Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op D66-plan ter bestrijding van vogelgriep en uitspraak RvS vergunning geitenhouderij Utrecht (Kamerstuk 28807-260)
2022D22793 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
toegezonden brief van 26 april 2022 inzake Reactie op D66-plan ter bestrijding van
vogelgriep en uitspraak RvS vergunning geitenhouderij Utrecht (Kamerstuk 28 807, nr. 260).
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
7
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, op het D66 «acht-puntenplan vogelgriep» en de uitspraak van de Raad
van State van 23 februari 2022 omtrent een vergunning tot uitbreiding van een geitenhouderij
in de provincie Utrecht. Zij hebben daarbij enkele vragen aan de Minister.
Vaccinatie en bioveiligheid
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Minister aan de slag
gaat met onderzoek naar vaccinatie van pluimvee, conform de motie-Van Campen/de Groot
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396). Het is goed dat er ook op Europees niveau stappen worden gezet richting een vaccinatiestrategie
ten aanzien van de bestrijding van vogelgriep, zoals deze leden hebben gelezen in
het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022 d.d. 1 juni 2022 (Kamerstuknummer
2022Z10918). De Minister schrijft dat met de inzet van vaccins het risico bestaat «dat nieuwe
besmettingen niet tijdig worden opgemerkt, waardoor het risico op de ontwikkeling
van nieuwe varianten toeneemt, en daarmee mogelijk ook het risico voor de volksgezondheid.»
Zou de Minister dit risico verder kunnen toelichten? Hoe groot acht hij het risico
voor de volksgezondheid en dierenwelzijn, zowel op het gebied van ziektes als voedselveiligheid,
indien een nieuwe besmetting niet tijdig wordt opgemerkt? Maakt het in dezen uit als
het zou gaan om een endemische variant die minder ingrijpend is dan het huidige HPAI
type H5N1?
Dier- en bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden
De leden van de VVD-fractie lezen dat pluimveebedrijven in waterrijke gebieden meer
risico lopen op vogelgriep. Derhalve pleit het D66 acht-puntenplan tegen nieuwvestiging
van pluimveehouderijen in waterrijke gebieden. Deze leden vragen de Minister of hij
nader in kan gaan op de juridische kaders waar de verschillende overheden over beschikken
om te sturen op vergunningverlening voor (nieuwe) pluimveehouderijen in waterrijke
gebieden. Zijn er op dit moment juridische instrumenten die wat de Minister betreft
ontbreken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er signalen zijn dat nieuwvestiging van pluimveebedrijven
in waterrijke gebieden vrijwel niet voorkomt. Wat bedoelt de Minister hiermee? Begrijpen
deze leden goed dat hier thans niet op wordt gemonitord door de overheid? Zo ja, waarom
gebeurt dit momenteel niet en is de Minister voornemens hier mee te beginnen? Zo nee,
op welke wijze gebeurt dit momenteel?
Beleid ten aanzien van geitenhouderijen op provinciaal en landelijk niveau
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister achter het moratorium door provincies
op uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen staat. Tegelijkertijd geeft
de Minister aan dat hij pas bij afronding van het Veehouderij en gezondheid omwonenden
(VGO) -vervolgonderzoek kan kijken naar gerichte risicoreducerende maatregelen. Hoewel
deze leden hier begrip voor hebben, ontvangen zij ook signalen van zowel omwonenden
als geitenhouders die ontevreden zijn over het uitstel en het lange wachten op resultaten.
Ziet de Minister enige mogelijkheid om het onderzoek te versnellen en/of eerder uitsluitsel
te geven over omwonenden en agrariërs?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, op het D66-plan ter bestrijding van vogelgriep. Deze leden
zijn van mening dat het van groot belang is dat adequaat wordt opgetreden tegen de
vogelgriep met oog op de risico’s voor de volksgezondheid en voor diergezondheid.
Zo pleiten deze leden onder andere voor het vaccineren van pluimvee, extra inzet op
bioveiligheid, het realiseren van een landelijk draaiboek, het onderzoeken van de
effecten op wilde dieren, het stoppen van nieuwe pluimveehouderijen in waterrijke
gebieden, het verminderen van het aantal dieren per bedrijf, het verlagen van de dichtheid
van pluimveebedrijven en extra monitoring van de varkenshouderij. Deze leden danken
de Minister voor de uitgebreide reactie en zijn positief te vernemen dat hij zoönose
meeneemt in de gebiedsgerichte aanpak. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen
die zij willen voorleggen.
