Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36100-XIII-2)
36 100 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2021
Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 18 mei 2022 over
het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 100 XIII, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
1
Heeft u kennisgenomen van de reactie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)
op haar website waarin zij aangeeft de Rapportage van de Rekenkamer «eenzijdig en
feitelijk onjuist» te vinden? Wat vindt u van deze reactie van het IMG? Deelt u de
conclusies van het IMG? Kunt u voor de verschillende kritiekpunten die het IMG benoemt,
te weten voortgang, kosten, vertraging, wachten en de vaste vergoeding, aangeven of
u deze conclusies deelt of niet?
Antwoord
Ja, de Staatssecretaris Mijnbouw heeft kennisgenomen van deze reactie. Het IMG is
onafhankelijk en gaat over haar eigen reactie. Z’n reactie op de bevindingen van de
Algemene Rekenkamer zijn met de Rekenkamer gedeeld. Deze reactie is als bijlage bij
het Verantwoordingsonderzoek aan uw Kamer aangeboden. Het kabinet is zich ervan bewust
dat nog flinke inspanningen nodig zijn om het schadeherstel en de versterkingsopgave
verder te verbeteren. In de reactie wordt onder andere ingegaan op de voortgang van
de schadeafhandeling, de uitvoeringskosten, de doorlooptijden en de introductie van
de vaste vergoeding door het IMG. Hierbij is aangegeven dat het effect op bijvoorbeeld
de doorlooptijd en de uitvoeringskosten van maatregelen die in 2021 zijn genomen inmiddels
zichtbaar begint te worden. De Staatssecretaris Mijnbouw houdt dit de komende tijd
nauwgezet in de gaten en spreekt hierover periodiek met het IMG.
2
Waar is de berekening van € 5 mld subsidie voor kernenergie op gebaseerd?
3
Hoe zal de € 5 mld subsidie voor kernenergie precies besteed worden?
Antwoord 2 en 3
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is een reservering van € 5 miljard voor kernenergie opgenomen. Dit bedrag is gebaseerd
op de aanname dat voor het versterken van de kennisinfrastructuur, de bedrijfsduurverlenging
van Borssele en de voorbereiding van de bouw van twee nieuwe kerncentrales de nodige
investeringen gedaan moeten worden. Deze investeringen zien met name op de financiële
arrangementen die nodig zijn om nieuwe kerncentrales te realiseren. Daarnaast moeten
de nodige onderzoeken worden uitgezet voor de diverse trajecten. Ook moet voldoende
aandacht zijn voor de uitvoering van de ambities van het kabinet. Voor bedrijfsduurverlening
en voorbereiding bouw twee nieuwe kerncentrales dient bijvoorbeeld ook voldoende capaciteit
bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) te zijn, zodat
de vergunningverlening voor beide trajecten zorgvuldige en met voldoende voortgang
kan verlopen.Het kabinet verwacht de Kamer in het najaar meer duiding te kunnen geven
over de verdere invulling van dit bedrag.
4
Loopt de energiebehoefte voor de warmtepompverplichting synchroon aan de verzwaring
van het net?
Antwoord
Netbeheerders zijn volop bezig om het elektriciteitsnet te verzwaren. Hierbij gaat
het ook om verzwaringen voor de gebouwde omgeving. Voor consumenten en klein zakelijke
gebruikers (zgn. kleinverbruikers) is er vooralsnog in de meeste gevallen ruimte op
het net om extra capaciteit in te passen. De Minister voor Klimaat en Energie constateert
echter dat de knelpunten in de gebouwde omgeving, ook voor het laagspanningsnet, toenemen.
Daarbij verwijst hij ook graag naar de Kamerbrief (Kamerstuk 29 023, nr. 281) over transportschaarste en maatregelen die genomen zijn om waar mogelijk verlichting
te bieden. Concrete ideeën over maatregelen zijn opgedaan met een coalitie van brancheorganisaties:
«samen slimmer het net op». Enkele voorbeelden van maatregelen zijn: essentiële voorwaarden
zoals voldoende vakmensen en voldoende eigen vermogen netwerkbedrijven; versnelling
van de uitvoering; het zo efficiënt mogelijk benutten van de beschikbare capaciteit;
het prioriteren van werkzaamheden voor de netbeheerder; regie en strategisch programmeren.
5
Welke evaluaties zijn er met betrekking tot het werk van de NFIA en welke conclusies
worden daarin getrokken over het aantal gecreëerde banen dankzij de komst van bedrijven
uit het buitenland?
Antwoord
Op 17 april 2020 is de eerste externe beleidsevaluatie van de NFIA met uw Kamer gedeeld
(Kamerstuk 32 637, nr. 415). De evaluatie betreft de periode 2010–2018 en is uitgevoerd door een consortium
van MIR, SEOR, Erasmus School of Economics en KU Leuven. Uit de evaluatie komt naar
voren dat er legitimiteit is voor een investeringsagentschap als de NFIA en dat het
aannemelijk is dat de NFIA grotendeels doeltreffend is. (De Kamerbrief van 17 april
2020 bevat de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie en hoe de aanbevelingen hieruit
worden opgepakt.
Bij de evaluatie is ook gekeken naar de jaarlijkse resultaten van de NFIA. De resultaten
die NFIA rapporteert, zijn gebaseerd op het aantal directe banen en het investeringsbedrag
die buitenlandse bedrijven binnen 3 jaar in Nederland verwachten te realiseren. Het
gaat daarbij om buitenlandse bedrijven die bij hun investeringsbeslissing voor Nederland
zijn ondersteund door de dienstverlenging van de NFIA. Internationaal is dit een gebruikelijke
methodiek voor investeringsagentschappen om over hun resultaten te presenteren.
Uit de evaluatie komt naar voren dat na 3 jaar gemiddeld 90% van het verwachte aantal
banen en 23% van het verwachte investeringsbedrag (na 6 jaar loopt dit op tot 69%)
terug te vinden zijn in de CBS-statistiek. Het onderzoeksconsortium geeft aan dat
er verschillende redenen mogelijk zijn waarom de prognoses niet volledig worden gerealiseerd,
zoals zelfoverschatting bij bedrijven (ondanks verzoek van NFIA tot conservatieve
schattingen), bedrijfseconomische omstandigheden of ontwikkelingen in het vestigingsklimaat.
