Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening gasopslagen (Kamerstuk 22112-3407)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3427
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 juni 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 29 april 2022
over het Fiche: Verordening gasopslagen (Kamerstuk 22 112, nr. 3407).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 mei 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie
voorgelegd. Bij brief van 3 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De Adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
1. Stand van zaken verordening gasopslagen
Alvorens in te gaan op de vragen van de diverse fracties is het goed om aan te geven
dat tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie inmiddels een akkoord is
bereikt over de tekst van de verordening. Dit akkoord zal de komende weken worden
bekrachtigd door alle partijen, waarna bekendmaking via het Publicatieblad van de
Unie zal plaatsvinden. De dag daarna treedt de verordening inwerking. De verwachting
is dat dit voor eind juni zal plaatsvinden.
Volgens het akkoord dienen lidstaten ervoor te zorgen dat de capaciteit van alle op
hun grondgebied aanwezige opslagen, inclusief de capaciteit van de opslagen die direct
met hun netwerk zijn verbonden, per 1 november 2022 voor 80% en in latere jaren voor
90% is gevuld. Daarbij geldt dat lidstaten met opslagcapaciteit deze «slechts» hoeven
te vullen tot 35% van hun gemiddelde gasverbruik over de afgelopen vijf jaar. Daarnaast
mogen lidstaten met opslagcapaciteit waar vanuit gas wordt geleverd aan derde landen
de te vullen capaciteit verminderen met de hoeveelheid gas die in de afgelopen vijf
jaar in de periode oktober t/m april gemiddeld is geleverd aan die derde landen, mits
dit meer was dan gemiddeld 15 TWh/jaar.
Voor 2022 geeft de verordening voor iedere lidstaat met opslagcapaciteit een te volgen
vultraject. Voor latere jaren dienen de lidstaten uiterlijk per 15 september van het
voorafgaande jaar een vultraject voor te stellen. De Commissie zal dit vervolgens
vastleggen in een uitvoeringshandeling. Mocht een lidstaat zijn vultraject niet nakomen,
dan kan de Commissie in het uiterste geval een bindend besluit nemen om die lidstaat
alsnog te dwingen invulling te geven aan het vultraject.
Het is verder aan de lidstaten om te bepalen hoe zij invulling geven aan de vulverplichting
en welke verplichtingen zij daarbij willen opleggen aan aardgasbedrijven zoals opslagbeheerders
en gasleveranciers. Ook kunnen bepaalde taken worden opgedragen aan een daartoe nader
aan te wijzen partij en bestaat de mogelijkheid tot het geven van financiële compensatie.
Daarbij dienen lidstaten zonder opslagcapaciteit er op toe te zien dat op hun grondgebied
actieve aardgasbedrijven gezamenlijk tenminste 15% van het gemiddeld jaarlijkse gasverbruik
van die lidstaat opslaan in opslagen in andere lidstaten.
Ten aanzien van de certificering van opslagbeheerders is overeengekomen dat deze moeten
worden gecertificeerd door de nationale regulerende instantie of een daartoe nader
aan te wijzen partij. Bij de certificering dient in het bijzonder aandacht te worden
besteed aan de risico’s voor de leveringszekerheid die volgen uit het eigendom van
de opslag of uit commerciële relaties met betrekking tot de opslag, Daarbij gaat het
in het bijzonder om relaties met partijen uit derde landen. In het uiterste geval
kan een partij worden gedwongen afstand te doen van zijn rechten. De certificering
dient te worden gemeld aan de Commissie.
Tot slot is overeengekomen dat de nationale regulerende instantie een korting van
100% mag geven op transporttarieven naar en van een opslag en van een LNG-installatie.
2. Vragen en opmerkingen van de fracties
2.1. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de onderliggende brief. Het is van groot
belang dat het Nederlandse kabinet en de Europese Unie alles op alles zetten om de
leveringszekerheid in de komende winter en op de lange termijn veilig te stellen.
Er moet worden voorkomen dat net als vorig jaar de gasopslagen in Nederland en de
Europese Unie voor een groot deel maar matig gevuld worden.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Russische bedrijven uit de Nederlandse
energievoorziening moeten worden geweerd. Welke opties ziet de Minister daartoe?