Vaccinatie en bioveiligheid
De leden van de D66-fractie zijn positief over het bericht dat de Minister werkt aan
het versterken van de bioveiligheid op pluimveebedrijven, zoals ook wordt aangemoedigd
in het D66-plan. Deze leden vragen waarom eerst een pilot wordt gestart en waarom
niet meteen op alle bedrijven die het meeste risico lopen stappen worden gezet om
de bioveiligheid te verbeteren. Bovendien zijn deze leden benieuwd of de vaccinproef
nog steeds naar verwachting in juli zal starten of dat er vertraging te bemerken is.
Is aan de Europese Unie (EU) gevraagd hoe lang het zou duren om een noodvaccinatieplan
te keuren? Hoe lang zou de beslissing over een derogatie noodvaccin duren? Is met
eventuele vaccinproducenten overlegd hoe veel doses zij zouden kunnen leveren? Is
met pluimveehouders overlegd of ze voldoende arbeidskrachten in dienst hebben die
nodig zouden zijn om al hun pluimvee te vaccineren?
De leden van de D66-fractie vernemen dat autoriteiten in Engeland mensen bemonsteren
die betrokken zijn bij ruimingen en deze monsters analyseren op besmetting met het
vogelgriepvirus, ongeacht de aan-of afwezigheid van klinische verschijnselen. Men
test in Nederland echter alleen bij klinische verschijnselen. Zou het niet beter zijn
om hierin het Engelse voorbeeld te volgen? Zo nee, waarom niet?
Landelijk draaiboek
De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat de Minister aan de slag gaat
met een landelijk draaiboek en dat hij in dit proces samenwerkt met de provincie Friesland.
Wat is de laatste stand van zaken? Wanneer kan de Kamer de realisatie van dit draaiboek
precies verwachten?
Onderzoek dieren in de natuur
De leden van de D66-fractie vernemen dat de Minister een analyse laat uitvoeren in
hoeverre vogelgriep van invloed is op de populaties van soorten naar aanleiding van
het D66-plan. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van deze analyse verwachten? Wie
gaat dit onderzoek uitvoeren?
Waterrijke gebieden
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister het gesprek aangaat met de decentrale
overheden over het instellen van beperkingen voor het vestigen van nieuwe pluimveebedrijven
in waterrijke gebieden. Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden? Wat zijn
de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, wanneer vinden deze gesprekken plaats?
Varkenshouderij
De leden van de D66-fractie signaleren dat onderzoek naar de verspreiding en insleep
van vogelgriep en de afstand tussen pluimveebedrijven de komende maanden wordt geactualiseerd,
omdat er nu onvoldoende onderbouwing zou zijn om een verplichte afstand af te dwingen
bij nieuwvestiging van varkens- en pluimveebedrijven. Wanneer kan de Kamer de resultaten
verwachten van deze actualisatie? Is de Minister bereid vervolgacties te verbinden
aan dergelijk onderzoek in het geval dit voldoende (juridische) onderbouwing geeft?
Deze leden zijn er positief over dat de Minister erkent dat de combinatie van het
commercieel houden van varkens en pluimvee op één locatie als mogelijk risico wordt
gezien. Hoe veel van dit type bedrijven telt Nederland? Vindt de Minister het bestaan
van dit type bedrijven wenselijk in het kader van zoönoserisico? Worden de risico’s
die deze bedrijven met zich meedragen ook meegenomen in de ontwikkeling van de gebiedsgerichte
aanpak?
China
De leden van de D66-fractie constateren dat in China een tweede geval is geconstateerd
van een mens die besmet is geraakt met het vogelgriepvirus (H3N8). Heeft de Minister
hier ook kennis van genomen? Hoe groot acht de Minister de kans dat in Nederland een
mens besmet raakt met vogelgriep? Hoe verhoudt deze besmetting zich tot de tot nu
toe genomen maatregelen?
