Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over een mogelijk antisemitisch Wob-verzoek van The Rights Forum
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën over een mogelijk antisemitisch Wob-verzoek van The Rights Forum (ingezonden 2 maart 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Staatssecretaris
van Financiën (ontvangen 10 juni 2022)
Vraag 1
Vindt u het Wob-verzoek van Stichting The Rights Forum naar banden tussen 14 Nederlandse
universiteiten en Israëlische/Joodse instellingen1 neigen naar een uiting van Jodenhaat op basis van de door de Tweede Kamer aangenomen
IHRA-werkdefinitie onder motie-Bisschop (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 70)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit duiden?
Antwoord 1
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in de Nederlandse samenleving nooit
enige ruimte mag zijn voor verwerpelijke zaken zoals antisemitisme. De vrijheid van
meningsuiting en academische vrijheid beschouwt het kabinet als essentiële onderdelen
van de democratische rechtsstaat; daarom is het belangrijk dat universiteiten en academici
hun ideeën en inzichten ongehinderd kunnen uitwisselen. In algemene zin begrijpt het
kabinet de zorgen die Israëlische en Joodse organisaties alsook academici en de Nederlandse
universiteiten hebben bij een dergelijk informatieverzoek.
Uiteraard heeft de stichting The Rights Forum het recht om bij een bestuursorgaan
een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) in te dienen. Transparantie
bij de uitvoering van publieke taken wordt ook gezien als een essentieel onderdeel
van de democratische rechtsstaat. Het is aan het instellingsbestuur van de universiteit
dit verzoek langs de lijnen van de wet verder te behandelen. Hiervoor verwijs ik u
naar de reeds afgegeven verklaring van 21 februari jl. vanuit de vereniging Universiteiten
van Nederland. De werkdefinitie van de International Holocaust Remembrance Alliance
(IHRA) en bijbehorende indicatoren kunnen helpen om alert te zijn op feiten en omstandigheden
die een indicatie kunnen vormen van antisemitisme.
Vraag 2
Hoe kijkt u naar de beschikbare informatie2 waaruit blijkt dat The Rights Forum en personen betrokken bij deze stichting, banden
zouden hebben met Hamas en het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP),
organisaties die door de Europese Unie als terreurgroepen zijn aangemerkt?3
Antwoord 2
Het kabinet heeft geen informatie die zou aantonen dat er banden bestaan tussen The
Rights Forum en organisaties als de PFLP of Hamas, noch enige aanleiding dit te vermoeden
of denken.
Vraag 3
Klopt het dat The Rights Forum door het Ministerie van Buitenlandse Zaken als gesprekspartner
wordt of werd gezien?4 Indien ja, zijn The Rights Forum en haar vertegenwoordigers, gezien de bovenstaande
zaken, in de toekomst nog welkom op het ministerie?
Antwoord 3
Het kabinet onderhoudt een dialoog met vele organisaties vanuit het maatschappelijk
middenveld, waaronder ook The Rights Forum, die zich richten op ontwikkelingen in
Israël en de Palestijnse Gebieden. Het kabinet ziet geen aanleiding om The Rights
Forum als gesprekspartner uit te sluiten.
Vraag 4, 5 en 6
Zijn de zaken zoals beschreven onder 2 meegewogen toen The Rights Forum de status
van algemeen nut beogende instelling (ANBI) werd verleend door de Belastingdienst?5 Indien nee, waarom niet? Indien ja, waarom is de status desondanks verleend?
Beoogt The Rights Forum met haar activiteiten volgens u het algemeen belang? Voldoet
The Rights Forum volgens u aan de wettelijke vereisten omtrent integriteit?
Bent u bereid de Belastingdienst opdracht te geven om de ANBI-status van The Rights
Forum te her-evalueren?
Antwoord 4, 5, 6
Via het ANBI-register op de website van de Belastingdienst kan worden opgezocht of
een instelling de ANBI-status heeft of heeft gehad en per wanneer. Ingevolge de geheimhoudingsplicht
van de Belastingdienst (Artikel 67 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) is het echter
niet mogelijk om mededelingen te doen over de behandeling van een individuele instelling.
Daarom kan slechts in algemene zin antwoord worden gegeven op de vragen.
Een instelling die als algemeen nut beogende instelling (ANBI) wenst te worden aangemerkt,
moet voldoen aan wettelijk bepaalde voorwaarden. De beoordeling of een instelling
voor de ANBI-status in aanmerking komt, is aan de Belastingdienst bij voor bezwaar
vatbare beschikking. ANBI’s zijn instellingen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
het algemeen nut beogen. Dit betekent dat een instelling in aanmerking komt voor de
ANBI-status, als zij met haar doelstelling en activiteiten voor 90% of meer het algemeen
nut dient. De overige criteria om door de Belastingdienst als ANBI aangemerkt te kunnen
worden, hebben onder meer betrekking op het aanhouden van vermogen, beheerskosten,
de integriteit van de bestuursleden, het actuele beleid, functiescheiding en de publicatieplicht.
De Belastingdienst houdt vervolgens in lijn met de uitvoerings- en handhavingsstrategie
van de Belastingdienst risicogericht toezicht op instellingen. Daarbij wordt met name
steekproefsgewijs gecontroleerd of instellingen zich bij hun feitelijke activiteiten
richten op het algemeen nut en zich houden aan die overige criteria van de ANBI-regeling.
Indien een ANBI naar doelstelling en/of feitelijke activiteiten niet meer voldoet
aan de bij wet gestelde eisen, biedt dat grond voor het intrekken van de beschikking
voor die instelling.
Ook als een ANBI niet voldoet aan de integriteitstoets is dit een grond om de ANBI-status
in de trekken. Deze toets is met ingang van 1 januari 2010 in de wet opgenomen en
met ingang van 1 januari 2021 verder uitgebreid. Op grond hiervan wordt een instelling
niet (langer) als ANBI aangemerkt indien bij de Belastingdienst bekend is dat de instelling,
bestuurder van die instelling of een persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling,
dan wel een voor de instelling gezichtsbepalend persoon onherroepelijk is veroordeeld
wegens het opzettelijk plegen van een serieus misdrijf als bedoeld in artikel 67,
eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en als bedoeld in de artikelen 137c,
eerste lid, 137d, eerste lid, en 266 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft
de Belastingdienst de mogelijkheid om bij gerede twijfel over de integriteit van de
instelling of van een of meer van de bestuurders, feitelijk leidinggevenden of gezichtsbepalende
personen van die instelling een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te eisen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.