De mogelijkheden om Russische bedrijven te weren uit de Nederlandse energievoorziening
worden in belangrijke mate bepaald door het sanctiebeleid van de Unie. Daarnaast trekken
Russische bedrijven zich ook eigener beweging terug. Zie wat dit betreft het recente
besluit van Gazprom om zijn contractuele verplichtingen richting GasTerra niet langer
na te komen omdat GasTerra weigert te voldoen aan de nieuw betalingseisen van Gazprom
c.q. de Russische Federatie. In recente beantwoording op Kamervragen ben ik hier nader
op ingegaan.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat er een verplichting komt om de
gasopslagen te vullen, conform de inzet van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Vanuit
de Europese Unie komt er een vuldoel van 80 procent per land, maar eerder is aangegeven
dat gasopslag Bergermeer tot 70 procent gevuld dient te worden. Ondanks de adviezen
van Gasunie Transport Services (GTS) en de Mijnraad, heeft het kabinet besloten om
Grijpskerk te vullen met laagcalorisch gas. Het kabinet besloot daarbij ook om Bergermeer,
de enige overgebleven hoogcalorische opslag, slechts met 70 procent te vullen. Doordat
het kabinet ervoor kiest om de gasvoorraden grotendeels te vullen met laagcalorisch
gas, wordt de kans op grootschalige uitschakeling van de industrie fors vergroot.
Daarom lijkt het de leden van de VVD-fractie logisch om de vulgraad voor Bergermeer
te verhogen. Deelt de Minister de mening dat, gegeven het feit dat Bergermeer onze
enige hoogcalorisch gasopslag is, deze gasopslag tot 80 procent gevuld dient te worden?
Is de Minister dan ook van mening dat de grootverbruikers actief benaderd zouden moeten
worden om een gedeelte van de gasopslagen te gebruiken om hun eigen gasconsumptie
voor de winter veilig te stellen?
Door Bergermeer voor 70% te vullen wordt voldaan aan de eis die volgt uit de verordening
om de totaal beschikbare Nederlandse opslagcapaciteit voor 80% te vullen. Daarbij
ligt voor Nederland de nadruk op het vullen van de opslagen voor laagcalorisch gas,
omdat het vooral de vraag naar laagcalorisch gas is die wordt gekenmerkt door een
hoge seizoensflexibiliteit (lage vraag in zomer; hoge vraag in winter), de vraag vanuit
de industrie kent een redelijk vlak patroon over het gehele jaar heen.
Het vullen van het overgrote deel van het opslagen voor laagcalorisch gas vindt plaats
op basis van de in de kader van het Norg Akkoord gemaakte afspraken over het vullen
van de opslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk. Dit met als doel de winning uit het Groningenveld
te minimaliseren met inachtneming van de leveringszekerheid. Het Norg Akkoord bevat
geen specifiek te behalen vulpercentage.
Wat betreft het actief benaderen van grootverbruikers om een gedeelte van de gasopslagen
te gebruiken om hun eigen gasconsumptie voor de winter veilig te stellen speelt mee
dat de nog beschikbare vrije ruimte in de Nederlandse opslagen zeer beperkt is. Bij
de opslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk is die ruimte er niet en ook de opslagcapaciteit
van Bergermeer is al grotendeels (langjarig) verkocht. Op 27 mei jl. heb ik een subsidieregeling
gepubliceerd voor het vullen van Bergermeer1. Daarbij kan op de nog niet verkochte capaciteit worden geboden en wordt een subsidie
geboden om te vullen.
Hier kunnen ook Nederlandse partijen aan deelnemen om hun gasconsumptie beter veilig
te stellen.
De leden van de VVD-fractie vinden het vreemd dat andere landen zonder gasopslagen
maar voor 15 procent verplichtingen hoeven aan te gaan terwijl Nederland haar gasopslagen
tot 80 procent moet vullen. Kan de Minister aangeven hoe de Commissie tot de som van
15 procent en 80 procent is gekomen? Hoeveel procent van de Europese gasopslagen worden
dan gevuld door landen zonder gasopslagen?
Wat betreft de ratio achter de 15% vulverplichting voor lidstaten zonder de gasopslagen
en de 80% voor landen met gasopslagen, geldt dat het hier gaat om verschillende grootheden.
De 15% is gekoppeld aan het totale gasverbruik van een lidstaat, waar de 80% is gekoppeld
aan de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit.
Overigens heeft het totale gasverbruik van alle lidstaten zonder gasopslag een omvang
van iets minder dan 140 TWh/jaar, of te wel iets minder dan 1/3 van het jaarlijkse
Nederlandse gasverbruik (bron: ACER Report in Gas Storage Regulation and Indicators,
7 April 2022). De vulverplichting van 15% komt voor deze lidstaten dus neer op in
totaal 21 TWh, nog geen 2% van de totale opslagcapaciteit van de Unie.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de kosten van deze verordening
niet disproportioneel terechtkomen bij een land met grote gasopslagen, zoals Nederland.