Ook geeft het onderzoeksconsortium aan dat de jaarlijkse resultaten en de realisatie
daarvan geen inzicht geven in de doeltreffendheid van de NFIA. Voor deze doeltreffendheid
is van belang of het acquisitiewerk van de NFIA leidt tot extra investeringen van
buitenlandse bedrijven (extra investeringen ten opzichte van het scenario dat Nederland
geen NFIA zou hebben) en of deze investeringen een toegevoegde waarde hebben voor
onze economie. De jaarresultaten, en realisatie daarvan, geven dit inzicht niet. Desondanks
vind ik het wel interessant om inzicht te hebben in de mate waarin de verwachte aantallen
banen en investeringsbedragen na 3 jaar worden gerealiseerd. Daarom is het voornemen
om dit onderdeel ook in de volgende evaluatie van de NFIA terug te laten komen.
Voor meer informatie hierover verwijs ik u naar pagina 39 tot en met 43 van het evaluatierapport.
6
Welke onderzoeken lopen er naar het werk van de NFIA en wanneer zal de Kamer deze
ontvangen?
Antwoord
Het functioneren van de NFIA dient, net als andere beleidsinstrumenten, elke vier
tot vijf jaar te worden geëvalueerd. Aangezien de laatste evaluatie in 2020 is afgerond,
zal in 2024–2025 de volgende evaluatie worden uitgevoerd en aan uw Kamer verstuurd.
Tussentijds wordt de voortgang op de verschillende onderdelen van het werk van de
NFIA periodiek gemonitord in overleggen tussen de opdrachtgevers (Ministerie van EZK
en Ministerie van Buitenlandse Zaken) en NFIA. De Invest in Holland-strategie 2020–2025
is hierbij het uitgangspunt. Deze strategie is op 17 april 2020 met uw Kamer gedeeld
(zie bijlage Invest in Holland bij Kamerstuk 32 637, nr. 415). Ik ben voornemens uw Kamer in het derde kwartaal van 2022 te informeren over het
acquisitiewerk van de NFIA en de voortgang van deze strategie.
7
Hoeveel datacenters zijn er in de planning?
Antwoord
In eerdere Kamerbrieven bent u geïnformeerd over het aantal datacenters in Nederland
en aanstaande vestigingen. In de bijlage van de brief over datacenters uit maart 2021
(Kamerstukken 32 813 en 26 643, nr. 675) is een overzicht gegeven van het aantal bestaande datacenters in Nederland en wordt
ook ingegaan op de verwachte groei van datacenters. In december 2021 bent u geïnformeerd
over het aantal verwachte nieuwe datacenters (Kamerstukken 32 813 en 26 643, nr. 968). In deze brief is aangegeven dat op basis van de informatie van TenneT en de NFIA
er circa 20 tot 25 projecten lopen voor de vestiging en uitbreiding van datacenters
in Nederland. Dit betreffen datacenters van uiteenlopende grootte die in verschillende
fases van voorbereiding zitten; van zeer globale tot meer concrete plannen. Het gaat
om projecten in onder andere de regio’s Noord-Holland, Flevoland en Groningen. Het
is onzeker of deze datacenters zich ook daadwerkelijk zullen vestigen in Nederland
en zo ja, op welke termijn. Meer specifieke informatie ten aanzien van de locatie
van de projecten en aanvragen voor aansluitingen op het elektriciteitsnet is bedrijfsvertrouwelijk
en mag niet door de NFIA en TenneT worden gedeeld.
8
Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor de overheid?
Antwoord
De Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering is verantwoordelijk voor
de dataopslag van de rijksoverheid in Nederland.
9
Wat is de planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag voor particulieren?
Antwoord
De rijksoverheid heeft geen planning met betrekking tot noodzakelijke data opslag
voor particulieren. Een recente studie van Buck Consultants International (BCI) geeft
aan dat in vergelijking met andere Europese landen de Nederlandse datacentercapaciteit
relatief groot is in verhouding tot de binnenlandse vraag. Het rapport van BCI concludeert
dat de Nederlandse digitaliseringstransitie op de korte termijn geen gevaar loopt
als de datacentercapaciteit in Nederland niet of beperkt wordt uitgebouwd. Hierbij
is gekeken vanuit het perspectief van de gebruikers in Nederland; Nederlandse bedrijven
en organisaties. Op termijn is het van belang dat de datacentercapaciteit in Europa
blijft groeien, zodat Europese gebruikers, waaronder Nederlandse, voldoende datacapaciteit
blijven behouden.
10
Waarom zijn de doelstellingen rondom schadeafhandeling niet gehaald?
Antwoord
Het IMG streeft ernaar reguliere meldingen van fysieke schade binnen 6 maanden (182
dagen) af te handelen. Deze doelstelling is in 2021 niet voor alle schademeldingen
gehaald: de gemiddelde doorlooptijd voor fysieke schade was 202 dagen.
De verklaring voor de doorlooptijd van reguliere fysieke schade is dat het IMG momenteel
veel complexe dossiers afhandelt. Deze hebben een langere doorlooptijd. Bovendien
heeft het IMG in mei 2021 de afhandeling van een deel van de schademeldingen gepauzeerd
om bewoners de mogelijkheid te geven in het najaar gebruik te maken van de nieuwe
vaste vergoeding van € 5.000. Hierdoor liepen de doorlooptijden op en nam ook de omvang
van de werkvoorraad toe. Het IMG heeft de keuze voor een vaste vergoeding vanaf 1 november
2021 aangeboden voor nieuwe schademeldingen. De eerder binnengekomen en gepauzeerde
dossiers zijn vanaf 8 december 2021 in behandeling genomen. Doordat een deel van het
jaar de afhandeling van enkele duizenden dossiers was gepauzeerd, en de instroom van
relatief eenvoudige (snel af te handelen) dossiers lager was, maakten de complexere
dossiers een groter deel van de werkvoorraad uit. Als gevolg daarvan daalde het percentage
meldingen dat binnen een half jaar werd afgehandeld.