Geitenhouderij
De leden van de D66-fractie vragen of de noordelijke provincies inmiddels ook hebben
besloten tot een moratorium voor de geitenhouderij? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat
de Minister hen aanmoedigen alsnog over te gaan tot een stop?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg met betrekking tot de reactie op D66-plan ter bestrijding
van vogelgriep en de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot een vergunning
voor een geitenhouderij in Utrecht d.d. 2 juni 2022 en hebben hierbij de volgende
vraag.
De leden van de CDA-fractie benadrukken het belang van vaccinatie tegen vogelgriep
en vragen de Minister om de trajecten die leiden tot het vaccineren van pluimvee tegen
vogelgriep zo snel mogelijk te starten en hierbij rekening te houden met de eventuele
nadelige consequenties die dit voor de internationale handel heeft. Kan de Minister
dit toezeggen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de reactie
van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze leden hebben hierover de volgende vragen
en opmerkingen. Zij zijn van mening dat een reductie van de veestapel in Nederland
om uiteenlopende redenen wenselijk is. De in dit schriftelijk overleg aan bod komende
onderwerpen zijn daar voorbeelden van.
Reactie op het acht-puntenplan van D66 over vogelgriep
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van het acht-puntenplan. Deze leden constateren dat de Minister veel besluiten en
maatregelen voor zich uit schuift. Deze leden roepen de Minister op meer voortvarend
te werk te gaan en op zijn minst een doorkijkje te geven in welke consequenties hij
zal verbinden aan eventuele uitkomsten van lopende en aangekondigde onderzoeken. De
covid-crisis heeft aangetoond hoe groot de gevolgen van zoönosen kunnen zijn. Het
is dan ook teleurstellend dat de Minister weinig blijk van urgentie geeft in zijn
reactie op het acht-puntenplan.
Vaccinatie & bioveiligheid
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zien dat vaccinaties de risico´s
op zoönosen kunnen beperken en kunnen voorkomen dat dieren in grote getalen moeten
worden afgemaakt. Tegelijkertijd zien de fracties risico´s, met name als vaccinaties
wel symptomen maar niet infecties voorkomen waardoor het virus – zoals de Minister
aangeeft – onder de radar verder verspreidt. Wanneer verwacht de Minister voldoende
zekerheid te hebben over dit risico? En hoe lang kan, na een gunstige uitkomst van
de aanstaande pilot, een landelijk vaccinatieprogramma worden uitgerold? Wat als de
pilot geen eenduidige of gunstige uitkomst heeft? Welke maatregelen gaat de Minister
dan nemen? En wat gaat de Minister doen als blijkt dat er geen afzetmarkt in Europa
is voor gevaccineerd pluimvee? Gaat in die gevallen de Minister over tot de meest
voor de hand liggende maatregel: het verkleinen van de pluimveestapel in Nederland?
Gaat de Minister deze maatregelen desnoods uit voorzorg nemen zolang er niet gevaccineerd
wordt?
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie steunen het D66-voorstel om de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op pluimveehouderijen een jaarlijkse
controle uit te laten voeren. Deze leden vragen de Minister te reflecteren op de vraag
of hier voldoende capaciteit voor aanwezig is, dan wel vrijgemaakt kan worden, bij
de NVWA en of er bij deze controles ook op dierenwelzijn gecontroleerd kan worden.
Landelijk draaiboek
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat het vogelgriepvirus
de afgelopen maanden flink om zich heen heeft gegrepen. Deze leden juichen dan ook
toe dat er een landelijk draaiboek komt. Het risico op introductie van het virus op
pluimveebedrijven is het grootst in de maanden november tot februari. Kan de Minister
garanderen dat het landelijke draaiboek vóór aanstaande november gereed is? Gaat de
Minister ook best-practices verzamelen van preventieve maatregelen? Zo ja, is de Minister
van plan om deze verplicht te stellen?
Onderzoek dieren in de natuur
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat het vogelgriepvirus
door in het wilde levenden vogels kan worden overgedragen aan pluimvee en andersom.
Deze leden zijn van mening dat als blijkt dat een lagere dichtheid van pluimvee in
Nederland de kans op besmetting van en door wilde vogels verkleint, dit reden moet
zijn om de dichtheid van pluimvee te verlagen. Is de Minister het hiermee eens?
