Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 8 juni 2022, over Landbouw- en Visserijraad op 13 juni 2022
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr.1450
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 28 juni 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 8 juni 2022 overleg gevoerd met de heer Staghouwer,
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juni 2022
inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 13 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1437);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juni 2022
inzake verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1438);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 mei 2022 inzake fiche: Verordening
geografische aanduidingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3421);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 mei 2022
inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen 17 en 18 mei 2022 (Kamerstuk
27 858, nr. 566);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 juni 2022
inzake conceptagenda Nitraatcomité 13 juni 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 443).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma
Voorzitter: Geurts
Griffier: Jansma
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bisschop, Van Campen, Eppink, Geurts,
Grinwis, Tjeerd de Groot, Van der Plas, Thijssen en Vestering,
en de heer Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Hierbij open ik het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Welkom aan de Minister en zijn zichtbare
en onzichtbare ondersteuning. Ook welkom aan de collega's. Ik stel voor dat we een
spreektijd hanteren van vier minuten per fractie. Eén interruptie bestaat uit twee
vragen aan elkaar in de eerste ronde. Ik wil als eerste het woord geven aan de heer
Eppink. Hij spreekt namens de JA21-fractie.
De heer Eppink (JA21):
Dank u wel, voorzitter. De Minister reist op 13 juni aanstaande naar Luxemburg voor
de Landbouw- en Visserijraad. Nederland dreigt zichzelf intussen te blokkeren met
het stikstofdossier. Ik zou graag zien dat de Minister in de corridors van het prachtige
raadsgebouw in Luxemburg erop wijst hoezeer wij onszelf in de penarie hebben gewerkt.
Terwijl de Franse Minister van landbouw de voedselproductie wil verhogen, wil Onze
Minister juist zo veel mogelijk boeren uitkopen. Frankrijk kent kennelijk geen stikstofprobleem,
Duitsland ook niet. Waarom wij dan wel? In Duitsland is de kritische depositiewaarde
van stikstof 100 gram per hectare. In Nederland is dat 0,07 gram per hectare. Dat
is een enorm verschil. Dan roep je wel een probleem over jezelf af.
In de EU-Habitatrichtlijn van 1992 – ik herinner u eraan dat dat onder Nederlands
voorzitterschap was – komt het woord stikstof niet eens voor. De Vlaamse regering
neemt meer tijd en trekt voor de aanpak van stikstof slechts 3,6 miljard euro uit.
Dat is dus zevenmaal minder dan Nederland uittrekt met het stikstoffonds van 25 miljard.
Kan de Minister dat verklaren? Een ander gebied in Europa met een vergelijkbare stikstofuitstoot
ligt in Italië: de Povlakte. Op de vruchtbare akkers langs de steden Milaan en Cremona
worden granen, rijst en groenten verbouwd. Ook veehouderijen en industrie zie je daar
veel. De Povlakte is goed voor zo'n 40% van de Italiaanse melkproductie en telt ruim
50% van de varkenshouderijen. Dit is dus een vitaal onderdeel voor de Italiaanse voedselproductie.
Daarom koestert Italië deze sector. Wederom geen stikstofcrisis in Italië; in Nederland
wel. Kan de Minister dat verklaren? Misschien kan hij aan zijn Italiaanse collega
vragen hoe dat mogelijk is.
Terug naar Nederland. In de media verschenen onlangs berichten dat het ministerie
in sommige gebieden de stikstofuitstoot met 70% tot 80% wil verlagen. Sinds 1990 is
die uitstoot meer dan gehalveerd. Hoeveel verder wil Nederland nog gaan ten opzichte
van 1990? Nederlanders zijn het zat dat dit kabinet het land op slot zet. Dat concludeert
mijn fractie ook uit een nieuw onderzoek dat wij hebben laten uitvoeren door Maurice
de Hond, de one and only. Zijn conclusie is: van alle Nederlanders vindt 74% dat bouwen
belangrijker is dan stikstof. Ik specificeer: onder de aanhang van het CDA is dat
85%. Onder de aanhang van de VVD is dat 86%. JA21 ziet echter een uitweg. Want wij
zoeken compromissen en roepen het kabinet op om een reparatiewet voor te leggen wegens
de onuitvoerbaarheid van de Wet natuurbescherming uit 2015. Een reparatiewet is een
regulier instrument voor wetgeving. De Wet natuurbescherming hoeft niet weg, maar
moet op enkele punten worden gewijzigd. De doeleinden in artikel 1.12a moeten worden
versoepeld wat betreft de percentages en de jaartallen om deze weer haalbaar te maken.
Bovendien moeten metingen bestaan uit daadwerkelijk bodemonderzoek. Dat is alles.
Voor de rest wordt er niks veranderd; een kleine ingreep. Hoe ziet de Minister dat?
De voorzitter:
En uw laatste zin is?
De heer Eppink (JA21):
De laatste zin. U bent wel ... Mag ik even ... Ja, de laatste zin.
De voorzitter:
Vier minuten zijn vier minuten.
De heer Eppink (JA21):
Ja, oké. Goed. Met iets meer ruimte en iets meer tijd kan Nederland zich bevrijden
uit de economische verstikking van het stikstofdossier. Ik zal daarom moties indienen
in een tweeminutendebat.
Dank u.
De voorzitter:
Dank. Ik geef het woord aan de heer Tjeerd de Groot. Hij spreekt namens D66. Sorry,
ik was iets te snel. De heer Van Campen heeft een interruptie voor de heer Eppink.
De heer Van Campen (VVD):
Ik moet bekennen dat ik op mijn negentiende mijn allereerste stem uitbracht op de
heer Eppink, toen hij bij de Europese Parlementsverkiezingen nog op de lijst stond
voor mijn partij. Maar ik moet u ook bekennen dat ik dat nu nooit meer zou doen, als
ik zo luister naar zijn betoog. Een jeugdzonde, zoals collega Bisschop zegt. Ik zou
hem willen vragen: hoe kijkt hij naar de opeenvolgende uitspraken van het Europees
Hof, van de Raad van State en van lagere rechtbanken, die er alleen maar voor zorgen
dat er meer onzekerheid en geen perspectief is voor onze boeren en agrarische ondernemers
waar wij in dit land zo trots op zijn? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat hij zich verhoudt
tot de uitspraken van deze rechters en dat we uit de stikstofcrisis komen?
De heer Eppink (JA21):
Ik heb het net uitgelegd. Ik dank de heer Van Campen nog voor zijn stem, in 2014 denk
ik. Maar ik zal het hem uitleggen. Het is heel eenvoudig. Dit is de wet. Als de Raad
van State rechtspreekt op basis van deze wet, dan heeft de Raad van State gelijk,
want het staat er gewoon in. De percentages, de jaartallen en een resultaatsverbintenis
staan erin. Dat is dus vastgelegd. Daarom kan ik de Europese Commissie niet aanvallen
of bekritiseren. Ik kan rechters niet bekritiseren en ik kan de Raad van State niet
bekritiseren, omdat het er gewoon in staat. We hebben een fout gemaakt bij de conceptie
van deze wet. Die normen zijn te scherp gesteld. Daardoor hebben we onszelf in moeilijkheden
gebracht. De enige manier om daaruit te komen, is met een reparatiewet op bepaalde
onderdelen. Ik ben voor reformatie, zoals de heer Grinwis wel zal weten, en niet voor
revolutie. Dus ik zeg: dit land gaat vastlopen. Het wordt steeds ernstiger en vervelender.
Laten we daarom nu kijken naar een oplossing waardoor je de zaak door een kleine hervorming
weer uit het slop kunt trekken. Dat is een reparatiewet.
De heer Van Campen (VVD):
Ik heb die aankondiging gelezen. Maar ik constateer ook dat we in den brede op dit
moment vastlopen. Deze Minister zal – dat hebben we gelezen in de geannoteerde agenda
– zich ook weer opnieuw gaan verhouden tot het Nitraatcomité voor het verkrijgen van
derogatie, wat zo belangrijk is voor onze melkveehouders in Nederland. Maar Brussel
zegt op dit moment: Nederland, je hebt je leven te beteren. We voldoen op dit moment
gewoon onvoldoende aan de staat van instandhouding in het overgrote merendeel van
de Natura 2000-gebieden. Ik ben het met de heer Eppink eens: besluiten die dit kabinet
neemt, moeten genomen worden op grond van metingen in en feitelijke informatie over
die gebieden. Precies daarom stelt deze coalitie een ecologische autoriteit voor,
die ook echt open, onafhankelijk en belangeloos gaat laten zien wat er nodig is om
de natuur weer in een goede staat te brengen. Maar ik constateer wel dat we verplicht
zijn om de Europese afspraken, die al decennialang geleden zijn gemaakt, na te komen,
juist ook om perspectief en ruimte te bieden voor onze boeren. Op dit moment zitten
3.600 PAS-melders nog te wachten op een vergunning. Die hebben recht op perspectief
en zekerheid voor de toekomst. Dat is de realiteit. Daar zou ik ook bij JA21 toch
echt aandacht voor willen vragen. We hebben geprobeerd om het alleen met een wetje
te regelen. Die heet de PAS. We hebben gezien hoe het daarmee is afgelopen. Ik zou
de heer Eppink echt willen behoeden voor zo'n tweede stap.
De heer Eppink (JA21):
We hebben ons eigenlijk helemaal vastgereden met deze wet. De enige manier om dat
te veranderen, is door de wet te veranderen. De heer Hordijk van de commissie-Hordijk
zegt dat ook zelf. Het is een eenvoudige wetswijziging. Ik herinner de heer Van Campen
er ook aan dat 86% van zijn eigen VVD-aanhang het niet eens is met dit stikstofbeleid.
Het is wel belangrijk om dat te weten, aangezien u zaterdag een ledenvergadering heeft.
Ik zou zeggen: voorkom problemen en grote spanningen in de samenleving. Boeren zijn
boos, mensen hebben geen huis, je kunt niet meer vliegen en burgers worden boos. Wij
zijn bezig om te regeren tegen de wil van de meerderheid in. Dat leidt tot spanningen
en niet tot evoluties, maar tot revoluties. Daarvoor wil ik u behoeden.
De voorzitter:
Ik heb aangegeven dat u twee vragen heeft. Die heeft u gesteld. Ik ben ingehuurd om
ervoor te zorgen dat wij om 13.00 uur klaar zijn. Dan valt de voorzittershamer. We
hebben het over de Landbouw- en Visserijraad. Ik zie een interruptie van mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik ben wel nieuwsgierig of de heer Eppink ook van mening is dat je de grenzen van
de natuur kan amenderen. Je kan de wet amenderen zo veel je wil, maar de grenzen van
de natuur zullen daardoor niet wijzigen. Is de heer Eppink van mening dat we het met
z'n allen wel afkunnen met minder natuur, een minder schone lucht, een ongezonde bodem
en ongezond water?
De heer Eppink (JA21):
Wij kunnen af met een realistisch stikstofbeleid. Als ik kijk naar het regeerakkoord
in Duitsland, waar ook de Groenen in zitten, dan zie ik dat het woord stikstof daar
één keer in voorkomt. U ziet ook dat de kritische depositiewaarde in Duitsland 100
gram is per hectare. In Nederland is dat 0,07. Zijn de Duitsers dan zo slecht voor
hun natuur? Dat geloof ik niet. Waarom hebben wij dan al die problemen? Omdat we criteria
stellen die onhaalbaar zijn. Dan kunt u zeggen: dat wil ik en de natuur vereist dat.
Maar wie is de natuur? Bent u de natuur? Daarvoor hebben we een parlement, een wetgevende
macht. Daarom stel ik voor dat we veel meer kijken naar het Duitse model, want Duitsland
heeft deze problemen niet.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik vind het echt levensgevaarlijk dat de heer Eppink hier zit te millimeteren met
de toekomst van onze kinderen en de leefbaarheid van onze aarde. Ik vind het echt
levensgevaarlijk. JA21 kan amendementen indienen wat ze wil, maar uiteindelijk gaat
het erom dat we een leefbare aarde nalaten en dat we ervoor zorgen dat onze natuur
in een goede staat is. Op dat gebied zijn we al jarenlang in overtreding. Ik vind
het echt schadelijk dat dat niet erkend wordt.
De heer Eppink (JA21):
Ik zal het kort houden. De Duitsers zijn niet aan het millimeteren met de natuur.
Wat vindt u nou millimeteren? Is dat uw mening? Zijn alle anderen aan het millimeteren?
Ik heb graag een voorbeeld vanuit het buitenland waarop ik mij kan oriënteren. Duitsland
is een goed voorbeeld. Dat moeten we doen. Duitsland heeft die problemen niet. Voor
de rest mag u verder millimeteren wat u wilt.
De voorzitter:
Geen interrupties meer? Dan geef ik het woord aan ... O, eerst mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik had eigenlijk alleen maar even een procesvraagje. Ik hoor de heer Eppink zeggen:
dat doe ik bij een tweeminutendebat. Maar was het niet zo dat je gisteren een tweeminutendebat
had moeten aanvragen? Volgens mij kan dat helemaal niet. Ik zou het mooi vinden, maar
even voor de duidelijkheid: komt er een tweeminutendebat?
De voorzitter:
Dat is een heel goede vraag. Dat klopt. Er staat ook op de uitnodiging dat het gisteren
had gemoeten. Als de heer Eppink van de week nog een tweeminutendebat zou willen hebben,
dan zal hij ervoor moeten zorgen dat er een meerderheid is voor een extra regeling
van werkzaamheden plenair. Maar goed, dit is de eerste termijn. We wachten even af
wat in de tweede termijn gebeurt, voor zover we daaraan toekomen. Dan kan de heer
Eppink er even over nadenken – daar hoeft hij niet op te reageren – hoe hij dat denkt
te gaan doen. Meneer Grinwis, voor een inhoudelijke interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zit nog even te kauwen op de antwoorden van de heer Eppink in het interruptiedebatje
van zojuist. Ik snap zijn punt over de gigantische impact van wat deze week staat
te gebeuren en naar buiten gaat komen. We hebben daar volgens mij allemaal buikpijn
van. Tegelijkertijd schetst de heer Eppink hier een oplossing, zo van: we moeten de
wet wijzigen en dan wordt alles anders. Waarop baseert hij zijn vertrouwen dat de
Raad van State en de rechter anders zullen gaan oordelen dan in de bestaande jurisprudentie
is gedaan omdat de staat van instandhouding van veel natuurgebieden niet is zoals
die zou moeten zijn?
De heer Eppink (JA21):
Omdat de jurisprudentie zich richt op de wet zoals die is. De wetgever heeft altijd
het recht om een wet te wijzigen. Dat hebben wij vorig jaar ook gedaan met een zorgwet,
een reparatiewet, omdat die wet onuitvoerbaar bleek. Deze wet is ook onuitvoerbaar.
Dat hadden we eerder kunnen zien en eerder kunnen weten. Ik geef toe dat het erg laat
is, maar het is niet te laat om nog wat te doen en een explosie in de samenleving
te voorkomen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog even kort. Ik help het de heer Eppink hopen, maar ik twijfel zeer aan de juistheid
van zijn antwoord. We hebben de PAS-systematiek gehad. Die is ter ziele gegaan, omdat
die gewoon niet kloppend was. Ik vraag mij zeer af of het antwoord klopt. Als het
klopt, zou het een serieuze politieke positie zijn. Ik zou heel graag – dat moeten
we misschien maar onafhankelijk horen, want dat kunnen wij hier niet beslechten als
politici, als leken-politici – de oplossing van de heer Eppink getoetst zien. Is hij
daartoe bereid? Ik denk dat het voor deze Minister teveel gevraagd is, want hij is
de Minister van LNV en niet de Minister voor Natuur en Stikstof. Maar dit is wel een
belangrijk punt, omdat dit continu door de heer Eppink naar voren wordt gebracht als
een soort oplossing. Ik ben bang dat het een pseudo-oplossing is, een fata morgana.
De heer Eppink (JA21):
Ik ben natuurlijk bereid om dat voor te leggen. Ik ben blij dat men dat wil bekijken
en bestuderen. Dat hoeft de Minister nu niet meteen te beantwoorden, want eigenlijk
is een andere Minister verantwoordelijk voor stikstof. Maar ik ben zeker bereid om
dat te doen. Ik zie het namelijk als een oplossing om een explosie in de maatschappij
te voorkomen.
De voorzitter:
Er zijn geen interrupties meer. Dan ga ik over naar de heer De Groot. Hij spreekt
namens de D66-fractie.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Net als de heer Van Campen ga ik terug met de heer Eppink. Ik heb twintig jaar geleden
weleens een boek van hem gelezen. Dat was gewoon een heel verstandig man, die echt
oorzaak en gevolg in die tijd nog helemaal niet door elkaar haalde. Maar ik zal u
uit de droom helpen: doordat we slecht hebben gezorgd voor de Nederlandse natuur,
staat ons land op slot; dat komt niet door de wet.
Voorzitter. In november vorig jaar werd Nederland officieel in gebreke gesteld. Dat
ging over de aanlandplicht. We hebben twee inspecteurs voor 400 miljoen kilo pelagische
vis. De Minister zegt in de geannoteerde agenda vooral waarom het onzin is dat we
worden aangeklaagd. Maar Nederland is toch niet echt het beste jongetje uit de klas.
Ik herinner de Minister aan de gebrekkige handhaving van de 300 pk-regel. Hoe staat
het daar nu mee? De Minister heeft zich bereid verklaard om volledig mee te werken
aan het onderzoek – dat is fijn – en om een onderzoek in te stellen naar de betrouwbaarheid.
Welke concrete maatregelen worden overwogen om dit grootschalige onderzoek uit te
voeren? Welke overheidsdiensten zouden erbij worden betrokken? Welke onderzoeksmiddelen
zouden worden gebruikt? Wat zou het tijdschema zijn?
Dan nog over de black box. Daar wordt al jarenlang in deze commissie op aangedrongen.
Ik begrijp niet hoe moeilijk het kan zijn. Ik heb op mijn eigen zeilboot gewoon een
plotter. Die weet nog waar ik drie jaar geleden op 3 augustus was. Wat is er dus moeilijk
aan die hele black box? Daar kun je namelijk makkelijk mee zien waar de garnalenvissers
zijn geweest. Hoe staat het daarmee? Dit vraag ik ook in het licht van de mededelingen
van de commissie over de zorgen over de accuraatheid en de betrouwbaarheid van een
motorvermogensverklaring van de lidstaten.
Dan de visquota. Het is niet te volgen wat de Minister doet. De Minister geeft aan
tegen automatische reducties van gegevensarme bestanden te zijn en voor een geval-tot-gevalbenadering.