11
Waarom zijn nog steeds 87% van de huizen in het aardbevingsgebied niet veilig om in
te wonen?
Antwoord
Het is onjuist dat 87% van de huizen in het aardbevingsgebied niet veilig is. De Algemene
Rekenkamer heeft aangegeven dat eind 2021 bij 13% van de betroffen gebouwen is vastgesteld
of ze veilig zijn. Op dit moment is dit 17%. Deze percentages gaan over de totale
werkvoorraad van de versterkingsoperatie (op dit moment 27.165 adressen).
Van 17% van de woningen in de werkvoorraad is vastgesteld dat ze veilig zijn. De woningen
zijn vastgesteld als veilig wanneer ze voldoen aan de veiligheidsnormen of wanneer
ze versterkt zijn. Dit betekent niet dat de resterende 83% van de woningen onveilig is. Het betekent dat de adressen in
het proces zitten om te beoordelen of zij veilig zijn en zo niet, hoe deze huizen
versterkt moeten worden. 63% van de totale werkvoorraad is inmiddels beoordeeld.
12
Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat in de begrotingen van EZK en BZK
de financiële gevolgen van de afbouw voor de staat maar gedeeltelijk zichtbaar zijn?
Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat dit hierdoor niet goed te beoordelen
en te controleren is voor het parlement? Herkent u zich in de conclusie van de Algemene
Rekenkamer dat voor ramingen verschillende uitgangspunten worden gebruikt waardoor
er een risico is dat er een versnipperd beeld ontstaat waarbij ramingen niet actueel
of consistent zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren?
Antwoord
De Rekenkamer spreekt over de «afbouw» van de olie- en gaswinning en doelt daarbij
enerzijds op de beëindiging van de gaswinning in Groningen op de zeer korte termijn,
en anderzijds op de beëindiging van de olie- en gaswinning op de langere termijn.
Vanwege de verschillende tijdslijnen is het van belang om onderscheid te maken tussen
deze twee onderwerpen.
In relatie tot de beëindiging van de gaswinning in Groningen zijn meerdere ramingen
opgenomen op de EZK-begroting. Ten eerste gaat het om de uitgaven voor schade en versterken.
Deze uitgaven worden bij NAM in rekening gebracht. Dat leidt tot ontvangsten van NAM
voor schade en versterken, die ook op de EZK-begroting worden geraamd. De kosten van
schade en versterken worden via NAM ook bij Energie Beheer Nederland (EBN) in rekening
gebracht. Daarvoor is bij EBN een voorziening aanwezig. Op basis van de geraamde uitgaven
is de verwachting dat deze voorziening niet toereikend is. Dat leidt tot nog een raming
op de EZK-begroting: een verwachte kapitaalinjectie aan EBN. Vanaf dit jaar is daarbij
ook rekening gehouden met de verwachte positieve resultaten van EBN, vanwege de ontwikkeling
in de gasprijs en in lijn met de aanbevelingen van de Rekenkamer. Voor al deze ramingen
geldt dat er sprake is van een duidelijke onderlinge samenhang en uitgangspunten die
met elkaar in lijn zijn. Zie daarvoor bijvoorbeeld bijlage 6 van de Voorjaarsnota
2021 (Kamerstuk 35 850, nr. 1).
Verder ontvangt EZK afdrachten van NAM op basis van de Mijnbouwwet en dividend van
EBN. Ramingen hiervoor zijn ook op de EZK-begroting opgenomen. Deze hebben niet alleen
betrekking op de winning uit Groningen, maar ook op de winning uit de kleine velden.
De kosten voor schade en versterken drukken op het resultaat van NAM en EBN en daarmee
op de afdrachten van NAM en de dividenduitkering van EBN. De precieze omvang hiervan
is moeilijk te kwantificeren, omdat winsten en verliezen vooruit en achteruit gewenteld
mogen worden. Dit is toegelicht in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 529, nr. 932).
In tegenstelling tot bovenstaande ramingen zijn de kosten die samenhangen de beëindiging
van de olie- en gaswinning op de langere termijn niet op de EZK-begroting inzichtelijk.
In de toekomst zullen bijvoorbeeld diverse installaties opgeruimd moeten worden. De
verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de operators van die installaties. Doordat
EBN participeert in diverse projecten zal een deel van deze kosten door EBN gedragen
worden. EBN houdt – net als andere bedrijven die actief zijn in dezelfde sector –
vooraf rekening met deze nog te maken uitgaven en bouwt daarvoor een voorziening op.
Dat is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering, zonder dat EZK daarin een rol speelt.
De hiermee samenhangende uitgaven lopen niet via EZK en worden daarom niet zichtbaar
op de begroting. Het jaarverslag van EBN is openbaar beschikbaar en geeft wel inzicht
hierin. Het kabinet zal haar ter beschikking staande informatie benutten om de Kamer
een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de financiële gevolgen van de afbouw
van de olie- en gaswinning voor de Staat.
13
Gaat u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om het parlement periodiek een samenhangend
overzicht te verschaffen van de verschillende geldstromen die van belang zijn voor
de uitgaven en ontvangsten voor de Staat tijdens de afbouwfase van de olie- en gaswinning
overnemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke frequentie bent u voornemens dit
te doen?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer spreekt over de «afbouw» van de olie- en gaswinning en doelt
daarbij enerzijds op de beëindiging van de gaswinning in Groningen op de zeer korte
termijn, en anderzijds op de noodzakelijke beëindiging van de olie- en gaswinning
op de langere termijn. Voor de beëindiging van de gaswinning in Groningen zijn de
verschillende geldstromen inzichtelijk gemaakt in een bijlage in de Voorjaarsnota
(Kamerstuk 36 120, nr. 1). De bijlage bevat een overzicht van de verwachte uitgaven voor de schadeafhandeling
en de versterkingsoperatie. Daarbij wordt expliciet aangegeven welk deel door NAM
wordt betaald (60%) en welk deel door EBN (40%). Deze overzichten worden opnieuw opgenomen
in de EZK ontwerpbegroting 2023. Voor meer inzicht in de afbouw van de olie- en gaswinning
op de lange termijn, is het jaarverslag van het EBN openbaar beschikbaar.
14
Welke criteria worden toegepast bij het beoordelen van de financiële mogelijkheden
van mijnbouwbedrijven?
Antwoord
De financiële mogelijkheden van een mijnbouwbedrijf worden op meerdere momenten in
de ontwikkeling van een gebied getoetst, telkens passend bij de financiële risico’s
die met die fase worden aangegaan. Een mijnbouwbedrijf moet financieel in staat zijn
om de activiteiten die zijn opgenomen in de opsporings- en winningsvergunningen naar
behoren te verrichten en om eventuele financiële verplichtingen uit aansprakelijkheden
door die mijnbouwactiviteiten te kunnen dragen. Hiervoor zijn geen vaste criteria
vastgelegd.
Zowel de activiteiten als de risico’s verschillen per project. In de opsporingsfase
wordt bijvoorbeeld beoordeeld of het bedrijf beschikt voldoende financiële middelen
of een verzekering om eventuele schade te dekken die bij een incident zou kunnen ontstaan.
In de winningsfase wordt bijvoorbeeld getoetst of het bedrijf voldoende middelen heeft
voor de opruiming van de winningsinstallaties in het vergunningsgebied.
De creditrating van de moedermaatschappij kan een rol spelen bij de beoordeling van
de financiële capaciteit, maar een mijnbouwbedrijf kan ook op andere manieren aantonen
voldoende financieel draagkrachtig te zijn. Voor het uitvoeren van de financiële toetsing
worden in ieder geval de meest recente jaarverslagen en interim- financiële resultaten
van de mijnbouwonderneming en de moedermaatschappij opgevraagd.
Bij het opruimen van mijnbouwwerken wordt geen gebruik van vaste criteria, maar van
een systeem van Decommissioning Security Agreements en Decommissioning Security Monitoring Agreements voor offshore gasvelden. Deze systematiek heeft mijn voorganger in het wetsvoorstel
ter wijziging van de mijnbouwwet (Kamerbrief van 14 december 2020, Kamerstuk 35 462, nr. 10) toegelicht. Vanaf 1 januari jl. geldt de verplichting tot zekerheidsstelling ook
ten aanzien van de onshore activiteiten. Op dit moment worden door de mijnbouwbedrijven
de benodigde zekerheidsstellingen voor de activiteiten op land in orde gemaakt.
15
In hoeveel projecten die door EBN worden beoordeeld, participeert EBN ook zelf?
Antwoord
EBN beoordeelt op verzoek van EZK de economische haalbaarheid van een winningsproject
bij aanvraag van een winningsvergunning. Op grond van de Mijnbouwwet kan een winningsvergunning
alleen worden verleend indien aannemelijk is dat de koolwaterstoffen binnen het vergunningsgebied
economisch winbaar zijn. Als de vergunning verleend kan worden, dan is EBN op grond
van de Mijnbouwwet verplicht om deel te nemen tenzij de Staat daardoor naar redelijke
schatting financieel nadeel zal lijden. De verplichte deelneming van EBN is gefaseerd
ingevoerd. EBN participeert daardoor vanaf 1963 in elke olie- en gaswinning op land,
vanaf 1967 in gaswinning op zee en vanaf 1976 ook in oliewinning op zee.
EBN participeert sinds 2000 ook in opsporingsprojecten. De deelneming van EBN in opsporingsprojecten
is niet verplicht. De houder van een opsporingsvergunning kan EBN uitnodigen deel
te nemen in een opsporingsproject. EBN is niet verplicht deel te nemen in de opsporing
en zal dus iedere uitnodiging tot deelnemen in een opsporingsproject apart beoordelen.
Deze beoordeling staat los van de financiële beoordeling van het mijnbouwbedrijf bij
de aanvraag of overdracht van een opsporings- of winningsvergunning.
16
Wat kost de netbeheerders de toenemende belasting van het elektriciteitsnet, zoals
beschreven in 5.1.1 aan systeemdiensten dit jaar?
Antwoord
De kosten voor de systeemdiensten van TenneT bestaan uit het contracteren van balansvermogen
en het contracteren voor herstelvoorzieningen (om de elektriciteitsvoorziening opnieuw
op te kunnen starten in het geval van een black out). Onder transportdiensten vallen
ook kosten voor het mogelijk maken van transport over het landelijk hoogspanningsnet
(compenseren netverliezen, oplossen transportbeperkingen/redispatch en compenseren
van blindvermogen).
17
Wat is de raming voor deze systeemkosten per jaar tot 2030? Kunt u dit uitsplitsen
in de verschillende categorieën (zoals kosten voor redispatching en andere)?
Antwoord
In 2022 bedragen de totale tariefopbrengsten voor het landelijk hoogspanningsnet circa
€ 850 miljoen. Circa € 200 miljoen hiervan is gerelateerd aan de inkoop van systeemdiensten
en transportdiensten als hierboven beschreven. TenneT verwacht dat het volume van
de systeemdiensten en transportdiensten richting 2030 zal stijgen maar kan geen uitspraak
doen over de omvang en de daarmee gepaard gaande kosten omdat deze sterk aanhangen
van de ontwikkelingen op de energiemarkt.
18
Hoe vertalen deze systeemkosten zich naar de energiekosten van een gemiddeld huishouden?
Hoe hoog waren deze kosten respectievelijk 5 en 10 jaar geleden?
Antwoord
TenneT brengt een groot deel van haar tarieven in rekening bij de regionale netbeheerders.
Deze netbeheerders mogen deze kosten doorbereken aan hun klanten, waaronder huishoudens.