Dier- en bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden
De pluimveedichtheid in Nederland is de hoogste in Europa, 6 keer boven het Europese
gemiddelde. Dit brengt risico’s met zich mee, en het is goed dat de Minister deze
in kaart brengt. De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie roepen de Minister
wel op om op zeer korte termijn actie te ondernemen en voelen onvoldoende urgentie
bij de Minister. Reeds een jaar geleden werd in het rapport Zoönosen in het vizier1 de aanbeveling gedaan om «de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op
de bedrijven [te verminderen] tot een niveau waarbij efficiënte overdracht (transmissie)
van zoönotische ziektekiemen tussen bedrijven wordt verhinderd.» De Minister geeft
aan dat experts de beschikbare kennis in kaart brengen over de mogelijke verspreiding
van dierziekten en zoönosen tussen bedrijven in Nederland, en daarin ook de rol van
de bedrijfsgrootte betrekken. Op welke termijn verwacht de Minister dat het aangekondigde
onderzoek is afgerond? Waarom is dit niet meteen gedaan na de aanbeveling van het
rapport Zoönosen in het vizier? Hoe lang na de uitkomsten van het onderzoek zal de
Minister overgaan tot maatregelen? Kan de Minister toezeggen dat hij zal overgaan
tot het verkleinen van de pluimveestapel (in totaal dan wel per bedrijf) als uit het
aangekondigde onderzoek blijkt dat dit de kans verlaagt op mutatie van het vogelgriepvirus?
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie betreuren dat de Minister niet
meer daadkracht toont ten aanzien van het verminderen van risico’s op overdracht van
het vogelgriepvirus in de waterrijke gebieden tussen pluimvee en wilde watervogels.
Dat in waterrijke gebieden de risico’s het grootst zijn is bekend. De aanbeveling
in het rapport Zoönosen in het vizier in dit kader gaat verder dan het D66-voorstel,
namelijk: «Streef ernaar dat zich geen pluimveehouderijen bevinden in gebieden waar
veel watervogels voorkomen. Verstrek in elk geval geen vergunningen voor nieuwe bedrijven
en werk aan een reductie van de bestaande bedrijven.» Kan de Minister reflecteren
op deze aanbeveling? Is een dergelijke maatregel mogelijk en onder welke omstandigheden?
Verkent de Minister deze optie? Wat is hierbij zijn afwegingskader?
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie lezen dat het D66-plan de Minister
ook oproept om snel over te stappen naar circulaire landbouw. Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat deze transformatie op korte termijn vorm krijgt?
Uitspraak Raad van State omtrent een vergunning tot uitbreiding van een geitenhouderij
in provincie Utrecht.
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vinden dat burgers er zeker van
moeten kunnen zijn dat ze in een schone en niet gevaarlijke leefomgeving wonen. De
fracties betreuren dan ook de uitspraak van de Raad van State aangaande de vergunning
tot uitbreiding van een geitenhouderij in de Provincie Utrecht. Hoe reflecteert de
Minister op deze uitspraak? Is hij van mening dat het voorzorgsprincipe wel van toepassing
is op deze casus? En zo ja, hoe wordt dit geborgd, bijvoorbeeld in de gebiedsgerichte
aanpak?
De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn van mening dat omwonenden
van geitenhouderijen zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen. Kan de Minister
het onderzoek versnellen zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie stellen vast dat het aan het eind van deze maand, op
30 juni, precies twee jaar geleden is dat de Kamer de motie-Ouwehand (Kamerstuk 25 295, nr. 452) aannam die opriep om vóór het einde van dat jaar te komen met een ambitieus plan
van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönose aanmerkelijk te verkleinen. Nederland
zat nog vol in de eerste fase van de coronapandemie, ging van lockdown naar lockdown
en – op enkele partijen na – was er een breed gevoelde urgentie om alles op alles
te zetten om een volgende pandemie te voorkomen. De aangenomen motie leidde tot het
instellen van de commissie Bekedam die vervolgens hard heeft gewerkt aan het rapport
Zoönosen in het vizier, met 167 pagina’s en 51 aanbevelingen over (maatregelen tegen)
het ontstaan, de verspreiding en de ernst van zoönosen. Dit rapport staat nog steeds
als een huis. Maar sinds het verschijnen van dit rapport in juni 2021 is het vanuit
de kant van het kabinet oorverdovend stil. Het wachten is nog altijd op een daadwerkelijk
plan van aanpak, ofwel het Actieplan zoönosen. Deze leden begrijpen niet waarom dit
zo lang moet duren.
