Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over dwang richting gemeenten om asielzoekers op te vangen
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over dwang richting gemeenten om asielzoekers op te vangen (ingezonden 21 januari 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de
            Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 3 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2021–2022, nr. 1647.
         
Vraag 1
            
Is er volgens het kabinet sprake van een asielcrisis? Zo ja, sinds wanneer en waarom
               heeft u dit tot nu toe consequent ontkend richting de Kamer? Zo nee, waarom sprak
               het kabinet in haar brief van 14 december, waarin gemeenten zonder juridische basis
               met een «aanwijzing» werden gedwongen asielzoekers op te vangen, dan wél van een crisis?1
Antwoord 1
            
Ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne is er nu sprake van een crisissituatie.
               De toestroom van ontheemden uit Oekraïne is inmiddels dermate hoog dat Nederland niet
               in staat is aan hen binnen de bestaande structuren (nood)opvang te bieden. Daarom
               is de structuur voor nationale crisisbesluitvorming, die wordt gecoördineerd vanuit
               de NCTV, geactiveerd. Deze structuur bestaat uit het Interdepartementaal Afstemmingsoverleg
               (IAO) een Interdepartementale Commissie Crisis Beheersing (ICCB) en Ministeriele Commissie
               Crisisbeheersing (MCCB), alsmede het Nationaal Kernteam Communicatie (NKC). Binnen
               deze structuur wordt nauw samengewerkt met de veiligheidsregio’s, gemeenten en andere
               crisispartners vooruitlopend op een programmatische aanpak.
            
De situatie ten aanzien van het gebrek aan opvangplekken voor asielzoekers uit andere
               landen dan Oekraïne is – hoe onwenselijk ook – geen crisissituatie. Hier is er met
               name een gebrek aan mogelijkheden om asielzoekers door te plaatsen vanuit het aanmeldcentrum
               Ter Apel, onder andere veroorzaakt door een beperkte uitstroom uit de opvanglocaties.
            
De maatregelen die 14 december jl. zijn genomen met betrekking tot de realisatie van
               acute noodopvang en waren nodig om een mogelijke crisis, waarin niet alle asielzoekers
               meer van opvang konden worden voorzien, te voorkomen. Onder andere door de realisatie
               van acute noodopvanglocaties is dit scenario niet uitgekomen. Het kabinet is de betrokken
               gemeenten zeer erkentelijk voor de inzet die zij hiertoe hebben gepleegd.
            
Vraag 2
            
Als er inmiddels ook volgens het kabinet sprake is van een crisis, wanneer is deze
               dan weer ten einde? Welke criteria hanteert u hiervoor?
            
Antwoord 2
            
Ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne is er nu sprake van een crisissituatie,
               omdat de toestroom van ontheemden uit Oekraïne inmiddels dermate hoog is dat Nederland
               niet in staat is aan hen binnen de bestaande structuren (nood)opvang te bieden. Om
               uit deze crisissituatie te geraken wordt nu binnen het Rijk gewerkt aan een meer programmatische
               aanpak om deze groep op te vangen.
            
Vraag 3
            
Als de crisis in uw ogen verband houdt met de hoge asielinstroom, waarom gaf het kabinet
               in antwoord op eerdere Kamervragen dan aan dat er geen grens is aan wat Nederland
               aankan qua asielinstroom?2
Antwoord 3
            
De druk op de asielopvang voor asielzoekers uit andere landen dan Oekraïne heeft meerdere
               oorzaken. Een deel is te verklaren door de toegenomen asielinstroom sinds de zomer
               van 2021 na het wegvallen van een groot deel van de mondiale reisbeperkingen als gevolg
               van de COVID-19 pandemie. Daarnaast is een belangrijk aantal van de nieuwe bewoners
               bij het COA nareizigers die in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen.
               Door reisbeperkingen als gevolg van de pandemie konden zij eerder niet naar Nederland
               komen. Ook blijft de uitstroom uit de asielopvang achter. Zo is ongeveer een derde
               van de bewoners bij het COA vergunninghouder. Deze groep moet doorstromen naar huisvesting
               in gemeenten. Door het woningtekort hebben gemeenten hier een achterstand opgebouwd.
               Ook is terugkeer van asielzoekers zonder recht op verblijf in Nederland nu lastig
               als gevolg van vaccinatie- en testvereisten van andere landen.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat u na uw beëdiging contact heeft gezocht met burgemeesters en/of voorzitters
               van veiligheidsregio’s om aan te geven dat «een aanwijzing in deze vorm niet meer
               zal voorkomen» en tevens te verzoeken om desondanks alsnog uitvoering te geven aan
               de brief van 14 december 2021?
            