Maar de automatische reductie is juist gebaseerd op de wetenschap, op de Maximum Sustainable
Yield. Waarom houdt de Minister zich daar niet gewoon aan? In andere gevallen houden
we ons als overheid toch ook aan de wetenschap? Later heeft de Minister het in de
brief over een ecosysteembenadering. Dat wil hij weer wél volgen. Graag een uitleg
op dat punt.
Voorzitter. Ik hoor ook nog graag een uitleg over de besteding van de 8 miljoen voor
boeren die grond hebben en vooral veel dieren. Ik vind het nog steeds onbegrijpelijk
dat de Minister met zo'n plan komt. Hoe ziet dat er dan uit?
Voorzitter. Dan nog een aantal vragen. De Europese Commissie presenteert binnenkort
het natuurherstelpakket, met daarin de herziening van de regelgeving voor duurzaam
gebruik van pesticiden. Kan de Minister schetsen wat onze inzet is op dat pakket?
In dat verband lees ik dat Nederland deel uitmaakt van een coalitie in Europa die
zich verzet tegen de voorstellen van de Europese Commissie omtrent de juiste registratie
van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Kan de Minister dat toelichten? Ik heb een
vertrouwelijk intern document gezien waaruit dat zou blijken.
Voorzitter. Wat is de status van de opvolging van de motie-De Groot/Sjoerdsma over
het in Europa pleiten voor het versoepelen van regels over dierlijke eiwitten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Geen interrupties? Nee. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas. Zij spreekt
namens BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Boeren krijgen steeds meer op hun dak: van een immer oplopende
kostprijs, een lage opbrengstprijs, opgestoken middelvingers langs de akkers als een
boer met een spuitmachine bezig is, terwijl die op dat moment vaak niet eens gewasbeschermingsmiddelen
spuit – maar ja, wat kan ons dat schelen, want een boer is gewoon een gifmenger –
tot dreigende onteigening aan toe. Onze boeren en tuinders worden door een kleine
groep mensen gezien als de bron van alle kwaad in de wereld. Althans, zo voelen zij
dat als zij elke dag in de media moeten lezen welke schade zij allemaal toebrengen
aan de aarde, of als zij horen hoe sommige partijen in deze Kamer over hen praten.
Onze boeren en tuinders, de aardbolstoffeerders, blijven intussen onvermoeibaar zorgen
voor dagelijks goed, veilig, duurzaam en altijd beschikbaar voedsel. Ze blijven zorgen
voor landschapsbeheer, ze blijven zorgen voor natuurbeheer, ze blijven zorgen voor
weidevogelbeheer, ze blijven zorgen voor sociale binding op het platteland, ze blijven
zorgen voor werkgelegenheid en ze blijven zorgen voor toerisme en recreatie, om maar
een paar dingen te noemen. Laat ik dit nogmaals zeggen: met elke boer die verdwijnt,
verdwijnt ook alles wat ik hierboven heb genoemd. Denk dus goed na voordat je iets
wegwenst.
Voorzitter. Boeren, tuinders, telers en vooral onze vissers hebben te maken met een
ongelijk speelveld. Onze vissers, of wat daar nog van over is, zo zou ik haast willen
zeggen. Zo staat de Nederlandse kottervisserij zwaar onder druk door de extreem hoge
prijzen van brandstof. Inmiddels blijft een groot gedeelte van de vloot stilliggen,
omdat het niet rendabel is om te gaan vissen. Inmiddels liggen er wekelijks meer dan
40 kotters aan de kant en zijn er gezinnen die zonder inkomsten zitten en moeten interen
op hun zuurverdiende spaarpotje, of wat daar nog van over is, zou ik haast willen
zeggen. Dat levert ook problemen op voor andere bedrijven in deze keten. Herkent de
Minister deze problemen? En is de Minister van plan om nu maximaal in te zetten op
financiële compensatie, zoals de Franse, Duitse en Belgische vissers krijgen?
Ik denk aan de regeling om visserijbedrijven tot maximaal € 50.000 per bedrijf financieel
te steunen. Erkent de Minister dit probleem nu eindelijk ook eens? Is de Minister
nu eindelijk eens bereid om gebruik te maken van deze regeling om de vissers te ondersteunen?
Is de Minister het met me eens dat we onze vissers niet in de golven moeten laten
verdwijnen? Het is geld dat al beschikbaar is gesteld aan Nederland via het Europees
Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, maar ook via andere fondsen ten behoeve van
de visserij, zoals de Brexit Adjustment Reserve. Ook staat er subsidie uit het Noordzeeakkoord
ter beschikking. Redden we onze vissers of laten we ze verzuipen? De Minister mag
het zeggen.
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne zorgt voor grote onzekerheid voor de voedselzekerheid
wereldwijd én zal zorgen voor verdere prijsstijgingen in de aankomende jaren. Hoe
kan de Minister eraan bijdragen dat de prijzen niet nog meer uit de pan rijzen en
dat de landbouwmarkten niet nog erger worden aangetast? De Europese Commissie heeft
aangegeven dat ze in deze onzekere tijden extra steun wil en zal bieden aan de lidstaten.
Hoe staat de Minister tegenover deze steun? En hoe gaat hij gebruikmaken van deze
steun om de Nederlandse voedsel- en bloemenmakers te kunnen helpen?
De Nederlandse boeren kunnen een belangrijke invloed hebben op de voedselzekerheid
door hun hoge efficiëntie en hun hoogkwalitatieve producten. Hoe moet er voedselzekerheid
gecreëerd worden als er in Nederland minder voedsel geproduceerd kan worden, omdat
er boeren zijn die moeten gaan stoppen door de huidige regelgeving? Hoe kunnen wij
ooit nog kennis exporteren als onze agrarische sector is uitgehold, terwijl er daarnaast
ook nog eens veel producten geïmporteerd worden vanuit landen binnen en buiten Europa
die soms aan volledig andere standaarden voldoen? Wij consumeren wat wij niet mogen
produceren en prijzen onze eigen boeren uit de markt. Dit verschil zorgt voor een
oneerlijke concurrentie.
Momenteel is de EU bezig met een onderzoek naar de rationale en de juridische haalbaarheid
van het toepassen van de Europese gezondheids- en milieuproductiestandaarden op geïmporteerde
producten.
De voorzitter:
Uw laatste zin.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit is inderdaad mijn laatste zin. Wat is de inzet van de Minister op dit punt? Gaat
hij pleiten voor een invoering van zo'n standaard op de kortst mogelijke termijn en
is hij bereid zich daar maximaal voor in te spannen op de komende Landbouw- en Visserijraad?
Dank u.
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan de heer Grinwis. Hij spreekt namens de ChristenUniefractie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het is een week van buikpijn over de impact van de stikstofaanpak
op familiebedrijven en leefgemeenschappen. Tuinders zien het niet meer zitten om hun
bedrijf voort te zetten en moeten het gedwongen stilleggen, en er liggen vele kotters
aan de kant. Op dit moment liggen er 40 boomkorkotters aan de kant; collega Van der
Plas zei het ook al. Dat aantal neemt toe en de kosten lopen gewoon door. Deze kotters
hadden met puls gevist als dit nog was toegestaan, maar worden nu het hardst getroffen
door de opeenstapeling van crises: de brexit, het pulsverbod en nu ook de extreme
brandstofkostenstijging.
De bemanning, vaak zzp'ers, gaat elders aan de slag. Zij hebben immers ook een gezin
te onderhouden. Dit zijn goede krachten die je niet zomaar meer terugkrijgt, zeker
niet in deze arbeidsmarkt waar praktisch geschoolde talenten niet voor het oprapen
liggen. Dat is precies de reden waarom sommige kotters nog wel uitvaren, om hun mensen
maar niet kwijt te draaien. Dan maar verlieslijdend. Maar hoelang gaan ze dit nog
volhouden?
Vrijwel elke fractie in dit huis hoopt op een Europese heroverweging wat betreft de
puls. Daarvoor lijkt de deur, gezien de laatste stemmingen in het Europees Parlement
naar aanleiding van een motie van mijn gewaardeerde collega Peter van Dalen, langzaam
weer op een kier te staan. Mijn vraag is: wil de Minister blijven knokken voor deze
vistechniek? Zonder puls wordt het voor de tongvisserij een verschrikkelijk moeilijke
toekomst. Hopelijk kan de crisis net dat zetje zijn dat nodig is om andere lidstaten
wat nuchterder naar dit dossier te laten kijken.
Bovendien zijn het niet alleen de vissers die dreigen om te vallen. Ze zijn de spil
in hele gemeenschappen, zoals op Urk. Scheepseigenaren koersen aan op de beëindiging
van hun vaak eeuwenoude familiebedrijven. En waar de visserijsector er een is van
diepgewortelde tradities, is het er ook een van vooruitgang en innovatie. Dan heb
ik het nog niet eens gehad over de visafslagen en de verwerkende industrie.
De sector wil innoveren en onafhankelijk worden van onvrije landen, ook wat betreft
brandstof, maar daar zijn twee dingen voor nodig: tijd en geld. In het Noordzeeakkoord
is zo'n 200 miljoen aan transitiegelden toegezegd aan de sector. Daarnaast ligt er
nog een BAR-fonds om de gevolgen van de brexit mee te ondervangen. Dat is ook weer
zo'n 150 miljoen. Maar deze zijn nog steeds niet volledig beschikbaar. Zoals mij terecht
werd gezegd: het voelt als een glazen snoeppotje op een plank die net te hoog is,
waar vanuit alles beloofd wordt, maar waar je net niet bij kan. Kleine innovaties
zijn gefinancierd uit dit fonds, maar de grote, de aandrijving, nog niet. Waar zit
nou eigenlijk de vertraging, is mijn vraag aan de Minister, en hoe kan hij die wegnemen
en zo snel mogelijk tot openstelling overgaan? Welke mogelijkheden zijn er verder
op korte termijn voor dit fonds? Kan hiermee ook de acute crisis verminderd worden?
In Europa is intussen een vrijstelling op de staatssteunregeling voor brandstofsteun
uit het Europese visserijfonds voor de visserijsector afgevaardigd. Onze buurlanden
en concurrenten, Duitsland, België, Frankrijk en Spanje, maken daar dankbaar gebruik
van. De Minister geeft aan niet over te kunnen gaan op deze steun, omdat de kabinetslijn
is om geen enkele sector brandstofsteun te verlenen. Maar de duurzame puls is afgeschoten
door Europa. De brexitgelden, ook weer 150 miljoen, zijn nog niet beschikbaar. Ook
het innovatiefonds uit het Noordzeeakkoord is nog niet opengesteld. Dit maakt dat
de visserijsector echt in een wat andere situatie zit dan veel andere sectoren. Bovendien,
als er meer vis van ver geïmporteerd wordt omdat vissen hier onbetaalbaar wordt, krijgen
we extra klimaatvervuiling en milieu-impact erbij. Vis uit Azië is immers vele malen
minder duurzaam, door vangstmethodes, gebrek aan beschermende wetgeving en vooral
het feit dat deze de halve wereld overgevlogen moet worden.
Iedereen gelijkwaardig behandelen is iets anders dan iedereen gelijk behandelen. Dat
geldt ook voor sectoren. Maatwerk is nodig. Daarom is mijn vraag: is de Minister het
met mij eens dat er oneerlijke concurrentie ontstaat doordat onze buurlanden wél steun
verlenen, maar Nederland niet? Hoe neemt het kabinet die verschillen in sectoren mee
in haar weging om geen enkele sector steun te verlenen? En is er echt niet meer ruimte
voor maatwerk, gezien de toch wel steeds slechter wordende situatie? Er zijn voor
komend najaar saneringsregelingen en stillegregelingen ...
De voorzitter:
Uw laatste zin.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan sluit ik af met de vraag: op welke termijn kan de Minister meer duidelijkheid
geven over de stilleg- en saneringsregeling?
Tot slot. Natuurlijk is eventuele brandstofsteun een druppel op de gloeiende plaat,
maar deze strohalm is wel nodig om dit jaar nog door te kunnen komen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik waardeer mijn ambtsgenoot – zo moet ik het volgens mij zeggen – en mijn collega
Grinwis heel erg voor zijn strijd voor boeren en vissers, ook vandaag weer. Ik heb
me wel verbaasd over artikelen in de media waarin de coalitiepartijen een soort van
de noodklok luiden voor onze vissers met de boodschap dat er echt wat moet gebeuren.
Nou heb ik tot twee keer toe, in april en in mei, een motie ingediend om ervoor te
zorgen dat onze regering gebruik gaat maken van die fondsen om de visserij te steunen.
Tot twee keer toe is die in grote meerderheid verworpen en hebben de coalitiepartijen
daartegen gestemd. Ik vraag me eigenlijk af hoe de ChristenUnie daar nu in staat.
Waarom is de keuze gemaakt om dat af te wijzen? Dit had allang in gang gezet kunnen
worden als die motie was aangenomen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp de interruptie van collega Van der Plas helemaal. Voor mij geldt dat ik
de laatste maanden achter de schermen veelvuldig heb geprobeerd hier beweging in te
krijgen, maar ik constateer dat dat nog niet gelukt is. Vandaar dat ik vandaag deze
bijdrage houd. Dat is de reden waarom ik zo heb gestemd en dat is de reden voor mijn
bijdrage van vandaag, want ik vind dat we deze sector niet kapot mogen laten gaan
terwijl de Franse vissers vrolijk doorvaren en wel vis aan de wal blijven brengen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dus als ik opnieuw die motie zou indienen – ik voel wel wat beweging naast mij, eerlijk
gezegd – zou de kans dan bestaan dat de ChristenUnie, en misschien andere coalitiepartners
ook, nu toch wel wat gaan meebewegen omdat de nood, die al heel lang hoog is, nu zo
hoog is? Ik voel hier wel iets opbloeien, eerlijk gezegd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is altijd fantastisch als we iets voelen opbloeien, maar ik wil even zorgvuldig
zijn, stap voor stap. Ik heb nu een aantal prangende vragen gesteld aan deze Minister,
omdat ik echt grote zorgen heb. Die zorgen nemen toe. Het aantal boomkorkotters dat
aan de kant ligt – dat hadden eigenlijk pulskotters moeten zijn – neemt toe. De olieprijs
is de afgelopen weken weer iets verder gestegen. Kortom, de problemen worden wel per
week groter. Dit is nu de stap die ik zet door deze bijdrage te houden. Ik ga nu niet
vooruitlopen op steun voor moties. Ik ga eerst luisteren naar de Minister. Het is
ook een oproep, niet alleen aan deze Minister, maar aan het hele kabinet en aan deze
Minister om zich hard te maken in het kabinet. Dat is het voor nu. Ik ga nu dus niet
vooruitlopen op: «Wat als er een motie komt?» We hebben hier een debat. Bij een ordentelijk
debat hoort dat ik de Minister de kans geef antwoord te geven op mijn vraag.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Vestering heeft een interruptie.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik moet toch even opmerken dat het me wat stoort dat er zowel over de boeren, maar
ook over de visser gesproken wordt op een manier van «goh, wat ernstig is het toch
dat dit deze mensen allemaal wordt aangedaan», terwijl het kabinet na kabinet is geweest
dat bijvoorbeeld de vissers in deze fuik heeft gedreven. Neem de pulskorvisserij.
Het feit dat de ChristenUnie nu aangeeft hoe ellendig het is dat deze boten langs
de kant van het water liggen en niet het water op mogen, is wel de schuld van het
kabinet zelf geweest. Dus ik wil toch even kijken of er iets van zelfreflectie is
bij de ChristenUnie over hoe dit probleem is ontstaan en hoe het zo kan zijn dat mensen,
zowel boeren als vissers, keer op keer gedwongen zijn te investeren in technieken
waarvan de hoop is dat ze de oplossing zouden zijn, en het uiteindelijk, puntje bij
paaltje, gewoon niet mocht en niet kon.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Eén. De Partij voor de Dieren en de ChristenUnie kijken anders tegen de visserij en
tegen de puls als oplossing aan. Dat moest als eerste even helder zijn.
Ten tweede. Ik heb eerder al gereflecteerd en gezegd dat wij als politiek en de kabinetten
hiervoor het niet goed hebben gedaan met de puls. Daarmee hebben ze onverantwoorde
risico's genomen en daarmee onwillekeurig wat Europese bondgenoten hadden moeten zijn
tegen zichzelf en daarmee tegen onze visserij in het harnas gejaagd.
Ten derde. Het is nooit te laat om iets wat wel een goede vistechniek is, zowel wat
betreft duurzaamheid, bodemberoering en brandstofgebruik, te blijven agenderen als
oplossing in plaats van als een probleem. Dus ik vind dat we niet moeten blijven hangen
in het verleden waarin fouten zijn gemaakt, maar vooruit moeten. En ik vind dat de
puls een vooruitgang is ten opzichte van de huidige boomkortechniek. Collega Vestering
zei iets wat neerkomt op «over ecologische grenzen heengaan». Ja, maar bij de visserij
is dat echt anders en zeker bij de visserij op de Noordzee. De Noordzee is de best
gereguleerde zee ter wereld. Je kunt bij wijze van spreken over de vis naar Engeland
lopen. Dus ik vind het echt onterecht om te doen alsof de visserij op de Noordzee
zo is begeleid door de politiek dat daar enorme ecologische problemen mee zijn ontstaan.
Dat is gewoon niet terecht. Het quotabeleid van de Europese Unie heeft onder andere
op de Noordzee tot een daadwerkelijk herstel van visbestanden geleid, zeker op het
gebied van schol en tong, want daar gaat het nu over bij die boomkorkotters.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Vestering, uw interrupties zijn op. U zat al in blessuretijd, maar dat
moet u niet aan de rest vertellen. Ik ga over naar de heer Van Campen. Hij spreekt
namens de VVD-fractie.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Terwijl de afschuwelijke oorlog in Oekraïne nog altijd plaatsvindt
op het moment dat we dit debat met elkaar voeren, zien we dat de gevolgen hiervan
weliswaar niet in verhouding staan tot het leed dat de Oekraïense bevolking momenteel
doorstaat, maar wel in de Europese Unie nog steeds hun weerslag hebben. Torenhoge
kostprijzen door gestegen energie-, kunstmest- en voerprijzen en stijgende prijzen
voor landbouwproducten, gepaard met een lange uitbraak van vogelgriep raken ondernemers
hard in het bedrijf. Vanzelfsprekend steunt de VVD het voornemen van de Europese Commissie
om met de zogenaamde solidarity lanes handelsstromen vanuit Oekraïne open te houden.