Vogelgriep
De leden van de PvdD-fractie stellen dat de urgentie immers onverminderd hoog is.
Sinds 30 juni 2020 is het niet bij het coronavirus gebleven. Ook het vogelgriepvirus
kwam terug en leidde tot de ergste uitbraak van dit virus in Europa ooit. Alleen al
in Nederland zijn in de afgelopen zeven maanden zo’n 3,3 miljoen kippen, eenden en
kalkoenen in de pluimvee-industrie vergast vanwege vogelgriep. In de Gelderse Vallei,
één van de gebieden met het grootste aantal pluimveebedrijven bij elkaar, ging het
virus van stal naar stal en zijn in minder dan twee maanden tijd 1,2 miljoen dieren
vergast. Voor deze situatie werd door deskundigen al gewaarschuwd sinds de grote vogelgriepuitbraken
in 2003. Toch is er sindsdien niets gedaan met de aanbeveling om het aantal pluimveebedrijven
en het extreem hoge aantal dieren dat daar op een kluitje moet leven, terug te brengen
of om te beginnen met preventieve vaccinatie.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat de dreiging
van het vogelgriepvirus nog altijd niet weg is en dat er op dit moment nog steeds
vogels worden gevonden die slachtoffer zijn geworden van het virus. Er bestaat de
komende seizoenen zelfs een reëel risico op introductie van nieuwe virusvarianten
met een hoger zoönotisch potentieel via trekvogels uit Siberië, concluderen de deelnemers
van het Deskundigenberaad Zoönosen over vogelgriep.2 Het gaat dan bijvoorbeeld om H5N6 dat in China/Zuidoost-Azië rondgaat en daar onder
mensen al tot significante en toenemende ziekte en sterfte heeft geleid. Deze leden
vinden dit zeer zorgwekkend. Tegelijk hebben we in de Gelderse Vallei kunnen zien
hoe het vogelgriepvirus zich tussen bedrijven heeft kunnen verspreiden, ondanks alle
voorzorgsmaatregelen zoals de ophokplicht, hygiënemaatregelen en vervoersverboden.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister erkent dat het weliswaar nooit
helemaal te voorkomen is dat het vogelgriepvirus zal opduiken, maar dat we de risico’s
hiervan niet onnodig groot moeten maken. Deze leden constateren dat ook het Deskundigenberaad
zoönosen – net als de commissie Bekedam – stellig adviseert om het aantal pluimveebedrijven
in gebieden met veel watervogels en in gebieden met veel pluimveebedrijven bij elkaar
te verminderen. Erkent de Minister dat dit zeer belangrijke maatregelen zijn om het
risico op verspreiding en het ontstaan van eventuele mutaties van het vogelgriepvirus
te verminderen? Toch blijft de Minister verwijzen naar verder onderzoek en naar decentrale
overheden, waar de bevoegdheid ligt om beperkingen te kunnen stellen bij de vergunningverlening.
Waarom wordt bijvoorbeeld aan Wageningen Bioveterinary Research gevraagd om – naast
aanwezigheid in waterrijke gebieden – ook de overige risicofactoren voor vogelgriep
in beeld te brengen? Dit is toch al gedaan door de commissie Bekedam?
De leden van de PvdD-fractie zien dit als weer een nieuwe illustratie van het feit
dat de volksgezondheid nog altijd niet werkelijk voorop staat. Eerder hebben we juist
kunnen zien dat decentrale overheden helemaal geen mogelijkheid hebben om vergunningen
uit voorzorg te weigeren met het oog op mogelijke risico’s voor de volksgezondheid,
zoals op grond van zoönotische risico’s. Hierdoor is het nog altijd mogelijk dat bedrijven
zich vestigen in gebieden waar dat op grond van de gezondheidsrisico’s zeer onwenselijk
is. Deze leden roepen de Minister op om dit snel mogelijk te maken en niet te wachten
tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ook vragen de leden wat de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft besproken met de burgemeesters van Ede
en Barneveld wat betreft de pluimveedichtheid in de Gelderse Vallei.3 Is de inzet bij dit gesprek afgestemd met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport?