Antwoord 4
            
Ja, dat klopt. In de week van mijn beëdiging heb ik alle betrokken gemeenten en de
               regio gesproken.
            
Vraag 5
            
Heeft u in het gesprek de mogelijkheid open gehouden dat in de toekomst in een andere
               vorm alsnog aanwijzingen kunnen volgen? Zo ja, op welke wijze?
            
Antwoord 5
            
In de gesprekken heb ik aangegeven dat het kabinet niet voornemens is om in de toekomst
               nogmaals de term «aanwijzing» op een dergelijke wijze te gebruiken. Daarbij heb ik
               ook aangegeven dat ik eraan hecht om in de toekomst met gemeenten het goede gesprek
               te blijven voeren over de realisatie van (nood)opvanglocaties voor asielzoekers.
            
Echter, is door medeoverheden en het Veiligheidsberaad de afgelopen periode de wens
               geuit voor een meer dwingend juridisch instrumentarium ten aanzien van de opvang van
               asielzoekers. In dat licht gaat het kabinet aan de slag met het opstellen van een
               voorstel om dat te realiseren, in aanvulling op de huidige politiek-bestuurlijke samenwerking.
            
Vraag 6
            
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de asielopvang naar aanleiding
               van de «aanwijzing» van 14 december 2021? Hoeveel burgemeesters en/of voorzitters
               van veiligheidsregio’s hebben u inmiddels laten weten op dit moment geen opvolging
               meer te willen geven aan de brief van 14 december 2021 nu gebleken is dat de juridische
               basis ontbreekt? Om welke gemeenten en/of veiligheidsregio’s gaat dit en heeft u hen
               gegarandeerd dat u dat besluit respecteert?
            
Antwoord 6
            
Naar aanleiding van de brief van 14 december jl. zijn afgelopen december en januari
               in twee gemeenten en een regio noodopvanglocaties gerealiseerd. Het gaat om locaties
               in Enschede, Gorinchem en de regio Rotterdam. In de regio Rotterdam zijn hiertoe in
               meerdere gemeenten meer kleinschaligere locaties gerealiseerd, waarvan de locatie
               in Vlaardingen inmiddels is gesloten. In totaal zijn ruim 1.000 opvangplekken op acute
               noodopvanglocaties gerealiseerd. In de gemeente Venray opent medio april een noodopvanglocatie
               met 350 opvangplekken.
            
Vraag 7
            
Erkent u dat de landelijke overheid op dit moment geen enkel wettelijk middel tot
               haar beschikking heeft om decentrale overheden te dwingen asielopvang te realiseren?
               Zo nee, welk wettelijk middel heeft u dan wel?
            
Antwoord 7
            
Er bestaan opties op het terrein van ruimtelijke ordening om asielopvang te realiseren.
               Deze opties zijn ook in het najaar van 2021 verkend en toegezonden aan de Tweede Kamer
               bij de beantwoording van de Kamervragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Van Dijk
               (SP).3 Buiten deze opties bestaat op dit moment geen juridisch kader om dwingend richting
               gemeenten op te kunnen treden om asielopvang te realiseren. De opvang van asielzoekers
               is een wettelijke taak van het COA. Wel kunnen veiligheidsregio’s ter ondersteuning,
               en niet als verplichting, in geval van een crisis zoals de huidige een rol vervullen
               in het kader van de opvang van asielzoekers, of kunnen de gremia van de veiligheidsregio´s
               worden gebruikt voor het nodige bestuurlijke overleg, zoals dat ook ten tijde van
               de hoge asielinstroom in 2015 en 2016 is gebeurd. Momenteel vindt een verkenning plaats
               naar de mogelijkheden om tot een dwingend juridisch instrumentarium te komen om asielopvang
               te realiseren. Uw Kamer is hierover nader geïnformeerd per brief van 25 mei jl4. De uitkomsten van de verkenning worden voor de zomer aan uw Kamer toegezonden.
            
Ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne is door de inwerkingtreding
               van noodrecht een wettelijke taak belegd bij burgemeesters ten aanzien van de opvang
               van deze groep. Burgemeesters hebben sinds 1 april de wettelijke taak om te voorzien
               in de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Burgemeesters ontvangen hiervoor de benodigde
               financiële middelen.
            