Dat betekent dus dat Europese landen meebetalen voor het vullen van de aanwezige gasopslagen
in Nederland en andere landen met grote gasopslagen. Kan de Minister aangeven wat
de logica achter het standpunt van het kabinet is dat landen zonder gasopslagen tot
20 procent van hun eigen gasconsumptie in buitenlandse gasopslagen moeten contracteren
in relatie tot onze 80 procent vulplicht? Zijn er gesprekken met andere landen over
het gebruik van onze gasopslagen? Zijn er in geval van nood mechanismen om te zorgen
dat wij het gas ook gebruiken?
Het standpunt van het kabinet was dat lidstaten zonder gasopslagen (of met beperkte
opslagcapaciteit) geen 15% maar 20% van hun verbruik elders zouden moeten opslaan,
dus meer dan voorgesteld door de Commissie. Deze 20% sluit ook beter aan bij de verhouding
tussen de gasconsumptie in de Unie en de totaal aanwezige opslagcapaciteit. Gasopslagen
worden overigens niet gebruikt door lidstaten maar door aardgasbedrijven. Het zijn
verder ook de aardgasbedrijven die bepalen hoe het gas dat zij opslaan uiteindelijk
wordt ingezet, dit conform de principes van de interne markt. In geval van nood gelden
als bekend de principes van de verordening gasleveringszekerheid (2017/1938), zoals
in Nederland uitgewerkt in het Bescherm- en Herstelplan Gas.
De leden van de VVD-fractie vindt het vreemd dat het kabinet tegen het voorstel voor
strenge tussendoelen is. In de huidige situatie vinden deze leden het van belang dat
we zo snel mogelijk onze gasopslagen vullen, ook in lijn met de praktijk in Duitsland.
Is het kabinet bereid haar standpunt hierop te herzien, gezien de actuele kans op
afsluiting van gas vanuit Rusland en de lege voorraden van vorig jaar toen de gasopslagen
nagenoeg leeg waren?
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de door de Commissie voorgestelde gasopslagverordening
is Nederland niet tegen heldere tussendoelen. Wel is Nederland voorstander van iets
meer flexibiliteit rondom deze tussendoelen, dit om aardgasbedrijven meer de ruimte
te geven om binnen hun bedrijfsvoering en op grond van bedrijfseconomische overwegingen
invulling te geven aan de tussendoelen.
Deze opvatting werd gedeeld door andere lidstaten en heeft er toe geleid dat de door
de Commissie voorgestelde maximale negatieve afwijking van 2%-punt is gewijzigd in
5%-punt.
De leden van de VVD-fractie vinden het voor de komende winter van belang dat de gasopslagen
proactief gevuld worden en dat, als het sneller kan dan nu, het sneller moet. Welke
mogelijkheden ziet de Minister om de gasopslagen sneller te vullen en welke extra
kosten zouden daarmee gemoeid kunnen zijn? Deze leden vindt dat niet-beschermde afnemers
die profiteren van de gevulde gasopslagen, ook zouden moeten meebetalen aan het vullen
hiervan. Welke manieren onderzoekt het kabinet om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk
gebeurt?
In het kader van Norg Akkoord zijn met Shell en ExxonMobil afspraken gemaakt over
het vullen van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk, dit met als doel de winning
uit het Groningenveld te minimaliseren met inachtneming van de leveringszekerheid.
Daarnaast is er een subsidieregeling in het leven geroepen voor het dit jaar vullen
van de gasopslag Bergermeer.
Dit alles moet ertoe leiden dat de totale Nederlandse opslagcapaciteit van ca. 140
TWh aan het begin van de komende winter voor 80% is gevuld.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 22 april jl. (Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 302) zullen de kosten van de opslagmaatregelen via een heffing op de geboekte capaciteit
voor het transport van gas via het landelijk gastransportnet van GTS worden neergelegd
bij de gebruikers van dit landelijk gastransportnet. Hiermee wordt geborgd dat de
gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen in het belang van de gasleveringszekerheid,
inclusief buitenlandse gebruikers, de kosten van deze maatregelen dragen. Aan de uitwerking
van de vormgeving van deze heffing wordt thans gewerkt.
2.2. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het onderliggende
fiche. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er ook op Europees niveau strategisch
wordt nagedacht over leveringszekerheid en de vulling van de Europese gasopslagen.
Deze leden hechten veel waarde aan onderlinge solidariteit tussen de lidstaten, juist
ook op een moment als dit. Kan de Minister aangeven hoe hij deze solidariteit gaat
vertalen in zijn positionering in de Europese Unie?
Nederland moet onder de Europese solidariteitsverplichtingen2 gas leveren aan lidstaten waarmee het Nederlandse gasnetwerk, al dan niet via een
derde land, rechtstreeks is verbonden, indien het tekort aan gas in die lidstaten
dusdanig groot is dat niet meer kan worden voorzien in de vraag van door solidariteit
beschermde afnemers (met name huishoudens en ook zorginstellingen). Concreet gaat
het voor Nederland dan om België, Duitsland en Ierland. Dat zijn ook de lidstaten
die Nederland te hulp zouden moeten indien het gastekort in ons land zo groot is dat
niet meer kan worden voorzien in de gasvraag van de Nederlandse door solidariteit
beschermde afnemers (dus nadat alle andere afnemers al zijn afgeschakeld).
De Noordwest Europese gasmarkt is verder zoals bekend een geïntegreerde markt. De
acties die Nederland neemt t.b.v. de leveringszekerheid (subsidie voor het vullen
van gasopslag Bergermeer, additionele LNG-capaciteit bij de GATE terminal en in de
Eemshaven) dragen ook bij aan de leveringszekerheid in de ons omringende landen.
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche over een aantal lidstaten dat van mening
zou zijn dat terminals voor liquefied natural gas (lng) ook (deels) zouden moeten
worden gekwalificeerd als een gasopslag. Wat zouden de gevolgen hiervan zijn voor
Nederland, ook gezien de extra lng-capaciteit waar nu aan gewerkt wordt? Wat is hierin
de positie van Nederland?
Er is beperkt aantal lidstaten in de Unie (in Zuid-Europa) waar LNG-terminals ook
een beperkte opslagfunctie hebben. In Nederland is dat niet het geval en het kwalificeren
van delen van LNG-terminals als opslag heeft dan ook geen gevolgen voor Nederland.
De leden van de D66-fractie constateren dat de voorgestelde kostenverdeling en de
positie daarin van Nederland uiteenlopen. Gezien de huidige gasprijzen en de centrale
rol die Nederland speelt binnen de Europese gasopslag kan dit grote financiële consequenties
hebben. Kan de Minister aangeven wat de (financiële) gevolgen zouden zijn van de uiteenlopende
voorstellen voor kostenverdeling die in het fiche worden genoemd?
Het is niet goed aan te geven wat de financiële gevolgen van de uiteenlopende voorstellen
voor kostenverdeling zijn. Dit is volledig afhankelijk van de ontwikkeling van de
gasprijs en meer in het bijzonder van de vraag hoe de gasprijs in de winter zich verhoudt
tot de gasprijs in de zomer (de zogenaamde zomer-winter spread).
De leden van de D66-fractie constateren dat de positie van het kabinet over de maximale
neerwaartse afwijking van het beoogde vultraject afwijkt van het voorstel in de verordening.
Wat zouden de (financiële) consequenties zijn als in de verordening wordt vastgehouden
aan de maximale negatieve afwijking van twee procent ten opzichte van het beoogde
vultraject? Hoe verhouden de verordening en het fiche zich ten opzichte van het Norg-akkoord?
Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van iets meer flexibiliteit rondom
het vultraject, dit om aardgasbedrijven meer de ruimte te geven om binnen hun bedrijfsvoering
en op grond van bedrijfseconomische overwegingen invulling te geven aan de tussendoelen.
Deze opvatting werd gedeeld door andere lidstaten en heeft er toe geleid dat de door
de Commissie voorgestelde maximale negatieve afwijking van 2%-punt is gewijzigd in
5%-punt. Daar zijn geen financiële consequenties aan verbonden.
Verder geldt dat met het Norg Akkoord in feite invulling wordt gegeven aan de met
de verordening beoogde vulling van de opslagen.
2.3. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige fiche. Zij constateren
dat op 19 mei 2022 een (voorlopig) akkoord is bereikt over het voorstel voor een verordening
betreffende gasopslag. Deze leden zien het, gezien de wens om de import van Russisch
gas zo snel mogelijk af te bouwen, als een goed signaal dat er op zo’n korte termijn
in Europa overeenstemming is bereikt over het vullen van de gasopslagen. Wel hebben
zij nog enkele vragen voor de Minister.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het vuldoel voor dit jaar op 80 procent
wordt gesteld en voor latere jaren op 90 procent. Deze leden vragen de Minister te
verduidelijken hoe groot de afhankelijkheid van Russisch gas momenteel is voor behalen
van het vuldoel voor dit jaar, zowel in Nederland als in Europa in zijn geheel. Welke
percentage aan Russisch gas is nodig om de gasopslagen in Nederland en in de rest
van Europa voldoende te vullen? Kan de Minister daarbij tevens aangeven wat de gevolgen
voor het bereiken van de vuldoelen zouden zijn als de levering van gas uit Rusland
per direct zou worden stopgezet?
Het is niet mogelijk om aan te geven welk percentage Russisch gas nodig is om de gasopslagen
in Nederland en in de rest van de Unie voldoende te vullen. In algemene termen geldt
dat Russisch gas in de afgelopen jaren voorzag in bijna 30% van de Europese gasvraag
en dat momenteel wordt bezien welke mogelijkheden er zijn om dit aandeel zo snel mogelijk
af te bouwen. Echter, mochten de Russische leveringen per direct worden stopgezet
dan is de kans zeer groot dat de vuldoelen niet worden gehaald zoals blijkt uit simulaties
van ENTSOG (het netwerk van Europese transmissiesysteembeheerders voor gas).
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in het fiche aangeeft dat er
voor de eerstkomende jaren andere aanvoerbronnen gevonden moeten worden en dat er
daartoe mogelijk afspraken met andere landen die lng gebruiken en met lng-producenten
nodig zijn. Zij vragen de Minister om verder in te gaan op de noodzaak voor dergelijke
afspraken. Kan de Minister een overzicht geven van bestaande en mogelijke toekomstige
afspraken met zowel producenten van lng als andere landen die lng gebruiken? In hoeverre
tellen deze (toekomstige) afspraken voor extra aanvoer samen met de reeds bestaande
bronnen van gas op tot een voldoende hoeveelheid om ook in de komende jaren het vuldoel
voor de gasopslagen te halen, zonder dat daarvoor Russisch gas nodig is?
Het is aan aardgasbedrijven om afspraken te maken met producenten van LNG. Dit gebeurt
op commerciële gronden en de overheid speelt daarbij geen rol. Wel worden bijvoorbeeld
op het niveau van de Unie de banden met (potentiële) leveranciers van gas, anders
dan Rusland, aangehaald om zo te inventariseren welke mogelijkheden er zijn en te
bezien of en hoe tot afspraken kan worden gekomen over leveranties aan de Unie. Eerste
stappen zijn wat dat betreft al gezet in de richting van de VS, Qatar, Israël en Egypte,
en meer landen zullen volgen. Het is daarbij van belang dat Europese aardgasbedrijven
nauw worden betrokken en ook het voortouw hebben bij het ontwikkelen en uitbouwen
van de relaties met (potentiële) leveranciers. Het zijn, als gezegd, immers deze bedrijven
die uiteindelijk de afspraken over de leveringen zullen moeten maken. De Commissie
en de overheden van de lidstaten kunnen daarbij enkel ondersteunend zijn.
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat de certificeringsprocedure
een essentieel onderdeel van het voorstel is. Deze leden vragen de Minister hoe de
certificeringsprocedure voor opslagbeheerders volgens het voorstel waarover overeenstemming
is bereikt verder zal worden uitgewerkt. Zij merken daarbij op dat de inzet van de
regering er terecht op gericht was om de certificeringsprocedure verder uit te werken
in de verordening zelf in plaats van met een gedelegeerde handeling van de Commissie.
Kan de Minister schetsen hoe de verdere uitwerking van de certificeringsprocedure
eruit zal zien, welke rol de lidstaten daarbij zullen spelen, en wat de Nederlandse
inzet is? Deze leden vragen de Minister om hierbij tevens verder in te gaan op de
in het fiche genoemde mogelijke financiële gevolgen bij de certificering van de opslagbeheerder
van Bergermeer en de mogelijke negatieve gevolgen voor de leveringszekerheid.
In het uiteindelijk overeengekomen akkoord is de certificeringsprocedure slechts summier
uitgewerkt waarbij is aangegeven dat de procedure vooral moet zijn gericht op mogelijke
risico’s voor de leveringszekerheid die volgen uit het eigendom van de opslag of uit
commerciële relaties met betrekking tot de opslag. Wel is de mogelijkheid opgenomen
dat de Commissie hiervoor richtsnoeren kan opstellen. De certificering zelf dient
plaats te vinden door de energietoezichthouders van de lidstaten of door een nader
aan te wijzen bevoegde instantie.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het oorspronkelijke voorstel een bepaling
bevatte die de zowel Commissie in staat stelde om zowel het vuldoel als het vultraject
voor een of meer lidstaten te wijzigen middels een gedelegeerde handeling. Deze leden
zetten net als de regering vraagtekens bij deze bepaling. Zij vragen de Minister om
aan te geven of de mogelijkheid voor de Commissie om het vuldoel en vultraject voor
lidstaten met een gedelegeerde handeling te wijziging nog onderdeel was van het voorstel
waarover op 19 mei 2022 een voorlopig akkoord is bereikt. Indien dat nog wel het geval
is vragen deze leden de Minister om uit te leggen waarom hij daar uiteindelijk wel
mee akkoord is gegaan.
Voor 2022 geeft de verordening voor iedere lidstaat met opslagcapaciteit een te volgen
vultraject. Voor latere jaren dienen de lidstaten uiterlijk per 15 september van het
voorafgaande jaar een vultraject voor te stellen. De Commissie zal dit vervolgens
vastleggen in een uitvoeringshandeling. Mocht een lidstaat zijn vultraject niet nakomen
dan kan de Commissie in het uiterste geval een bindend besluit nemen om die lidstaat
alsnog te dwingen invulling te geven aan het vultraject.
