Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Arib over grootschalige kabelinterceptie door AIVD/MIVD
Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over grootschalige kabelinterceptie door AIVD/MIVD (ingezonden 18 mei 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van
Minister Ollongren (Defensie) (ontvangen 9 juni 2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederland stemde tegen de «sleepwet» en toch staat nu alles klaar
voor grootschalig aftappen»?1
Antwoord 1
Ja, wij hebben kennisgenomen van het artikel in De Volkskrant.
Vraag 2
Is het waar dat het technisch mogelijk is geworden dat de AIVD/MIVD tot op regionaal
of zelfs landelijk niveau communicatie via de kabel kunnen aftappen en opslaan? Zo
ja, was de technische mogelijkheid er ook al ten tijde van het opnemen van de bevoegdheid
tot kabelinterceptie in de wet? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 2
Wij willen allereerst benadrukken dat vanuit technisch oogpunt en de manier waarop
gegevens over communicatienetwerken worden getransporteerd, het inrichten van een
interceptieketen die de diensten in staat stelt om tot op regionaal of zelfs landelijk
niveau alle communicatie te intercepteren, in de praktijk niet mogelijk is. Daarnaast
kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten enkel op basis van de Wiv 2017 in het
kader van de aan hun opgedragen taken bevoegdheden inzetten. Welke onderzoeken door
de diensten worden verricht, wordt vastgesteld in de zogeheten Geïntegreerde Aanwijzing.
De AIVD en MIVD zetten onderzoeksopdrachtgerichte interceptie (hierna: OOG-interceptie)
op de kabel niet in op het aftappen van wijken of regio's in Nederland. Dit middel
richt zich bij inzet dus nadrukkelijk niet op het intercepteren van Nederlands verkeer
op wijk, regionaal of landelijk niveau.
De noodzaak van OOG-interceptie op de kabel ligt met name in het onderkennen van gekende
en ongekende dreigingen in internationale verkeersstromen. Juist het feit dat het
gaat om het blootleggen van (cyber)dreigingen waar nog geen zicht op is, en het feit
dat bijvoorbeeld landen met een offensief cyberprogramma zich heimelijk over het internet
begeven, maakt dat de diensten hun onderzoeken ook op die plek moeten kunnen uitvoeren
waar zicht is op die dreigingen.
Vraag 3
Is het waar dat de inlichtingendiensten de bevoegdheid tot kabelinterceptie willen
gebruiken om gegevens op niveau van een hele wijk of nog groter te kunnen onderscheppen?
Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de intentie van de toenmalige wetgever en de uitspraak
van uw ambtsvoorganger dat dergelijke interceptie niet zou gebeuren, en dat dat niet
aan de wettelijke eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zou voldoen? Zo nee,
wat is er dan niet waar?
Antwoord 3
Nee. Zoals in ons antwoord bij vraag 2 aangegeven, richt de inzet van OOG-interceptie
op de kabel zich nadrukkelijk niet op het intercepteren van Nederlands verkeer op
wijk, regionaal of landelijk niveau.
Een van de bevoegdheden die door de diensten kan worden ingezet is de OOG-interceptie
op de kabel. De bevoegdheid tot OOG-interceptie bestond al voor de invoering van de
Wiv 2017, maar is in de Wiv 2017 techniekonafhankelijk geformuleerd. Daardoor kan
deze wijze van interceptie behalve in de ether ook op de kabel plaatsvinden. Met het
techniekonafhankelijk maken van deze bevoegdheid zijn er bovendien in de Wiv 2017
strikte aanvullende waarborgen opgenomen.
Zo is er onder meer een voorafgaande onafhankelijke toets door de Toetsingscommissie
Inzet Bevoegdheden (TIB) vereist en moet de inzet van deze bevoegdheid noodzakelijk,
proportioneel, subsidiair en zo gericht mogelijk zijn. In aanvulling daarop handelen
zij in overeenstemming met een aantal additionele waarborgen zoals omschreven in het
antwoord op vraag 4 naar aanleiding van het raadgevend referendum over de Wiv 2017,
zoals beschreven in de brief van de Minister van BZK en de Minister van Defensie d.d.