Naar de beste inschatting van TenneT betaalt een gemiddeld huishouden in 2022 (indirect)
€ 55 per jaar aan TenneT, circa 25% van deze kosten is gerelateerd aan systeemdiensten
en transportdiensten. In 2019 betaalde een gemiddeld huishouden (indirect) nog ongeveer
€ 31 per jaar aan TenneT. TenneT verwacht dat een huishouden in 2023 circa € 15 meer
gaat betalen. Dit is met name het gevolg van de hogere kosten voor systeemdiensten
en transportdiensten die zijn gestegen. De systeemkosten bedroegen in 2012 respectievelijk
€ 120 miljoen en in 2017 € 99 miljoen.
19
Hoeveel van deze systeemkosten zijn herleidbaar tot de levering aan het elektriciteitsnet
in vergelijking tot afname van het elektriciteitsnet?
Antwoord
Deze relatie is niet een op een te leggen. Een uitsplitsing kan niet worden gemaakt.
20
Zijn systeemkosten lager in een energiemix met alleen maar stabiele bronnen zoals
gas-, kolen en kerncentrales in vergelijking met een energiemix gebaseerd op wind-
en zonne-energie?
Antwoord
Hernieuwbare bronnen zoals wind en zon hebben van nature meer variatie in zich dan
fossiele of nucleaire technologie hetgeen impact heeft op de systeemkosten. De voorspelbaarheid
van deze bronnen neemt echter wel steeds verder toe waardoor dit verschil in de toekomst
naar verwachting afneemt. De kosten energie en vermogen worden daarnaast ook beïnvloed
door de kosten van redispatch wanneer er onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar
is.
Wel is het zo dat het net is oorspronkelijk uitgelegd op enkele grote centrales in
Nederland. Door decentralisatie van opwek, zoals met wind en zon, moet het net verder
uitgebreid worden, dat heeft een toename in investeringen tot gevolg.
21
Hoe gaat u de lange doorlooptijden voor de uitbreiding van de netinfrastructuur verkorten?
Antwoord
Vanuit het Rijk zet ik onder andere met het Programma Energiehoofdstructuur en het
Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat in op een goede ruimtelijke inpassing
en versnelling van de uitbouw van infrastructuur. Ook ben ik voor een toenemend aantal
projecten het bevoegd gezag via de Rijkscoördinatieregeling en verken ik of het mogelijk
en zinvol is om de Raad van State te versterken zodat zaken daar sneller kunnen worden
afgedaan. Naast inzet van het Rijk ligt hier ook een belangrijke rol voor bij medeoverheden
voor een snelle inpassing van de regionale infrastructuur en netbeheerders om via
slimme inzet van mensen en middelen en standaardisatie de uitrol te bespoedigen.
22
Hoe gaat u het tekort aan vakmensen voor uitbreiding van elektriciteitsnet uitbreiden?
Antwoord
Met het Aanvalsplan groene en digitale banen zet het kabinet in op versterking van
de technische arbeidsmarkt. Gelijker tijd is het belangrijk om ons te realiseren dat
het oplossen van het (technisch) personeelsgebrek geen gemakkelijke opgave is.
23
Wat zijn de kosten voor het elektriciteitsnet op zee?
Antwoord
TenneT krijgt de efficiënte kosten voor het net op zee vergoed. In 2022 gaat het om
een totaal bedrag van bijna € 247 miljoen.
24
Wat is de verwachtte groei in kosten voor het elektriciteitsnet op zee tot 2030, inclusief
die uit de aanvullende routekaart voor 2030?
Antwoord
Nog voor de zomer wordt uw kamer een brief over de aanvullende routekaart windenergie
op zee gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op de kosten van het net op zee.
25
Heeft u zicht op de kosten van de beperkte netcapaciteit voor de Nederlandse samenleving?
Antwoord
Ik heb geen exact beeld van wat het gebrek aan netcapaciteit de Nederlandse samenleving
kost.
26
Klopt het dat regionale netbeheerders aangeven dat er ook een grote financieringsopgave
is en dat dit ook voor problemen op het elektriciteitsnet kan zorgen? Welke plannen
zijn er om deze financieringsopgaven op te lossen?
Antwoord
Ja, de regionale netwerkbedrijven hebben een grote kapitaalbehoefte. Deze is overigens
voor de verschillende bedrijven verschillend in de tijd. Ik ben samen met de Minister
van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders.
Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren over de mogelijke oplossingsrichting(en)
voor de bedrijven en de daar bijbehorende tijdlijn.
27
Wat is de huidige stand van zaken rond de financieringsopgave van de regionale netbeheerders?
Hoe ziet het proces eruit dat u met de netbeheerders voert en kunt u de beoogde tijdslijn
weergeven?
Antwoord
Ik ben samen met de Minister van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers
van de aandeelhouders. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren
over de mogelijke oplossingsrichting(en) voor de bedrijven en de daar bijbehorende
tijdlijn.
28
Eerder is gecommuniceerd dat Stedin in het voorjaar zicht nodig had op extra kapitaal,
welke stappen zijn hierin genomen? Is er duidelijkheid aan Stedin geboden?
Antwoord
Ik ben met Stedin in gesprek over hun kapitaalbehoefte en Stedin heeft aangegeven
dit jaar zicht te moeten hebben op een kapitaalversterking per 2023 om het elektriciteitsnet
te kunnen blijven verzwaren en uitbreiden op het niveau dat maatschappelijk gewenst
is. Ik streef er naar om uw Kamer hier voor de zomer nog te informeren over de mogelijke
oplossingsrichting(en) en de daar bijbehorende tijdlijn.
29
Klopt het dat de financieringsopgave van regionale netbeheerders voor vertraging van
uitbreiding van het elektriciteitsnet kan zorgen?
Antwoord
Op het moment dat de regionale netwerkbedrijven over onvoldoende eigen vermogen beschikken
is het waarschijnlijk dat de snelheid van uitbreidden van het elektriciteitsnet wordt
vertraagd zodat de netwerkbedrijven wel voldoende financieel robuust te blijven. Ik
streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer informeren over de mogelijke oplossingsrichting
die ik samen met de Minister van Financiën voorzie en waarover wij in gesprek zijn
met de bedrijven en vertegenwoordigers van de aandeelhouders.
