Schriftelijke vragen : Kritiek op het mandaat, de werkwijze en het eerste rapport van de onderzoekscommissie (COI) naar Israël en de Palestijnse gebieden binnen de VN-Mensenrechtenraad
Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over kritiek op het mandaat, de werkwijze en het eerste rapport van de onderzoekscommissie (COI) naar Israël en de Palestijnse gebieden binnen de VN-Mensenrechtenraad (ingezonden 10 juni 2022).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de briefing paper van Thinc. inzake de Commission of Inquiry (COI) die onderzoek doet naar de situatie in Israël
en de Palestijnse gebieden?1
Vraag 2
Klopt het dat de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland lid van is, van 13 juni tot
8 juli a.s. voor haar 50ste zitting bijeenkomt in Genève, en dat daar het rapport
van de betreffende COI geagendeerd staat onder punt 2, sub-item 17, van de agenda?
Vraag 3
Klopt het dat Nederland zich in mei 2021 zeer kritisch heeft uitgelaten over de COI?2
Vraag 4
Wat was de reden dat Nederland zich ondanks die zwaarwegende kritiek slechts van stemming
heeft onthouden in plaats van te kiezen voor een tegenstem? Had dat laatste niet meer recht gedaan aan de kritische noten, en bent u voornemens
in de toekomst in vergelijkbare gevallen vaker voor een tegenstem te kiezen?
Vraag 5
Kunt u zich in dat licht vinden in de argumenten die in de briefing paper van Thinc. genoemd worden voor de constatering dat deze COI vanuit het perspectief van het
internationaal recht zeer problematisch is en nooit had mogen worden opgezet?
Vraag 6
Bent u daarom voornemens zich tijdens de 50ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad
in te zetten voor a) opheffing van de COI, b) intrekking van het budget, c) publiekelijke
afkeuring van de COI, en d) verbetering van het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad
zelf? Kunt u gedetailleerd ingaan op uw keuzes op deze punten en de onderbouwing daarbij?
Vraag 7
Kunt u algemener ingaan op de Nederlands inzet en inbreng tijdens de 50ste zitting
van de VN-Mensenrechtenraad ten aanzien van het bestaan, het mandaat en de werkzaamheden
van de COI in algemene zin en wilt u zo snel mogelijk na deze zitting hierover nader
verslag doen aan de Kamer?
Vraag 8
Heeft u kennisgenomen van het eerste rapport van de COI, gepubliceerd op 7 juni 2022,
maar gedateerd 9 mei 2022?3
Vraag 9
Bent u op de hoogte van de conclusie van het COI-rapport, dat de Israëlische bezetting
«de enige gemeenschappelijke kwestie is die de onderliggende oorzaak vormt van de
terugkerende spanningen, instabiliteit en voortzetting van het conflict in zowel de
bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, als Israël», en beaamt
u dat deze conclusie geen recht doet aan de complexiteit van de situatie waarin zeer
vele factoren én actoren, zowel aan Israëlische als Palestijnse zijde, een fundamentele
rol spelen?
Vraag 10
Deelt u onze zorg dat de COI relevante onderliggende oorzaken van het conflict negeert,
zoals afwijzend gedrag, terreur en het aanzetten tot haat jegens Israël en het Joodse
volk van Palestijnse zijde?
Vraag 11
Deelt u tevens de mening dat de COI, door zich sterk te richten op bevindingen van
eerdere VN-organen en -mechanismen, eenvoudigweg de vooringenomen en eenzijdige analyses
van dergelijke organen en -mechanismen herhaalt, en dat dit onwenselijk is?
Vraag 12
Beaamt u dat de juridische analyse in het rapport op zich partijdig en onvolledig
en daarom incorrect is, omdat:
– de COI zich alleen concentreert op het internationaal humanitair recht, mensenrechten
en het internationaal strafrecht, en daarmee de territoriale soevereiniteit van Israël
over Jeruzalem en zijn wettelijke aanspraken op soevereiniteit over Judea en Samaria
negeert;
– de COI foutief stelt dat resolutie 242 (1967) van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) en
het internationaal recht Israël verplichten tot «beëindiging van de bezetting» en
«terugtrekking», omdat resolutie 242 niet bindend was en Israëlische «terugtrekking»
slechts één van de beginselen was die in 242 werden genoemd;
– de COI de «staat Palestina» beschouwt als een bestaande staat die de gebieden A, B
en C omvat, terwijl het niet gaat om een staat volgens het internationaal recht (zoals
ook het Internationaal Strafhof aangeeft);
– de COI impliceert dat de Oslo-akkoorden vereisen dat gebied C aan de Palestijnen wordt
«overgedragen», terwijl dit voorbijgaat aan de vele voorwaarden van de Oslo-akkoorden
en aan de flagrante schendingen van deze akkoorden door de PLO/Palestijnse Autoriteit.
Kunt u op deze vier kritiekpunten afzonderlijk ingaan?
Vraag 13
Wilt u in het licht van deze kritiekpunten aangeven wat de Nederlandse inzet en inbreng
zal zijn tijdens de 50ste zitting van de Mensenrechtenraad ten aanzien van de eenzijdige
en juridisch gebrekkige inhoud van het eerste onderzoeksrapport van de COI, en wilt
u zich diplomatiek en publiek tegen dit rapport uitspreken?
Vraag 14
Kunt u daarbij aansluiten bij de door de Verenigde Staten geuite kritiek op het COI-rapport4 en concreet het door de VS geïnitieerde joint statement hierover mede ondertekenen?
Vraag 15
Kunt u deze vragen nog voor het hoofdlijnendebat van 14 juni a.s. met de Kamer delen,
zodat de Kamer in elk geval voorafgaand aan de Nederlandse deelname aan de 50ste zitting
van de VN-Mensenrechtenraad op de hoogte is van de Nederlandse stellingname, en indien
nodig invloed kan uitoefenen op de Nederlandse stellingname?5
Indieners
-
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
C.G. van der Staaij, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Raymond de Roon, Kamerlid -
Medeindiener
Don Ceder, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.