelf, wordt het volume
vermeden CO2 verkregen. Dit is de netto CO2-reductie. Om het effect en de kosteneffectiviteit van de SDE++ te beoordelen, worden
de vermeden CO2-emissies gebruikt in het bepalen van het basisbedrag. De ramingen van PBL geven aan
dat het percentage vermeden emissies ten opzichte van de totale afgevangen CO2 varieert van 82% tot 97%, afhankelijk van het type CO2-afvanginstallatie. De bij deze berekeningen gebruikte aannames zijn te vinden in
het document Eindadvies basisbedragen SDE++ 2022.
Vraag 9
Bent u op de hoogte van een vergelijkbaar CCS-project in de Verenigde Staten – «Petra
Nova» – dat heeft moeten stoppen omdat deze techniek allesbehalve een succes is gebleken?2 Wat vindt u van het CCS-project «Gorgon» in Australië dat vijf jaar na de start nog
steeds technische problemen heeft? Oftewel: wat leert u hiervan en andere faal-CCS-projecten
waarbij er miljarden over de bak zijn gesmeten?
Antwoord 9
Ja. Bij het CCS-project Petra Nova wordt de afgevangen CO2 niet geïnjecteerd voor permanente ondergrondse opslag, maar geïnjecteerd in een olieveld
om de olieopbrengst te verhogen, een zogenaamd Enhanced Oil Recovery (EOR)-project. De opbrengsten van de extra geproduceerde olie werden gebruikt om de kosten
van de CO2-afvang en transport te dekken. Het project is stilgelegd door de lage olieprijzen
tijdens de Covid-19 pandemie, waardoor het project niet langer rendabel was. CCS-projecten
in Nederland zullen niet worden gelinkt aan EOR-activiteiten en dus ook niet afhangen
van olieopbrengsten. De SDE++ biedt bedrijven financiële zekerheid, die dergelijke
projectsluitingen kan voorkomen. Ik ben mij er echter van bewust dat een klein aantal
CCS-projecten dat wereldwijd in bedrijf is, te kampen heeft gehad met aanvankelijke
operationele moeilijkheden ten gevolge van bijvoorbeeld technische complicaties, zoals
het geval was bij het door u genoemde Gorgon-project. Daar staat tegenover dat er
tal van CCS-projecten zijn die jarenlang succesvolle resultaten hebben geboekt. Ik
ben ervan overtuigd dat bedrijven, onderzoeks- en academische instituten, die betrokken
zijn bij de realisatie van CCS in Nederland, de juiste vaardigheden in huis hebben
om CCS tot een succes te maken.
Vraag 10
Bent u ertoe bereid onmiddellijk volledig af te zien van CCS en niet opnieuw – vergelijkbaar
met biomassa – een grote, peperdure fout te maken?
Antwoord 10
Nee, in voorgaande antwoorden heb ik aangegeven dat CCS een belangrijke maatregel
is voor het behalen van onze klimaatdoelstellingen en wat de redenen zijn voor de
overheid om CCS te ondersteunen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.