Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berg, Van der Staaij en Den Haan over zelfvoorzienendheid met betrekking tot geneesmiddelen en medische hulpmiddelen
Vragen van de leden Van den Berg (CDA), Van der Staaij (SGP) en Den Haan (Fractie Den Haan) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over zelfvoorzienendheid met betrekking tot geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (ingezonden 24 mei 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 7 juni
2022).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen over zelfvoorzienendheid
met betrekking tot geneesmiddelen en medische hulpmiddelen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In antwoord op vraag 4 geeft u aan het rapport Berger «Productiecapaciteit van generieke
medicijnen in Nederland» door externen nader te laten bestuderen; op welke termijn
gaat dit gebeuren? Wanneer kunt u aan de Kamer laten weten wat hiervan de resultaten
zijn?
Antwoord 2
Naar verwachting wordt het rapport begin juni bestudeerd door een externe partij.
De resultaten worden zoals het nu naar uitziet in juli opgeleverd.
Vraag 3
In uw antwoord op vraag 5 verwijst u naar een overzicht dat beschikbaar zou zijn bij
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) waar alle goedgekeurde productiefaciliteiten
in staan vermeld; klopt het dat in die lijst echter een hele brede waaier aan uiteenlopende
partijen staat waarvan het leeuwendeel geen productiecapaciteit heeft in Nederland?
Kunt u aangeven hoeveel daadwerkelijk in Nederland gevestigde producenten van generieke
medicijnen in tabletvorm op de door u genoemde lijst staan?
Antwoord 3
Het overzicht waar ik eerder naar heb verwezen is een openbare database waarin alle
houders van een fabrikanten vergunning in de Europese Economische Ruimte zijn opgenomen
(Eudra GMDP Public Layout). Via de zoekfunctie kan worden geselecteerd op houders
van een vergunning die in Nederland zijn gevestigd en tabletten produceren2.
De lijst maakt geen onderscheid in een fabrikantenvergunning voor generieke of specialité
geneesmiddelen in tabletvorm. Daarmee is het aantal in Nederland gevestigde producenten
van generieke medicijnen in tabletvorm op basis van deze lijst niet te geven.
Vraag 4
In antwoord op vraag 8 geeft u aan in gesprek te zijn met zorgverzekeraars over de
vraag hoe hun inkoopcriteria kunnen bijdragen aan leveringszekerheid; wat is de stand
van zaken van deze gesprekken?
Antwoord 4
In het voorjaar zijn gesprekken met verschillende zorgverzekeraars gevoerd over hun
inkoopbeleid in relatie tot leveringszekerheid. Deze gesprekken hebben mij geen aanleiding
gegeven om zorgverzekeraars te dwingen om tenminste een derde van de generieke medicijnen
in tabletvorm te laten bestellen bij lokale aanbieders. Wel zijn uit deze gesprekken
handzame eerste inzichten opgehaald die ik meeneem voor het verder onderbouwen van
mijn beleidsagenda leveringszekerheid van medische producten. Ook de komende tijd
zal ik deze gesprekken continueren.
Vraag 5
Kunt u er een inschatting van geven hoe groot de productiecapaciteit van gespecialiseerde
bereidingsapotheken ten behoeve van geneesmiddelen voor Nederlandse patiënten is?
In hoeverre is deze capaciteit voldoende om met apotheekbereidingen een oplossing
te bieden indien essentiële geregistreerde geneesmiddelen niet in voldoende mate beschikbaar
zijn?
Antwoord 5
Volgens informatie van gespecialiseerde bereidingsapotheken, kunnen deze voorzien
in circa 2% van de volumevraag van geneesmiddelen en is uitbreiding mogelijk tot 4%
van het geneesmiddelenvolume, met uitzondering van bepaalde producten en toedieningsvormen.
In hoeverre gespecialiseerde bereidingsapotheken in de gehele vraag aan een specifiek
product kunnen voorzien, slechts gedeeltelijk of helemaal niet, is afhankelijk van
het product waar het in zo’n geval om gaat. Als bijvoorbeeld ineens voor de hele populatie
paracetamol gemaakt moet worden, kunnen apotheekbereiders daar niet in voorzien. Als
voor de hele populatie fludrocortison gemaakt moet worden, kunnen zij dat wel.
Vraag 6
Bent u van mening dat het vestigingsklimaat voor productiebedrijven van generieke
geneesmiddelen voldoende is voor het behoud van medicijnproductie in Nederland? Zo
ja, waar baseert u die conclusie op? Zo nee, welke stappen onderneemt u om dit vestigingsklimaat
te versterken?
Antwoord 6
In het algemeen volgt uit internationale ranglijsten dat we met het generieke Nederlandse
vestigings- en ondernemingsklimaat voor bedrijven al jaren meedraaien in de top3. De aantrekkelijkheid van dit beleid wordt bepaald door veel factoren en in de praktijk
horen we ook zorgen.
De inzet op het vestigings- en ondernemingsklimaat in deze kabinetsperiode is daarom
gericht op twee belangrijke pijlers. Zorgen dat de basis (gericht op alle bedrijven)
stevig blijft. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere de beschikbaarheid van
(technisch) geschoold personeel, fiscaliteit en goed werkende markten. Daarnaast wordt
extra ingezet op activiteiten die bijdragen aan het versnellen van grote transities
en activiteiten die onze open strategische autonomie vergroten.
Vraagstukken over de vormgeving van open strategische autonomie vinden steeds meer
op Europees niveau plaats. Een voorbeeld hiervan is de inzet op het participeren van
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in kansrijke Europese projecten om de
strategische autonomie op het terrein van gezondheid verder te versterken via het
Europese initiatief IPCEI Health. IPCEI Health heeft als doel dat meer medische producten
in Europa worden geproduceerd en relevante productietechnologieën beschikbaar komen
in Europa.
Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat het beleid over leveringszekerheid van medische
producten als uitgangspunt heeft de beschikbaarheid te borgen van voldoende medische
producten voor patiënten en de zorg. Daarbij heb ik een aantal pijlers gedefinieerd
(productie- en toeleveringsketens, productie dichtbij huis in Nederland en de EU,
inkoop in relatie tot productie en internationale samenwerking). Voor de verdere vorming
van het beleid leveringszekerheid heb ik zoals ik eerder vermeld4 verschillende onderzoeken uitgezet. Ik verwacht de resultaten daarvan in de zomer
en zal mede op basis daarvan mijn beleid verder richting geven.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Geneesmiddelenbeleid / Hulpmiddelenbeleid
/ Pakketbeheer van 9 juni 2022?
Antwoord 7
Daar heb ik mij voor ingezet.
(Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) op Kamervragen
van de leden Van den Berg (CDA) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over zelfvoorzienendheid met betrekking tot geneesmiddelen en medische
hulpmiddelen (ingezonden 24 maart 2022)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.