6 april 2018.
Dat betekent bij inzet van elke bevoegdheid, ook bij OOG-interceptie op de kabel,
wordt beoordeeld of er alternatieve minder vergaande bijzondere bevoegdheden beschikbaar
zijn die eerder ingezet kunnen worden, met het oog op de waarborgen van het huidige
wettelijk stelsel. Dit zijn bevoegdheden zoals de inzet van bronnen en observatie
of dat er simpelweg navraag gedaan kan worden bij Nederlandse instanties of in Nederland
gevestigde bedrijven.
Vraag 4
Deelt u de mening van het genoemde oud-Kamerlid van D66 en toenmalig woordvoerder
op dit onderwerp dat «wat de diensten nu willen en kunnen, allesbehalve doelgericht
[is]?» en dat het ook niet «in overeenstemming [is] met wat de Kamer heeft gevraagd
en ook niet met wat de Kamer destijds is beloofd»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, wij delen die mening niet. Elke inzet van een bevoegdheid door de diensten kent
een wettelijke grondslag in de Wiv 2017. De onderzoeksopdrachten vloeien voort uit
de GA. Daarmee werken de diensten dus altijd doelgericht vanwege de GA. In aanvulling
daarop handelen zij in overeenstemming met een aantal additionele waarborgen naar
aanleiding van het raadgevend referendum over de Wiv 2017, zoals beschreven in de
brief van de Minister van BZK en de Minister van Defensie d.d. 6 april 20182.
Allereerst is in de Kamerbrief aangegeven dat bijzondere bevoegdheden, waaronder onderzoeksopdrachtgerichte
(OOG)-interceptie op de kabel, zo gericht mogelijk worden ingezet. Dit vereiste voor
bijzondere bevoegdheden is nagekomen en is inmiddels in artikel 26, vijfde lid van
de Wiv 2017 geïncorporeerd. Daarbij is in de Kamerbrief aangegeven dat enkel in het
geval dat geen lichtere middelen beschikbaar zijn voor het te bereiken doel, de inzet
van OOG-interceptie op de kabel wordt overwogen. Hierbij werd benadrukt dat voor onderzoeken
in Nederland diverse alternatieve bijzondere bevoegdheden beschikbaar zijn die gericht
op personen kunnen worden ingezet, zoals de inzet van bronnen en observatie. Dit is
thans nog steeds het geval.
Vervolgens is in de Kamerbrief aangegeven dat in 2018, 2019 en 2020 per jaar slechts
een zogeheten acces-locatie gereed gemaakt wordt voor OOG-interceptie op de kabel.
Op deze wijze kunnen de diensten stapsgewijs ervaring opdoen met deze nieuwe bevoegdheid.
Bij de in de kamerbrief aangekondigde evaluatie zouden de resultaten van deze eerste
inzet worden bezien. Deze toezegging is nagekomen dat er in deze periode een access-point
is geoperationaliseerd.
Tot slot is in de Kamerbrief aangegeven dat de inzet van OOG-interceptie voor onderzoek
naar communicatie met oorsprong en bestemming in Nederland de komende jaren vrijwel
uitgesloten zou zijn, met uitzondering van onderzoek in het kader van cyber defense
omdat bij digitale aanvallen misbruik wordt gemaakt van de Nederlandse digitale infrastructuur
en OOG-interceptie op de kabel noodzakelijk kan zijn om dit te onderkennen. De diensten
handelen naar de bedoeling van deze toezegging, met dien verstande dat de CTIVD in
haar rapport nr. 75 over de inzet van kabelinterceptie, dat ik uw Kamer op 15 maart
2022 deed toekomen3, de volgende nuances heeft aangebracht. Het onderzoek van de CTIVD wijst uit dat
de diensten gedurende de onderzoeksperiode kabelinterceptie niet hebben toegepast
voor onderzoeksopdrachten (anders dan cyber defence) die gericht zijn op Nederland.