Maar we vragen de Minister wel hoe kansrijk en effectief die aanpak nou eigenlijk
uitwerkt in de praktijk. En over welke instrumenten beschikt de Europese Commissie
om deze handelsstromen ook daadwerkelijk open te houden? En vooral: welke inzet levert
Nederland zelf? Graag een reactie.
Voorzitter. Naast de zware vogelgrieppandemie die ons land momenteel teistert, zien
we ook dat steeds meer lidstaten worden getroffen door de Afrikaanse varkenspest.
Eerder was Duitsland al aan de beurt. Nu zien we het virus ook in Polen en Italië
opduiken. De VVD ziet graag dat we ons voorbereiden op een uitbraak in Nederland,
niet omdat we dat misschien verwachten, maar we kunnen er maar beter goed op voorbereid
zijn als dat wel het geval is. Het mag gewoon niet als een verrassing komen. Deelt
de Minister deze opvatting met de VVD en welke stappen zet hij om goed voorbereid
te zijn bij een eventuele uitbraak?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wachtte nog even of mijn collega nog iets meer ging zeggen over die solidarity
lanes en wat er nog meer gedaan kan worden om de aanstaande voedselcrisis te voorkomen,
of wat de Europese Unie er nou aan kan doen om die zo veel mogelijk te dempen. Ik
ben het ermee eens dat die solidarity lanes fantastisch klinken. Als we dat graan
uit Oekraïne wegkrijgen, kunnen we heel veel monden voeden. Maar de kans dat Poetin
dat niet gaat toestaan of dat hij honger inzet als wapen in de oorlog, is natuurlijk
ook heel erg groot. Daarom heb ik eerder aan de Minister gevraagd om nou in Europa
een stappenplan te maken. Wat kunnen we nou nog meer doen, behalve de solidarity lanes?
Ik begrijp nu dat van de grootste bedrijven gevraagd gaat worden hoeveel graan zij
in voorraad hebben. Ik weet eigenlijk niet precies wat er daarna gebeurt. Mijn vraag
aan de VVD is: wat vindt de VVD dat er extra moet gebeuren zodat Nederland en Europa
de aanstaande voedselcrisis zo veel mogelijk kunnen dempen?
De heer Van Campen (VVD):
Het gaat wat mij betreft niet uitsluitend om de export uit Oekraïne. Het gaat ook
om de import door het oosten en door landen buiten de Europese grenzen, want we zien
dat ook boeren uit het oosten van het land en binnen de Unie blijven zitten met hun
producten. Het openhouden van handelsstromen werkt in twee richtingen. Ik deel de
zorg van de heer Thijssen over de effectiviteit van de voornemens. Je leest allerlei
ronkende verhalen over wat de Europese Commissie hiervan verwacht, maar wat betekent
het nou eigenlijk? Dezelfde vraag die hij stelt, stel ik ook aan de Minister. Wat
kunnen we hier nou eigenlijk van verwachten? Hoe realistisch is het? En vooral: welke
bijdrage levert Nederland zelf?
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat klinkt goed. Ik zit ook in de commissie voor BuHa-OS en die heeft net besloten
dat deze Minister leidend zou moeten zijn als het gaat om de vraag wat Nederland eraan
kan bijdragen om de aanstaande voedselcrisis op te lossen. We hebben ook een briefing
gehad bij BuHa-OS. De Wereldvoedselorganisatie zegt dat meer dan 100 miljoen extra
mensen honger kunnen krijgen. Het is dus een heel groot en urgent probleem. Begrijp
ik het goed dat de VVD met de Partij van de Arbeid aan de Minister wil vragen om met
een concreter stappenplan te komen? Ik heb het dan niet alleen over de solidarity
lanes. Ik hoop dat dat lukt, maar als dat niet lukt, wat gaan de Europese Commissie
en de Nederlandse regering dan nog meer doen om deze voedselcrisis te dempen?
De heer Van Campen (VVD):
Het primaire doel is het openhouden van handelsstromen. Dat is altijd belangrijk in
iedere crisis. De Minister heeft al eerder in deze commissie aangegeven hoe belangrijk
dat is, niet alleen voor de voedselvoorziening in de wereld, richting de MENA-regio.
Het voedsel uit Oekraïne wordt natuurlijk met name geëxporteerd naar Noord-Afrika
en het Midden-Oosten. Het is ook belangrijk voor boeren, voor hun producten en hun
handelspositie binnen de Unie. Het openhouden van handelsstromen is dus heel belangrijk.
Ik ben heel benieuwd welke voorstellen de Minister gaat doen om dat voor elkaar te
krijgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. De VVD concludeert met genoegen dat er, hoewel mondjesmaat, voorzichtig
stappen worden gezet richting een vaccinatiestrategie voor de vogelgriep. Kan de Minister
aangeven welke verwachtingen hij heeft bij een dergelijke vaccinatiestrategie? Hoelang
duurt het nu eigenlijk voordat we daadwerkelijk over kunnen gaan tot vaccinatie? En
is de Minister bereid om daar ook de mogelijkheden voor vaccinatie tegen de Afrikaanse
varkenspest bij te betrekken?
Voorzitter. Ik heb namens mijn collega Valstar nog enkele vragen over de visserij.
Collega Van der Plas en collega Grinwis vroegen daar al aandacht voor en daar wil
de VVD bij aansluiten. Op dit moment lezen we in de agenda dat er gesproken wordt
over de wijziging van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar hoe realistisch en
logisch is dat in een tijd waarin de helft van de kottervloot aan de kant ligt? We
voeren een gesprek over vismogelijkheden, terwijl deze sector op dit moment zo onder
druk staat. We nemen kennis van de maatregelen die andere Europese lidstaten nemen
voor de sector. De VVD wil hier pleiten voor het belang van een gelijk speelveld voor
de sector. Hoe zorgt de Minister dat het belang van een gelijk speelveld wordt gewaarborgd?
Hoe zit het nou met het geld uit de Brexit Adjustment Reserve? Wanneer komt dat nou
eens vrij? Wanneer komt dat terecht bij de ondernemers waar we het hier over hebben?
We kennen de Brusselse vergadermachine. Het is belangrijk dat zaken zorgvuldig gedaan
worden, maar op een gegeven moment moet er ook actie worden ondernomen omdat ondernemers
daar gewoon op zitten te wachten. Zij willen weten waar ze aan toe zijn.
Voorzitter, tot slot. Ik kan geen debat over de Landbouwraad voorbij laten gaan zonder
te vragen naar de laatste stand van zaken rondom de derogatie. Wat mij betreft gaat
het dan niet alleen om de stand van zaken rond de gehanteerde mestnorm, maar ook om
het voorstel om te komen tot derogatie van kunstmestvervangers. Ik zie de voorzitter
nee schudden, maar het staat toch echt op de...
De voorzitter:
Dat deed ik richting mevrouw Van der Plas, die ik zo meteen weer ga plezieren.
De heer Van Campen (VVD):
Geen probleem. Ik denk dat ik deze zorg met mevrouw Van der Plas deel. Het mestseizoen
is al vier maanden geleden begonnen en de boeren kunnen er niks aan doen dat er geen
duidelijkheid wordt gegeven vanuit de overheid. De Minister heeft de boeren opgeroepen
om binnen de nitraatnorm van 170 kilo te blijven, maar dat is makkelijker gezegd dan
gedaan. Als we in de praktijk kijken wat daarvan gekomen is, dan zien we dat heel
veel boeren toch gokken op die derogatie en dat ze daar rekening mee houden in hun
mestboekhouding. Kan de Minister hier toezeggen dat mocht Nederland onverhoopt de
derogatie verliezen – laten we hopen van niet – er dan niet wordt gehandhaafd voor
het lopende jaar? Is de Minister dat met de VVD eens en kan hij dat hier vandaag toezeggen?
Daar wil ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Ik had mevrouw Vestering een extra vraag gegund. Dan ga ik dat nu ook bij mevrouw
Van der Plas doen, want die wil graag een interruptie plegen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn vraag aan de heer Van Campen is eigenlijk dezelfde als die aan de heer Grinwis.
Laat ik vooropstellen dat ik hartstikke blij ben dat de coalitiepartijen nu ook beginnen
in te zien dat er echt wat moet gebeuren. Toch vraag ik me af waarom die motie de
vorige keren dan niet is gesteund. Het had al in gang gezet kunnen worden dat die
vissers uit dat fonds betaald zouden worden, net als andere lidstaten dat doen. De
Europese Commissie staat het ook gewoon toe.
De heer Van Campen (VVD):
Ik zou mevrouw Van der Plas hetzelfde antwoord willen geven als de heer Grinwis gaf.
Ik deel deze zorg; hierin trekken we samen op. Ik hoop ook dat de Minister betekenisvolle,
concrete voorstellen gaat doen in zijn termijn in de richting van de Kamer. Want het
speelveld verandert natuurlijk wel. Neem de stijgende brandstofprijzen maar ook –
ik wees er al eerder op – het gelijke speelveld tussen andere lidstaten. Daar hebben
we wel rekening mee te houden. Dus ik deel het ongeduld van mevrouw Van der Plas,
maar ik zou de Minister toch ook de gelegenheid willen geven om ons te vertellen hoe
hij naar deze zorgen luistert en hoe hij – dat hoop ik dan maar met mevrouw Van der
Plas – ons daarin tegemoet gaat komen. Daarvoor zal ik zijn termijn toch moeten afwachten.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Eppink.
De heer Eppink (JA21):
De heer Van Campen noemde het woord «stikstof» niet. Ik kan me ook wel voorstellen
waarom. Ik wil hem wel een hart onder de riem steken als hij met zijn partijgenoten
daarover spreekt. Er zijn twee belangrijke trends die ons ook meer tijd zouden moeten
geven. De eerste is dat het aantal boeren vanzelf al afneemt, omdat velen geen opvolger
kunnen vinden. Ook gaat de innovatie op het gebied van duurzaamheid in de landbouw,
de bouw en de luchtvaart met rasse schreden voort. Met het oog op de wet van 2015
zijn we wellicht dus veel sneller geëvolueerd dan we hadden gedacht. Hoe ziet de heer
Van Campen dat?
De heer Van Campen (VVD):
Ik kan niet ingaan op een brief die ik nog niet ken. Laat ik dat vooropstellen. Ook
zeg ik tegen de heer Eppink dat ik het stikstofdebat absoluut niet zal schuwen, want
dat moeten we hier met elkaar op het scherpst van de snede voeren. Maar ik zou hem
er toch ook op willen wijzen dat in dit coalitieakkoord nadrukkelijk rekening is gehouden
met de kanttekeningen die hij plaatst. We hebben een natuurlijk verloop van boeren
die stoppen omdat ze geen opvolger hebben in bepaalde gebieden. Er zijn ondernemers
die zeggen dat ze best wel zouden willen extensiveren: «Ik zou best wel willen kijken
hoe ik de balans in mijn bedrijf kan terugbrengen, en misschien hetzelfde of zelfs
meer kan verdienen, maar met minder dieren in bepaalde gebieden.» Ik vind dat we aan
de kant van die ondernemers moeten gaan staan. Aan de hand van het fonds van 25 miljard
dat is voorgesteld moeten we het gesprek voeren over hoe we die eerlijke balans kunnen
bieden, zodat de natuur weer in een gunstige staat komt en er tegelijkertijd ook perspectief
is voor agrarische ondernemers en boeren. Laat het kabinet met een gedegen aanpak
komen die recht doet aan de opgave in gebieden. Laten we ook de kop niet in het zand
steken, want daar vergunnen we die PAS-melders niet mee die in onzekerheid zitten
en die in afwachting zijn van wat die overheid nou gaat doen. Laten we met de sector
gaan kijken hoe we de balans herstellen en ook een volwaardig toekomstperspectief
bieden voor de agrarische sector, waar de VVD ongelofelijk trots op is.
De voorzitter:
Ik ga het woord geven aan de heer Bisschop, die spreekt namens de SGP-fractie.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Over stikstof zal ik het deze keer niet hebben. Daar komt
nog een uitvoerig debat over. Ik zie daarnaar uit. Ik begin met de visserij en sluit
aan bij een aantal zorgelijke punten die collega's al hebben genoemd. De visserij
wordt aan alle kanten klemgezet. Beschikbare gelden voor steun, innovatie en sanering
blijven te veel en te lang op de plank liggen. Het gaat om tientallen miljoenen. Collega's
hebben er al naar verwezen. Waar blijft de uitwerking van de «Brexit Adjustment Reserve»-regelingen
en de besteding daarvan? Een groot deel gaat naar sanering. Waarom gaat er niet meer
naar innovatie en liquiditeitssteun? Het is ook hoog tijd om de visserij te ondersteunen
in deze crisistijd. De helft van de vloot ligt aan de wal. Frankrijk, Duitsland, België,
noem maar op, kiezen voor directe compensatie. Waar blijven wij met de de-minimisregeling?
Graag snel actie en ook een reactie natuurlijk. Anders blijven er geen bedrijven meer
over. Die kunnen dan al helemaal niet meer verduurzamen, en visserijgemeenschappen
gaan compleet ten onder. Over het EU-echec van de brandstofbesparende pulskor en de
dramatische gevolgen daarvan voor de vissers zal ik het maar niet hebben. Ik sluit
me aan bij wat collega Grinwis daarover te berde heeft gebracht.
Voorzitter. Dan het Farm to Fork-gebeuren. De FAO heeft haar prognoses voor de tarweproductie
voor komend seizoen naar beneden bijgesteld. Dat onderstreept dat wij onze voedselproductie
moeten koesteren. Ik ben blij dat ik nu, in tegenstelling tot enkele maanden geleden,
breed hoor dat de voedselzekerheid inderdaad een punt van zorg is. Dat geluid horen
we nu ook op Europees en ministerieel niveau. Dat is een goede zaak, want dat kan
uitlopen op een regelrechte ramp. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Europese
Green Deal en de Farm to Fork-strategie hier recht aan gaan doen? In Europa zijn er
gelukkig ook bewegingen om die ambities wat bij te stellen. Sluit de Minister zich
daar straks bij aan, zo is mijn concrete vraag. Wil hij zich inzetten voor de randvoorwaarde
dat de voedselproductie niet omlaag mag gaan?
Dan de ecoregeling. Wij hebben er bij de Minister eerder op aangedrongen om meer mogelijkheden
voor de akkerbouw te creëren in de ecoregeling. Op dit punt zijn enkele moties aangenomen.
Ik heb de indruk dat het niet helemaal goed gaat. Ik vind het niet acceptabel dat
het opnemen van niet-kerende grondbewerking en precisielandbouw vooruitgeschoven wordt.
Dat is laaghangend fruit. Daar kun je je voordeel mee doen. De sector kan zich daarmee
profileren. Waar blijft het stimuleren van vanggewassen? Hoe kan de waardevolle vlas-
en hennepteelt ooit uit als ze het moeten doen met de € 50 per hectare voor rustgewassen?
Daar hoort toch een veel hoger bedrag bij? Ik zie graag concrete actie op deze punten.
Voorzitter, tot slot de derogatie. Mooi dat de Minister weer een presentatie mag geven
voor het Nitraatcomité over de verdiende derogatie. Ik heb hier nog wel een vraag
bij. De SGP heeft moeite met enkele maatregelen uit het addendum bij het zevende actieprogramma:
brede bemestingsvrije zones bij beekdalen en volledige grondgebondenheid van melkvee-
en rundveebedrijven. Dat gaat een ontzaglijk grote impact hebben. De uitwerking en
de effecten daarvan zijn nu nog onduidelijk. Hoe gaat de Minister voorkomen dat we
ons op dit punt nu al klem gaan zetten? En hoe voorkomen we dat Nederland een bestuurlijke
fuik à la het stikstofbeleid in zwemt?
Voorzitter, daar wil ik het even bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog even terug naar het vorige punt, over die ecoregeling. De huidige stand van zaken
is dat de precisielandbouw, de niet-kerende grondbewerking en de vlas- en hennepteelt
daarin niet bevorderd worden. Dat ben ik helemaal met de heer Bisschop eens. Dat is
heel prangend onder de aandacht van de Minister gebracht, die daar ook best wel een
hele duidelijke toezegging op heeft gedaan. De toon was best kritisch, maar ik kijk
eigenlijk wel uit naar onder andere de perspectiefbrief van aanstaande vrijdag. Ik
verwacht dat daarin staat dat het wel goed gaat komen. Want inderdaad, het kan niet
zo zijn dat, zoals ook uit die eerste botsproeven bleek, de akkerbouw met betrekking
tot de ecoregeling massaal afhaakt omdat het eigenlijk totaal onaantrekkelijk is.
De heer Bisschop (SGP):
Sorry, ik had mijn microfoon aan laten staan. Als u nog een keer in beeld wilt, dan
moet u de vraag nog even herhalen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee hoor, het gaat om de inhoud!
De heer Bisschop (SGP):
Ik vraag me dus af waarom het op 2024 is gesteld. Waarom zou je dat niet gewoon in
laten gaan? Natuurlijk: het is mooi, maar waarom die vertraging? We moeten nu voortvarend
aan de slag, we moeten nu actie ondernemen; hier zijn echt veel grotere belangen in
het geding dan alleen de bedrijfsbelangen van de ondernemingen die met deze producten
werken. Hier is gewoon het algemeen belang in het geding. Dit is een onderdeel van
de hele voedselketen. Er moet dus haast achter zitten, maar ik mis een beetje dat
urgentiegevoel. Ik wil geen paniek zaaien, maar ik ben er echt van geschrokken hoe
bagatelliserend er werd gereageerd toen in februari, maart de eerste opmerkingen werden
gemaakt in de zin van «wij moeten aan onze voedselzekerheid denken, en dan niet alleen
in Nederland maar ook globaal». Ik heb de indruk dat nog niet helemaal geland is hoe
riskant en fragiel de situatie is. 100 miljoen extra mensen die honger gaan lijden:
dat is wat ons te wachten staat als we niet acuut acteren. Natuurlijk, deze dingen
hebben daar niet direct mee te maken; dat ben ik met u eens. Maar het is wel onderdeel
van het hele pakket en de hele aanpak. Waarom dat uitstel van een jaar?