30
Houdt u bij hoeveel woningen niet aangesloten kunnen worden, hoeveel stroom niet afgenomen
kan worden, en welke andere aansluitingen niet gemaakt kunnen worden? Zo ja, kunt
u deze cijfers delen?
Antwoord
Deze cijfers worden niet bijgehouden.
31
Hoe ziet het proces eruit dat u met de netbeheerders voert en kunt u de beoogde tijdslijn
weergeven?
32
Wat is de huidige stand van zaken rond de financieringsopgave van de regionale netbeheerders?
Antwoord 31 en 32
Ik ben samen met de Minister van Financiën in gesprek met de bedrijven en vertegenwoordigers
van de aandeelhouders. Ik streef er naar om uw Kamer nog voor de zomer te informeren
over de mogelijke oplossingsrichting(en) voor de bedrijven en de daar bijbehorende
tijdlijn.
33
Welke ruimte ziet u voor prioritering bij aansluiting op het van bedrijven en burgers?
Bent u in gesprek met Europa over welke ruimte Nederland heeft voor prioritering?
35
Bent u in gesprek met onze buurlanden om te leren van hun ervaringen omtrent de schaarse
netcapaciteit?
Antwoord 33, 34 en 35
De kern is dat netbeheerders non-discriminatoir werken, dat wordt nu vorm gegeven
met first come first served. Netbeheerders kunnen tot een andere (en mogelijk complexere) methode komen dan de
huidige eenvoudige first come first
served methode waarbij ze nog steeds non discriminatoir partijen aansluiten en van transportcapaciteit
voorzien. Deze first come first served methode, of varianten daarop, wordt ook in veel andere Europese landen toegepast.
Ook zie ik ruimte om uitbreidingsinvesteringen meer te richten op maatschappelijke
waarden. Ik ben hier ook op informele basis over in gesprek met de Europese Commissie
en heb hen ook om een formele reactie gevraagd.
36
Waarom geeft u geen duidelijk oordeel over de leveringszekerheid?
Antwoord
Als onafhankelijk netbeheerder stelt TenneT jaarlijks de monitor op en maakt deze
openbaar. TenneT zag de afgelopen jaren telkens geen directe aanleiding om EZK te
adviseren om maatregelen te treffen.
37
Hoe gaat u de Kamer beter informeren over de leveringszekerheid?
Antwoord
Dit zal ik doen als het advies van TenneT in de toekomst mocht veranderen. Indat geval
zal ik uw Kamer met meer regelmaat informeren.
38
Hoe hoog zijn de tekorten aan technisch personeel en wat is de verwachting hoe ver
deze tekorten gaan oplopen de komende 10 jaar?
39
Hoe hoog zijn de tekorten aan technisch personeel en wat is de verwachting hoe ver
deze tekorten gaan oplopen de komende 10 jaar?
Antwoord 38 en 39
De vraag naar technisch personeel is groot en zal naar verwachting de komende jaren
toenemen als gevolg van verdere technologisering en digitalisering van de samenleving
en de energietransitie. In het vierde kwartaal van 2021 waren er 104.500 openstaande
vacatures in de techniek en 23.700 in de ICT1. In korte tijd is de vraag sterk toegenomen. Zo waren er zes jaar geleden (2016)
41.500 vacatures in de techniek en 11.000 in de ICT. Wel was er in 2020 sprake van
dip in het aantal vacatures door de coronapandemie.
Meer investeringen in klimaat- en energiebeleid leiden naar verwachting tot meer banen
in energie-gerelateerde sectoren die overwegend technisch van aard zijn. Precieze
cijfers over de toename van het aantal banen als gevolg van de transitie lopen uiteen.
Omdat de klimaatinvesteringen (nog) niet (overal) duidelijk zijn uitgewerkt naar activiteiten,
is het nog lastig om daar precieze aantallen aan te verbinden. Ecorys (2021) becijferde
dat het werkgelegenheidseffect van extra klimaatbeleid respectievelijk 23.000 (bij
49% reductie) tot 28.000 (bij 55% reductie) extra banen in 2030 zal opleveren. Dit
komt nog bovenop de reeds bestaande groei van het aantal banen in de energietransitie.
En dat terwijl de instroom uit technische opleidingen naar 2030 met 24.000 daalt.2
40
Herkent u zich in de conclusie dat in 2021 weinig vooruitgang te zien is in de schadeafhandeling
en de versterkingsoperatie? Herkent u dat dit al jarenlang het geval is en er ook
jarenlang al wordt beloofd dat het komende jaar echt anders zal worden?
Antwoord
Zoals de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer aangeeft, is in 2021 een
aantal maatregelen genomen, waarvan de effecten weliswaar in 2021 nog niet in volle
omvang zichtbaar waren, maar die inmiddels wel degelijk een substantiële vooruitgang
laten zien. Zo is een flinke versnelling ingezet bij het beoordelen of huizen aan
de veiligheidsnorm voldoen. De NCG heeft in 2021 bijvoorbeeld zijn doelstelling van
4.000 beoordelingen behaald en de verwachting is dat de beoordeling van de resterende
woningen in 2023 wordt afgerond. Een goed ingericht versterkingsproces met de bewoner
centraal draagt eveneens bij aan de voortgang van versterken. Daarnaast zal de dorpenaanpak
(Kamerstuk 33 529, nr. 1024) ingezet worden waarbij we kennis en ervaring op doen voor de gehele versterkingsoperatie.
Ook de mogelijkheid voor bewoners om bij een eerste melding van fysieke schade bij
het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) te kiezen voor een vaste schadevergoeding
van € 5.000 in plaats van een opname door een deskundige lijkt bij te dragen aan een
snellere uitvoering. Zo zijn in de eerste vijf maanden van 2022 al meer dan 30.000
meldingen van fysieke schade door het IMG afgehandeld. In dezelfde periode in 2021
waren dat er 16.500. Ook het totaalbedrag aan uitgekeerde schades groeit. In 2020
keerde het IMG in totaal € 497 miljoen uit. In 2021 was dit € 606 miljoen.