Dit betekent echter niet dat er helemaal geen communicatie met oorsprong en bestemming
Nederland is geïntercepteerd. Dit is immers niet te voorkomen, gelet op de routering
van kabelcommunicatie. Kabelcommunicatie wordt getransporteerd via de goedkoopste
en/of snelste route. Hierdoor is niet uitgesloten dat communicatie met oorsprong en
bestemming in Nederland ook wordt getransporteerd via internationale kabeltrajecten,
aldus de CTIVD4.
Vraag 5
Deelt u de mening dat zeker zolang de huidge Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
2017 niet gewijzigd is dat de diensten niet in staat mogen zijn om gebruik te maken
van de technische mogelijkheid om aan ongerichte kabelinterceptie te doen? Zo ja,
hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Op basis van de Wiv 2017 mogen de diensten kabelinterceptie toepassen. 00G-interceptie
is niet ongericht, maar is een doelgericht middel omdat het op onderzoeksopdrachten
die uit de GA voortvloeien, wordt ingezet. 00G-interceptie is wel naar zijn aard een
middel met een andere mate van gerichtheid dan bijvoorbeeld een telefoontap. Zoals
de CTIVD ook in haar rapport aangeeft is 00G-interceptie per definitie een bulkbevoegdheid
met een grote mate van inherente ongerichtheid. Gezien de aard van het middel zijn
er dan ook in de Wiv 2017 aanvullende waarborgen opgenomen voor de toepassing van
deze bevoegdheid en de omgang met de data die met deze bevoegdheid wordt verworven.
Zoals in het antwoord op vraag 2 weergegeven gaat het hierbij dan om de onafhankelijke
toets door de TIB en de noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit en het
zo gericht mogelijk zijn van de inzet van deze bevoegdheid.
Zowel de CTIVD als de Evaluatiecommissie Wiv 2017 hebben onderzoek gedaan naar de
toepassing van 00G-interceptie onder de Wiv 2017. Met onze brief van 15 maart 2022
boden wij uw Kamer het meest recente rapport aan van de CTIVD over de inzet van kabelinterceptie
door de AIVD en de MIVD, de snapshotfase (nr. 75). In dit rapport geeft de CTIVD aan
dat het inrichten van de interceptieketen complex is en dat het voor de diensten de
afgelopen jaren technisch en juridisch pionieren is geweest. Het gaat immers om een
nieuw middel. De aanbevelingen, onder meer dat er voor verkennen ten behoeve van interceptie
een andersoortig regime zou moeten gelden dan voor interceptie, worden meegenomen
bij zowel het reguliere wetswijzigingstraject van de Wiv 2017 als de tijdelijke wet
onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, die wij aankondigden
in onze brief van 15 maart 2022.
Dat diensten kabelinterceptie doelgericht toepassen blijft daarmee ook zo in de tijdelijke
wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma. Ook zal
de toetsing door de TIB onverkort van kracht blijven voorafgaand aan de inzet van
deze bevoegdheid en onderdeel uitmaken van de tijdelijke wet. Wij verwachten het wetsvoorstel
nog voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden voor behandeling.
Zoals wij uw Kamer informeerden in onze brief van 15 maart 2022 zijn de conclusies
uit het onderzoek van de CTIVD voor de diensten richtinggevend en zeer behulpzaam
bij het verder inrichten en verantwoord kunnen uitvoeren van de kabelinterceptie.
De CTIVD houdt verscherpt toezicht op de inrichting van kabelinterceptie door de diensten,
zodat bij geconstateerde onrechtmatigheden onmiddellijk actie kan worden genomen om
deze to herstellen. Zowel de CTIVD als de diensten zijn positief over deze vorm van
verscherpt toezicht op de toepassing van kabelinterceptie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.