De leden van de PvdD-fractie hebben bij herhaling gevraagd naar het verslag van het
Deskundigenberaad zoönosen. Op 10 maart was de bijeenkomst waarbij deze deskundigen
hebben gesproken over de zoönotische risico’s van het vogelgriepvirus, maar het verslag
ontving de Kamer pas bijna drie maanden later. Zijn er in de tussenliggende maanden
in het verslag aanpassingen gedaan op verzoek van één van de betrokken ministeries?
De Minister heeft aan deze leden toegezegd dat het besluit dat het ministerie zich
niet meer bemoeit met adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) ook geldt voor
het OMT-zoönosen. Kunnen deze leden ervanuit gaan dat dit, in het verlengde daarvan,
ook geldt voor adviezen van adviesorganen als het Deskundigenberaad zoönosen?4 Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie hoe het mogelijk is dat de overzichten
van het aantal dieren dat (preventief) is vergast bij uitbraken in de Gelderse Vallei
pas na enige tijd zijn aangevuld en daarna in een groot aantal gevallen is gerectificeerd.5 Hoe kan het dat niet bekend is hoeveel bedrijven zijn gevestigd in een gebied van
één kilometer rond een bedrijf waar een besmetting is aangetroffen en welk bedrijf
wel en welk bedrijf niet leeg staat? Heeft het ministerie enig idee hoeveel dieren
er precies in de stallen zitten in de Gelderse vallei? Hoe is het mogelijk dat de
NVWA ervan uitging dat één bepaald bedrijf leegstond, maar dat dit toch niet zo bleek
te zijn?6 Ging dit om een bedrijf waar een uitbraak was geweest of dat in een één-kilometer-zone
van een eerder besmet bedrijf lag? Ook vragen deze leden of er sinds oktober 2021
kuikens zijn gedood of broedeieren zijn vernietigd door de vervoersverboden die zijn
ingesteld vanwege vogelgriep. Zo ja, hoeveel en op welke manier? Zo nee, welke alternatieve
bestemming hebben deze dieren en eieren gekregen?
Voor de leden van de PvdD-fractie is het onacceptabel om nog langer door te gaan met
dit beleid van vrijwel jaarrond ophokken en (preventief) vergassen van dieren. En
deze leden herhalen de vraag die zij eerder stelden, maar nog niet is beantwoord:
waar ligt voor de Minister de grens waarbij het telkens weer vergassen van dieren
en vervolgens weer opnieuw vullen van de stallen voor hem niet langer acceptabel is?7
Uitspraak van de Raad van State over het niet kunnen weigeren van vergunningen voor
uitbreiding in de geitenhouderij
De leden van de PvdD-fractie danken de Minister voor de reactie op de uitspraak van
de Raad van State over vergunningen in de geitenhouderij, waar deze leden tijdens
het commissiedebat Zoönosen naar hebben gevraagd. Het is zeer zorgwekkend dat nu is
bevestigd dat omgevingsvergunningen voor uitbreiding van het aantal geiten niet mogen
worden geweigerd op grond van bescherming van de gezondheid van omwonenden. Dit betekent
dus dat geitenhouders gewoon kunnen uitbreiden door meer geiten te houden, zolang
ze maar geen extra stallen bouwen. Ook wanneer een provincie een geitenstop instelt
om haar inwoners te beschermen, heeft dit dus weinig effect. Dat betekent dat de landelijke
wetgeving om uit voorzorg de volksgezondheid te beschermen tegen risico's uit de veehouderij
niet voldoet. Deze leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat dit een zeer
onwenselijke situatie is. De Minister stelde immers eerder dat decentrale overheden
de mogelijkheid zouden moeten hebben om de gezondheid van haar inwoners te beschermen.8 Deze leden herhalen de oproep om dit snel aan te pakken en niet te wachten tot de
inwerkingtreding van de Omgevingswet die immers verschillende keren is uitgesteld.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister op de hoogte is van het feit dat
voor geiten geen stelsel van productierechten bestaat, zoals dit wel bestaat bij kippen,
varkens en koeien, waardoor het aantal geiten in Nederland niet op die manier wordt
begrensd. Is de Minister op de hoogte van het feit dat voor geiten geen specifieke
huisvestingsnormen gelden op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren?