De voorzitter:
Ik ga het woord geven aan mevrouw Vestering. Zij spreekt namens de Partij voor de
Dieren.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Er is veel gesproken over de vissers vandaag, maar we zouden
het moeten hebben over de vissen. Het is vandaag namelijk Wereldoceanendag. Deze dag
werd 30 jaar geleden geïntroduceerd om stil te staan bij het belang van de oceanen
en het leven daarin. Ondertussen staat het leven in de oceanen zwaar onder druk door
verzuring, vervuiling en overbevissing. En wat doet Europa? Dat overweegt nu om de
maximale foutmarges bij het wegen van de visvangst te verhogen, terwijl vispopulaties
in Europa en elders zwaar onder druk staan. In het geval van tonijn is het voorstel
zelfs om de marge naar 25% te verhogen van de totale vangst.
Voorzitter. Het verhogen van de foutmarge en het onnauwkeurig maken van vangstrapportages
is een ontzettend slecht plan. Dat betekent namelijk dat er op papier minder vis gevangen
wordt dan er in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. Zo'n verhoging leidt dan tot meer
ongerapporteerde en illegale visserij, waardoor overbevissing wordt gestimuleerd.
Erkent de Minister dit risico? Is de Minister het ermee eens dat ongerapporteerde
visserij zo veel mogelijk voorkomen moet worden? En wat is de rol van Nederland in
de onderhandelingen over deze foutmarges? Juist Nederland moet tegen deze verhoging
optreden, want juist Nederland is in gebreke gesteld voor de controle en de inspectie
van het wegen van vangsten. Sindsdien, na de toezegging van Minister Schouten, zouden
meer mensen moeten zijn aangenomen. Kan de Minister aangeven hoeveel nieuwe mensen
er al zijn aangenomen bij de NVWA? Klopt het dat er ondertussen geen extra mensen
zijn aangenomen? Hoe gaat de Minister garanderen dat de controle effectief is en dat
er voldoende tijd is voor controles in de toekomst? Kan de Minister ook aangeven op
hoeveel dossiers er overtredingen zijn geconstateerd die niet zijn gevolgd door een
last onder dwangsom, boete of vervolging? Is de Minister bereid om in Europa op te
treden tegen het verhogen van de foutmarge? Graag een reactie.
Voorzitter, dan wil ik het hebben over de Ontbossingsverordening. Het ziet ernaar
uit dat Europa probeert om hierover zo snel mogelijk zo veel mogelijk beslissingen
te nemen. De Partij voor de Dieren ziet het gevaar dat de verordening op het laatste
moment wordt afgezwakt, en dat terwijl de Amazone op het punt staat in een savanne
te veranderen door de grootschalige kap. Ter bescherming tegen deze kap is het van
belang om te allen tijde te weten waar een product vandaan komt. Deze zogenaamde traceerbaarheidsvereisten
mogen daarom niet afgezwakt worden. Kan de Minister toezeggen dat hij in Europa niet
zal tornen aan deze eisen? Kan de Minister aangeven hoe er uitvoering wordt gegeven
aan een aangenomen motie van de Tweede Kamer om alle andere ecosystemen in deze verordening
op te nemen? Ik begrijp dat er een mogelijk compromis is voorgesteld waarin – excuseert
u mij voor het Engels – other woodlands and grasslands worden opgenomen. Wat vindt
Nederland van mogelijke compromissen? En welke positie zal Nederland hierover innemen?
Tot slot wil ik het hebben over het VN-Biodiversiteitsverdrag. Eind juni zal er nog
één onderhandelingssessie plaatsvinden over de doelen. Onderdeel van de Nederlandse
inzet is om ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar komen
uit alle bronnen. Hierbij ondersteunt Nederland het inzichtelijk maken en afbouwen
van investeringen die schadelijk zijn voor de biodiversiteit. Uit onderzoek blijkt
echter dat de meeste grote verzekeraars in Nederland nog onvoldoende doen op het gebied
van biodiversiteit. Zes van de negen investeert te weinig in de overgang naar een
duurzamer, plantaardig voedselsysteem, en dat terwijl de biodiversiteitsrisico's grote
economische gevolgen hebben voor investeerders en financiële bedrijven. Is de Minister
het ermee eens dat de biodiversiteitsrisico's op dezelfde manier moeten worden behandeld
als andere risico's? En is de Minister bereid het voortouw te nemen met het formuleren
van ambitieuze en concrete doelstellingen voor financiële instellingen en bedrijven
met het oog op de biodiversiteit? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit ook wordt
meegenomen in de EU?
Dank u wel, voorzitter. Graag een reactie.
De voorzitter:
Dank. Als laatste spreker van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Thijssen.
Hij spreekt namens de PvdA-fractie.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik heb vandaag de eer om ook te spreken namens GroenLinks.
Voorzitter. Ik wil het hebben over voedselzekerheid. Daar hebben we het al eerder
over gehad in deze commissie. Het gaat er nu dagelijks over. Er zijn ontzettend zorgwekkende
voorspellingen van de Wereldvoedselorganisatie. Er zouden 100 miljoen mensen extra
honger kunnen krijgen door de oorlog in Oekraïne en alle gevolgen daarvan. Ik wil
aan de Minister vragen wie hier nou verantwoordelijk voor is. Wie is hiervoor de eerstaangewezene
in het kabinet? Ik heb ook zitting in de commissie voor BuHaOS. De commissie heeft
daarover zelf heel duidelijk gezegd: nee, dit ligt bij de Minister van LNV. Ik wil
graag van de Minister weten of hij dit ook zo ziet. Mijn vraag is – ik hoop dat hij
dit zo ziet en anders vraag ik het aan het kabinet – wat Nederland gaat doen. Welke
scenario's ziet de Minister voor zich voor hoe dit allemaal kan gebeuren en hoe Nederland
kan bijdragen om deze voedselcrisis af te wenden? We horen nu weleens een vergelijking
met Live Aid en de hongersnood in de jaren tachtig. We zien wat er nu gebeurt in de
Hoorn van Afrika. Er zijn waarschuwingen dat het weer net zo erg kan worden. We gaan
het toch niet laten gebeuren dat er weer zo veel mensen doodgaan vanwege de honger?
In de geannoteerde agenda lees ik dat er in Europa wordt gepraat over solidarity lanes;
die werden net ook al aangehaald. Het zou prachtig zijn als dat lukt, maar laten we
nou eens uitgaan van het worstcasescenario, dus dat het niet lukt. Wat dan? Ik lees
dat Europa dan van de grootste handelaren in kaart wil brengen hoeveel voorraden ze
eigenlijk hebben. Hartstikke goed, laten we dat doen. En dan? Gaan we dan zorgen dat
die voorraden worden vrijgegeven of gaan we het aan de markt overlaten en laten we
bedrijven speculeren over de ruggen van mensen die honger krijgen? Mijn vraag is dus:
werken de Minister en Europa met scenario's? Kunnen we een worstcasescenario voorgeschoteld
krijgen? Hoe gaan Europa en Nederland helpen om die voedselcrisis te voorkomen? Dat
gaat over de korte termijn – dan gaat het misschien meer over voedselhulp en dan moet
ik toch weer meer bij BuHa-OS zijn – maar dat gaat ook over de langere termijn. De
Wereldbank, Oxfam en ook de Wereldvoedselorganisatie waarschuwen dat deze hoge prijzen
volgend jaar ook nog zullen duren en het jaar daarna ook nog. En dan komen we toch
weer bij het zaaiseizoen van volgend jaar: wat gaan we inzaaien? Gaan we daarmee helpen
om deze voedselcrisis te voorkomen? Graag een reactie.
Dan nog een aantal andere punten. Over het gemeenschappelijk visserijbeleid sluit
ik me aan bij de vragen die de collega's van D66 en de Partij voor de Dieren hebben
gesteld. Volgen we nou de wetenschap of toch niet? De Minister geeft in de geannoteerde
agenda aan dat een aantal doelen niet gehaald dreigen te worden. Welke doelen zijn
dat dan? Wat vindt de Minister daarvan? Wat zijn er de gevolgen van dat we die doelen
niet halen? Wat is er volgens de Minister de oorzaak van dat we die doelen niet halen?
Nog een ander punt. In maart is er een motie aangenomen van mij en collega Bromet
over het inzetten op internationale productiestandaarden voor de import van agrarische
producten. Die motie is heel duidelijk: zet in op spiegelmaatregelen; wat in Nederland
geldt, moet ook voor geïmporteerde producten gelden. Nu lees ik dat er wordt ingezet
op een onderzoek hiernaar, maar dat was niet de opdracht van de motie. Mijn vraag
aan de Minister is dus: hoe wordt nou uitvoering gegeven aan deze motie? Hoe gaan
we zorgen dat die spiegelmaatregelen er komen, zodat we in Nederland hetzelfde importeren
als we produceren?
Tot slot, voorzitter. Er gaat bijna 58 miljard euro om in landbouwfinanciering in
Europa. Dat is klimaat- en natuurvriendelijk bedoeld. Nou is er een behoorlijk kritisch
rapport gekomen van de Europese Rekenkamer, die eigenlijk zegt dat dat niet zo is.
Is de Minister het ermee eens dat dit niet alleen schadelijk is voor natuur en klimaat,
maar dat het vooral ook schadelijk is voor het vertrouwen dat burgers hebben in de
Nederlandse Staat en de Europese instituties? Want nu wordt gezegd dat we zo veel
geld vrijmaken voor klimaat en natuur, terwijl dat uiteindelijk eigenlijk niet zo
blijkt te zijn. Het is inkomenssteun voor boeren. Dat is prima. Dat kunnen we afspreken
met elkaar, maar laten we dan niet doen alsof het geld is voor natuur en klimaat.
Heel graag een reactie van de Minister hierop.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Ik stel voor dat wij twintig minuten schorsen en dat we om 11.20 uur hier terug
zijn.
De vergadering wordt van 10.59 uur tot 11.20 uur geschorst.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft aangegeven dat hij op enig moment het gezelschap gaat verlaten.
Dat heeft niks te maken met het antwoord of iets dergelijks, maar hij heeft andere
Kamerverplichtingen op dat moment. Ik stel voor dat we maximaal twee interrupties
doen in deze ronde, dus vier vragen. Eens kijken hoever we komen, want, zoals ik net
al zei, om 13.00 uur hamer ik af. Het woord is aan de Minister.
Minister Staghouwer:
Voorzitter, dank u wel. Dank u wel ook voor de mogelijkheid om met uw Kamer in debat
te gaan over een aantal zaken waarover zorgen zijn.
Ik begin met het onderwerp visserij, want daar zijn door een groot deel van uw Kamer
vragen over gesteld. Het lijkt mij goed om daar even wat uitgebreider bij stil te
staan. Dan neem ik op volgorde van onderwerp de rest van de beantwoording voor mijn
rekening.
Voorzitter. Er is een groot aantal zorgen geuit in de Kamer over de positie van de
visserij. Ook het kabinet en ik als verantwoordelijk Minister hebben zorgen over het
voortbestaan van de visserij. Het kan en mag niet zo zijn dat de visserij in Nederland
verdwijnt. Dat is een stevige uitspraak. Die betekent ook gelijk dat ik ervan uitga
dat een levensvatbare visserij blijvend, op de lange termijn, kan voortbestaan in
Nederland. Dat er nu een groot probleem is, wil ik zeker niet bagatelliseren, want
dat probleem ís er. Er is een groot brandstofprobleem. Elke keer als de vloot naar
zee gaat en er gevist wordt, zien we dat vissers thuiskomen met vis, zonder dat dat
revenuen oplevert; het brengt eigenlijk alleen maar kosten met zich mee. Hoe lang
houdt de visserij dat vol? U weet dat ik dertig jaar ondernemer mocht zijn. Als er
elke week als je de kas opmaakt een schuld is in plaats van winst, ga je dat niet
heel lang volhouden, dus ik snap heel goed hoe vissers daarin staan. Ik heb daar ook
de persoonlijke ervaring in dat je dat niet lang volhoudt.
Ik heb weet van de zorgen, dus ja, ik ben me zeer bewust van de zorgen die in de visserijsector
heersen. Dan gaat het natuurlijk niet alleen om de visserman op zee of om de eigenaar
van het schip, maar ook om de verwerkende industrie. Dat is door een aantal van u
ook genoemd. Op het moment dat je handelsstromen hebt en goede, gezonde Noordzeevis
hier aan land brengt, maar je vanuit andere delen van de wereld stromen krijgt die
dat gat in de markt gaan opvullen, dan is het maar de vraag of dat zo duurzaam is.
Mijn stelling is dat dat niet het geval is, dus ook daarin proberen we een heldere
lijn aan te brengen. Dus ja, grote zorgen. Ja, er moet een transitie plaatsvinden.
Ja, daar zijn we mee aan de gang. Nee, dat gaat niet snel genoeg.
Die transitie is in de visie van het kabinet een transitie naar een duurzame vloot.
Ik heb de rekensommen voor het verbruik op dit moment gezien. Dat betekent dat een
gemiddeld schip dat uitvaart, tussen de € 5.000 en € 15.000 aan gasolie verbruikt.
Tel dat op bij het rendement; dan houd je niet veel over. Dat zijn allemaal kosten.
Als je dan een regeling opent, moet je wel zo verstandig zijn om te kijken wat nou
passend is in deze situatie. Het moet ook niet zo zijn dat je een regeling openstelt
die binnen twee weken het totaalgat dat je kunt opvullen, al opvult. Dat is ook niet
verstandig. Ik ben dus echt zoekende naar wat verstandig is en waarmee ik de sector
verder help.
Meneer de voorzitter. Wat mij betreft is het statement dat ik al verschillende malen
in Europa heb afgegeven over de pulsvisserij dan ook heel duidelijk: het is een ongelofelijk
gemiste kans dat dat niet meer mag. Ik zal niet nalaten om dat te benadrukken in Brussel,
en in dit geval in Luxemburg, als ik de kans krijg om dat nogmaals te benoemen, zoals
ik dat ook in de vorige LNV-Raad heb benoemd.
Voorzitter. Dan naar het hier en nu. Hoe zorgen we ervoor dat we met de visserij toch
die transitie kunnen maken? Want dat is de zorg die ook in uw Kamer leeft. Hoe zorgen
we ervoor dat we vissers overhouden die ook de toekomst in kunnen? Ik heb daar nog
geen direct antwoord op. Wel heb ik het rapport van WEcR gezien, waarin het gaat over
de zorg en dat het eigenlijk onontkoombaar is om nu een oplossing te zoeken voor de
tijdelijkheid. Het echte antwoord op de vraag «gaat u dit of dat doen?» kan ik nog
niet aan uw Kamer geven. Daar ben ik mee bezig. Ik ben wel van plan om op korte termijn
een brief te sturen naar uw Kamer over hoe ik dat zie en wat ik erover denk. Ik heb
daar eerder ook van gezegd dat het kabinetsbeleid het beleid is van geen generieke
steun aan alle onderdelen van de maatschappij. Dat is ook een gegeven.
Natuurlijk heb ik de heer Bisschop gehoord waar het gaat over de maatregelen vanuit
Europa. Daar zijn ook mogelijkheden. Er zijn natuurlijk landen die al steun verlenen,
zoals Frankrijk. In Duitsland zijn ze nu bezig met het vormgeven van de regeling.
Het is dus niet zo dat daar al direct de visserij wordt gesteund. Dat kan niet. Dat
is gewoon een proces dat ingezet moet worden en waarbij je ook weer met Brussel moet
overleggen als het gaat over de invulling. Als de Kamer aan mij vraagt of ik vind
dat het snel genoeg gaat en of ik vind dat het voldoende recht doet aan het hier en
nu, dan is mijn antwoord nee. Daar probeer ik ook voortdurend op te duwen.
Waar het gaat over openstelling van de regeling rond de BAR, de gelden rond brexit,
ben ik nog steeds met Brussel in discussie. Brussel stelt weer vragen, ik moet weer
antwoorden geven en ik hoop maar dat die antwoorden voldoende zijn om uiteindelijk
die regeling open te zetten. Dat is wel frustrerend, moet ik u zeggen. Het is een
situatie waar we met elkaar in Europa voor gekozen hebben waar het gaat om zorgvuldigheid.
Daar ben ik ook zeker voor, maar je wil ook graag stappen zetten naar de duurzame
visserij. Dan had ik gehoopt dat ik voor de zomer een totaalpakket naar uw Kamer kon
brengen met hoe ik dat precies vorm wilde geven. Ik dacht aan a. innovatie b. een
deel uitkoop van de sector en c. toekomstbestendige visserijvaartuigen. Dat wordt
nu opgehouden doordat ik voortdurend met Brussel aan de slag moet. Dat doe ik graag.
Dat is natuurlijk de parallel met derogatie. Daarvoor zit ik hier ook, maar af en
toe gaat mij dat niet snel genoeg. Dat is maar even wat ik met uw Kamer deel.
De heer Bisschop (SGP):
Goed om te horen dat de Minister de zorgen over de toekomst van de visserij met een
groot deel van deze commissie deelt. Wij hebben geen verschil van mening over het
punt dat er wat moet gebeuren, maar ik heb toch sterk het idee, hoewel ik graag de
verbinding zoek, dat de wegen uiteenlopen over de termijn waarop. De Minister zegt
dat hij met een compleet pakket wil komen. Dat is allemaal goed en aardig, maar het
loopt nu al drie maanden. Als we nog even afwachten, wordt het vijf maanden voordat
er een pakket ligt. Als in die tussentijd allerlei visserijbedrijven over de kop zijn
gegaan, dan heeft er gewoon een koude sanering plaatsgevonden. Dat wil je dus niet.
Ziet de Minister mogelijkheden om op korte termijn overbruggingsmaatregelen te nemen?
Ik bedoel dus dat er morgen een regeling ligt waar visserijbedrijven gebruik van kunnen
maken, met een tegemoetkoming in de brandstofkosten en noem het allemaal maar op.
Ondertussen wordt gewerkt aan een duurzame regeling die inderdaad oog heeft voor een
evenwichtige sanering maar voorkomt dat er ondertussen een koude sanering plaatsvindt.
Ziet de Minister daarvoor mogelijkheden?
Minister Staghouwer:
Ik was nog niet helemaal klaar met mijn beantwoording. Ik wilde naar een bepaalde
conclusie toe en dit was een van mijn conclusies. Ik heb u net toegezegd dat ik een
aantal ingrediënten voor mij zie wat betreft de toekomst van de duurzame visserij.
