Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister-President over de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa (ingezonden 17 mei 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister-President
(ontvangen 8 juni 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa
(CoFE)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de positie van het Nederlandse kabinet ten aanzien van deze uitkomsten?
Antwoord 2
Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. De Conferentie is waardevol
geweest om burgers meer te betrekken bij besluitvorming van de EU. Het kabinet bestudeert
nu de voorstellen. Sommige voorstellen van de burgers sluiten aan bij bestaand EU-beleid
of bestaande plannen, andere zullen nieuwe richtingen en acties vanuit de EU vergen.
Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de Europese
Raad van 23 en 24 juni.
Vraag 3
Is de Nederlandse regering tevreden over het verloop van de Conferentie over de Toekomst
van Europa?
Antwoord 3
De Conferentie is een belangrijk instrument geweest om burgers uit alle EU-lidstaten
meer te betrekken bij de EU. Niet eerder is dit op deze manier in EU-verband georganiseerd.
Een exercitie als deze, waarbij burgers direct met elkaar en met Europese politici
in gesprek gaan, is waardevol voor het gesprek over de toekomst van de Unie en voor
de democratische legitimiteit.
Vraag 4
Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van een mogelijke, nieuwe Europese Conventie?
Antwoord 4
Het kabinet bestudeert momenteel de uitkomsten van de Conferentie. Een eerste inschatting
is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het kader
van de huidige EU-verdragen. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Zoals
ook in het coalitieakkoord is opgenomen, staat het kabinet open voor verdragswijzigingen
naar aanleiding van de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is.
Voor het kabinet is van belang de voorstellen goed te bestuderen en op basis daarvan
een afweging te maken hoe de uitkomsten van de Conferentie het beste opvolging kunnen
krijgen.
Vraag 5
Hoe staat u ten opzichte van verdere overdracht van soevereiniteit van de Staten-Generaal
der Nederlanden naar de Europese Unie?
Antwoord 5
Van een verdragswijziging en bevoegdheidsoverdracht van lidstaten aan de EU is op
dit moment geen sprake. Mocht dat te zijner tijd eventueel op tafel komen dan benadrukt
het kabinet dat indien er sprake zou zijn van een mogelijke bevoegdheidsoverdracht
aan de EU dat – overeenkomstig de Grondwet – de Staten-Generaal hier mee zal moeten
instemmen.
Vraag 6
Hoe denkt de Nederlandse regering over wettelijk initiatiefrecht voor het Europees
parlement?
Antwoord 6
Onder 38.4 in het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa is een
aanbeveling opgenomen waarin staat dat het Europees parlement recht van wetgevingsinitiatief moet hebben.2 In de EU-Verdragen zijn de bevoegdheden van de EU-instellingen neergelegd. De Europese
Commissie heeft in beginsel het exclusieve recht van initiatief ten aanzien van EU
wetgevingshandelingen (artikel 17(2) VEU). Het Europees parlement en de Raad zijn
bij de gewone wetgevingsprocedure de medewetgevers die EU wetgeving vaststellen.
Als de aanbeveling geïnterpreteerd moet worden als een direct initiatiefrecht voor
het Europees parlement, dan zou opvolging daarvan betekenen dat de Commissie niet
meer als uitgangspunt het exclusieve initiatiefrecht zou hebben. Dit zou gevolgen
hebben voor de institutionele balans tussen de EU-instellingen en voor de «gewone
wetgevingsprocedure» en zou verdragswijziging vergen. Het kabinet zou de gevolgen
hiervan goed in kaart moeten brengen voor Nederland alvorens hier een positie op in
te kunnen nemen, ook wat betreft de consequenties voor de nationale parlementen die
democratisch toezicht op lidstaten in de Raad houden.
Onder artikel 225 VWEU heeft het Europees parlement overigens al de mogelijkheid om
de Commissie te verzoeken met passende voorstellen te komen. Indien de Commissie daarop
geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan het Europees parlement mee.
Dit kan gezien worden als een «indirect» recht van initiatief. De huidige voorzitter
van de Europese Commissie heeft in haar politieke beleidslijnen3 toegezegd om bij resoluties of voorstellen vanuit het Europees parlement, die met
meerderheid van stemmen worden aangenomen, een initiatiefvoorstel uit te werken. Nederland
vindt het van belang – als er gebruik gemaakt wordt van dit «indirecte» recht van
initiatief – dat de Commissie en het EP daar transparant over zijn.
Vraag 7
Moet volgens het Nederlands kabinet het vetorecht in de Raad worden hervormd? Zo ja,
op welke beleidsdomeinen wel en op de welke niet?
