Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht 'Het papieren meisje'
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Het papieren meisje» (ingezonden 3 mei 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
1 juni 2022).
Vraag 1
Kent u het artikel «Het papieren meisje»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het artikel? Bent u het eens dat het onacceptabel is dat er voor kinderen
met psychische problemen onvoldoende passende hulp beschikbaar is?
Antwoord 2
Passende zorg moet beschikbaar zijn voor de meest kwetsbare kinderen en jongeren.
Ik vind het dus niet acceptabel dat die passende hulp er niet is. In de brief «Hervormingen
Jeugdzorg» van 13 mei 2022 heb ik daarom geschreven dat het prioriteit heeft hierin
verbeteringen aan te brengen.
Vraag 3
Bent u het eens dat als een rechter constateert dat er behandeling moet komen, dit
ook in praktijk moet gebeuren? Hoe vaak komen situaties zoals beschreven in het artikel
voor?
Antwoord 3
Daar ben ik het mee eens.
Het is niet bekend hoe vaak situaties zoals beschreven in het artikel voorkomen.
Vraag 4
Hoeveel jongeren die gespecialiseerde hulp nodig hebben, staan nu op wachtlijsten
of worden vanwege het gebrek aan passende hulp op een gesloten afdeling geplaatst?
Als dit niet bekend is: wanneer verwacht u hier wel zicht op te hebben?
Antwoord 4
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van jeugdhulp. Informatie over
wachttijden wordt daarom niet landelijk bijgehouden. Het Ondersteuningsteam Zorg voor
de Jeugd (OZJ) is in opdracht van VNG en VWS bezig met het aanpakken van wachttijden
in de regio. Het verkrijgen van inzicht en overzicht gebeurt dus in eerste instantie
regionaal, zodat gemeenten en regio’s kunnen sturen. De regionale beelden bij elkaar
moet ook een landelijk beeld kunnen geven over hoe het met de wachttijden staat. Eind
dit jaar wordt een eerste «basis» dashboard aan de gemeenten beschikbaar gesteld,
gevuld met de beschikbare basisinformatie per regio uit het berichtenverkeer. Daar
moeten zij mee aan de slag. Voor enkele regio’s ligt er dan al een volledig gevuld
dashboard. De komende jaren moet dit voor steeds meer regio’s beschikbaar komen. We
verwachten dat vanaf eind 2025 landelijk inzicht en overzicht beschikbaar is.
Er bestaan geen kwantitatieve gegevens over jongere die bij gebrek aan passende hulp
op een gesloten afdeling worden geplaatst.
Vraag 5
Bent u het eens dat er onvoldoende gespecialiseerde hulp is voor jongeren die seksueel
misbruik hebben meegemaakt? Zo ja, wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat
er meer behandelplekken en behandelaren komen om deze jongeren te helpen?
Antwoord 5
Kinderen en jongeren met complexe problemen of problemen die specialistische hulp
vereisen krijgen niet altijd tijdig en passende hulp. Om ervoor te zorgen dat daarin
verbetering komt gaan we gespecialiseerde hulp die regionaal of landelijk slechts
voor een aantal kinderen nodig is, op een andere schaal zo simpel en effectief mogelijk
organiseren. We gaan de regionale inkoop van specialistische zorg verplichten en specifieke
vormen van hoog specialistische zorg landelijk organiseren. Op korte termijn publiceert
de VNG een quick scan hierover.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat de ouders van de jongere aangeven dat er 27 hulpverleners en
instanties met haar bezig zijn, maar vooral over hen wordt gesproken en niet met hen?
Antwoord 6
Als een jongere jeugdhulp nodig heeft vind ik dat de hulpverlening ouders daar actief
bij moet betrekken. Dat deze ouders hebben ervaren dat er vooral over hen in plaats
van met hen gesproken werd vind ik niet juist.
Vraag 7
Wat zijn de verplichtingen voor een instelling of crisisplek wanneer een jongere wegloopt?
Wat vindt u ervan dat haar ouders haar zelf hebben gevonden?
Antwoord 7
In de Jeugdwet en in het Burgerlijk Wetboek zijn niet opgenomen welke verplichtingen/bevoegdheden
een jeugdinstelling heeft wanneer een jongere wegloopt, behoudens een registratieplicht
voor de instelling richting de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De IGJ houdt
bij instellingen toezicht op het adequaat handelen bij een vermissing.
Het bovenstaande betekent dat een instelling in die situatie terugvalt op zijn eigen
wettelijke taakomschrijving: het verlenen van verantwoorde hulp waarbij de zorg van
een goede hulpverlener in acht dient te worden genomen.
De directeur van de jeugdinstelling is verantwoordelijk voor de algemene gang van
zaken binnen de instelling. Hij bepaalt of er sprake is van een onttrekking en kan
besluiten zoekactiviteiten te ondernemen. Blijkt na zoeken dat de jeugdige onvindbaar
is en zijn er zorgen over de jeugdige, dan is er sprake van een vermissing. De directeur
dient dan de vermissing te melden aan de politie en geeft daarbij aan of sprake is
van een al dan niet urgente vermissing. Dit dient als input voor het handelen van
de politie en de daarbij in te zetten opsporingsbevoegdheden.
Ik ben niet bekend met de specifieke omstandigheden van deze vermissing, maar ik ga
ervan uit dat de instelling de nodige zorg heeft betracht. Uiteraard ben ik blij dat
de jongere is gevonden.
Vraag 8
Is bekend hoe vaak jongeren slechter uit de gesloten jeugdhulp komen dan dat ze er
terecht komen?
Antwoord 8
Uit gesprekken met jongeren weet ik dat er jongeren zijn die slechter uit de gesloten
jeugdhulp komen dan toen ze er terecht kwamen. Hoe vaak dat gebeurt is helaas niet
bekend. Dat laat onverlet dat deze ervaring van jongeren mij motiveert om de gesloten
jeugdhulp in de huidige vorm af te bouwen.
Vraag 9
Bent u het eens dat een behandelplan samen met jongeren zou moeten worden opgesteld?
Antwoord 9
Daar ben ik het volmondig mee eens. Jongeren moeten altijd betrokken zijn bij hun
behandeling. Daarom is in het wetsvoorstel Rechtspositie gesloten jeugdhulp opgenomen
dat de jeugdhulpverantwoordelijke samen met de jeugdige het hulpverleningsplan opstelt.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over Jeugdbeleid op 18 mei aanstaande?
Antwoord 10
Helaas is dat niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.