Vraag 8, 9, 10, 14 en 15
            
Bent u ermee bekend dat de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb, tevens de voorzitter
               van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, in een brief uit hoofde van laatstgenoemde
               functie aan gemeenten binnen de veiligheidsregio meldt dat het besluit om mee te werken
               aan het realiseren van opvanglocaties in gemeenten «normaliter een college- c.q. raadsverantwoordelijkheid»
               is, maar dat «in een crisissituatie en ter voorkoming van een dergelijke situatie
               de burgemeester bijzondere en verregaande bevoegdheden heeft»?
            
Op welke burgemeestersbevoegdheden wordt in dit kader gedoeld? Welke definitie van
               crisissituatie is op deze bevoegdheden van toepassing? Zijn deze bevoegdheden tevens
               van toepassing op crisissituaties die geen gemeentelijk maar een landelijk karakter
               hebben, zoals het geval is bij een hoge asielinstroom? Waar zijn de genoemde bevoegdheden
               en criteria wettelijk vastgelegd?
            
Wordt hierbij gedoeld op niveau GRIP-3; de situatie binnen de GRIP-structuur waarbij
               de burgmeester in actie komt omdat er sprake is van de bedreiging van het welzijn
               van de bevolking binnen de gemeente? Zo ja, deelt u de conclusie dat hiervan geen
               sprake is wanneer de landelijke overheid te maken krijgt met een hoge asielinstroom
               en dat in dat kader derhalve geen beroep kan worden gedaan op GRIP-3? Zo nee, waarom
               niet?
            
Bent u ermee bekend dat de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in
               dezelfde brief aangeeft dat hij, indien gemeenten «blijvend geen uitvoering geven
               aan de vordering tot medewerking», als voorzitter van de veiligheidsregio overweegt
               zijn «verantwoordelijkheid op basis van de Wet Veiligheidsregio’s te nemen»?
            
Op welke vordering tot medewerking doelt de voorzitter van de veiligheidsregio? Wie
               heeft gemeenten binnen de context van asielopvang waartoe gevorderd en op basis van
               welke wettelijke bevoegdheid?
            
Antwoord 8, 9, 10, 14 en 15
            
Ik ben bekend met de brief van de voorzitter van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
               aan de burgemeesters in de genoemde veiligheidsregio van 14 januari jl. waarin de
               in deze vragen geciteerde zinssneden voorkomen. Het is echter niet aan mij om hetgeen
               in deze brief is gesteld te duiden.
            
Vraag 11
            
Welke conclusie trekt u uit het feit dat zelfs bínnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
               zeer verschillend wordt gedacht over de rol van gemeenten in de voorliggende casus,
               getuige het feit dat de burgemeester van Albrandswaard heeft laten weten de noodopvang
               te schrappen terwijl de burgemeesters van bijvoorbeeld Rotterdam en Barendrecht deze
               wél conform de «aanwijzing» van 14 december 2021 uitvoeren?
            
Antwoord 11
            
Zoals eerder ook aan uw Kamer is aangegeven, is inmiddels duidelijk geworden dat de
               term aanwijzing in deze situatie voor onduidelijkheid en onrust heeft gezorgd. Het
               kabinet betreurt dat. Het kabinet wil de term «aanwijzing» daarom in een situatie
               zoals deze niet meer op deze wijze gebruiken.
            
Vraag 12
            
Hoe kan een hoge landelijke asielinstroom in Barendrecht en Rotterdam wél een crisissituatie
               zijn (met bijbehorende vermeende bevoegdheden voor de burgemeesters om opvangplekken
               te creëren), maar in Albrandswaard, waar de burgemeester het vraagstuk teruglegt bij
               college en gemeenteraad, niet?
            
Antwoord 12
            
Het inzetten van specifieke bevoegdheden van een burgemeester is een lokale aangelegenheid.
               De afwegingen die daarvoor worden gemaakt door lokale bestuurders kunnen daarbij anders
               zijn. Over die afwegingen wordt dan ook lokaal verantwoording afgelegd.
            
Vraag 13
            
Erkent u dat alleen dit grote verschil van inzicht al aantoont hoe arbitrair de veronderstelde
               «bijzondere en verregaande bevoegdheden» voor burgemeesters in geval van een asielgerelateerde
               «crisissituatie» zijn?
            