Antwoord 7
Zoals bij uw Kamer bekend is het kabinet er voorstander van dat bij besluitvorming
binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid vaker gebruik wordt
gemaakt van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteit,
specifiek op de onderwerpen sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband
en civiele GVDB-missies. Het kabinet is ervan overtuigd dat dit zal kunnen bijdragen
aan het vergroten van de besluitvaardigheid en de slagvaardigheid op het gebied van
het EU-buitenlandbeleid. Het EU-verdrag biedt de ruimte om die stap te zetten. Gebruik
van QMV vereist een unanimiteitsbesluit. Het kabinet verwijst in dit kader ook graag
naar de brief d.d. 17 mei 2021 over de mogelijkheden om binnen het verdrag over te
stappen van unanimiteitsbesluitvorming naar QMV.4
Vraag 8
Kan u ook aangeven welke besluitvorming ze dan wél verkiest?
Antwoord 8
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 7 zou het kabinet graag zien dat binnen het
Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid, specifiek op de onderwerpen sancties,
mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies, frequenter
gebruik wordt gemaakt van QMV in plaats van unanimiteitsbesluitvorming.
Vraag 9
Bent u voorstander van het invoeren van directe EU-belastingen?
Antwoord 9
Het heffen van directe belastingen is een bevoegdheid van de lidstaten. Dat neemt
niet weg dat internationale samenwerking op het gebied van directe belastingen van
groot belang is voor de EU als geheel en ook voor Nederland.
Vraag 10
Wat zijn de totale kosten geweest van de Conferentie over de Toekomst van Europa en
kan u aangeven hoeveel Nederland daar procentueel aan heeft bijgedragen?
Antwoord 10
Er bestaat geen gezamenlijk en aangewezen budget voor de Conferentie vanuit de EU-instellingen.
De EU-instellingen en lidstaten namen een deel van de kosten op zich. De EU-instellingen
financierden de activiteiten uit eigen bestaand budget. Zo dekte het Europees parlement
de kosten voor de plenaire vergaderingen, de Raad droeg onder andere bij met vertalingen
van documenten en tolken. De Europese burgerpanels zijn georganiseerd door de Europese
Commissie; de contracten hiervoor zijn openbaar gemaakt op het meertalig digitale
platform. Getracht is de kosten te drukken, bijvoorbeeld door het hosten van Europese
burgerpanels door universiteiten, zoals door de Universiteit Maastricht afgelopen
januari, en gebruik te maken van het gebouw van het Europees parlement. Lidstaten
zijn verantwoordelijk geweest voor het financieren van activiteiten in eigen land.
De gehele uitvoerige dialoog en de campagne Kijk op Europa met de Nederlandse burgers, uitgevoerd door een externe organisatie, heeft circa
550.000 euro gekost.
Vraag 11
Bent u bereid een onderzoek te starten naar het draagvlak onder de Nederlandse bevolking
over alle voorstellen uit de Conferentie?
Antwoord 11
Het kabinet heeft de representatieve en inclusieve burgerdialogen Kijk op Europageorganiseerd. Ruim 13.000 Nederlanders hebben deelgenomen. De resultaten zijn door
het kabinet ingebracht gedurende de Conferentie, en zijn integraal opgenomen in het
eindrapport van de Conferentie. Daarnaast zijn in het eindrapport de aanbevelingen
van alle Europese burgers opgenomen, die op bepaalde punten afwijken van de wensen
van Nederlandse burgers. De Nederlandse uitkomsten van de Kijk op Europa dialogen zijn integraal verwerkt in de inzet van het kabinet zoals weergegeven in
de Staat van Europese Unie 2022 Kamerbrief.5 Deze inzet zal leidend zijn bij de beoordeling van de (wetgevende) voorstellen die
voortvloeien uit de Conferentie over de Toekomst van Europa.
Vraag 12
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een onderzoek in alle lidstaten
om het draagvlak in kaart te brengen voor alle voorstellen uit de Conferentie?
Antwoord 12
Op Europees niveau is het draagvlak verzekerd door de representativiteit van de burgerconsultaties
georganiseerd door de Commissie. Het kabinet heeft zich gedurende de Conferentie ingezet
voor een resultaat gebaseerd op deze representatieve inbreng, ten behoeve van het
draagvlak hiervoor. Ook voor de overige lidstaten en hun burgers geldt dat het draagvlak
voor de maatregelen volgende uit de voorstellen zal blijken zodra deze in de vorm
van (wetgevende) voorstellen worden voorgesteld, waarbij de reguliere besluitvormingsprocedures
zullen worden gevolgd.
Vraag 13
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden
(of ten minste alvorens het debat over CoFE)?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.