Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 36100-IX-2)
36 100 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 7 juni 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene
Rekenkamer over de brief van 18 mei 2022 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2021 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 36 100 IX, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Welke andere problemen spelen er bij de afdeling Inkoop van de Belastingdienst?
Bij de Inkoop van de Belastingdienst zien wij drie onvolkomenheden. Een onvolkomenheid
voor het verplichtingenbeheer, een voor de prestatieverklaringen en een voor het inkoopbeheer.
Vraag 2
Welke regels zijn overtreden bij de afdeling Inkoop van de Belastingdienst?
De afdeling Inkoop van de Belastingdienst heeft drie onvolkomenheden, zoals benoemd
in de beantwoording van de vorige vraag. Voor elk van deze onvolkomenheden geldt dat
de afdeling Inkoop van de Belastingdienst niet geheel heeft voldaan aan de vereisten
die gelden voor het op de juiste wijze uitvoeren van deze inkoopprocessen.
Voor verplichtingenbeheer bleek in 2018 dat in de financiële administratie van de
Belastingdienst bedragen als verplichting waren opgenomen die niet als verplichting
kwalificeerden. Ook stonden nog verplichtingen open die al afgeboekt hadden moeten
zijn, omdat goederen of diensten al waren geleverd en betaald. Hoewel in 2019 een
tweejarig verbeterprogramma is gestart bleek op basis van controles door de ADR dat
het verbeterprogramma in 2021 nog onvoldoende heeft gewerkt.
Voor de prestatieverklaringen bleek in 2018 dat er bij de Belastingdienst geen goede
administratieve procedures bestonden voor het vaststellen van geleverde prestaties.
In 2019 is de Belastingdienst daarom een project gestart om het proces voor het afgeven
van prestatieverklaringen te verbeteren. Er is vertraging opgetreden bij de uitvoering
van het project, vooral als gevolg van het thuiswerken door de coronamaatregelen in
combinatie met het grote aantal medewerkers bij de Belastingdienst dat betrokken is
bij het proces prestatieverklaringen.
Over het inkoopbeheer constateerden wij dat een groot deel van de fouten en onzekerheden
in 2021 te maken had met uitzonderingssituaties waarin de Belastingdienst bewust in
afwijking van de aanbestedingswet- en regelgeving inkopen heeft gedaan (zogenoemde
waivers). Daarnaast leidt het niet (of het niet juist) plaatsen van opdrachten binnen een
raamovereenkomst tot onrechtmatigheden: het is verplicht om de betrokken raamovereenkomstpartijen
uit te nodigen om een nadere offerte uit te brengen en deze te beoordelen volgens
de gunningscriteria (zogenoemde minicompetitie). Het inkoopbeheer is dus niet voldoende
op orde.
Vraag 3
Hoe snel kan de toegang tot gegevens bij het Ministerie van Financiën wel goed geregeld
worden?
Naar hoe snel de toegang tot gegevens bij het Ministerie van Financiën wel geregeld
kan worden hebben wij geen onderzoek gedaan.
Vraag 4
Onderschrijft de Algemene Rekenkamer de conclusie dat alle onvolkomenheden aan de
fiscale beleidskant en/of bij de Belastingdienst/Toeslagen zitten?
Ja.
Vraag 5
Waaruit bestaat de onvolkomenheid bij het beleid ten aanzien van misbruik en oneigenlijk
gebruik van de Belastingdienst?
De Minister van Financiën dient te beschikken over een toereikend M&O-beleid dat misbruik
en oneigenlijk gebruik van fiscale wet- en regelgeving tegengaat. Een toereikend M&O-beleid
houdt het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik binnen aanvaardbare proporties.
We stelden vast dat de onderbouwing van het M&O-beleid ontoereikend is voor de grote
belastingmiddelen. Het eigen beleid van de Belastingdienst (de handhavingsregie) schrijft
voor dat:
• de inzet van handhavingsinstrumenten (dienstverlening en toezicht) onderbouwd plaatsvindt;
• periodiek getoetst wordt of de gehanteerde aannames kloppen;
• periodiek getoetst wordt of de gemaakte keuzes het effect hebben zoals men voor ogen
had, om ze zo nodig bij te stellen.
De huidige onderbouwingen van de handhavingsplannen door de uitvoeringsdirecties bevonden
wij wisselend van kwaliteit en als geheel onvoldoende.
Vraag 6
Betekent het feit dat er tot op heden geen wettelijke grondslag is, dat ook de uitgaven
voor de hersteloperatie toeslagen over 2022 (gedeeltelijk) als onrechtmatig bestempeld
zullen worden?
Nee. Uitgaven op basis van onrechtmatige verplichtingen zijn niet automatisch onrechtmatig.
Wel kunnen er in het uitgavenproces andere fouten worden gemaakt waardoor de uitgaven
onrechtmatig kunnen worden verklaard.
Vraag 7
Kunt u nader toelichten wat wordt bedoeld met de zinsnede dat het aan de Staten-Generaal
is om te reflecteren op de eigen rol als medewetgever?
Het ontbreken van een wettelijke grondslag maakt de aangegane verplichtingen onrechtmatig.
Feit is dat het kabinet handelde op basis van beleidsbesluiten die gesteund werden
door een meerderheid van de Tweede Kamer, maar die besluiten stonden wel voor een
deel haaks op bestaande wetgeving. Een wettelijke grondslag is de basis voor het handelen
van de (rijks)overheid in een democratische rechtstaat; het legitimeert uitgaven,
verplichtingen en besluitvorming en is de basis van rechtszekerheid voor burgers.
Waar we op wijzen is het gegeven dat de wenselijkheid van snelheid van handelen op
gespannen voet kan staan met de wenselijkheid van zorgvuldig en rechtmatig handelen.
Dat was hier het geval. Het parlement heeft twee rollen waarin die spanning tot uitdrukking
kwam. Enerzijds is het de controleur van de regering als uitvoerende macht, die moest
handelen om het onrecht ongedaan te maken. Anderzijds is het de (mede)wetgever die
moet waken dat de legitimiteit van handelen door de (rijks)overheid geborgd is, en
de kwaliteit van wetgeving als basis voor handelen door de (rijks)overheid evenzeer
op orde is.
Vraag 8
Zijn de onrechtmatigheden in de kwijtschelding van toeslagvorderingen andere vorderingen
dan de openstaande vorderingen die in het verantwoordingsonderzoek 2020 door de Algemene
Rekenkamer als (vermoedelijk) onrechtmatig werden bestempeld?
In het VO 2020 oordeelden wij dat op de saldibalans van SZW de vorderingen op mogelijk
door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerde ouders onzekerheid is ontstaan over
de rechtmatigheid. Wij gaven aan dat Toeslagen deze openstaande vorderingen opnieuw
moest beoordelen. In het VO 2021 constateren we dat Toeslagen gestart is met het beoordelen
van deze vorderingen en het kwijtschelden van vorderingen op gedupeerde ouders. Als
gevolg van het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het kwijtschelden van toeslagenvorderingen
hebben wij de kwijtscheldingen die in 2021 hebben plaatsgevonden als onrechtmatig
aangemerkt. Het betreft dus deels dezelfde vorderingen die we in het VO 2020 als onzeker
hebben aangemerkt. De hersteloperatie is nog volop aan de gang en ook na 2021 zullen
nog publieke schulden worden beoordeeld en kwijtgescholden.
Vraag 9
Per wanneer zullen alle kwijtscheldingen van publieke vorderingen op gedupeerden van
de toeslagenaffaire in de saldibalans zijn verwerkt?
Het is volgens ons aan de Minister van Financiën om deze vraag te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier