Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het fiche: Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen (Kamerstuk 22112-3416)
2022D21955 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over het BNC-fiche Verordening rapportage van milieugegevens van industriële
installaties en vaststelling van Portaal voor industriële emissies (Kamerstuk 22 112, nr. 3417) en het BNC-fiche Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten
van Afvalstoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3416).
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
4
PVV-fractie
5
PvdD-fractie
5
BBB-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beide fiches
en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het fiche
over de Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en
vaststelling van Portaal voor industriële emissies en van het fiche over de herziening
Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen (hierna: herziening
RIE). Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven
en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende
herziening RIE en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brieven over
de verordening en de richtlijnen.
VVD-fractie
Fiche Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling
van portaal voor industriële emissies
De leden van de VVD-fractie lezen dat de ambitie voor 2050 een gifvrij milieu is,
als onderdeel van de Green Deal. Deze leden vragen in hoeverre en voor welke stoffen
is vastgelegd dat ze giftig zijn en bij welke concentraties dat geldt. Daarnaast vragen
deze leden op welke manier de vastlegging is gedefinieerd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid met onder
andere rundveehouderijen met 150 vee-eenheden of meer. Zij vragen waarom deze keuze
gemaakt is en of de sector daar vooraf actief bij betrokken is geweest. Zij willen
graag weten waarom er specifiek voor rundveehouderijen is gekozen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat enkele drempelwaardes worden aangepast en dat
enkele nieuwe stoffen worden toegevoegd aan de rapportageverplichting. Daarnaast lezen
zij dat exploitanten aanvullende informatie moeten rapporteren. Deze leden vragen
of er door deze uitbreiding geen dubbelingen met al bestaande registratie- en rapportageverplichtingen
plaatsvinden, waardoor onnodige administratieve last ontstaat. Zij lezen dat de Commissie
zich bevoegdheden toe-eigent die een relatie hebben met de rol van de vergunningverlener,
toezichthouder en handhaver. Dat is veelal niet de Commissie, maar bijvoorbeeld de
provincie. Deze leden vragen in hoeverre deze overdracht van bevoegdheden is besproken
met de provincies en in hoeverre de Commissie met deze overdracht voorsorteert op
een rol als toezichthouder en/of handhaver. Deze leden zien graag dat verantwoording
over emissies binnen de relatie tussen vergunninghouder en vergunningverlener plaatsvindt
en vragen hoe de Staatssecretaris daarover denkt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorkomen van dubbele rapportage een aandachtspunt
is voor het kabinet. Deze leden vragen op welke manier de Staatssecretaris dubbele
rapportage gaat voorkomen en hoe gebruikgemaakt wordt van reeds bestaande informatiesystemen
en informatiestromen. Deze leden zien daarnaast een relatie tussen de planning in
deze fiche en de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen ten aanzien van het stelsel
van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel). Deze leden vragen in
hoeverre de plannen uit deze fiche een relatie hebben met het proces dat de Staatssecretaris
doorloopt met de omgevingsdiensten, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) naar aanleiding van het rapport van de commissie-Van Aartsen
en op welke manier de Staatssecretaris borgt dat beide processen elkaar versterken.
Fiche Herziening Richtlijn industriële emissies en de Richtlijn storten van afvalstoffen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regels voor het vergunnen van emissienormen
verscherpt worden op basis van de beste beschikbare technieken (BBT). Deze leden vragen
of bij het verscherpen van die regels rekening gehouden wordt met de levensduur van
te vergunnen installaties, zodat investeringen terugverdiend kunnen worden en zodat
een aanvullende vergunning voor bijvoorbeeld het bijplaatsen van een filter of het
overstappen op een schonere energiebron afgegeven kan worden zonder dat de gehele
installatie voor het einde van de levensduur moet worden vervangen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen
wordt verlaagd en dat rundveehouderijen worden toegevoegd aan de reikwijdte. Zij vragen
of er een impactanalyse voor deze aanpassing heeft plaatsgevonden en, zo niet, of
deze alsnog kan plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor het storten van afval BBT-conclusies
worden opgesteld. Het storten van afval dient in de ogen van deze leden qua emissies
afgezet te worden tegenover het recyclen en/of het verbranden van afval. Deze leden
vragen dan ook in hoeverre BBT-conclusies voor het storten van afval opportuun zijn
en wat daarvan de consequenties zullen zijn. Deze leden lezen dat het kabinet, ondanks
dat er in zijn optiek geen BBT-conclusies voor stortplaatsen nodig zijn, toch geen
bezwaar heeft tegen deze wijziging van de Regeling Storten van Afvalstoffen. Is de
Staatssecretaris het ermee eens dat regels in de regeling gericht moeten zijn op hergebruik
van grondstoffen en niet op het storten van afval?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de nieuwe verplichtingen voor het bedrijfsleven
kunnen leiden tot extra financiële lasten. Zij vragen om een impactanalyse per bedrijfstak
voor deze nieuwe verplichtingen, voordat de eventuele uitwerking van de maatregelen
uit deze richtlijnen worden vertaald in nationaal beleid. Daarbij zien deze leden
graag dat de al bestaande maatregelen, zoals die genoemd worden vanuit het Schone
Lucht Akkoord of de bestaande stimuleringsmaatregelen voor stalinnovaties vanuit het
Klimaatakkoord, eveneens worden meegenomen, zodat zichtbaar wordt dat er geen sprake
kan zijn van dubbelingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het delegeren van bevoegdheden in overeenstemming
is met artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
en dat daarmee de Commissie acties kan benoemen teneinde de doelen uit artikel 191
te behalen. Deze leden vragen of dat zich uitstrekt tot het vaststellen van formats
voor de samenvatting van een vergunning (zie RIE art. 5 lid 4), of voor het vaststellen
van een format voor het transformatieplan (zie art. 27d). Deze leden vragen de Staatssecretaris
behoedzaam om te gaan met het overdragen van dergelijke bevoegdheden. Deze leden lezen
ook dat de Commissie bevoegd wordt tot het opstellen van exploitatievoorschriften
voor veehouderijen in lijn met BBT. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris
dat te verduidelijken. Wat wordt bedoeld met «exploitatievoorschriften in lijn met
BBT»? Deze leden zien binnen de Nederlandse vergunningverlening de complexiteit voor
het vergunnen van innovatieve technieken en vragen de Staatssecretaris aan te geven
hoe het overdragen van genoemde bevoegdheid aan de Commissie zal leiden tot verbetering.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er op Europees niveau kritisch wordt
gekeken naar de toepassing van de beste beschikbare technieken bij het toekennen van
vergunningen. Zij hechten veel waarde aan een zorgvuldig proces van vergunningverlening
waarin milieuaspecten een belangrijke rol spelen. Specifiek hierover hebben deze leden
nog enkele vragen. In het fiche over de herziening RIE wordt gesproken over een verscherping
van de bepaling over het voorschrijven van emissienormen in vergunningen op basis
van de BBT. Wat zal dit concreet inhouden en wat zijn de praktische gevolgen daarvan
voor het vergunningverleningsproces in Nederland? In hoeverre wordt de draagkracht
van onze leefomgeving meegenomen? Is er in de herziene richtlijn sprake van een kanteling
waarin de milieuwetgeving/-norm die we stellen voor onze gezonde leefomgeving zwaarder
weegt dan de BBT?
De leden van de D66-fractie lezen in hetzelfde fiche «Verder verduidelijkt de Commissie
de regels voor het afwijken van BBT-conclusies». Op basis waarvan kan er op dit moment
worden afgeweken van de BBT-conclusies en wat verandert er precies met de «verduidelijking»
die in het fiche wordt aangehaald? Betekent het dat bedrijven die nu zeer zorgwekkende
stoffen in het milieu brengen, dit na implementatie niet meer mogen doen?
De leden van de D66-fractie merken op dat innovatie een cruciale rol speelt bij het
terugdringen van uitstoot van allerhande schadelijke stoffen. Wat deze leden betreft
zetten we dan ook vol in op het ondersteunen van innovatie en het zo snel mogelijk
uitrollen daarvan. In het fiche staat dat de Commissie het mogelijk wil maken dat
nieuwe technologieën sneller toegepast gaan worden. Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat nieuwe technologieën die bijdragen aan het terugdringen van uitstoot
van (zeer) schadelijke stoffen zo snel mogelijk toegepast moeten worden? Zullen nieuwe
technologieën door de voorliggende herziening dan ook versneld worden toegevoegd aan
de BBT-referentiedocumenten? Kan de Staatssecretaris inzicht geven in de mogelijke
technieken die hiermee naar voren worden gehaald?
PVV-fractie
Fiche 1: Herziening richtlijn industriële emissies en de richtlijn storten van afvalstoffen
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat de Commissie stelt dat de administratieve
last daalt, terwijl de rundveehouderijen juist aan de reikwijdte worden toegevoegd.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris naar het effect van het verlagen
van de drempelwaarde voor varkens-, pluimvee- en rundveehouderijen op hun bedrijfsvoering
(financieel en operationeel) en administratieve last.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of de bedrijven die geraakt
gaan worden door dit voorstel zijn geconsulteerd, gevraagd om hun mening en of zij
het continu uitbreiden van regelgeving nog proportioneel acht?
Fiche 2: Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en
vaststelling van Portaal voor industriële emissies
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris waarom het toepassingsgebied
wordt uitgebreid met rundveehouderijen, terwijl dit bedrijven zijn die flink onder
druk staan dankzij het huidige kabinetsbeleid en amper bestaanszekerheid kunnen opbouwen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij de aanvullende administratieve
lasten nog aan boerenbedrijven kan uitleggen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat maatschappelijke organisaties inzicht
krijgen in emissiegegevens van bedrijven. Voorts ontstaat er een risico dat bijvoorbeeld
milieuactivisten (ongewenst) bedrijven bezoeken die hogere emissiegegevens hanteren.
Ook zijn andere risico’s denkbaar. Deze leden vragen de Staatssecretaris aanvullend
naar de risico’s van het openbaar toegankelijk maken van emissiegegevens en hoe zij
deze risico’s gaat borgen.
Partij voor de Dieren-fractie
Fiche: Herziening Richtlijn industriële emissies en de Richtlijn storten van afvalstoffen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat met dit voorstel tot
herziening van de RIE wordt voorgenomen om de regels voor het afwijken van de BBT-conclusies
te «verduidelijken». Deze leden vragen wat er wordt bedoeld met deze «verduidelijking».
Is dit enkel een tekstuele verduidelijking of zijn er ook inhoudelijke gevolgen voor
de bedrijven die nu afwijken van de BBT-conclusies? Zorgt deze verduidelijking er
bijvoorbeeld voor dat er in minder gevallen mag worden afgeweken? Ook vragen deze
leden hoe het afwijken van de BBT-conclusies in verhouding staat tot het bericht dat
de verouderde cokesfabrieken van Tata Steel niet aan de strengste Europese normen
voor de uitstoot van schadelijke stoffen hoeven te voldoen.1 Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het onwenselijk is dat juist verouderde
installaties in stand worden gehouden, doordat er een hogere norm voor de uitstoot
van schadelijke stoffen mag worden aangehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat
zij hieraan doen? Hoeveel bedrijven in Nederland mogen er afwijken van de BBT-conclusies?
En hoeveel meer schadelijke stoffen worden er door deze bedrijven uitgestoten dan
wanneer zij aan de strengste norm zouden moeten voldoen? Wat is het verwachte effect
van deze herziening op de gezondheidsschade en vroegtijdige sterfgevallen die luchtverontreiniging
ieder jaar veroorzaken?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Commissie stelt dat de
internetpublicatie van bestaande milieubeheersystemen verplicht wordt en de reikwijdte
ervan wordt verbreedt. Zo worden er veiligere alternatieven voor chemische stoffen
in opgenomen, komen er in vergunningen eisen voor grondstoffenefficiëntie en energie-efficiëntie
en moeten bedrijven per installatie concrete transformatieplannen maken. Klopt het
dat een milieubeheersysteem niet voor alle bedrijven verplicht is? Wanneer moet een
bedrijf een milieubeheersysteem hebben en wanneer niet? Kan de Staatssecretaris ervoor
zorgen dat een milieubeheersysteem voor alle bedrijven verplicht wordt?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn tevreden dat het kabinet positief
staat tegenover het toevoegen van meer veehouderijen onder de reikwijdte van de RIE,
alsmede over het toevoegen van methaanemissies. Wel zijn deze leden benieuwd wat dit
in de praktijk zal betekenen voor veehouders die onder de RIE zullen vallen. Klopt
het dat zij slechts hun emissies zullen moeten gaan rapporteren en, zo ja, op welke