Ik zie ook de noodzaak. Die blijkt ook uit dat rapport van WEcR. Ik net heb toegezegd
dat ik een brief aan uw Kamer ga sturen over hoe ik deze overbrugging wil gaan vormgeven
in samenspraak met een duurzame regeling. Dan zal ik ook dat rapport van WEcR naar
uw Kamer sturen. Daar staat exact in beschreven wat de problematiek is. Daar staat
ook in beschreven dat 70% van de visserijbedrijven onder water staat. Dat baart mij
grote zorgen. Ik vind dat er dan een verantwoordelijkheid is om die transitie op een
goede manier vorm te geven. Ik heb u ook gezegd dat het wat het kabinet betreft onbestaanbaar
is dat de visserij via een koude sanering totaal niet meer kan in Nederland. Dat is
dus iets waar ik mij sterk voor maak en waar ik heel hard mee bezig ben. Als u, meneer
Bisschop, mij nu vraagt om morgen een brief met de uitwerking van die maatregel te
geven, dan kan ik dat niet toezeggen, omdat ik bezig ben met die verkenning en de
tijdlijn daarbij. Ik probeer daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te geven. Weet
dat het mij menens is en dat ik er alles op inzet om de visserij die duurzame slag
ook te laten maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Sorry dat ik wat te gretig daarop insprong met een interruptie. Ik had misschien de
rest van uw beantwoording even moeten afwachten, maar dit scheelt weer tijd straks.
Ik hoor inderdaad de gedeelde zorg, maar ik hoor nog niet de kortetermijnmaatregelen
waarmee je voorkomt dat die 70%, of een substantieel deel van die 70%, die onder water
staat, daadwerkelijk koud gesaneerd raakt. Ik hoor ook niet de duurzame langetermijn-
of middellangetermijnmaatregelen. Ik vraag niet voor morgen een brief; dat was symbolisch.
Ik vraag wel op korte termijn maatregelen die soelaas bieden aan die bedrijven die
op zichzelf solide zijn, maar die door de gegeven omstandigheden en door de ellende
rondom de pulskor nu ten onder dreigen te gaan. Dat kan geen drie weken meer wachten.
Ik zou dus dat tweesporenbeleid van de Minister willen horen. Mag ik dat beluisteren?
Minister Staghouwer:
Dat mag de heer Bisschop zeker beluisteren. Ik zeg uw Kamer toe dat ik mij de komende
periode extra ga inzetten om met vissers in gesprek te gaan. Dat heb ik natuurlijk
al wel gedaan. Daar komt ook deze lijn uit. Maar ik ga zeker extra aandacht besteden
aan visserij, omdat dat gewoon nodig is. Ik wil naast de visserman staan. Ik wil naast
de visserseconomieën staan. We hebben gewoon een goede toekomst nodig voor de visserij.
Dat is ook een toezegging die ik aan uw Kamer doe. Ik heb net toegezegd dat ik met
een brief kom waarin ik dit uitwerk en ga beschrijven wat ik aan mogelijkheden zie.
Ik zal ook het rapport bijvoegen. Ik doe dat zo snel mogelijk. Als dat binnen twee
weken kan, is mij dat zeer lief. Ik doe op dit moment even geen uitspraak over een
termijn, maar ik houd het op «zo snel mogelijk».
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de Minister. Ik ben blij met zijn warme woorden voor de Nederlandse vissers.
Toch heb ik hierop aansluitend nog wel een vraag. Ik snap dat de Minister de kabinetslijn
over sectorsteun ter sprake brengt. Ik merk twee dingen op. De kabinetslijn lijkt
mij niet in beton gegoten. Ik denk dat de collega's van de heer Staghouwer geen oogkleppen
op hebben en ook zien wat de gevolgen zijn voor sommige sectoren. Hier speelt ook
nog mee dat er geen claim bij Financiën wordt gelegd, maar dat er Europees geld beschikbaar
is. Dat vind ik ook wel een onderscheid. Het is dus geen claim die ten koste gaat
van overheidsfinanciën en die dus bepaalde trade-offs heeft. Nee, dit is Europees
geld wat er ligt.
Ik begrijp de frustratie van Minister Staghouwer richting Brussel, omdat er iedere
keer weer nieuwe vragen komen en het zo lang duurt. Ondertussen gaat er een koude
sanering plaatsvinden als we niet opletten. Mijn vraag is als volgt. Wij hebben als
Kamer een debat gepland op 6 juli over tuinbouw en visserij. Ik meen 6 juli, of is
het eerder? Ik dacht 6 juli. Hoewel de Minister nu geen harde deadline of termijn
durft te verbinden aan zijn brief, is mijn vraag of de Minister ons in ieder geval
voor die datum een brief kan sturen met de tussenstand van dat moment en hopelijk
met zo veel mogelijk resultaat. Hij kan dan dus ingaan op de punten die hij zelf aandraagt
over innovatie, uitkoop en overbrugging. Daarbij kan er ook opnieuw een weging zijn
van de kabinetslijn tot nu toe, ook in relatie tot het feit dat het hier om Europese
middelen gaat. Is dat mogelijk, zodat we bij het volgende debat echt op basis van
nieuwe informatie een goed debat kunnen voeren?
Minister Staghouwer:
Het antwoord is ja. Dat zeg ik uw Kamer toe. Bij de vervolgvragen van de heer Bisschop
heb ik ook al aangegeven dat zo snel mogelijk te willen doen. Ik doe mijn uiterste
best om op die punten helderheid en duidelijkheid te geven, in ieder geval voor het
debat, zodat we een goed debat kunnen voeren en ik ook richting van uw Kamer krijg,
want dat is ongelofelijk belangrijk.
Voorzitter. Even kijken wat er nu nog overgebleven is. Volgens mij heb ik een groot
aantal vragen beantwoord. Ik heb ook uitgelegd wat de stand van zaken is rond de BAR-gelden
en de innovatiegelden. Dat zal dan ook in de brief verder worden vermeld, zodat u
een overzicht hebt van wanneer wat ingezet zal kunnen worden.
Dan heb ik nog een paar specifieke vragen die ik graag wil beantwoorden. Er was een
vraag van D66 over het niet inzetten op MSY-gegevens. Het gaat over de vraag richting
de Commissie. De Commissie kan een automatische reductie voorstellen. Ondanks een
tekort aan gegevens kunnen we wel een trend daarin aantonen. We kunnen zien dat verdere
reductie niet noodzakelijk is. Wij kijken als Nederland naar een van-geval-tot-gevalbenadering,
waarbij natuurlijk de bescherming van bestanden vooropstaat, net als de wetenschappelijke
benadering. Het is dus en-en, zeg ik tegen de heer De Groot.
Dan de vragen van mevrouw Vestering. Ik moet zeggen dat die wel heel erg technisch
zijn, dus ik heb net toch een paar keer de antwoorden moeten lezen. Het gaat over
de tolerantiemarge en de logboekverplichtingen. Het antwoord dat ik hierop kan geven,
is dat in principe op die tolerantiemarge 100% afgeweken zou kunnen worden. Dat is
niet in de logboekregistratie, maar in het vastgestelde gewicht bij weging en na aanlanding.
Dat is de basis voor het quotumbeheer. Het is in mijn ogen zo dat deze uitbreiding
van de tolerantiemarge niet tot overbevissing zou kunnen leiden. Ik zeg ook dat die
tolerantiemarge niet hoger zou moeten zijn dan noodzakelijk. Daar kijken we ook scherp
naar.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik kom nog even terug op de Maximum Sustainable Yield. Die systematiek is er niet
voor niets. Wetenschappers gaan kijken wat nou de bestandsgrootte is en wat verantwoord
is om te vissen. Toch zegt Nederland: als het uitkomt, als het niet te erg is, dan
gaan we het volgen. Ik vind het totaal geen antwoord van de Minister. Het moet controleerbaar
zijn wat de Minister doet. Dat is het totaal niet. Denk aan de van-geval-tot-gevalbenadering.
Volgt Nederland nou een keer de wetenschappers of niet? Dit is gewoon niet aanvaardbaar.
Minister Staghouwer:
Ik heb de mening van de heer De Groot namens de D66-fractie gehoord. Wij proberen
zo goed mogelijk van geval tot geval, zo heb ik u net aangegeven, een inschatting
te maken. Jazeker, wij laten ons leiden door de wetenschappelijke inzichten als het
gaat over de bestanden. Ik heb u net gezegd: wetenschappelijke benadering. Ik heb
ook gezegd dat het kan zijn dat er een tekort aan gegevens is om trends aan te geven.
Dat is ook de reden waarom wij een van-geval-tot-gevalbenadering bepleiten, ook om
de goede staat van instandhouding van een bepaalde soort te garanderen. Wij proberen
zeker een aantal van dit soort indicatoren te gebruiken om een keus te maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Hoe werkt dat dan? Want de wetenschappers komen met een advies. Bent u nog wetenschappelijker?
Kunt u een voorbeeld geven waarin u beargumenteerd bent afgeweken?
Minister Staghouwer:
Dat is eigenlijk in de categorie: mevrouw Vestering, zeer technisch. Ik heb daar op
dit moment geen antwoord op. Ik wil graag het antwoord in tweede termijn aan de heer
De Groot geven.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Zo technisch is het allemaal niet. We vissen te veel in de oceanen. Het gaat slecht
met de oceanen. Het gaat slecht met de vissen. Ik hoor deze Minister alleen maar spreken
over de vissers en zeggen dat de visserij moet blijven in Nederland, maar ik heb nog
geen woord gehoord over de vissen en over de manier waarop hij de vissen gaat beschermen.
We weten dat 47% van de visbestanden in de Atlantische Oceaan na 25 jaar visserijbeleid
is overbevist en 90% in de Middellandse Zee. 30% van de visbestanden is dermate overbevist
dat ze niet meer te herstellen zijn. En ik hoor deze Minister alleen maar spreken
over hoe de visserij beschermd moet worden en niet hoe de vissen en de oceanen beschermd
worden. Ik bied hem nog een kans voor mijn volgende interruptie; ik hoor heel graag
wat de inzet van de Minister op dit vlak is.
Minister Staghouwer:
Wij hebben in Europa stevige afspraken over quota en anderszins met als doelstelling
om de visserij in de toekomst mogelijk te maken, maar ook om standen te beheren en
om ervoor te zorgen dat er geen kaalslag plaatsvindt in de Noordzee en andere wateren.
Daar zijn stevige en heldere afspraken over. Ik constateer ook dat verschillende quota
niet worden vol gevist door de Nederlandse visserij. Ik denk dat de visserijsector
in die zin heel verantwoord bezig is binnen de kaders die zijn meegegeven, dus ik
herken de opmerking van mevrouw Vestering niet. Ik herken wel de zorgen die er zijn
over visbestanden. Dat ga ik niet bagatelliseren. Wij moeten verantwoord omgaan met
de visbestanden. Daar hebben we gewoon heldere en duidelijke afspraken over in Europa.
Ik denk dat dat prima werkbaar is.
De voorzitter:
Vervolgvraag van mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik hoor nog steeds een groot en warm pleidooi voor de vissers en niet voor de vissen,
dus ik help de Minister toch een beetje op gang. Kan hij mij misschien uitleggen hoe
hij de intrinsieke waarde van vissen beschermt? Hoe denkt hij over het feit dat vissen
een bewustzijn en gevoel hebben, en dat ze pijn kunnen ervaren? Hoe heeft de Minister
dat meegenomen in dit beleid?
Minister Staghouwer:
Volgens mij gingen de vragen die gesteld waren over het Europees beleid. Mevrouw Vestering
stelt nu een vervolgvraag over de intrinsieke waarde van vissen. Ik denk dat zij heeft
gezien dat ik een petitie heb aangenomen bij het voormalig Kamergebouw, waarin mij
ook de waarde van vissen, het gevoel van vissen en de manier waarop wordt omgegaan
met vissen die opgevist zijn, te verstaan werden gegeven. Dus ja, ik heb daar kennis
van genomen, maar volgens mij ging deze discussie over de situatie in Europa, de visquota
en de bestanden. Dus ik heb er inderdaad kennis van genomen.
De voorzitter:
Derde interruptie.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik schrik een beetje van dit antwoord. Is het een serieus antwoord van de Minister
dat hij kennisgenomen heeft van het feit dat vissen gevoel en een bewustzijn hebben
en pijn kunnen ervaren, maar dat hij verder verwijst naar Europa als het gaat om beleid?
Het gaat om de Nederlandse inzet voor het Europees beleid. Ik vraag hem of het feit
dat het dierenwelzijn beschermd moet worden, dat dieren gevoel en bewustzijn hebben
et cetera, betrokken is in de Nederlandse inzet. Dan kun je niet volstaan met te zeggen
dat het Europees beleid is. Ik vraag hier naar de Nederlandse inzet en hoe de Minister
dit heeft meegenomen.
Minister Staghouwer:
Wij hebben in Europa al heel lang, zolang de Europese Unie bestaat, afspraken over
het beheren van de bestanden in de verschillende wateren. Het is een herhaling van
de antwoorden die ik heb gegeven. Ik heb met het aannemen van de petitie van de stichting
die aandacht vraagt voor het dierenwelzijn van vissen, aangegeven dat ik daar kennis
van heb genomen. Ik heb daar nog geen conclusies uit getrokken. Ik heb daar kennis
van genomen. Ik ga nadenken over hoe ik dat een plek zou moeten geven. De conclusie
kan ook zijn dat dat geen plek krijgt. Ik wil mij wel volledig in de breedte van de
samenleving informeren. Dat betekent dat ik ook in gesprek ben met die organisaties.
Dat is de stand van zaken.
De voorzitter:
Mevrouw Vestering, afrondend.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Tot slot. Als de Minister daar nog eventjes over na gaat denken en wij toch al wat
vaker penvriendjes worden omdat veel schriftelijk wordt afgedaan, kan hij ons misschien
ook per brief informeren over hoe hij de uitvoering van deze petitie voor zich ziet.
Minister Staghouwer:
Het is, om even op het woord «penvriendjes» in te gaan, niet mijn doelstelling om
met u via schriftelijke ronden alles te wisselen. Absoluut niet. Ik wil graag het
gesprek met u voeren, want dat zorgt voor veel meer duiding en inhoud. Ik zie deze
vergaderingen ook altijd als input voor wat ik in Brussel, in dit geval Luxemburg,
moet doen. Dat als antwoord daarop.
Als mevrouw Vestering het op prijs stelt om een brief te krijgen, wil ik die natuurlijk
sturen, maar niet op korte termijn. Dat zal dan echt in de loop van dit jaar worden.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Staghouwer:
De heer De Groot vroeg naar de inzet en de handhaving van de black box en de zorgen
daaromtrent. Ik ben het volstrekt met de heer De Groot eens als hij vraagt wanneer
dat eindelijk realiteit wordt. Ik moet alleen het antwoord daarop schuldig blijven,
omdat ik nog geen datum heb. Maar zodra ik daar enig licht op kan laten schijnen,
zal ik die vraag van een antwoord voorzien. Misschien kan dat meegenomen worden in
de brief die ik u toegezegd heb voor het debat.
Dat was wat mij betreft het onderwerp visserij, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Interruptie van meneer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nou, meer een administratieve opmerking, voorzitter. Ik had ook nog gevraagd naar
de handhaving, de 400 pk en de aanlanding.
Minister Staghouwer:
Daar kom ik in tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik had gevraagd naar de doelen die niet gehaald worden. Welke doelen zijn dat en welke
gevolgen heeft dat? Ik hoor graag nog wat meer over het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Ten minste, dat staat in de geannoteerde agenda.
Minister Staghouwer:
Daar kom ik straks nog even op terug.
Ik heb nog een pakketje andere vragen. Ik begin met de opmerking van de heer Eppink
van JA21 over stikstof. Ik snap zijn gretigheid om deze discussie te voeren. Dat willen
we natuurlijk allemaal, maar mijn collega, Christianne van der Wal, Minister voor
Natuur en Stikstof, gaat aanstaande vrijdag uw Kamer informeren. Dan komt het Nationaal
Programma Landelijk Gebied naar buiten. Dat is een belangrijke stap in de gebiedsgerichte
aanpak. Dat gaat samen met het perspectief voor de landbouw. Dat is de reden waarom
ik op dit moment niet inga op de vragen van de heer Eppink. Ik ga ervan uit dat hij
daar begrip voor heeft.
De heer Van Campen (VVD):
Die beantwoording richting collega Eppink begrijp ik, want beide bewindspersonen zijn
voornemens een brief te sturen. Hoewel de zorgen begrijpelijkerwijs groot zijn in
de sector, denk ik dat het verstandig is dat we die brieven en voorstellen van het
kabinet in den brede kunnen wegen met elkaar. In die zin begrijp ik het antwoord van
de Minister, maar we hebben gisteren de Minister voor Natuur en Stikstof in de Kamer
uitgenodigd in het vragenuur om te vragen hoe zij kijkt naar die opgave. Toen heeft
zij in algemene zin aangegeven hoe zij aankijkt tegen de oplossing die nodig is om
uit de stikstofcrisis te komen. Voor de VVD is het van ongelofelijk groot belang dat
er naast de stikstofopgave die het kabinet formuleert, ook een perspectief voor onze
mooie landbouwsector wordt geformuleerd. Daar maken mensen zich zorgen over. In de
meest vruchtbare delta op aarde, waar wij in wonen, weten we op een duurzame wijze
voedsel te produceren. Ik zou de Minister ertoe willen verleiden een aantal zinnen
te wijden aan hoe hij dat perspectief voor die sector ziet. Is er wat hem betreft
perspectief voor de landbouw in Nederland? Kan hij al een tipje van de sluier oplichten
over de brief die hij voornemens is naar de Kamer te sturen?
Minister Staghouwer:
Dat is een heel verleidelijke vraag van de heer Van Campen. Het liefst wilde ik vandaag
met uw Kamer het gesprek voeren over het perspectief voor de landbouw, want het is
ongelofelijk nodig om helder te schetsen waar wij naartoe moeten met de landbouw,
naartoe kunnen met de landbouw en naartoe gaan met de landbouw. Maar dat kan ik niet
doen, want dan ga ik vooruitlopen op een gesprek dat nog plaats moet vinden in de
ministerraad, op de presentatie van aanstaande vrijdag. Dat doe ik niet, net als dat
ik nu geen uitspraken doe over de vraag van de heer Eppink. Ik wil het heel graag,
maar ik doe het niet. Ik hou toch nog even mijn woorden achter mijn mond.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Ik heb meteen alle begrip voor het feit dat de Minister hier geen beleidsvoornemens
gaat toelichten en formuleren. Daarvoor hebben we een brief. Ik begrijp ook het democratisch
proces dat we als Kamer en kabinet zorgvuldig te bewandelen hebben met elkaar. Maar
in brede zin hebben we in het coalitieakkoord ook echt een ambitie opgeschreven over
de toekomst van de landbouwsector. Veel agrarische ondernemers, veel boeren, maken
zich er zorgen over of dit kabinet überhaupt nog wel een perspectief ziet voor de
sector. Als ik die cijfers lees, begrijp ik dat. Ik begrijp dat als je een melkveehouder
in de Gelderse Vallei bent, de schrik je dan om het hart slaat. Ik zou de Minister
dus toch willen vragen of hij in algemene zin iets kan zeggen over de toekomst van
de landbouw, waar we zo groot en sterk mee zijn geworden, waar we internationaal zo
om bekend staan en waar wat de VVD betreft echt een mooi perspectief voor zou moeten
worden geformuleerd. Is de Minister dat met de VVD eens?