Erkent de Minister dat de overheid op dit moment dus geen enkel instrument heeft om
het aantal geiten te begrenzen? Erkent de Minister dat dit ertoe heeft geleid dat
het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie explosief is gestegen, mede doordat het
houden van andere diersoorten wél is begrensd? Erkent de Minister dat hierdoor het
aantal mensen dat gezondheidsrisico’s loopt, mogelijk eveneens is gestegen? Op welke
manier gaat de Minister deze onwenselijke situatie beëindigen?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
van 26 april 2022 met als onderwerp Vogelpest en Toekomst Veehouderij inzake het acht-puntenplan
vogelgriep van D66 en vragen over geitenhouderij.
Het lid van de BBB-fractie wil in algemene zin aangeven dat het belangrijk is om stappen
te zetten die onderbouwd zijn. Als er in haast beslissingen genomen worden die averechts
kunnen werken wordt niemand daar beter van. Daarom ondersteunt dit lid ook de koers
van de Minister als het gaat om de inzet van vaccinatie tegen vogelgriep. De wens
om te vaccineren is ook binnen de sector aanwezig en idealiter gaan we zo snel mogelijk
over tot vaccinatie. Echter, volgens dit lid moet daarbij wel aan twee voorwaarden
worden voldaan: de vaccinaties moeten in voldoende mate werken en belemmeringen in
de markt moeten worden weggenomen om er zorg voor te dragen dat gevaccineerd vlees
ook afgezet kan worden. Met name het risico waar de Minister op wijst van juist meer
verspreiding van vogelgriep bij inzet van vaccins die niet afdoende werken vindt dit
lid zeer zorgelijk.
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt het idee van een landelijk draaiboek. Daarbij
signaleert dit lid dat er in de praktijk nog erg verschillend wordt gewerkt en dat
richt zich dan met name op de omgang met dode en zieke dieren in de natuur. Dit lid
vraagt hier dan ook aandacht voor. Vaak vinden mensen tijdens wandelingen dode dieren
en hebben zij geen idee van de risico’s. Ook zijn er vrijwilligers die nog niet volgens
de regels omgaan met de dode of zieke dieren. Kan de Minister de voorlichting op dit
gebied verbeteren?
Het lid van de BBB-fractie vraagt om terughoudendheid als het gaat om de dier- en
bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden. Dit lid vindt dat eerst via een impactanalyse
in beeld gebracht moet worden in hoeverre dit daadwerkelijk risico’s terugdringt en
in welke mate. Uit het rapport van Bekedam valt op te maken dat om zoönose risico’s
te verminderen dit vooral een maatregel aan de achterkant van het proces is. Dit lid
vindt het daarom belangrijk dat dit goed in beeld wordt gebracht alvorens verregaande
conclusies te trekken. De risico’s worden bovendien beïnvloedt door zaken als bedrijfstype
en diersoort. Een algemene conclusie trekken is daarmee op voorhand niet terecht.
Hetzelfde geldt voor de afstand tussen varkens- en pluimveebedrijven: zonder grondige
onderbouwing geen verregaande conclusies trekken.
Het lid van de BBB-fractie wil over de geitenhouderij nogmaals aangeven dat het wetenschappelijke
onderzoek te lang duurt. Elk onderzoek geeft weer aanleiding tot een nieuw onderzoek.
Vooralsnog lijkt er een verhoogd risico op longontsteking te zijn in de buurt van
geitenhouderijen, maar is onduidelijk hoe dit kan. De sector staat hierdoor op slot.
Er moeten toch manieren zijn om met de huidige bevindingen in de hand te kijken naar
mogelijkheden? Is de Minister bereid zich daarin te verdiepen?
Ten slotte heeft het lid van de BBB-fractie een vraag over de naderende Omgevingswet.
De Minister schrijft dat een Omgevingsvergunning straks geweigerd kan worden uit voorzorg,
met het oog op mogelijke risico’s voor de volksgezondheid, ook als deze (nog) niet
gebaseerd zijn op algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Hoe gaat de Minister
dit beheersbaar houden? Hoe wordt voorkomen dat er op basis van onderbuikgevoelens
en emotie vergunningprocedures worden doorlopen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.