manier moet dat gebeuren? Of zullen veehouders ook aan strengere emissie-eisen moeten
gaan voldoen? Geldt dat dan ook voor bestaande stallen, of alleen bij de vergunningverlening
voor nieuwe stallen? Zal in de praktijk, om aan de emissie-eisen te kunnen voldoen,
ook gekeken worden naar een beperking van het aantal dieren op een bedrijf of in een
stal, of zal slechts geëist worden dat de beste beschikbare emissiereducerende technieken
worden toegepast in de stallen? Op welke manier zal hierbij rekening gehouden worden
met de uitspraken van onder andere de rechtbanken Midden-Nederland en Noord-Nederland
dat ook de beste beschikbare technieken voor veestallen in de praktijk onvoldoende
werken?2
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het kabinet actief inbreng
zal leveren voor de uitwerking van de regels voor veehouderijen, aan de hand van in
Nederland opgedane ervaringen met ammoniakreducerende maatregelen. Deze leden zijn
enigszins verbaasd over het gebrek aan zelfreflectie dat uit deze zin blijkt. Erkent
de Staatssecretaris dat Nederland de hoogste ammoniakuitstoot per hectare landbouwgrond
kent van de hele EU?3 Erkent zij dat Nederland hierdoor in een zeer diepe stikstofcrisis verkeert? Erkent
de Staatssecretaris dat dit onder andere komt, doordat het Nederlandse ammoniakreductiebeleid
van de afgelopen 40 jaar volledig rustte op milieutechnieken, zonder dat productiebeperkende
maatregelen werden genomen? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten waarom zij denkt
dat juist Nederland een waardevolle bijdrage kan leveren aan de uitwerking van de
regels voor veehouderijen?
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie leest in de Verordening rapportage van milieugegevens van
industriële installaties en vaststelling van Portaal voor industriële emissies dat
de gegevens afkomstig kunnen zijn van metingen, berekeningen of schattingen en alle
emissieroutes bestrijken, dat wil zeggen opzettelijk, per ongeluk, routinematig of
niet-routinematig en dat zij in eerste instantie worden aangeleverd aan de overheidsinstantie
die iedere EU-lidstaat hiervoor heeft aangewezen. In Nederland is dit de Emissieregistratie
onder regie van het RIVM. Deze gegevens worden opgeslagen en toegankelijk gemaakt
in de E-PRTR-databank, dat met de herziening omgedoopt wordt tot het Portaal Industriële
Emissies. Dit portaal wordt gehost, beheerd en bijgehouden door het Europees Milieuagentschap
(EMA).
Het lid van de BBB-fractie hoort graag van de Staatssecretaris waarom niet gekozen
wordt voor alleen metingen en waarom het nog steeds mogelijk is dat industriële bedrijven
zelf schattingen mogen inleveren. En wat heeft de Staatssecretaris voor instrumenten
beschikbaar, wanneer bedrijven emissies opgeven die niet in lijn zijn met de daadwerkelijke
emissies? De afgelopen jaren is al meerdere malen gebleken dat bedrijven niet de juiste
hoeveelheid aan bijvoorbeeld ammoniak of stikstofuitstoot opgaven. Dit komt helaas
niet aan het licht via de omgevingsdiensten, die zwaar overbelast zijn, maar door
derden. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de omgevingsdiensten beter
toegerust zijn op deze taak?
Het lid van de BBB-fractie hoort graag van de Staatssecretaris of de volgende regel
feitelijk inhoudt dat èlk industrieel bedrijf nu dus, hoe klein of schoon dan ook,
jaarlijks moet rapporteren en/of melden in het Portaal Industriële Emissies: «Als
een exploitant van mening is dat hij over de emissie van een bepaalde stof niet hoeft
te rapporteren, omdat deze niet boven de drempel voor de rapportageverplichting uitkomt,
moet dit expliciet worden gemeld.» En graag hoort dit lid hoe dat rijmt met de stelling
in de brief dat het midden- en kleinbedrijf veelal buiten schot blijft, omdat deze
bedrijven buiten de werking van de verordening vallen. Voorts vraagt dit lid of een
rundveebedrijf met 150 vee-eenheden (of meer) niet als midden- en kleinbedrijf wordt
gezien. Dit lid vindt de suggestie dat deze wijziging maar in geringe mate tot extra
lasten leidt niet terecht. De agrarische sector wordt al geconfronteerd met meer administratieve
lasten dan redelijk is. Agrarisch ondernemers bezwijken daaronder. De jaarlijkse opgave
voor emissieregistratie wordt nu al doorgaans door de agrarisch adviseurs gedaan.
Dit betekent dus ook daadwerkelijk een verhoging van de kosten voor een bedrijf. Dit
lid ziet dit niet terug in de fiche en hoort daar graag een reactie van de Staatssecretaris
op.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris verder of zij van plan is om
deze aangifte te combineren met de Kringloopwijzer. Zo ja, wil zij er dan zorg voor
dragen dat de Kringloopwijzer zo snel mogelijk wordt aangepast, aangezien bedrijven
die vooroplopen met kringlooplandbouw dat vaak niet kwijt kunnen in de kringloopwijzer?
Dit lid vindt het van groot belang om erop te wijzen dat dit niet moet leiden tot
een nog grotere belasting van de sector met administratieve taken. Daarnaast vraagt
dit lid of bijvoorbeeld het opwekken van energie ook terug te vinden zal zijn in de
verslaglegging.
Het lid van de BBB-fractie leest in de Richtlijn industriële emissies en de Richtlijn
storten van afvalstoffen dat de Commissie aan de reikwijdte enkele activiteiten toevoegt
die een belangrijke negatieve impact zouden hebben op de gezondheid en het milieu.
Zo stelt de Commissie een verlaging voor van de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen
en worden rundveehouderijen aan de reikwijdte toegevoegd. Hiermee valt het merendeel
van de Nederlandse veehouderijen onder de RIE. Dit lid hoort graag van de Staatssecretaris
waarop de stelling gebaseerd is dat veehouderijen een belangrijke negatieve impact
zouden hebben op de gezondheid en het milieu. Graag ontvangt dit lid de wetenschappelijke
onderzoeken die hieraan ten grondslag liggen per ommegaande.
Het lid van de BBB-fractie constateert dat het kabinet positief is over voorliggende
aanpassing van de Richtlijn, maar hoort graag van de Staatssecretaris in welke mate
het verlagen van de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen het level playing
field in Europa verbetert en waar deze veronderstelling op gebaseerd is. Aangezien
het kabinet ook positief staat tegenover het toevoegen van rundveehouderijen en methaan
vanwege de te verwachten milieuwinst, hoort dit lid graag hoe deze richtlijn milieuwinst
op gaat leveren en wat hiervan de verwachte impact is op de omvang van de Nederlandse
rundveehouderij en welke investeringen/kosten hiermee voor de ondernemers gemoeid
zijn en wie dat volgens de Staatssecretaris moet gaan betalen en waarvan.
Deze voorstellen kunnen volgens het kabinet ondersteunend zijn aan het nationale klimaatbeleid
en de integrale en brongerichte emissiereductieopgave in de veehouderij. Voor de veehouderijen
wil de Commissie een lichter vergunningenregime instellen. Dit zal door de Commissie
op een later moment verder uitgewerkt worden in een onderliggende regeling. De gevolgen
van de wijzigingen voor veehouderijen zijn daarom nu nog lastig in te schatten. Zo
is het bijvoorbeeld onduidelijk welke verplichtingen gaan gelden voor veehouderijen,
bijvoorbeeld waar het gaat om het milieubeheerssysteem. Het lid van de fractie BBB
vraagt hoe het kabinet positief kan zijn, terwijl de impact nog niet duidelijk is.
Wil de Staatssecretaris hierop antwoorden?
Aangezien het lichtere regime wordt ingevoerd om de administratieve lasten zo laag
mogelijk te houden, wordt ervan uitgegaan dat dit betekent dat alleen de RIE van toepassing
is op veehouderijen. Het kabinet zal de Commissie vragen om dit te verduidelijken.
Het kabinet zal actief inbreng leveren voor de uitwerking van de regels ten aanzien
van veehouderijen, mede aan de hand van in Nederland opgedane ervaringen met ammoniakreducerende
maatregelen. Dit lid vraagt de Staatssecretaris aan te geven wat die ervaringen zijn
en hoe zij dit rijmt met de uitlatingen van het RIVM over de effectiviteit van de
genoemde maatregelen en de manier waarop het RIVM hiermee omgaat in zijn rapportages
over ammoniakuitstoot.
Het lid van de BBB-fractie constateert verder dat dierlijke mest nog steeds als afval
wordt gezien. Dat is in het licht van de focus van het kabinet en de agrarische sector
op kringlooplandbouw natuurlijk een onjuiste insteek. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe zij deze ontwikkelingen met elkaar in lijn gaat brengen en waarom het kabinet
ondanks dit gegeven positief is over de richtlijn, terwijl mest nog als afval wordt
aangemerkt in plaats van als een belangrijke bouwstof voor de productie van voedsel?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.