Minister Staghouwer:
Ik kan de verleiding toch niet weerstaan. Ja, wij zijn trots op onze boeren. Ja, de
boeren verdienen respect. Ja, de boeren hebben we nodig in alle gebiedsprocessen en
transities die wij voor ons zien. Ja, er is perspectief voor de landbouw. Ja, er is
toekomst voor de landbouw. Dat is wat ik beschrijf in de brief. Er is toekomst voor
de ondernemers in de agrarische sector en er is toekomst voor de blijvers in de landbouw
en de jonge boeren. Dat zijn in heel grote hoofdlijnen de onderdelen van de brief.
De heer Eppink (JA21):
Dan mag ik hier wel op aansluiten, nu het er toch over gaat. Het probleem is natuurlijk
dat de huidige Wet natuurbescherming eigenlijk een soort wurgwet is geworden. Ik heb
u de vraag gesteld wat u ziet in een reparatie daarvan, om de meest ernstige scheefgroei
tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de maatschappij niet op slot gaat.
Minister Staghouwer:
Ik heb net aangegeven dat ik niet wil belanden in het debat rond alle zaken die nog
het licht gaan zien. Ik ga de heer Eppink dus helaas teleurstellen: er komen geen
antwoorden op zijn vragen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Eppink.
De heer Eppink (JA21):
Dan wacht ik geduldig af, en hoop ik dat de plannen van het kabinet niet voortijdig
uitlekken. U zult begrijpen hoe verstorend dat is. Ik heb in het hele stikstofdossier
al een paar keer gemerkt dat het van LNV naar Trouw en de NOS gaat. Ik weet niet of
dat een gebruikelijke route is, maar het is voor de maatschappij, en zeker voor boeren
en mensen die bouwen enzovoort, ontzettend storend en angstaanjagend om dat in één
keer op hun bord te krijgen. Ik hoop dat men dat bij het ministerie, waar al dat materiaal
toch ligt, goed beseft.
Minister Staghouwer:
Even in reactie daarop: ik snap zeker wat de heer Eppink zegt. Ik moet ook helder
zijn. Er zijn natuurlijk enorme opgaves. Het zal niet gemakkelijk zijn. Het zal ook
niet gemakkelijk worden. Dat moeten we ook niet bagatelliseren. Maar dat we toekomst
zien, dat er een weg naartoe is, dat die weg onderdeel is van de transitie en dat
we dat mogelijk moeten maken met elkaar, is volstrekt helder en duidelijk. Dit is
het laatste wat ik zeg op dit punt, als u mij dat toestaat, voorzitter.
De voorzitter:
U gaat over uw eigen beantwoording, maar mevrouw Van der Plas heeft nog een interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dat is dan jammer voor de Minister, want ik heb hier ook nog een vraag over. Ik
heb via de Kamervoorzitter een klacht ingediend over het lekken naar de pers. Dat
was dus niet tegen de Minister persoonlijk gericht, maar tegen het opnieuw lekken
naar de pers, wat echt voor grote onrust heeft gezorgd, niet alleen onder boeren maar
ook onder burgers. Ik zou eigenlijk wel een brief willen van de Minister van Landbouw
en de Minister van Stikstof waarin staat hoe dit in de media heeft kunnen komen of
hoe dit is gegaan, hoe de Ministers daartegen aankijken en hoe zij daar straks mee
verdergaan. Dat is eigenlijk mijn verzoek. Bij dezen.
Minister Staghouwer:
Het lijkt mij verstandig. Want ik heb inderdaad begrepen dat de BoerBurgerBeweging,
of mevrouw Van der Plas, iets aanhangig heeft gemaakt. Laten we eerst even wachten
op wat daar het resultaat van is, en dan verder kijken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De Kamervoorzitter is niet gemachtigd om hier onderzoek naar te doen. Vandaar dat
ik een brief vraag van de Minister zelf, om te verklaren hoe dit heeft kunnen gebeuren,
hoe ze hier verder mee omgaan, en ook hoe ze dat in de toekomst zien met het verspreiden
van nieuws via de media. Daarmee wil ik niet zeggen dat de Ministers dit letterlijk
zelf hebben gedaan. Maar in een debat eerder, in oktober 2021 met Minister De Jonge,
toen nog Minister van Volksgezondheid, gaf die klip-en-klaar toe dat er vanuit het
kabinet weleens gelekt werd, en dat dat ook weleens kan gebeuren met mensen en partijen
die aan tafel zitten. En Minister De Jonge zei toen, waar ik nogal van schrok: «Het
schip van staat lekt van de bovenkant» – letterlijke woorden. Dus het lijkt mij, ook
voor de mensen in het land en voor de boeren, eigenlijk wel goed om hier gewoon uitleg
te krijgen van het ministerie zelf. Dus ik doe hier dan het verzoek voor de tweede
keer om een brief hierover te sturen vanuit de ministeries.
Minister Staghouwer:
De enige opmerking of het antwoord dat ik kan geven, is dat ik de vraag van mevrouw
Van der Plas heb gehoord. Ik beraad me even op het antwoord, en kom daar in tweede
termijn even op terug.
De voorzitter:
Niemand meer op dit onderwerp? Dan vraag ik de Minister zijn betoog te vervolgen.
Minister Staghouwer:
Dank u. Dan de vraag van de heer De Groot over de natuurhersteldoelen: kan de Minister
schetsen wat de inzet is op het pakket? Ja, natuurlijk, die snap ik heel goed, die
nieuwsgierigheid naar het pakket en de inzet daarop. Het punt is alleen dat de publicatie
van die natuurhersteldoelen pas voorzien is op 22 juni, dus over twee weken. En het
pakket maakt onderdeel uit van het wetsvoorstel natuurherstel, dat voortkomt uit de
biodiversiteitstrategie. Na publicatie wordt u, zoals gebruikelijk, geïnformeerd.
Dan de stand van zaken van de derogatie – de heer Van Campen vroeg daarnaar – en de
zorgen daarover. Nou, ik heb natuurlijk in elk debat vanaf 10 januari met de Kamer
gewisseld wat de zorgen zijn. Ik heb daarover vorige week ook een brief naar de Kamer
gestuurd. Aanstaande maandag, zo hebt u kunnen lezen, is de derde presentatie voor
het Nitraatcomité. Ik duid dat maar als positief; als we geen presentatie mogen geven,
dan hebben we echt wel een probleem te pakken. Dat betekent nog niet dat we er zijn,
zeker niet, maar wel dat het gesprek een volgende fase ingaat. Dus ik ben stevig bezig
met het gesprek over de voorwaarden. En omdat anders meneer Van Campen daar een vraag
over gaat stellen, «hoe zit dat nou met de kunstmestvervanger?»: dat was een onderdeel
van dat gesprek, zo weet de heer Van Campen ook. En nogmaals, dat zijn geen eenvoudige
gesprekken. En de heer Van Campen legt de vinger ook op de plek van de 170 kilogram.
Ik heb gemeend een brief naar buiten te moeten doen om het risico te duiden. Dat is
mijn verantwoordelijkheid ook. Dus ik heb dat signaal ook afgegeven naar de agrarische
sector. Zodra er duidelijkheid is richting de boeren en richting de Kamer, zal ik
u daarover informeren. Dat is alles wat ik daarover kan zeggen.
De heer Van Campen (VVD):
Inmiddels begrijp en zie ik ook wel hoe complex de weg is naar die derogatie toe.
Tegelijkertijd zeg ik dan ook maar even, in de scherpte voor ondernemers: een ondernemer
heeft er natuurlijk geen schuld aan als de overheid haar zaakjes niet op orde heeft.
En dan heb ik het niet per se alleen over Den Haag; ik heb het ook over Brussel. Dus
ik zou de Minister willen vragen, en dat was ook een vraag die ik heb gesteld in eerste
termijn: mocht de derogatie voor het lopende jaar 2022, met het mestseizoen dat nu
al vier maanden is begonnen, wegvallen en de ondernemers die 170 kilo in die derogatiegebieden
toch hebben losgelaten, kan de Minister hier dan toezeggen dat er in ieder geval geen
handhaving plaatsvindt, en dat dit dan zal worden gezien, hoe vervelend ook, als een
overgangsjaar?
Minister Staghouwer:
Hoe vervelend het ook is voor meneer Van Campen: ik ga daar geen ja op zeggen. Natuurlijk
doe ik er alles aan wat in mijn macht ligt om die derogatie te verkrijgen. Ik ben
een optimistisch mens, dus ik ga ervan uit dat we dit hele discussiepunt op een goede
manier achter ons kunnen laten, met een juiste, goede en passende oplossing. Maar
ik kan op dit moment niet ja zeggen als antwoord op die vraag.
Dan de vraag van meneer Bisschop: hoe gaat de Minister voorkomen dat we ons nu al
klem zetten? Ik stuur dat na. Dat gaat over de beekdalen, de geïntegreerde gebiedsgerichte
aanpak waterkwaliteit. Na de zomer komt er een brief met de uitwerking over de grondgebondenheid.
In september is die beoogd. Daarin zullen we hier verder op ingaan.
Dan een aantal vragen over voedselzekerheid, over de solidariteitslanen, de Green
Deal en de samenwerking met BHOS. De heer Bisschop stelde een vraag over de voedselzekerheid
en Farm to Fork. Dat is van groot belang, niet alleen voor de korte, maar ook voor
de lange termijn. De heer Bisschop wekte de indruk dat ik mijn verantwoordelijkheid
in eerste instantie niet serieus nam. Dat heb ik wel gedaan. Ik heb een aantal keren
in antwoord op vragen van uw Kamer gezegd dat de voedselzekerheid op dit moment niet
in gevaar is. Dat is ook zeker aan de orde in de Europese Unie. Maar natuurlijk zie
ik ook de ontwikkelingen – de heer Thijssen spreekt daar ook met nadruk over – in
de wereld. Hebben wij daar geen verantwoordelijkheid voor? Natuurlijk hebben wij daar
een verantwoordelijkheid voor. Ik doe er alles aan om daar vanuit mijn rol en positie
aandacht voor te vragen. Dat is ook hoe ik met BHOS opereer.
Maar het gaat over die problematiek. Hoe kunnen we daar zo maximaal mogelijk op voorsorteren?
We hebben een aantal tafels ingesteld om ons maximaal van informatie te voorzien en
daarop voor te sorteren in Europa. Het verschil in inzet tussen LNV en BHOS zie ik
absoluut niet. Het is een gezamenlijk bouwwerk. Er wordt dus integraal samengewerkt.
De uitvoering, met name waar het gaat over zaken die LNV aangaan, nemen we echt voor
onze rekening. De connectie met de WHO is echt een verantwoordelijkheid van BHOS.
Zo proberen we zo maximaal mogelijk te zwaluwstaarten om de grote voedselcrisis te
voorkomen, met de enorme nood die daarbij zou kunnen ontstaan ten aanzien van honger
in de wereld. Want dat is wel echt onze zorg.
We proberen in Europa afspraken te maken over de afvoer van graan. Dat is ook de reden
om lanes in te stellen. Wij zien dat dat voor een deel een druppel op de gloeiende
plaat is. Want je kunt natuurlijk met het vervoer per schip vele malen meer doen dan
met vervoer per as of per rail. Daar zitten dus echt nog wel wat zorgen. Dat is ook
waar de Europese Commissie naar aan het kijken is. Hoe kunnen we dat zo goed mogelijk
vorm en inhoud geven? Maar goed, daar is ook medewerking vanuit Oekraïne voor nodig.
Ik kan uw Kamer toezeggen dat wij het maximale doen waar het onze Nederlandse positie
aangaat. Waar wij kennis kunnen uitwisselen voor het teeltseizoen in Oekraïne, hebben
we dat al gedaan. Inmiddels zijn er een aantal praktische maatregelen. Als er een
hulpvraag is, dan geven wij daar dus antwoord op en invulling aan om te voorkomen
dat er straks een situatie ontstaat waarin er geen afvoer en productie kan plaatsvinden
in de Oekraïne. Daar is alles dus op gericht.
Dan kom ik nog even in concreetheid terug op de voedselzekerheid en Farm to Fork.
Daar vroeg meneer Bisschop naar. Voedselproductie niet omlaag. Nee, dat is zo. Er
zijn door verschillende landen in de Europese Unie keuzes gemaakt. Duitsland heeft
een voorstel gedaan om de vruchtwisseling voor één of misschien twee jaar anders te
interpreteren. Wat is de reactie van Nederland daarop? Ik wacht even de reactie van
de Eurocommissaris af om vervolgens onze positie te bepalen. Het Nederlandse systeem
is natuurlijk anders ingericht dan het Duitse of Franse systeem. Ik wacht het antwoord
van de Eurocommissaris af en op basis daarvan ga ik kijken of dat in Nederland ook
nodig of mogelijk is. We wachten op dit moment dus even.
De heer Thijssen (PvdA):
Het lijkt erop dat we het voedselmapje hebben gehad. Ik heb toch nog een vraag. Ik
begrijp dat we die solidarity lanes willen instellen en dat de Europese Commissie
daarop inzet. Maar de Minister zegt ook dat het via de weg en de rails niet dezelfde
capaciteit zal hebben als wanneer het met schepen gebeurt. Dus zelfs als dat lukt,
dan lost dat niet het probleem op dat de Oekraïneoorlog op dit moment veroorzaakt.
Ik heb het dan niet over de voedselzekerheid in Europa, maar over de voedselzekerheid
in de rest van de wereld. Is de Minister dat met mij eens? Wat gaat de Europese Commissie
of deze Minister doen om een grotere bijdrage te leveren aan het stoppen van de voedselcrisis?
Dit blijft maar terugkomen in onze debatjes, omdat ik daar maar geen duidelijkheid
over krijg. Wat gaan we nou doen, jongens? Nog eens 100 miljoen extra mensen krijgen
honger door deze crisis. Ik zie in Europa en bij dit kabinet nog niet een begin van
wat we gaan doen om dat te dempen. Of lees of hoor ik het niet goed? Help me. Dit
kan toch niet?
Minister Staghouwer:
Volgens mij heb ik helder aangegeven wat mijn aandachtspunten zijn en wat de aandachtspunten
van het kabinet zijn. Ik sluit zeker niet mijn ogen voor de problematiek in de wereld,
maar ik moet het doen met de positie van Nederland in dat speelveld. Ik doe er alles
aan om dit probleem vanuit mijn positie van een antwoord te voorzien, maar ik moet
ook realistisch zijn, zeg ik tegen de heer Thijssen. De feitelijke situatie in Oekraïne
op dit moment is dat er 20 miljoen ton graan in de opslag ligt. Dat moet voor eind
juli worden geëxporteerd omdat er anders een probleem ontstaat, aangezien er dan weer
geoogst gaat worden in Oekraïne. Dat probleem kan ik niet oplossen. De heer Thijssen
zegt dat hij weinig urgentie voelt, maar ik ben niet in staat om dat probleem op te
lossen. Ik ben wel in staat om met mijn collega's een maximale inspanning te verrichten
om Oekraïne daarbij te helpen, om te zien wat we kunnen doen om Odessa als uitvalsbasis
te gebruiken en om maximaal te voorzien in vervoer per rail en asfalt. Maar Nederland
is niet in staat om het totale probleem aan te pakken. Dat is onmogelijk.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat snap ik natuurlijk. Zelfs de Europese Unie kan dat niet zomaar even oplossen.
Dat snap ik natuurlijk ook. Maar de Minister heeft in de geannoteerde agenda ook iets
geschreven over de grote bedrijven in de wereld die handelen in deze producten. Het
vermoeden is dat zij nu extra voorraden aanleggen om de prijzen op te drijven. Dat
heeft een vreselijk gevolg, namelijk dat meer mensen honger hebben. Zij zullen meer
winst maken, maar er zullen ook meer mensen honger hebben. Ik begrijp dat nu wordt
uitgevraagd wat de voorraden zijn. Dat wordt gemonitord. Als dat inderdaad zo is en
als dat tot gevolg heeft dat meer mensen honger hebben, gaan de Europese Commissie
en deze Minister dan ingrijpen? Gaan zij er dan voor zorgen – ik weet niet met welke
middelen – dat de voorraden graan die wél beschikbaar zijn en die wél de wereldmarkt
op kunnen, beschikbaar komen voor de mensen die honger lijden in deze wereld? Is dat
een mogelijk pad dat deze Minister aan het verkennen is? En zijn er wellicht nog andere
mogelijke paden die verkend kunnen worden? Ik heb al eerder suggesties gedaan voor
hoe de teelt kan worden ingezet voor voedsel, brandstof of veevoer. Is dat iets wat
de Europese Commissie en deze Minister aan het verkennen zijn? Ik snap dat hij geen
ijzer met handen kan breken in Oekraïne, maar er zijn volgens mij nog meer mogelijkheden.
Minister Staghouwer:
Ik ben mijn beantwoording begonnen door te zeggen dat ik de duiding van uw Kamer graag
meeneem in mijn gesprekken met mijn collega's. Ik heb de ideeën van de heer Thijssen
net gehoord. Ik neem die mee. We hebben natuurlijk eerder debatten gevoerd op dit
punt. Ik doe even geen toezegging, maar wel de toezegging dat ik de ideeën van de
heer Thijssen meeneem. Dat doe ik overigens met alle ideeën die vanuit uw Kamer komen,
maar dat mag duidelijk zijn.
Dan nog een antwoord op de vragen van de heer De Groot over de 8 miljoen vanuit de
landbouwcrisisreserve. Ik kan daar duidelijk over zijn. De enige optie om deze middelen
voor de crisisreserve uit te betalen, is om deze middelen toe te voegen aan de bestaande
regelingen. Dat is de voorwaarde vanuit de Commissie. Er is een duidelijk duurzaamheidscriterium
aan toegevoegd, dus een voorwaarde. Het leek mij de goede weg om dit op te plussen
in het huidige GLB-budget voor de vergroening. Dat is volgens mij de enige uitvoerbare
optie. Ik heb daaraan gekoppeld dat dat dus alleen voor de landbouwers met de grondgebonden
steun is. Dat betekent heel concreet dat dat alleen gaat naar ondernemingen die substantiële
aantallen varkens en pluimvee hebben, maar ook met grond onder hun bedrijven zitten,
zodat die een extra impuls krijgen om te gaan verduurzamen. Uit het onderzoek is ook
gebleken dat deze sectoren het meest last hebben van de hoge voer- en energieprijzen.