Antwoord 13
            
Burgemeesters hebben geen specifieke bevoegdheden inzake asielgerelateerde problematiek,
               maar wel bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde en veiligheid. De specifieke
               bevoegdheden die de burgemeester op grond van de Gemeentewet heeft ten aanzien van
               de handhaving van de openbare orde, laten bewust de nodige ruimte voor lokale afwegingen.
               Situaties die de openbare orde raken, zijn immers te zeer uiteenlopend in verschijningsvorm
               en omvang om uitputtend te regelen. Een vergelijkbaar probleem kan op verschillende
               plekken tot verschillende gevolgen leiden. Juist hierom is het van belang dat deze
               bevoegdheden weloverwogen worden ingezet, dat de rechter hierop kan toetsen en dat
               over de inzet van bevoegdheden achteraf verantwoording wordt afgelegd.
            
Vraag 16 en 17
            
Welke bevoegdheden op basis van de Wet Veiligheidsregio’s heeft de voorzitter van
               een veiligheidsregio om gemeenten de plicht tot asielopvang op te leggen? Om welke
               wetsartikelen gaat dit?
            
Hoe ziet dit er in de praktijk uit? Wanneer treden deze bevoegdheden in werking, wie
               bepaalt aan de hand van welke criteria dat dit punt is aangebroken en welke concrete
               stappen onderneemt de voorzitter van de veiligheidsregio in dat geval richting gemeenten?
            
Antwoord 16 en 17
            
Een crisis is volgens de Wet veiligheidsregio’s een situatie waarin een vitaal belang
               van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast. Het is aan het bevoegd
               gezag (in het algemeen de burgemeesters of de voorzitters veiligheidsregio) om te
               bepalen of hiervan in een bepaalde situatie sprake is. Indien de voorzitter van oordeel
               is dat er sprake is van een ramp of crisis van bovenplaatselijke aard, wordt direct
               een regionaal beleidsteam bijeengeroepen, waar ook de overige betrokken burgemeesters
               in deelnemen. Hoewel er geen wettelijke criteria zijn, moet de voorzitter hierover
               na afloop van de ramp of crisis wel verantwoording afleggen aan de raden van de betreffende
               gemeenten.
            
De bevoegdheden van een voorzitter van een veiligheidsregio op grond van de Wet veiligheidsregio’s
               zien primair op de inzet van degenen die betrokken zijn bij de bestrijding van de
               ramp of crisis en het nemen van maatregelen ten behoeve van de rampenbestrijding en
               crisisbeheersing. Deze bevoegdheden zijn niet bruikbaar voor het inrichten van een
               (tijdelijke) opvang of het geven van opdrachten of aanwijzingen aan gemeentelijke
               bestuursorganen vanuit het Rijk.
            
Vraag 18
            
Deelt u de conclusie dat een hoge landelijke asielinstroom geen crisis is waar de
               Wet Veiligheidsregio’s betrekking op heeft? Zo nee, welke definitie van crisis binnen
               de Wet Veiligheidsregio’s heeft hier dan betrekking op?
            
Antwoord 18
            
Op dit moment is ten aanzien van de toestroom van ontheemden uit Oekraïne aangegeven
               dat de huidige structuren niet langer toereikend zijn. Nu er sprake is van een landelijke
               crisis (en daarmee ook een crisis van meer dan plaatselijke betekenis), vervullen
               de voorzitters van de veiligheidsregio’s hierin op grond van de Wet veiligheidsregio’s
               (artikel 39 Wvr) een coördinerende rol binnen hun veiligheidsregio ten aanzien van
               de realisatie van opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne.
            
Vraag 19
            
Doelt de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in zijn brief op niveau
               GRIP-4 wanneer hij het heeft over het nemen van zijn verantwoordelijkheid indien gemeenten
               blijvend geen uitvoering geven aan de vordering tot medewerking? Zo ja, deelt u de
               conclusie dat niveau GRIP-4 betrekking heeft op ramp- of crisissituaties die de gemeentegrenzen
               bínnen een specifieke veiligheidsregio overstijgen -en dus niet op een situatie waarbij
               de landelijke overheid wordt geconfronteerd met een crisis die geen betrekking heeft
               op een specifieke veiligheidsregio? Deelt u tevens de conclusie dat in dit kader geen
               beroep kan worden gedaan op niveau GRIP-4? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 19
            
Zoals eerder is aangegeven, is het niet aan mij om te duiden wat de voorzitter van
               de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft geschreven aan de burgemeesters in deze
               veiligheidsregio.
            
Vraag 20
            
Wilt u deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 20
            
Waar het dienstig was voor de beantwoording, zijn enkele vragen in de beantwoording
               samengevoegd.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Mede namens
 D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