Dit laat overigens onverlet dat het kabinet verdere verbeteringen wil doorvoeren,
bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam herstel, het tegengaan van moeilijk uitlegbare
verschillen, en het versnellen van de uitvoering van de versterkingsopgave. De Staatssecretaris
Mijnbouw heeft zijn inzet beschreven in de beleidsbrief die uw Kamer op 7 februari
jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 33 529, nr. 948).
41
Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat bij een herbeoordeling een bewoner
langer in onzekerheid zit over wat er aan zijn woning moet gebeuren en over wanneer
dat gebeurt? Wegen de nadelen voor de gedupeerden nog op tegen de door u geziene voordelen
van herbeoordeling? Denkt u dat bewoners het gevoel hebben onder druk te staan om
te kiezen voor herbeoordeling? Kunt u dit antwoord toelichten? Ziet u het gevaar dat
de keuze voor herbeoordeling ook extra druk legt op de verhouding tussen bewoners
van woningen die constructief verbonden zijn? Wilt u nog doorgaan met de herbeoordelingen?
Antwoord
Naar verwachting zal bij herbeoordeling in de meeste gevallen – door toepassing van
de nieuwste inzichten – een woning reeds op norm blijken te zijn. De Algemene Rekenkamer
constateert dat als versterkingsmaatregelen nodig zijn een bewoner wel in onzekerheid
verkeert over wanneer deze maatregelen worden uitgevoerd. In deze gevallen is de verwachting
dat de noodzakelijke versterkingsmaatregelen lichter zullen zijn dan het oorspronkelijke
versterkingsadvies. De doorlooptijd van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen
is dan korter.
Als de bewoner kiest voor herbeoordeling maakt deze aanspraak op € 30.000 tegemoetkoming
(€ 17.000 voor woningverbetering en verduurzaming en € 13.000 vrij te besteden). De
bewoner kiest zelf voor het al dan niet herbeoordelen. Er wordt geen druk uitgeoefend
op de bewoners. Zij hebben, na een oriëntatiegesprek, zes maanden de tijd om hun keuze
te maken. Deze periode is voor alle eigenaren gelijk. Bewoners kunnen er altijd nog
voor kiezen om toch hun liggende versterkingsadvies uit te voeren in plaats van te
herbeoordelen.
Ik meen dat de voordelen van herbeoordelen opwegen tegen de nadelen.
Eigenaren van adressen die constructief verbonden zijn, zullen met de buren tot een
gemeenschappelijke keuze moeten komen. De NCG ondersteunt de eigenaren hierbij en
zet een zorgvuldig proces op waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken
over de te maken keuze. Ook kunnen deze eigenaren advies inwinnen bij een onafhankelijke
adviseur of een mediator. Verder zal ook worden gekeken of maatwerk mogelijk is of
dat de constructief verbonden gebouwen los van elkaar versterkt kunnen worden, zonder
dat dit leidt tot vertraging van de versterkingsoperatie.
42
Deelt u de conclusie dat de verhouding tussen apparaatskosten en daadwerkelijke versterkingskosten
en schadevergoedingen disproportioneel was? Hoe verklaart u dat de uitvoeringskosten
bij de afhandeling van fysieke schade zijn gestegen? Welke verhouding ziet u als proportioneel?
Herkent u dat de uitvoeringskosten al jarenlang zeer hoog zijn en er ook jarenlang
al wordt beloofd dat het komende jaar echt anders zal worden?
Antwoord
De Staatssecretaris Mijnbouw deelt de constatering van de Algemene Rekenkamer dat
de uitvoeringskosten met name bij de afhandeling van fysieke schades met inzet van
een woningopname door een deskundige in 2021 hoog waren. Mede om deze reden introduceerde
het IMG eind 2021 voor bewoners die nog niet eerder schade hadden gemeld de mogelijkheid
om zonder inzet van deskundigen hun schade af te laten handelen met een vaste vergoeding
van € 5.000. De verwachting van het IMG is dat de kosten voor de afhandeling van schade
met een vaste vergoeding circa € 0,10 per toegekende euro gaat bedragen. Complexe
dossiers zullen hogere uitvoeringskosten houden. De Staatssecretaris Mijnbouw is hierover
met IMG in gesprek. Zie ook de antwoord op vragen 10 en 48.
Ook bij versterken maken de uitvoeringskosten een relatief groot deel van de totale
kosten uit. Voor het complexe versterkingsproces is veel deskundigheid nodig. De introductie
van de typologie-aanpak in 2021 zal tot een reductie van de uitvoeringskosten in de
beoordelingsfase zal leiden. Naarmate de versterkingsoperatie de komende jaren vordert
zullen de uitgaven aan de versterking van gebouwen naar verwachting toenemen, terwijl
de uitvoeringskosten naar verwachting ongeveer gelijk blijven. In de meerjarige raming
van de verwachte versterkingskosten zoals opgenomen in de begroting daalt daardoor
het percentage uitvoeringskosten (als percentage van de totale versterkingskosten)
gedurende de versterkingsoperatie daarom van circa 23% naar circa 15%.
43
Erkent u dat het IMG zijn doelstelling om reguliere schademeldingen voor fysieke schade
binnen een half jaar af te handelen in 2021 opnieuw niet gehaald heeft? Erkent u dat
IMG eind 40% van de reguliere schademeldingen binnen een half jaar af terwijl eind
2020 dat percentage nog op 71% lag? Wat gaat u doen om te zorgen dat de doelstelling
vanaf nu wel gehaald wordt? Pakt het niet in de wet opnemen van de mogelijkheid om
beleidsregels op te kunnen stellen nu nadelig uit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat
wilt u hieraan doen?
Antwoord
De gemiddelde doorlooptijd voor fysieke schade was in 2021 202 dagen. Dit is meer
dan de streeftijd van 182 dagen. Hierover is de Staatssecretaris Mijnbouw met het
IMG in gesprek. Dit laat onverlet dat bij de afhandeling van fysieke schades meer
snelheid nodig is. Het IMG erkent dat er meer snelheid nodig is en heeft om die reden
eind 2021 voor bewoners de mogelijkheid geïntroduceerd om zonder inzet van deskundigen
hun fysieke schade af te handelen met een vast bedrag van € 5.000. De doorlooptijd
van deze afhandelingsvorm is gemiddeld veel korter dan zes maanden. Door eenvoudige
schades sneller af te handelen, komt bovendien extra capaciteit beschikbaar om complexere
dossiers te beoordelen.
De afhandeling van schade door waardedaling en immateriële schade lukt gemiddeld genomen
ruim binnen een half jaar. Bij schade door waardedaling bedraagt de doorlooptijd gemiddeld
ongeveer één maand.
Bij de oprichting van het IMG is er bewust voor gekozen om de schadeafhandeling op
afstand te organiseren door het IMG als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk
te maken voor de schadeafhandeling. In de Tijdelijke wet Groningen is ervoor gekozen
om de aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 21 van de Kaderwet Zelfstandige
Bestuursorganen buiten werking te stellen, omdat deze zich niet goed zou verhouden
tot de semi-rechterlijke positie van het IMG. Onlangs is er een amendement ingediend
door de SP dat strekt tot het in werking stellen van de aanwijzingsbevoegdheid door
een aanpassing in de Tijdelijke wet Groningen. Een eventuele aanwijzingsbevoegdheid
zou betekenen dat er alleen algemene aanwijzingen kunnen worden gegeven aan het IMG
in de vorm van een beleidsregel.
44
Is het doel om in 2028 de versterkingsoperatie te hebben afgerond nog wel in zicht?
Antwoord
Ja, zie mijn antwoord op vraag 45.
45
Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat er een risico is dat er een stuwmeer
aan te versterken adressen ontstaat? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom
niet? Deelt u de conclusie van de rekenkamer dat de doelstelling om de versterkingsoperatie
in 2028 af te ronden verder uit zicht raakt?
Antwoord
Het klopt dat een groot aantal adressen naar verwachting nog versterkt zal moeten
worden. Het is echter ook zo dat, conform het advies van het Staatstoezicht op de
Mijnen, de panden met het hoogste veiligheidsrisico eerst zijn opgepakt. Dat zijn
intensieve en tijdrovende trajecten. Het is de verwachting dat de versterkingstrajecten
steeds minder complex worden en de doorlooptijden korter. Daarnaast worden aanbestedingsprocedures
vereenvoudigd. In samenwerking met Bouwend Nederland wordt voldoende bouwcapaciteit
geregeld via bouwtafels. Tenslotte hebben ook de herbeoordelingen en de verwachte
daaruit voortvloeiende op norm verklaringen of lichtere versterkingen een positief
effect op de doorlooptijden. Met deze ontwikkelingen zou een stuwmeer voorkomen moeten
worden.
46
Welke onenigheid is er precies tussen de NAM en uw ministerie? Welke facturen zijn
nog niet door de NAM betaald en om welke omvang gaat het?
Antwoord
NAM maakt bezwaren tegen de hoogte van de kosten die zijn doorbelast en de onderbouwing
ervan. Voor schade stelt NAM onder andere dat het bewijsvermoeden in een te groot
gebied wordt toepast en dat de lat om het bewijsvermoeden te weerleggen te hoog ligt.
Voor versterken stelt NAM onder andere dat er te veel huizen in de scope van de versterkingsoperatie
zitten en dat tegen te conservatieve normen wordt beoordeeld en versterkt (Kamerstuk
33 529, nrs. 866 en 947). NAM heeft 40% het totaalbedrag van de facturen die betrekking hebben op de versterkingskosten
die zijn gemaakt in het derde kwartaal van 2020 tot en met het derde kwartaal van
2021 niet voldaan. In totaal gaat het op dit moment om € 188 miljoen dat nog open
staat bij NAM. Over de geschillen met NAM lopen twee arbitrageprocedures (Kamerstuk
33 529, nr. 947). Voor het zomerreces zal het kabinetu nader informeren over de voortgang van de
procedures met NAM.
47
Welke andere methodes zijn er denkbaar, als alternatief voor het first-come-first-serve»-
model, omtrent het aansluiten van partijen? Wat zijn de voor- en nadelen?
Antwoord
Netbeheerders zouden na goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt tot een ander
methode dan first come first served kunnen komen, mits deze transparant en non-discriminatoir van karakter is, zoals
vereist door Europese regelgeving. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het veilen,
een call voor uitgiften waarbij de beschikbare capaciteit in een tijdsperiode wordt toegekend
aan een of meerdere partijen of een meer gelaagde uitgifte waarbij bijvoorbeeld wordt
gekeken naar de aansluitwaarde of bijdrage aan het ontlasten van het systeem.
48
Hoe verloopt gesprek tussen u en het IMG over de uitvoeringskosten? Welke concrete
afspraken zijn er gemaakt?
Antwoord
De Staatssecretaris Mijnbouw heeft op 13 mei jl. in gesprek met het IMG benadrukt
dat de kosten voor de afhandeling van fysieke schade in 2021 hoog waren. Het IMG erkent
dit ook in haar jaarverslag. Gezien de wenselijkheid van een persoonlijk aanspreekpunt
voor bewoners, het kunnen bieden van maatwerk en de inhoudelijke complexiteit van
sommige casussen, zullen de kosten voor de afhandeling van fysieke schades ook de
komende jaren aanzienlijk blijven. De gekozen werkwijze waarbij een opname-op-maat
door een externe deskundige mogelijk is en bewoners een persoonlijke zaakbegeleider
krijgen toegewezen, is namelijk kostbaar. Omdat sinds 1 november 2021 een deel van
de aanvragers voor een vaste vergoeding kiest, verwacht het IMG dat de gemiddelde
uitvoeringskosten voor de afhandeling van fysieke schades in 2022 zullen dalen. De
precieze daling laat zich moeilijk voorspellen, omdat dit samenhangt met het percentage
schademelders dat voor de vaste vergoeding kiest.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier