Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over een kwart van de mbo’ers dat recht heeft op een aanvullende beurs, maar deze niet aanvraagt
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een kwart van de mbo’ers dat recht heeft op een aanvullende beurs, maar deze niet aanvraagt (ingezonden 12 mei 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 9 juni
2022)
Vraag 1
Hoe beoordeelt u dat het Centraal Planbureau constateert dat in 2019 ruim een kwart
(26,5%) van de mbo-studenten dat recht had op een aanvullende beurs hiervan echter
geen gebruik maakte en deze mbo’ers zo gemiddeld 190 euro per maand misliepen?1
Antwoord 1
Ik vind het zorgelijk dat ruim een kwart van de mbo-studenten dat voor het eerst recht
had op een aanvullende beurs, daar geen gebruik van maakte. Dit is vergelijkbaar met
het niet-gebruik van de aanvullende beurs onder studenten in het hoger onderwijs.
Ik wil er daarom alles aan doen om het niet-gebruik af te laten nemen. In de hoofdlijnenbrief
over de herinvoering van de basisbeurs2 heb ik aangegeven budget te willen reserveren voor aanpassingen in het aanvraagproces
die dit niet-gebruik moeten doen dalen.
Vraag 2
Hoe verklaart u het niet gebruikmaken van de aanvullende beurs door deze doelgroep?
In hoeverre is er volgens u sprake van de mogelijke verklaringen die het Centraal
Planbureau noemt: onbekendheid met de aanvullende beurs, niet weten dat zij recht
hebben, denken dat de aanvraagprocedure ingewikkeld is, privacyoverwegingen of stigma?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat de mogelijke verklaringen die het CPB noemt zeker een rol kunnen
spelen bij het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Deze kwamen grotendeels ook
terug in de beleidsdoorlichting over Artikel 11: Studiefinanciering.3 Uit dat onderzoek kwam het niet nodig hebben van de aanvullende beurs naar voren
als meest voorkomende reden voor het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Het feit
dat het niet-gebruik van de aanvullende beurs het hoogst is onder mbo-studenten die
maar op een klein bedrag aan aanvullende beurs recht hebben wijst hier mogelijk op.
Wat betreft het meespelen van privacyoverwegingen wil ik benadrukken dat ouders niet
in hoeven te stemmen met het verwerken van hun inkomensgegevens. Ze worden hier wel
achteraf van op de hoogte gesteld, en studenten worden daarop gewezen. Mogelijk zijn
er studenten die vanwege deze reden geen aanvullende beurs aanvragen, maar uit de
beleidsdoorlichting kwam dit niet naar voren als vaak voorkomende oorzaak.
Vraag 3
Welke consequenties verbindt u hieraan voor de invoering per studiejaar 2023/2024
van een basisbeurs voor alle studenten in en een inkomensafhankelijke aanvullende
beurs per studiejaar 2023/2024, zoals afgesproken in het coalitieakkoord «Omzien naar
elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»?
Antwoord 3
In de hoofdlijnenbrief over de herinvoering van de basisbeurs heb ik aangegeven budget
te willen reserveren voor aanpassingen in het aanvraagproces die dit niet-gebruik
moeten doen dalen. Dat doe ik binnen het traject voor de herinvoering van de basisbeurs.
Vraag 4
Onderkent u dat het vanwege de kansengelijkheid voor mbo-studenten uit minder draagkrachtige
milieus wenselijk is dat er bij de invoering van de nieuwe stelsel van studiefinanciering
niet eenzijdig aandacht moet zijn voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar
ook voor het beperken van bureaucratische rompslomp die bij jongeren ertoe kan leiden
dat zij afzien van voorzieningen waar zij recht op hebben? Zo nee, waarom niet en
op welke wijzen gaat u het niet-gebruik dan tegen? Zo ja, hoe gaat u dan gestalte
geven aan deze beperking van bureaucratische rompslomp?
Antwoord 4
Bij de vormgeving van het nieuwe stelsel van studiefinanciering besteed ik veel aandacht
aan de begrijpelijkheid van het aanvraagproces. Het mag niet zo zijn dat studenten
voorzieningen waar ze recht op hebben mislopen, omdat ze vastlopen in het aanvraagproces.
Het aanvragen van studiefinanciering verloopt voor de meeste studenten in een beperkt
aantal stappen en ze hoeven weinig informatie te verstrekken. Studenten hoeven bijvoorbeeld
niet zelf aan te geven hoeveel hun ouders verdienen, maar DUO stelt dat vast met inkomensgegevens
van de Belastingdienst. Pas als de inkomensgegevens daar niet bekend zijn, zal DUO
de ouders hiervoor benaderen.
Studenten moeten vooral aangeven van welke voorzieningen ze gebruik willen maken.
Daar gaat het bij de aanvullende beurs nog veel te vaak mis. Ik ga het niet-gebruik
aanpakken door bij het aanvragen van studiefinanciering in het startscherm de aanvullende
beurs standaard aan te vinken. De student wordt dan doorgeleid naar het aanvraagscherm
van de aanvullende beurs en kan besluiten die aan te vragen. Hierdoor zal het niet-gebruik
naar verwachting substantieel afnemen.
Vraag 5
Mocht het lukken om bij rechthebbenden verbetering te brengen in de niet-aanvragen
van aanvullende beurzen, wat gaat dit dan betekenen voor de hoogte van de basisbeurs,
aangezien het gehele nieuwe studiefinancieringsstelsel wordt betaald uit een vaste
pot geld en het niet een zogenoemde open einde regeling betreft?
Antwoord 5
In de raming van de uitgaven aan studiefinanciering is rekening gehouden met een substantiële
afname van het niet-gebruik van de aanvullende beurs. Als de maatregelen voor het
tegengaan van het niet-gebruik van de aanvullende beurs nog succesvoller blijken te
zijn, hebben we te maken met een overschrijding van de uitgaven en een tegenvaller
op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze tegenvaller
mag niet worden gedekt door te korten op de beschikbare bedragen voor de basisbeurs
en aanvullende beurs (deze bedragen staan wettelijk vast en daar hebben studenten
recht op), maar zal betrokken worden bij de jaarlijkse besluitvorming rondom de Voorjaarsnota.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.