2.4. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende fiche. Deze
leden zijn positief over het feit dat de Europese Commissie en het kabinet bereid
zijn in te grijpen in de markt. Deze leden zijn immers altijd al van mening dat energievoorziening
te cruciaal is om over te laten aan de markt. In dat licht zien zij nog wel andere
mogelijkheden voor het verkrijgen van zeggenschap over de energievoorziening. Hoe
kijkt de Minister bijvoorbeeld aan tegen de suggestie om gasopslagen te nationaliseren
en de privatisering van onze energievoorziening terug te draaien? Deelt de Minister
de mening dat op die manier we zowel onze afhankelijkheid van Rusland kunnen verkleinen
als een slag kunnen slaan voor het klimaat? Wat vindt de Minister bijvoorbeeld van
het Duitse besluit om de Duitse dochters van Gazprom onder curatele te stellen?
Nationalisering van de gasopslagen zou mijns inziens geen verandering brengen in de
afhankelijkheid van Russisch gas, want de gasvraag verandert daardoor niet. Het Duitse
besluit betreft geen nationalisering maar een vorm van onder toezicht en controle
plaatsen van Gazprom Germania, die bepaalde gasopslagen in bezit heeft. Duitsland
werd hiertoe genoodzaakt door herstructurering van de internationale activiteiten
van Gazprom, waarbij Duitsland de eigen leveringszekerheid beoogde te blijven borgen.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet wil dat lidstaten van de Europese
Unie samenwerken bij het vullen van de gasvoorraad. Kan de Minister toelichten hoe
het kabinet dit voor zich zou zien en wie daarbij welke verantwoordelijkheid draagt?
Er zijn geen specifieke afspraken over samenwerking tussen lidstaten over het vullen
van de gasoplagen. Met de nu overeengekomen verordening worden de kaders voor het
vullen gegeven en is het aan de lidstaten om daar, afhankelijk van de specifieke nationale
situatie invulling aan te geven.
Waar wel sprake van is, is dat Commissie momenteel vorm geeft aan een platform dat
zich zal buigen over de mogelijkheden om als Unie gezamenlijk (en op basis van vrijwilligheid)
gas, en dan met name in de vorm van LNG, in te kopen bij partijen van buiten de Unie.
Hoe dit platform vorm zal krijgen en wat daarbij de rol is van lidstaten en aardgasbedrijven
wordt momenteel uitgewerkt.
De leden van de SP-fractie vinden het goed dat er op Europees niveau wordt samengewerkt
om de leveringszekerheid te borgen, maar zij zijn geen voorstander van een Europese
gasmarkt onder regie van de Europese Commissie. Hoe staat het kabinet daarin?
De Commissie heeft geen voorstellen gedaan om te komen tot een Europese gasmarkt onder
regie van de Commissie. Het kabinet is inderdaad ook voorstander van samenwerking
om de leveringszekerheid te borgen.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de verplichting tot vulling van gasopslagen
juridisch ingebed wordt en of dit op tijd voor de volgende winter geregeld kan worden.
Kan het kabinet voorts garanderen dat de gaskraan in Groningen niet verder open gaat?
Kan het kabinet eveneens garanderen dat de productie van kolencentrales niet opgehoogd
wordt?
Voor het vullen van de opslagen zijn in het kader van Norg Akkoord met Shell en ExxonMobil
afspraken gemaakt over het vullen van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk.
Daarnaast is er een subsidieregeling in het leven geroepen voor het dit jaar vullen
van de gasopslag Bergermeer tot 20 TWh en wordt EBN B.V. belast met de taak van het
vullen van de resterende opslagcapaciteit tot 31 TWh. Ik beraad mij nog op de invulling
van de vulverplichting na afloop van de komende winter en zal uw Kamer hier zo spoedig
mogelijk over informeren.
Zoals de Staatssecretaris voor Mijnbouw en ik herhaaldelijk hebben aangegeven is extra
gaswinning uit Groningen alleen aan de orde als aller-allerlaatste optie als er sprake
is van echt grote problemen met de energievoorziening, daarvan is nu geen sprake.
Wat betreft de inzet van kolencentrales zal ik binnenkort een Kamerbrief versturen
over de impact van de productiebeperking op de gasmarkt, waarin ik onder andere uitgebreider
stil zal staan bij de gevolgen wanneer kolencentrales hun elektriciteitsproductie
tot 100% van hun capaciteit opschroeven.
De leden van de SP-fractie vragen welke andere opties het kabinet overweegt om de
leveringszekerheid te borgen en in hoeverre het kabinet overweegt om deze maatregelen
alsnog te nemen in aanvulling op de verplichte vullingsgraad?