Dan doel ik met name op de pluimvee- en varkenssector, en natuurlijk de glastuinbouw,
maar daar hebben we het hier niet over. Dat is de reden waarom we heel bewust hebben
besloten om de regeling voor dit soort bedrijven open te stellen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Kunt u wat voorbeelden geven van die duurzaamheidseisen, want ik heb er geen beeld
bij? In hoeverre draagt deze actie bij aan de uitvoering van het coalitieakkoord,
want ik zie eerlijk gezegd geen haakje?
Minister Staghouwer:
Het haakje is wel degelijk aanwezig, omdat dit gaat over de verduurzaming van de pluimveehouderij
en de varkenshouderij. We hebben heel bewust de keuze gemaakt voor bedrijven met grond
daaronder. Vandaar dat wij die keuze hebben gemaakt. Dit is natuurlijk vanuit de bestaande
situatie, met de mogelijkheden die er nu zijn, de 8 miljoen, weliswaar een klein bedrag
als je kijkt naar de interventie die je nu pleegt. Als je kijkt hoe dat landt op het
boerenerf, dan hebben we natuurlijk ook wel nagedacht over de vraag: wat zorgt ervoor
dat dat helpt? Het is natuurlijk maar heel beperkt. Het gaat over een aantal bedrijven.
Uiteindelijk levert dat een bedrag tussen de € 2.000 en € 3.000 op. Dat is ook niet
heel veel. Maar ik heb dit geld. Ik heb de mogelijkheid gekregen. Ik wil dan een extra
stimulans geven om met name dit soort bedrijven die toch al die verduurzaming mogelijk
maken, een extra respons te geven.
De voorzitter:
De heer De Groot, uw laatste interruptie.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
De Minister beantwoordt mijn vraag niet. Wat is dan duurzaam aan die bedrijven? Ik
krijg het antwoord niet. Ik vind het toch vreemd. In het coalitieakkoord is een transitie
naar kringlooplandbouw afgesproken. Ik kan me dus voorstellen dat je zegt dat je die
financieel gaat ondersteunen. Dat is prima, ook al is het een klein bedrag. Maar dat
doet de Minister volgens mij helemaal niet. Hij geeft gewoon geld voor «duurzame bedrijven»,
terwijl tot nu toe niet gedefinieerd is wat dit zijn. Waar geeft u nou eigenlijk geld
voor? Hoe past dat in het coalitieakkoord, waarin u duidelijk een transitie naar kringlooplandbouw
heeft te bevorderen? Dat mag met geld.
Minister Staghouwer:
Zeker. We onderscheiden hier twee systemen. We hebben de discussie met uw Kamer over
de toekomst van de landbouw, transitielandbouw. We zitten met het hier en nu en met
het feit dat ik 8 miljoen euro krijg van de Europese Commissie om te besteden aan
de problemen die er nu zijn rond de enorme prijzen en de crisis die er is. Ik denk
dat ik daar op dit moment een goede besteding aan geef. Ik denk dat ik de wens van
uw Kamer meeneem over de verduurzaming van de agrarische ondernemers en met name gericht
op deze ondernemingen in de varkens- en pluimveesector. Als de heer De Groot er prijs
op stelt om een van die criteria te zien, dan zal ik daar in tweede termijn even op
terugkomen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zou het eigenlijk wel leuk vinden als de Minister aangeeft aan de heer De Groot
hoe duurzaam de varkens- en pluimveebedrijven zijn, met kringloop. Ze maken al heel
erg veel gebruik van restanten uit de levensmiddelenindustrie. In de mest die op de
grond komt, groeien gewassen. Alle restproducten van varkens worden gebruikt in ongeveer
alle producten die wij in Nederland gebruiken. Van het bloed kunnen medicijnen worden
gemaakt. Dat zijn gewoon antwoorden die de Minister kan geven. Hier wordt een beetje
gedaan alsof dit megavervuilende bedrijven zijn die totaal geen waarde toevoegen aan
Nederland. Mijn verzoek aan de Minister is om zich daar wat beter op in te lezen en
gewoon een antwoord paraat te hebben op dit soort vragen. Dank u wel.
Minister Staghouwer:
Ik herken mij met de antwoorden die ik heb gegeven absoluut niet in wat mevrouw Van
der Plas in deze commissie aan de orde brengt.
Dan de opmerking over de handel, de standaarden en de spiegelmaatregelen, het standpunt
van de Minister over de productiestandaarden van de Europese Unie en wat ik hierover
ga zeggen. Dat onderzoek is op 3 juni verschenen. Ik kan wel zeggen dat het onderzoek
aantoont dat er unilaterale maatregelen mogelijk zijn, als deze noodzakelijk worden
geacht om de producten te reguleren. Voorwaarde daarvoor is wel dat dit in overeenstemming
is met de WTO-regels. De insteek van de Commissie om dat per maatregel te bekijken,
steun ik.
Dan de opmerking van de heer Thijssen over de spiegelmaatregelen. Zoals ik eerder
al heb laten weten, zet het kabinet conform de motie, al in op het verhogen van de
internationale productiestandaarden. Dat gebeurt al in verschillende fora. Daar hebben
we het eerder over gehad in het kader van de mondiale verduurzaming en de bevordering
van het gelijke speelveld. De Europese Commissie zal bij de Raad haar onderzoek naar
toegevoegde waarde presenteren. Zij kijkt ook wat er binnen de WTO mogelijk is in
dit kader. Ik vind dat onderzoek natuurlijk heel erg belangrijk. Ik zal kijken naar
die presentatie, en daarna samen met de Minister van BHOS bepalen hoe we deze motie
verder kunnen adresseren.
Dan varkenspest. De opmerkingen over de zorgen rondom varkenspest en vaccinatie. Is
de Minister bereid om de mogelijkheden van vaccinatie voor de Afrikaanse varkenspest
te bekijken? Zeker zou dat een welkome aanvulling kunnen zijn om uitbraken te voorkomen.
Helaas is er op dit moment geen goed werkbaar vaccin. De farmaceutische industrie
moet hier echt een rol in spelen. Er lopen al twee onderzoeksprojecten voor een zoektocht
naar een vaccin. Ik ondersteun deze inzet van harte. Dan de vraag of wij ons moeten
voorbereiden. Zeker, waar het gaat om preventie, als er eventueel een uitbraak is.
In 2020 hebben we daar uitgebreid met de varkenssector over gesproken. Dat heeft de
roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest opgeleverd. We denken hiermee
een goed antwoord te hebben. Daarnaast is gevraagd hoe dat op het ministerie en bij
de NVWA verankerd is. We hebben afgelopen jaar crisisoefeningen gehad, ook samen met
provincies, om goed voorbereid te zijn op het moment dat het zich aandient.
De heer Van Campen (VVD):
Goed om te horen dat de bereidheid er in principe is. Ik ga bijna een Minister van
landbouw uit Vietnam citeren, want daar blijken ze al een werkend, commercieel, vaccin
te hebben tegen Afrikaanse varkenspest. Ik zal ’m niet in zijn eigen taal citeren,
maar ik zou de Minister toch willen oproepen om zijn internationale contacten ook
in Brussel in te zetten, want we staan met z'n allen voor dezelfde problemen. Juist
vanwege de zeer internationaal georganiseerde handel zijn de risico's ook hoog, dus
vraag ik de Minister om toch te kijken welke andere landen daarbij vooroplopen. Ik
heb gelezen dat de Minister in het kader van de vogelgriep al bereid is om met een
aantal landen het initiatief te nemen. Dat is mooi, maar ik zou diezelfde voortvarende
aanpak ook graag zien bij de vaccinatie tegen varkenspest, natuurlijk met inachtneming
van de afzetmogelijkheden en de gevolgen voor de handel. Dat moeten we daarbij altijd
in ogenschouw nemen, maar als we allemaal op elkaar blijven wachten, dan gebeurt er
niks, met potentieel grote crises, grote ruimingen, onnodig dierenleed en onnodig
ondernemersleed tot gevolg. Dat moeten we echt voorkomen. Is de Minister dat met de
VVD eens?
Minister Staghouwer:
Zeker. Daar ben ik het zeker met de heer Van Campen over eens. Alles wat we kunnen
doen om dat te voorkomen moeten we doen. Het is interessant om dat te horen. Dank
ook voor uw uitzoekwerk. Ik ga kijken of dat behulpzaam kan zijn in onze zoektocht.
Dan de vraag van de heer De Groot over gewasbescherming. Maakt Nederland deel uit
van de coalitie in Nederland om juiste registratie tegen te houden? Kan de Minister
hier iets over zeggen? Ik kan het signaal absoluut niet plaatsen, meneer De Groot.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming werken wij
in ons ministerie juist aan de verbetering van de digitalisering van het systeem voor
gebruiksgegevens. Ik kan deze opmerking van de heer De Groot dus echt niet plaatsen.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Thijssen over de ontbossing, de bescherming tegen
kap en de traceerbaarheid daarvan. We hebben daar vaker over gediscussieerd. Nogmaals,
onze inzet is het niet-tornen aan de traceerbaarheid van de ontbossing.
Er is nog een vraag van de heer Thijssen over het ERK-onderzoek naar de landbouwsubsidies,
die niet klimaat- en natuurvriendelijk zouden zijn. Wat vindt de Minister hiervan?
Ik heb het recente rapport van de Rekenkamer ook gezien. Dat stelt vooral vragen aan
de Europese Commissie, met name over de methodologie: hoe zijn zaken gedefinieerd
en opgebouwd? Ik wacht even de reactie van de Commissie af om antwoord te kunnen geven
op uw vragen. Die vragen snap ik natuurlijk heel goed, want die hebben wij zelf ook.
Wat we natuurlijk wel geconstateerd hebben, is dat de vergroening in het huidige GLB
onvoldoende bijdraagt aan het behalen van de doelen. Dat is ook de reden waarom we
inzetten op een versterking daarvan, door middel van de ecoregelingen en andere keuzes
die we met het nieuwe GLB maken. Vandaar dat we daar ook scherper op sturen.
De heer Bisschop vroeg naar de ecoregelingen. Hij maakt zich zorgen over de gevolgen
voor de akkerbouw. Ik kom met een reactie; daar heb ik net ook al iets over gezegd.
Er komt een brief naar uw Kamer. Voor de zomer is er een tweede praktijktoets. Ik
zal daar dan ook de akkerbouw verder in duiden. Ik begrijp de zorgen van de akkerbouw
heel goed.
Dan de opmerking over vlas en hennep, de rustgewassen. Ook daar is de afgelopen periode
wat over geschreven. Dat zijn rustgewassen, die een grote bijdrage leveren aan de
doelen. Natuurlijk heb ik ook gelezen over de datum van 1 oktober. Wij zijn bezig
met de regelingen. Die worden nog gefinetuned. Ik zal dit zeker ook meenemen in de
ontwikkeling van deze regelingen, want het moet goed toepasbaar zijn en voldoen aan
de doelen die door ons gesteld zijn. Als er dan beperkingen zijn of zaken niet passen
die nodig zijn om dat op te lossen, dan gaan we dat natuurlijk doen.
De heer Thijssen (PvdA):
Mijn vraag ging er ook over dat we 58 miljard uitgeven aan het Europees landbouwbeleid
en dat dat groen gelabeld is. Er is een goede reden om dat te doen, want daardoor
hebben we geen oorlog meer gekend sinds de Tweede Wereldoorlog en hebben we in Nederland
én in Europa genoeg en lekker voedsel. Dat is dankzij de boeren die dat allemaal doen
en dankzij deze subsidies. Maar als dan een deel van die subsidies – 58 miljard –
wordt gelabeld als groen, terwijl de Minister zelf ook al constateert dat er niet
voldoende transitie is in de landbouw en het niet groen genoeg is, dan hoeven we toch
niet te wachten op antwoorden van de Europese Commissie? Dan kunnen we hier toch constateren
dat het groen gelabeld is maar dat het onvoldoende voortgang heeft opgeleverd, wat
– daar maakt mijn fractie zich zorgen over – leidt tot een beschadigd vertrouwen van
de consument of de burger. Die denkt namelijk: nu maken we zoveel miljarden vrij om
de boeren te helpen met vergroenen, en dan gebeurt dat onvoldoende. Dan moeten we
toch gewoon ruiterlijk toegeven dat deze regelingen niet groen genoeg zijn? We moeten
ze eigenlijk niet groen noemen, maar in het kader van Farm to Fork moeten we de boeren
wel helpen om met dit geld binnen de planetaire grenzen te komen. Daarvoor hoeven
we toch niet te wachten op de antwoorden van de Europese Commissie?
Minister Staghouwer:
De heer Thijssen gebruikt wel hele grote woorden als het gaat over deze gelden: «beschadigd
vertrouwen van de consument». Ik ben dat niet met de heer Thijssen eens. We hebben
een systeem dat Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heet, waar we de afgelopen decennia
gebruik van hebben gemaakt. We zijn hier al 60 jaar mee bezig in Europa. Dat heeft
gezorgd voor een stabiel voedselbeleid. Wat dat betreft hebben we als Europa een welvarend
systeem. Maar we hebben ook geconstateerd dat er zaken zijn die wij moeten omturnen.
Dat is wat ik net ook heel ferm heb gesteld: wij constateren dat wij naar een andere
vorm van landbouw toe moeten. Daartoe gaan wij stappen zetten in Nederland. Voor de
nieuwe planperiode van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid hebben wij eco- en vergroeningsmaatregelen
voorbereid die veel beter aansluiten bij de wensen die er zijn en bij de verduurzaming
die nodig is. Ik denk dat we daarmee ook de opmerking van de heer Thijssen beantwoorden,
die ook mijn zorgen weerspiegelt. Ik denk dus dat wij op de goede weg zijn. Het is
prima dat er kritiek is op regelingen, maar dan moet je er ook voor zorgen dat je
die regelingen omturnt. En dat hebben we ook gedaan. Maar ik ben niet in staat en
bij machte om nog in te grijpen in het lopende proces van het huidige GLB. Dat doen
we wél bij het nieuwe GLB.
Meneer de voorzitter, dat waren volgens mij de antwoorden op de vragen in eerste termijn.
Dank u.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Is er behoefte een aan tweede termijn? Dat is het geval. Dan geef
ik de heer Eppink als eerste het woord. Ik stel voor: anderhalve minuut max.
De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. Ik heb verder geen vragen meer, behalve dan de mededeling dat ik graag
een tweeminutendebat zou willen houden wanneer dat mogelijk is.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we over naar de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Misschien heb ik het niet goed gehoord, maar
volgens mij moet ik nog antwoord krijgen op mijn vraag over de uitvoering van de motie-Sjoerdsma.
De Minister komt nog terug op het voorbeeld van de MSY en de acties van de Europese
Commissie ten aanzien van aanlanding.
Dan de verordening betreffende statistieken over landbouwinput en -output: daar ging
mijn vraag over. De Minister herkende het niet, maar ik heb een document waarin staat
dat Nederland een coalitie aanvoert die zich verzet tegen het voorstel van de Europese
Commissie om allerlei informatie aan te leveren aan Brussel, onder het mom van: die
is niet verkrijgbaar. Daarbij gaat het onder andere over het gebruik van pesticiden.
Als de Europese Commissie voorstelt om dat gebruik per 2030 te halveren, dan moeten
ze wel weten hoeveel er nu wordt gebruikt. Dus vanwaar dit verzet? Ik heb het nummer
van dit document aan uw assistent geappt.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Dank ook voor de antwoorden van de Minister. Ik ben blij met het ogenschijnlijke
meebewegen ten behoeve van steun aan de visserij. Terwijl overal om ons heen gewoon
wordt gevaren door de vissers uit de ons omringende landen, moeten onze vissers kennelijk
nog een paar weken wachten. Ik zou willen vragen aan de Minister om heel grote urgentie
hierbij te betrachten.
Dan wil ik nog even kort wat zeggen over de graanexport uit Oekraïne. 60% van de graan-
en oliehoudende zaden die in Oekraïne worden geproduceerd is voor de export. Dat is
ongeveer 60 miljoen ton. 20 tot 25 miljoen ton ligt nog in de Oekraïense schuren.
Schepen kunnen per 24 uur 50.000 ton laden. Oekraïne heeft acht of negen grote havens.
Via deze havens kan Oekraïne 8 miljoen ton exporteren elke maand. Over de weg, zoals
wordt geopperd – we hebben het hier net ook al over gehad – of over het spoor en via
twee kleine havens, is dat slechts 1 of 2 miljoen ton per maand. Vrachtwagens kunnen
25 ton, dus 25.000 kilo, laden. Die doen er een week over om heen en weer naar Oekraïne
te rijden. Een trip met de vrachtwagen naar Odessa duurt een dag. Ik kan nog veel
meer uitweiden over cijfers. Als puntje bij paaltje komt, kan over de weg veel en
veel en veel minder graan worden vervoerd.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar kom ik nu op, sorry.
De voorzitter:
Ja, want u bent door uw tijd heen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De mensen in Oekraïne staan echt erom te springen dat die zeehavens opengaan en dat
er geen deals met Poetin worden gesloten. Mijn vraag aan de Minister is: wil de Minister
het belang van het openen van de grote zeehavens in Oekraïne voor deze export en die
van andere agrarische producten uit Oekraïne nogmaals benadrukken in Brussel?
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Bij die laatste oproep sluit ik me aan, alhoewel ik denk dat
de Minister dat zeker zal doen. Dus dat is daarmee geregeld, maar de toegang tot de
havens natuurlijk nog niet.
Dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Ik was blij met zijn toon en zijn boodschap
met betrekking tot de visserij. Dat klonk echt beter dan wat in de korte fragmenten
in de media doorklinkt. Er ligt nog wel een opgave, zowel richting Brussel als in
het kabinet. Daar wens ik de Minister sterkte bij. Ik kijk uit naar de brief die in
aanloop naar 6 juli naar ons toekomt. Dan vervolgen we het debat over zowel tuinbouw
als visserij. Daar kijk ik naar uit.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, dank. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik zou graag willen
afsluiten met een hartenkreet. Wij voeren dit debat in aanloop naar de Landbouwraad
die de Minister in Brussel voert. Dat is ook goed, want veel van het landbouwbeleid
wordt voor een heel groot gedeelte bepaald en vormgegeven in Brusland. Neem de Nitraatrichtlijn,
de Kaderrichtlijn Water, de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het ziet ernaar uit dat het
kabinet vrijdag met een aanpak komt die laat zien dat niet alles overal kan. De eerste
cijfers baren zorgen. Daar gaan we met elkaar het debat over aan. We wachten die brieven
ook af. Bij de aanpak van die gebieden hoort wat de VVD betreft ook een perspectief
voor de landbouwsector. De Minister heeft er al enkele woorden over gezegd – en ik
dank hem daarvoor – dat er perspectief is voor de landbouw in Nederland, dat onze
voedselmakers de beste ter wereld zijn en dat hun innovatie laat zien dat ze ook deze
fase, deze transitie kunnen doormaken. Maar daar hoort wel een overheid bij die ruimte
geeft. Dat is dan ook af en toe een Brusselse overheid die daar ruimte voor geeft.
Want ondernemerschap laat zich niet vatten in wet- en regelgeving. Ik zou de Minister
dan ook willen oproepen om ook richting de collega's in Brussel mee te nemen welk
debat hier in Nederland wordt gevoerd over de ruimte die onze boeren nodig hebben
om een mooi, goed toekomstperspectief te hebben voor onze landbouw. Ik zou hem willen
vragen zowel op de formele als de informele momenten daarvoor geen kans onbenut te
laten.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Vestering. O, een interruptie van de heer Thijssen. Kort graag.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag aan de VVD is of de VVD nu de indruk heeft dat
deze Minister een scenario maakt waardoor we inzicht krijgen in wat de Europese Unie
en Nederland kunnen doen om die aanstaande voedselcrisis te stoppen en of hij tevreden
is met die antwoorden.
De heer Van Campen (VVD):
Ik heb mijn zorgen uitgesproken over de gevolgen voor met name de voedselvoorziening
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, want daar hebben we het in dit geval concreet
met elkaar over. Die gesprekken worden ook gevoerd in de commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We hebben in deze commissie met elkaar de zorgvuldige
afweging gemaakt om die commissie daar leidend bij te laten zijn. De heer Thijssen
maakt deel uit van die commissie, ik niet. Maar ik zal in ieder geval de warme overdracht
verzorgen richting mijn collega, de woordvoerder Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Want die zorgen die er zijn, deelt de VVD geheel met de Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Thijssen (PvdA):
Afrondend. Ik zou het heel fijn vinden als we een aantal scenario's in beeld brengen
van wat Nederland en de Europese Unie zouden kunnen doen om die aanstaande voedselcrisis
te dempen. De Minister heeft ook eerder op een motie gereageerd dat dat zou kunnen
met de Wageningen Universiteit. Die zou daarnaar kunnen kijken en dan zouden we in
de loop van het jaar daar wat inzicht in kunnen hebben. Zou de VVD een dergelijke
oproep van de Partij van de Arbeid aan de Minister kunnen steunen, zodat we in ieder
geval dat inzicht gaan verschaffen en we dit debat meer onderbouwd met elkaar kunnen
voeren?
De heer Van Campen (VVD):
In reactie op mijn vraag wat dan de concrete voorstellen van die solidarity lanes
zijn, antwoordde de Minister dat Nederland bijvoorbeeld kennis bijdraagt. Ik zal de
heer Thijssen heel eerlijk tegemoetkomen. Met kennis heffen we geen handelsblokkades
op uit de haven van Odessa. Dus die zorg van de heer Thijssen deel ik. Als er voorstellen
zijn om ervoor te zorgen dat we die handelsstromen wel open kunnen houden en kennis
daarbij helpt, ben ik daar blij mee, maar ik vraag me af of het voldoende is. Dus
laten we die vraag ook nogmaals aan de Minister stellen: wat ziet hij, aanvullend
op kennis, aan instrumentarium om die handelsstromen open te houden? Want het belang
daarvan deelt de VVD in het geheel.
De voorzitter:
Ik zit even te kijken. De heer De Groot gebaarde. Heeft u nog een interruptie? De
heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik moet het formeel richting de heer Van Campen doen, maar er is ook al een motie
van deze Kamer aangenomen om Clingendael te vragen om die strategische analyse te
doen. Is de heer Van Campen zich daarvan bewust en is de Minister misschien al met
de uitvoering bezig?
De heer Van Campen (VVD):
Zo helpen we elkaar verder. Dat zou dan ook mijn vraag zijn aan de Minister: is hij
bekend met de motie en wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering daarvan?
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal kort afsluiten. Ik schrik een beetje van de inzet van
de Minister. Ik heb het gevoel dat ik hier 30 jaar terugga in de tijd als het gaat
om de inzet rondom de derogatie. We zullen er alles aan doen om derogatie te krijgen,
terwijl we aan de andere kant een Minister zien die keihard haar best doet om ervoor
te zorgen dat we de stikstofdepositie terugdringen. De inzet rondom de visserij is:
ik zal er alles aan doen opdat Nederland die visserij behoudt. Maar vervolgens doet
hij niets aan het welzijn van de vissen, wat ook onder zijn verantwoordelijkheid valt.
Bij de aanpak van de wereldvoedselverdeling en de aanpak van zoönosen mis ik de integrale
visie die je anno 2022 echt wel van dit ministerie mag verwachten, zeker als je kijkt
naar de uitdagingen die voor ons liggen. Ik schrik daar echt van en ik ben niet heel
hoopvol gestemd, in tegenstelling tot de Minister, die net zei dat hij heel positief
was. Als je kijkt naar wat de wetenschappers ons zeggen en naar de uitdaging die voor
ons ligt, hebben we nog een heel grote taak. Ik zie niet zomaar terug dat dat nu aangepakt
wordt.
Voorzitter. Ik rond af met mijn laatste vraag. Dat is eigenlijk een herhaling van
de vragen die ik heb gesteld over het Biodiversiteitsverdrag. Misschien kan de Minister
daar nog antwoord op geven.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan sluit ik me ook wel aan bij wat er werd gezegd: ik ben benieuwd of de Minister
bezig is met deze motie over Clingendael. Maar mijn punt is natuurlijk veel breder
dan de solidarity lanes. Daar heeft de Minister al op geantwoord dat deze Minister
niet in staat is om die solidarity lanes af te dwingen of in te stellen of wat dan
ook. Het gaat er nou juist om dat er ook nog allerlei andere dingen gedaan kunnen
worden om die voedselcrisis het hoofd te bieden. Nederland en de Europese Unie kunnen
daarbij een rol spelen. Ik zou heel erg graag willen dat we daar scenario's voor maken
en kijken naar de mogelijkheden die Nederland en de Europese Unie daarbij hebben.
Ik ben eigenlijk wel benieuwd of de Minister bereid is om dat ook in beeld te brengen,
zodat we met die feiten in de hand een breder debat kunnen voeren dan enkel over de
solidarity lanes.
De voorzitter:
Ik kijk even de Minister aan. Er stonden nog een aantal vragen uit de eerste termijn
open. Er zijn nog wat vragen in de tweede termijn gesteld. Wilt u nog iets voorbereiden
of gaat u gelijk door? Vijf minuten? Goed, vijf minuten.
De vergadering wordt van 12.41 uur tot 12.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister. Ik kijk de collega's even aan. Als er echt nog een hele
prangende vraag is, dan wil ik kijken of we dat gaan doen, maar het woord is nu aan
de Minister.
Minister Staghouwer:
Voorzitter. Ik ga proberen om een aantal vragen die nog zijn blijven liggen van een
helder antwoord te voorzien, en een aantal vragen die nogmaals zijn gesteld ga ik
opnieuw beantwoorden. Dat gaat om de vragen over de gegevensarme bestanden. Welke
doelen worden niet gehaald? Ik ben er net als mijn voorgangers op gericht om bij alle
bestanden het Maximum Sustainable Yield-niveau te halen. Dat betekent dat wij ook
het voorzorgsbenaderingsprincipe toepassen. Dat doen wij op basis van wetenschappelijk
inzicht. De heer De Groot sprak mij daarop aan. Hij vroeg: wat doet u nu? We maken
natuurlijk zo veel gebruik van wetenschappelijk advies als nodig wordt geacht. Bij
data-arme bestanden, dus bestanden waar niet heel veel informatie over is, is een
automatische reductie niet altijd wenselijk. Dat is ook de reden waarom ik zostraks
zei dat het verstandig is om per casus te bekijken wat noodzakelijk is.
Dan de handhaving. Hoe staat het nou met het motorvermogen van 300 pk? Die handhaving,
zoals de heer De Groot weet, vindt plaats op basis van fysieke controles. Dit heeft
te maken met de Europese voorschriften. Wij zetten in op de controle van motorvermogen
middels de black box. Daar zijn we al een aantal jaren mee bezig. De heer De Groot
heeft daar net ook wat over gezegd, namelijk: wanneer komt dat nu, want we wachten
al zo lang. Het is natuurlijk belangrijk dat we een fraudebestendig systeem hebben.
We zijn bezig om dat nu in het traject goed te duiden. De focus ligt hierbij op de
monitoring van de visuren en de locatiebepaling. Het komende jaar gaan we ook uitgebreid
onderzoek doen naar het motorvermogen, omdat dat een uitkomst is van het lopende Europese
traject over de Controleverordening. Ik wil dit zo snel mogelijk implementeren.
Dan de vraag van de heer Thijssen over het GVB en welke doelen we niet gaan behalen.
Voor mij is het belangrijk – ik heb daar net ook wat over gezegd – dat het voldoende
uitgerust wordt om invulling te geven aan de Europese Green Deal, maar tegelijkertijd
ook antwoord te geven op alle uitdagingen die er liggen. Ik heb die reactie gestuurd
aan de Europese Commissie. Dat heb ik ook met uw Kamer gedeeld.
Dan nog de inhoudsvragen over de crisisreserve. Ik heb daar net over gezegd dat het
echt gaat om varkens- en pluimveebedrijven die moeten voldoen aan de extra vergroeningseisen
binnen het bestaande GLB. Dan hebben we het over maatregelen, meneer De Groot, op
het gebied van akkerranden, wisselteelt en landschapselementen op de gronden van die
specifieke bedrijven. De Europese Unie eist dat die boeren extra maatregelen nemen
bovenop de standaardbetalingen. Dus daarmee geven we echt wel invulling aan de extra
vergroening, die wij voor ons zien.
Dan de opmerking van mevrouw Van der Plas over het belang van de zeehavens. Ja natuurlijk,
vanzelfsprekend. Waar ik deze opmerking kan maken, zal ik dat zeker niet nalaten.
Ik heb in antwoord op de vraag van de heer Thijssen net ook gezegd wat mijn rol daarin
is.
Dan nog de opmerking van mevrouw Van der Plas over het lekken van de brief over stikstof.
Ik betreur het uiteraard zeer dat dit soort zaken van tevoren bij de media zijn beland.
Want dat betekent dat er een enorm stuk onrust ontstaat, wat niet gedienstig is voor
het hele proces waar we in zitten. Daar is mijn collega Christianne van der Wal gisteren
ook op ingegaan tijdens het vragenuur. Ik ben niet van plan om een heel onderzoek
te gaan starten naar hoe dit heeft kunnen gebeuren. Het is wat ons betreft zaak om
onze energie te steken in het presenteren van de volledige plannen en om het gesprek
weer te voeren met de sector; dat is veel beter. We doen er natuurlijk alles aan om
dit soort zaken te voorkomen.
Dan nog de vraag van de heer De Groot ...
De voorzitter:
Ik zie nog een prangend punt van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb ook niet gevraagd om een uitgebreid, minutieus onderzoek. Ik heb eigenlijk
gewoon gevraagd om in een brief aan de Kamer uit te leggen hoe dit tot stand is gekomen
en wat de Ministers eraan gaan doen om dat de volgende keer te voorkomen, en ook om
iets te zeggen over de onrust. Ik ga ervan uit dat er ook bij het ministerie heel
veel berichten zijn binnengekomen. Die brief wil ik graag hebben. Volgens mij is het
nog steeds zo dat als een Kamerlid een brief vraagt, er gewoon een brief moet komen.
Of zegt de Minister dat hij hem nu niet gaat sturen?
Minister Staghouwer:
Dat heeft u mij net horen zeggen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Sorry ... U zegt dat u de brief niet gaat sturen? Of dat vraag ik aan de Minister
via de voorzitter.
Minister Staghouwer:
Ik heb gezegd – en ik heb daar een argumentatie bij gegeven – dat wij nu meer waarde
hechten aan de presentatie van beide brieven aanstaande vrijdag en dat wij daarover
de gesprekken met de sector en de samenleving gaan voeren, dan aan het doen van een
onderzoek naar het lekken van informatie over deze brief.
De voorzitter:
De discussie blijft nu rondgaan. Ik denk dat mevrouw Van der Plas even na moet denken
welke volgende stappen ze wil nemen. De Minister gaat voor de rest geen antwoord geven,
merk ik. Minister, beëindigt u uw betoog.
Minister Staghouwer:
Dank. Ik heb nog een paar vragen. De heer De Groot vroeg naar de rapportageverplichtingen.
Het kabinet onderschrijft natuurlijk het belang van het verzamelen van vergelijkbare
en betrouwbare statistieken op EU-niveau. We hebben ook in het BNC-fiche aangegeven
dat wij voorstander zijn van het jaarlijks in plaats van vijfjaarlijks inwinnen van
de gegevens over het gebruik van de gewasbescherming. Het kabinet is echter wel kritisch
over de wijze waarop de Commissie invulling wenst te geven aan de verordening. Dat
is met name het gevolg van de ongeclausuleerde bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie.
Inmiddels ligt er een voorlopig compromisakkoord tussen het parlement en de voorzitter
waar Nederland zich in kan vinden.
Dan de vraag van de heer Thijssen over het Biodiversiteitsverdrag. Dit is echt een
onderwerp voor de Minister voor Natuur en Stikstof. Het debat daarover is op 15 juni
in de Milieuraad.
Dan de vraag hoe het staat met het Clingendaelonderzoek en de motie die daarover is
ingediend. We kijken hoe we verder uitvoering kunnen geven, samen met de Wageningen
Universiteit en in het verlengde van andere studies hierover. U ontvangt op korte
termijn sowieso al een vervolgstudie, want we hebben nu een aantal studies laten doen
door WEcR. Dit is daar het vervolg van.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
In het verzoek in de motie werd het instituut niet genoemd, maar de context maakte
wel duidelijk dat het om Clingendael ging. Dus heeft u contact gehad met Clingendael
over de uitvoering? Misschien kun je dat in samenwerking met WEcR doen, maar dan weet
je al wat je gaat krijgen. Dus het ging juist om een strategische blik.
De andere vraag ging over de informatieverplichtingen. U zegt dat u het niet eens
was met de bevoegdheden voor de Commissie. Maar als ik dan het document lees waarin
de positie van Nederland verwoord staat, dan zie ik dat wij een groep lidstaten aanvoeren
die zich ook inhoudelijk tegen een aantal informatieverplichtingen heeft verzet. Dus
dat is toch iets anders dan wat de Minister hier zegt. Maar misschien wil hij daar
schriftelijk op terugkomen.
Minister Staghouwer:
De heer De Groot heeft mij wat extra informatie doen toekomen. Ik ga daar nadere studie
van maken. Dan kijk ik even of het noodzakelijk is om daarop terug te komen.
Dan de bredere scope waarom gevraagd is. Dat staat inderdaad in de motie. We hebben
contact gelegd met de kennisinstellingen om ons wat breder te informeren. Daarbij
is onder andere contact geweest met de heer Rob de Wijk.
Hoe gaat het kabinet uitvoering geven aan de motie-Sjoerdsma? Het ministerie werkt
aan het verbeteren van de digitalisering van het systeem voor gebruiksgegevens. Ik
heb daar net ook wat over gezegd. Dat zit in de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030.
Meneer de voorzitter. Dan de laatste opmerking, van mevrouw Van der Plas, en dan sluit
ik af. Ik moet zeggen dat ik mij daar absoluut niet in herken. Ik vind het jammer
dat mevrouw Van der Plas deze woorden gebruikt. Zij zei: het ogenschijnlijk meebewegen
van de Minister. Daar herken ik mij niet in. Ik vind het jammer dat mevrouw Van der
Plas deze opmerking maakt. Ik heb aangegeven hoe ik wens om te gaan met de visserij
en waarvoor ik mij inzet.
Dat was het, meneer de voorzitter. Ik dank de commissie hartelijk voor de richting
meegegeven voor de komende Landbouw- en Visserijraad. Ik zal, zoals toegezegd, de
inbreng meenemen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van der Plas nog iets wil zeggen. Graag kort, want de voorzitter
wil het debat om 13.00 uur beëindigen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Klopt. «Ogenschijnlijk» zeg ik niet omdat ik de Minister niet vertrouw, maar omdat
pas als iets is uitgevoerd blijkt dat het ook zo is. Daarom zeg ik «ogenschijnlijk».
Dat is mijn verklaring daarvoor.
De voorzitter:
Wilt u nog reageren, Minister? Dat is niet het geval. Dan beëindig ik hierbij de tweede
termijn van de Minister.
We hebben nog een drietal toezeggingen:
– De Minister zal voor het commissiedebat Visserij en tuinbouw van 6 juli 2022 een brief
aan de Kamer sturen over de mogelijke overbruggingsmaatregelen voor de visserijsector,
mede in het licht van het WEcR-rapport, dat hij meestuurt. Hierbij gaat de Minister
ook in op het onderzoek naar de black box-problematiek op kotters. Dat is met name
een toezegging aan de heer Bisschop.
– De Minister zal in 2022 een brief aan de Kamer sturen over wat hij mede naar aanleiding
van de petitie van Compassion in World Farming gaat doen op het gebied van bescherming
en welzijn van vissen. Dat is een toezegging aan mevrouw Vestering.
– De Minister stuurt in september 2022 een brief aan de Kamer waarin hij ingaat op de
beekdalen en de gebiedsgerichte aanpak. Dat is een toezegging aan de heer Bisschop.
De heer Eppink heeft een tweeminutendebat aangevraagd. Dat gaan we doorgeleiden naar
de plenaire zaal.
Ben ik iets vergeten? Is iemand boos? Nee, dat is niet het geval. Dan ga ik bij dezen
het commissiedebat sluiten. Dan zie ik de meesten en de Minister volgens mij terug
om 15.00 uur bij het commissiedebat over gewasbescherming.
Sluiting 13.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier -
Mede ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.