Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het buitensluiten van de partij Richard de Mos
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het buitensluiten van de partij Richard de Mos (ingezonden 15 april 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 30 mei 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2634.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Haagse informateurs: geen coalitie te vinden met partij
Richard de Mos»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat volgens de informateurs «het na meer dan twee en een
half jaar nog altijd lopende strafrechtelijke onderzoek» de hoofdreden is?
Antwoord 2
Die conclusie is aan de informateurs, op basis van de in Den Haag gevoerde gesprekken.
Het is niet aan de leden van het kabinet om een reactie te geven bij de redenen waarom
politieke partijen op gemeentelijk niveau wel of niet met elkaar willen samenwerken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de «zaak» jegens De Mos & Co door het getreuzel van het openbaar
ministerie (OM) is verworden tot een politiek proces, zeker gezien het feit dat partijen
als D66, PvdA en GroenLinks de beschuldigingen van het OM misbruiken als vehikel om
de partij van De Mos uit te sluiten?
Antwoord 3
Onder een politiek proces versta ik een proces waarin beslissingen over opsporing,
vervolging of berechting niet door juridische maar door politieke motieven zijn ingegeven.
In ons land heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een eigenstandige bevoegdheid
als het gaat om beslissingen in strafrechtelijke onderzoeken. Het OM neemt deze beslissingen
zonder politieke inmenging, zoals dat hoort in een rechtsstaat. Van een politiek proces
is dan ook geen sprake.
Vraag 4
Bent u bereid het OM tot spoed te manen inzake de afronding dan wel het seponeren
van de «zaak»? Kunt u dit gedetailleerd beantwoorden?
Antwoord 4
Als ik mij zou bemoeien met een onderzoek door tot spoed of seponering te manen zou
ik mij direct bemoeien met een individuele zaak. Dit staat op gespannen voet met de
eigenstandige bevoegdheid van het OM in individuele zaken, waarin het OM onafhankelijk
van politieke inmenging moet handelen.
Vraag 5
Verstaat u het stelselmatig uitsluiten van partijen als onderdeel van de nieuwe bestuurscultuur?
Zo nee, kunt u beantwoorden hoe u die nieuwe bestuurscultuur voor ogen heeft en hoe
we de nu uitgesloten partijen wel omarmen?
Antwoord 5
De bestuurscultuur gaat – zonder hier uitputtend te zijn – over de verhouding tussen
overheid en burgers en tussen bestuur en volksvertegenwoordiging.
Het is verder in alle gevallen aan de desbetreffende politieke partijen om naar eigen
inzicht aan te geven met wie zij willen samenwerken en met wie niet en op grond waarvan,
waarbij opvattingen in de loop van de tijd kunnen veranderen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het stelselmatig uitsluiten van partijen niet bijdraagt aan
het herstellen van vertrouwen in de politiek? Zo ja, hoe gaat u één van de redenen
van de lage opkomst bij verkiezingen oplossen? Kunt u dit gedetailleerd beantwoorden?
Antwoord 6
Het is op zichzelf voorstelbaar dat het in de beleving van sommige kiezers afbreuk
zou doen aan het vertrouwen in de politiek indien bepaalde partijen naar hun mening
al dan niet stelselmatig zouden worden uitgesloten. Het is echter niet aangetoond
dat dit – zo hier al sprake van is – een reden zou zijn voor een lage opkomst bij
verkiezingen. De Minister van BZK heeft onlangs een onderzoek aangekondigd naar de
oorzaken van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart jl. De resultaten
van dat onderzoek worden na het zomerreces naar de Kamer gestuurd.2
Vraag 7
Deelt u de mening dat het begrip onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt in de
zaak De Mos & Co met voeten getreden wordt? Zo ja, wat gaat u doen de heer de Mos
en zijn partij de helpende hand te reiken?
Antwoord 7
In Nederland geldt het principe dat eenieder onschuldig is, tot het tegendeel wordt
bewezen. Dat geldt ook in de door u genoemde zaak. Om welke redenen partijen wel of
niet met elkaar willen samenwerken is een zaak van die partijen. Het kabinet kan zich
niet bemoeien met de collegevorming in de gemeente Den Haag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.