Via Gasunie heeft het kabinet geïnvesteerd in een forse uitbreiding van de LNG-importcapaciteit
van 12 miljard m3/jaar naar meer dan 20 miljard m3/jaar. Daarnaast wordt energiebesparing aangemoedigd via een publiekscampagne. Zie
verder het gestelde in de Kamerbrieven over energieleveringszekerheid van 22 maart
2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 283) en 22 april 2022 (Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 302).
De leden van de SP-fractie vragen hoe het op dit moment staat met de vulgraden van
de gasopslagen en wat de prognose is voor de komende winter, afgaande op de huidige
stand van zaken?
Een actueel overzicht van de vulgraden van de gasopslagen is te vinden op https://agsi.gie.eu/#/. Op dit moment (eind mei) zijn de Nederlandse opslagen voor meer dan 35% gevuld.
Voor komende winter is de prognose dat deze opslagen voor 80% zijn gevuld, conform
het bepaalde in de verordening.
2.5. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie accepteren dat er een bepaalde gasvoorraad nodig
is gezien de zorgwekkende energiecrisis maar zijn bezorgd over een mogelijke lock-in
die wordt veroorzaakt door deze verplichtingen rondom gasopslag. Hoe wordt deze lock-in
voorkomen? Is dit ook binnen Europees verband besproken? Zijn hierover afspraken gemaakt?
De voorgestelde verordening bevat geen specifieke bepalingen om een lock-in te voorkomen.
Wel is in de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie
besloten om de einddatum van de meeste bepalingen uit de verordening te stellen op
31 december 2025. Dat geldt ook voor de vulverplichting.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zeer onwenselijk dat er maar liefst
623 miljoen euro wordt besteed aan het vullen van de gasopslag in Bergermeer. In de
brief over de onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid
(Kamerstukken
29 023 en 36045, nr. 302) schrijft de Minister dat er ook alternatieve maatregelen zijn onderzocht anders
dan subsidiëring, waaronder het opleggen van een vulverplichting. Deze maatregelen
zouden riskant en niet voldoende kansrijk zijn. Kan dit nader worden uitgelegd? Waarom
is er het risico dat deze alternatieven niet het gewenste effect sorteren? Is het
juridisch mogelijk om een vulverplichting op te leggen? Hoe wordt dit in andere lidstaten
gedaan? Wordt er in andere lidstaten wel met een verplichting zonder subsidie gewerkt
en, zo ja, kan dit ook in Nederland worden geïmplementeerd? Kunnen deze kosten niet
worden verhaald op bedrijven die juist dankzij deze energiecrisis enorme winsten maken?
Bij de keuze van maatregelen ter invulling van de verplichte vulgraad is bezien of
het wenselijk is om hieraan (geheel of gedeeltelijk) invulling te geven door middel
van het opleggen van een vulverplichting aan grootverbruikers. Hiervan is voor de
korte termijn (voor het opslagjaar 2022) afgezien omdat grootverbruikers van gas op
de Nederlandse markt hun seizoensvraag voor de winter 2022/23 in de praktijk op verschillende
manieren hebben afgedekt. Dit doen zij deels met behulp van het aanhouden van voorraad
in opslagen, maar deze opslagen zijn niet noodzakelijk gelegen in Nederland (vaak
ook in Duitse opslagen). Daarbij is tevens van belang dat een aanzienlijk deel van
de grootverbruikers gebruik maakt van laagcalorisch gas en de gasopslag Bergermeer
alleen geschikt is voor de opslag van hoogcalorisch gas.
Ook is de capaciteit van de gasopslag Bergermeer voor het opslagjaar 2022 reeds voor
ruim 90% geboekt. De opslag Bergermeer wordt voor een zeer groot deel benut door partijen
die niet leveren aan de Nederlandse markt. Indien aan Nederlandse grootverbruikers
een verplichting wordt opgelegd om gas op te slaan in de gasopslag Bergermeer, dan
moet er ook capaciteit beschikbaar zijn in de gasopslag Bergermeer. Deze capaciteit
is, in het licht van de boeking van de capaciteit, thans voor het overgrote deel slechts
op afschakelbare («interruptible») basis beschikbaar. Het beschikbaar maken van deze
capaciteit als vaste capaciteit zou het gedwongen openbreken van de gesloten contracten
vergen, hetgeen een wettelijke grondslag vraagt en naar verwachting een compensatieverplichting
met zich brengt. Bovendien geldt ook voor grootverbruikers dat een opslagverplichting
in de huidige markt mogelijk een compensatieverplichting met zich brengt voor het
onevenredig nadeel dat de leverancier/grootverbruiker als gevolg hiervan ondervindt.
Het opleggen van een vulverplichting aan grootverbruikers op de Nederlandse markt
draagt daarmee op korte termijn niet (voldoende) en niet op de meest efficiënte wijze
bij aan het realiseren van de beoogde vulgraad en doorkruist de voorzieningen die
reeds door deze partijen getroffen zijn om in hun seizoensvraag voor de winter 2022/23
te voorzien. Voor de lange termijn (opslagjaar 2023 en verder) zal deze afweging mogelijk
anders zijn.
Een overzicht van maatregelen die andere lidstaten hebben genomen en nemen om opslagen
te vullen is te vinden in de navolgende publicatie van ACER: Report on Gas Storage
Regulation and Indicators, 7 April 2022.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met welk gas de gasvoorraden worden gevuld.
Is dit Russisch gas of gas afkomstig uit andere landen? Hoe wil het kabinet voorkomen
dat we de gasvoorraden met Russisch gas vullen? Hoe voorkomt het kabinet dat Gazprom
juist wordt gesubsidieerd?
Het is niet te zeggen wat de herkomst is van het gas waarmee de opslagen worden gevuld.
In de Europese gasnetwerken wordt het gas uit meerdere bronnen (incl. LNG en incl.
Rusland) met elkaar vermengd waardoor de herkomst niet meer te herleiden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat energiebesparing de allerhoogste
prioriteit heeft. Is hier in het kader van dit voorstel ook op ingezet? Is er bijvoorbeeld
een mogelijkheid om van lidstaten met weinig opslagcapaciteit te eisen dat ze dit
compenseren door meer aan energiebesparing doen?
De focus van dit specifieke voorstel lag gezien de urgentie van de problematiek volledig
op het tijdig en adequaat vullen van de gasopslagen nu en in de komende jaren. Via
andere initiatieven als Fit-for-55 en REPowerEU wordt ingezet op energiebesparingen,
en andere maatregelen, om het gebruik van fossiele energiebronnen versneld af te bouwen.
2.6. Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
fiche.
Het lid van de BBB-fractie is blij dat de Commissie wil voorkomen dat de situatie
die zich vorig jaar voordeed, waarbij de opslagen in de Europese Unie voor een groot
deel maar matig waren gevuld, zich herhaalt. Kan de Minister aangeven of het hem en
de Commissie duidelijk is waarom deze strategische taak niet correct is uitgevoerd
en of hiervan een evaluatieverslag beschikbaar is? Zo, ja wil de Minister deze aan
de Kamer toezenden? De Minister geeft aan dat het voorstel voor dit jaar een vuldoel
van 80 procent is en voor latere jaren een vuldoel van 90 procent. Het lid van de
BBB-fractie vraagt de Minister aan te geven welke argumenten er zijn om dit niet per
direct op 100 procent te zetten.
Het feit dat de gasopslagen voorafgaand aan de afgelopen winter matig waren gevuld
had als belangrijkste oorzaak de (zeer) hoge gasprijs in de zomer en het najaar van
2021 waardoor het voor bedrijven economisch zeer onaantrekkelijk was om de opslagen
te vullen. Daarnaast speelde mee dat Gazprom, in tegenstelling tot voorgaande jaren,
zijn opslagen in de Unie en de opslagen waarop het rechten heeft niet vulde. Er is
hier verder geen evaluatieverslag van beschikbaar.
De afspraken met betrekking tot het voor 80% en 90% vullen zijn in Unieverband gemaakt
en zijn afdoende om te voorzien in de gasvraag, ook als er sprake is van een koude
winter. Een verplichting van 100% zou leiden tot onnodig zware financiële belasting
voor aardgasbedrijven.
Het lid van de BBB-fractie deelt de mening van de Minister dat de vulverplichting
voor alle landen zou moeten gelden en een goede afspiegeling moet zijn van hun jaarlijkse
gasconsumptie en dat de kosten hiervan evenredig over de lidstaten verdeeld moeten
worden.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister verder wat hij gaat doen aan de «open»
leidingen naar bijvoorbeeld Duitsland waarbij volgens eerder ontvangen antwoorden
de ontvanger bepaalt hoeveel gas geleverd gaat worden?
De omvang van de levering aan buurlanden wordt bepaald door de hoeveelheid gas die
aardgasbedrijven uit die landen hier hebben gekocht en de transportcapaciteit die
zij hier vervolgens hebben geboekt en daarna hebben genomineerd om dat gas ook daadwerkelijk
naar hun afnemers te brengen. Het daaraan opleggen van beperkingen is strijdig met
de interne markt wetgeving van Unie. Ook mogen er ingevolge de verordening gasleveringszekerheid
geen maatregelen worden genomen die de gasleveringssituatie in een andere lidstaat
in gevaar brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier