Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het jaarverslag 2021 van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE)(Kamerstuk 32647-90)
32 647 Levensbeëindiging
Nr. 91
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 mei 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 31 maart 2022 inzake het Jaarverslag 2021 van de Regionale Toetsingscommissies
Euthanasie (RTE) (Kamerstuk 32 647 nr. 90).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 april 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 30 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
CDA-fractie
4
ChristenUnie-fractie
6
SGP-fractie
7
BBB-fractie
8
II.
Reactie van het kabinet
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Jaarverslag
2021 van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE). Genoemde leden hebben
enkele vragen en opmerkingen over het onderhavige jaarverslag.
De leden van de VVD-fractie hebben bewondering voor de professionaliteit en mensgerichtheid
waarmee de RTE haar taken uitvoert. Met in gedachten de verhuizing die naar een nieuw
pand plaatsvond, verdienen de medewerkers van de RTE lof voor het succesvol uitvoeren
van hun werkzaamheden. Het is belangrijk dat de RTE door middel van dit jaarverslag
de maatschappij informeert over euthanasie in Nederland. Het jaarverslag geeft inzicht
in de verschillende processen en controlemechanismen welke zeer zorgvuldig doorlopen
moeten worden. In het jaarverslag vermeldt de RTE dat in zeven gevallen, van de in
totaal 7666 meldingen, het oordeel van de arts niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat dit getal naar
nul gaat. Op welke manieren kan kennis over de EuthanasieCode 2018 verder verspreid
worden onder artsen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het jaarverslag dat de RTE bezig is met het actualiseren
van de EuthanasieCode 2018. Verwacht wordt dat dit proces in de eerste helft van 2022
wordt afgerond. Genoemde leden vragen daarom of dit proces volgens schema verloopt
en welke groepen betrokken zijn bij deze actualisering, en waarom. Ook vragen deze
leden aan het kabinet hoe artsen kennis zullen gaan nemen van de geactualiseerde EuthanasieCode.
Op welke manier gaat het kabinet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk artsen zullen kennisnemen
van de geactualiseerde EuthanasieCode?
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat er een stijging van het aantal euthanasiegevallen
heeft plaatsgevonden. Naar de achterliggende reden voor deze stijging is nog geen
onderzoek gedaan. De RTE geeft aan dat de vierde evaluatie «wellicht» meer duidelijkheid
zal geven. Kan het kabinet hierover meer zekerheid geven? Wanneer kunnen genoemde
leden een onderzoek verwachten naar de oorzaken van deze stijging?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts aandacht voor de stijging die heeft plaatsgevonden
in de wachttermijn voor de beoordeling van een melding. Deze was drie dagen langer
dan in 2020. Deze leden vinden het zeer belangrijk dat er zorgvuldig en gedegen onderzoek
gedaan wordt alvorens een melding wordt beoordeeld. Ook vinden deze leden het belangrijk
dat patiënten niet onnodig lang moeten wachten op een oordeel. Daarom vragen de leden
van de VVD-fractie op welke manieren de RTE beter gefaciliteerd kan worden bij het
vellen van haar oordelen? Hoe kan worden voorkomen dat de wachttijd verder stijgt?
Welke rol kan het kabinet hierbij spelen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat regelmatig aanwijzingen worden gegeven aan artsen
over de wijze waarop zij hun handelen en het melden daarvan in de toekomst kunnen
verbeteren. Kan het kabinet deze concrete verbeteringen nader toelichten? Zijn daar
trends uit te abstraheren?
De RTE heeft in 2016 besloten om een interne reflectiekamer in te stellen, onder meer
met het doel om de onderlinge afstemming en harmonisatie verder te bevorderen. De
leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven wat de ervaringen tot nu
toe zijn met de interne reflectiekamer.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het Jaarverslag 2021 van de Regionale
Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) gelezen. Zorgvuldigheid en kwaliteit van zorg
zijn voor genoemde leden essentieel, ook als het gaat over de eindigheid van het leven
en euthanasie. Kan het kabinet een reactie geven op het thema zorgvuldigheid zoals
dit staat beschreven in het jaarverslag 2021 van de RTE?
De leden van de D66-fractie lezen dat er een toename is in het aantal gemelde gevallen
euthanasie. Zij lezen daarbij dat er een stijging is ten opzichte van het percentage
van het totale sterftecijfer. Is het kabinet voornemens verder te laten onderzoeken
wat de verklaringen hiervoor kunnen zijn? Kan het kabinet daarin ook de vraag meenemen
of er een relatie is met de toename van het aantal chronische zieken?
Verder vragen deze leden of het kabinet andere trends of ontwikkelingen ziet waarop
geanticipeerd moet worden om de kwaliteit, zorgvuldigheid en toegankelijkheid van
de euthanasiezorg te bewaken. Kan het kabinet bijvoorbeeld een indicatie geven van
de vraag of en zo ja, welke knelpunten hij voorziet met het oog op het stijgend aantal
patiënten met dementie en het proces tot het bespreken en toekennen van een euthanasiewens?
Kan het kabinet aangeven hoe hij voornemens is om deze knelpunten voor te zijn?
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat het tijdsverloop tussen de ontvangst
van de melding en het versturen van het oordeel in 2021 gemiddeld 32 dagen bedroeg.
Dit valt binnen de vastgestelde termijn van zes weken volgens artikel 9, eerste lid
van de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl). Dit is gemiddeld drie dagen langer dan
in 2020. Kan het kabinet aangeven welke redenen ten grondslag liggen aan de toename
van de gemiddelde duur? Verwacht het kabinet nog een verdere toename van het tijdsverloop?
Zo ja, welke stappen is hij voornemens te zetten om dit te remmen? Kan het kabinet
toelichten of en zo ja, hoe deze toename van het tijdsverloop gevolgen heeft voor
de zorg voor patiënten met een euthanasiewens en hun naasten?
Tenslotte vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet kan reflecteren op de
kwaliteit en toegankelijkheid van de euthanasiezorg tijdens de coronacrisis. Kan het
kabinet aangeven of en zo ja, hoe de patiëntenstop bij het Expertisecentrum Euthanasie
(EE, voorheen Stichting Levenseindekliniek) in 2020 heeft geleid tot knelpunten? Zijn
er ook na 2020 nog (andere) problemen ondervonden als gevolg van de coronacrisis met
betrekking tot het waarborgen van kwaliteit en toegankelijkheid van de euthanasiezorg?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarverslag 2021 van de Regionale
Toetsingscommissies Euthanasie (RTE), waarin de belangrijkste conclusie van de voorzitter
van de RTE is dat de uitvoeringspraktijk van euthanasie in Nederland zeer zorgvuldig
is. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
Richtlijnen
In de eerste helft van 2022 zal de actualisering van de EuthanasieCode worden afgerond.
De leden van de CDA-fractie vragen of deze code na de afronding naar de Kamer gestuurd
kan worden, inclusief een beoordeling van het kabinet over de vraag hoe deze geactualiseerde
EuthanasieCode zich verhoudt tot de nieuwe KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie
en hulp bij zelfdoding en het KNMG-standpunt beslissingen rond het levenseinde. De
leden van de CDA-fractie delen immers de opvatting zoals verwoord in het voorwoord
van het jaarverslag dat voorkomen moet worden dat de uitvoerend arts het slachtoffer
zou worden van onenigheid tussen de verschillende autoriteiten op het gebied van euthanasie.
Publiceren van gemotiveerde oordelen
In het voorwoord wordt aangegeven dat er afgelopen jaar een begin is gemaakt met de
ambitie om alle gemotiveerde oordelen te publiceren. De leden van de CDA-fractie steunen
deze ambitie, omdat openheid – ook en juist in moeilijke zaken – de enige weg is om
met elkaar de juiste dingen te doen en verantwoording af te leggen. Deze leden vragen
wel wat de RTE precies beoogt met het aangegeven «voeden van het maatschappelijk debat»
door publicatie. Hoe leidt dit uiteindelijk tot eventuele verbeteringen of verduidelijkingen
voor een nog zorgvuldigere praktijk?
Stijging aantal gevallen van euthanasie
Het aantal gemelde gevallen van euthanasie is in 2021 met 10,5 procent gestegen ten
opzichte van het jaar daarvoor. Ook als aandeel van het totale sterftecijfer is het
percentage gevallen van euthanasie gestegen (van 4,1 procent naar 4,5 procent). In
het voorwoord van het jaarverslag lezen de leden van de CDA-fractie dat de oorzaak
van deze stijging niet kan worden gegeven omdat hiernaar nog geen onderzoek is gedaan.
Deze leden vragen of hier alsnog onderzoek naar gedaan kan worden, bijvoorbeeld in
het kader van de vierde evaluatie van de Wtl. Zo ja, wanneer wordt de Kamer uiterlijk
geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek?
De leden van de CDA-fractie vragen voorts hoe het kabinet de stijging van het aantal
euthanasiegevallen duidt (stijging van 9 procent in 2020 en 10,5 procent in 2021).
Duidt dit erop dat euthanasie er niet enkel meer voor noodgevallen is, maar een gewone
optie is geworden?1
Euthanasie bij dementie
In 2021 was bij zes meldingen sprake van patiënten in een ver(der) gevorderd stadium
van dementie, waarbij een schriftelijke wilsverklaring bepalend was voor het vaststellen
van de vrijwilligheid en de weloverwogenheid van het verzoek. De leden van de CDA-fractie
vragen of aangegeven kan worden hoe actueel deze zes schriftelijke wilsverklaringen
ten tijde van de uitvoering van de euthanasie waren. Kan ook worden aangegeven hoe
vaak euthanasie wordt geweigerd omdat de schriftelijke wilsverklaring naar de mening
van de arts niet actueel genoeg meer is?
De leden van de CDA-fractie vragen tevens of het klopt dat het aantal meldingen van
euthanasie bij dementie is toegenomen sinds het arrest van de Hoge Raad van april
2020, waarin de hoogste rechter uitsprak dat artsen een door deze patiënten opgesteld,
schriftelijk euthanasieverzoek mogen uitvoeren zonder vooraf te hoeven verifiëren
of er nog wel sprake is van een actuele doodswens.
Euthanasie bij psychiatrie
Van de 115 meldingen van euthanasie vanwege één of meer psychiatrische aandoeningen
was bij maar liefst 83 van deze meldingen (72 procent) de uitvoerend arts verbonden
aan het Expertisecentrum Euthanasie. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet
dit hoge percentage duidt. Is dit naar de mening van het kabinet een teken dat psychiaters
steeds terughoudender zijn ten aanzien van levensbeëindiging op verzoek bij psychiatrische
patiënten, zoals eerder al in de derde evaluatie van de Wtl werd vastgesteld?2 Zo ja, is het kabinet van oordeel dat deze terughoudendheid mogelijk kan komen door
de ontevredenheid die zou heersen over de kwaliteit van de behandelingen in de geestelijke
gezondheidszorg (ggz)?
Stapeling van ouderdomsaandoeningen
In 2021 ontving de RTE 307 meldingen van euthanasie in de categorie «stapeling van
ouderdomsaandoeningen». De commissie Schnabel 3 concludeerde in 2016 onder meer dat de huidige wetgeving op dit punt meer ruimte
biedt dan artsen toentertijd voor ogen hadden. Mede daarom is in het regeerakkoord
van het kabinet Rutte-III in 2017 afgesproken dat er ingezet zou worden op verruiming
van de kennis over en bekendheid met de euthanasiewetgeving. De leden van de CDA-fractie
vragen of er sindsdien een stijging waar te nemen is van het aantal meldingen van
euthanasie naar aanleiding van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.
Werkwijze RTE, ontwikkeling
Het tijdsverloop tussen de ontvangst van de melding en het versturen van het oordeel
was in 2021 drie dagen langer dan in 2020. De leden van de CDA-fractie vragen of er
een specifieke reden voor deze toename is, en of er sprake is van een trend waarbij
dit tijdsverloop oploopt.
In 5,4 procent van de meldingen was er sprake van een vragen oproepende melding (VO-melding).
De leden van de CDA-fractie vragen of dat percentage door de jaren heen stabiel is.
Oordeel niet gehandeld conform de zorgvuldigheidseisen
In zeven gevallen was het oordeel dat de arts niet voldaan had aan de zorgvuldigheidseisen.
Deze casussen worden in hoofdstuk 2 beschreven. De leden van de CDA-fractie vragen
hoe deze zeven gevallen verder zijn afgehandeld. Ten slotte vragen deze leden hoe
het kabinet het duidt dat het aantal gevallen waarbij niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen
in één jaar tijd is gestegen van twee (in 2020) naar zeven (in 2021).
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de het Jaarverslag over
2021 van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie. Zij maken van de gelegenheid
gebruik om hierover vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de stijging
van het aantal gemelde gevallen van euthanasie in 2021, een stijging van 10,5 procent
ten opzichte van 2020, oplopend tot een aantal van 7.666 gemelde gevallen. Dit is
4,5 procent van het totaalaantal sterfgevallen. Het doet deze leden verdriet dat zoveel
mensen zo erg lijden dat zij niet verder willen leven. Deze leden vragen het kabinet
hoeveel jaar op rij de absolute aantallen aan gemelde gevallen zijn gestegen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het jaarverslag dat er nog geen oorzaak
voor de absolute en relatieve stijging kan worden aangewezen. Is het kabinet het met
deze leden eens dat het wel van belang is om hier inzicht in te krijgen? Is dit een
van de doelstellingen van de vierde evaluatie van de Wtl? Zo nee, op welke manier
gaat het kabinet hier wel inzicht in krijgen?
Is het kabinet het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat er ook meer inzicht
nodig is in de aanleiding voor een euthanasieverzoek, zoals angst voor de dood of
tekortschietende zorg in de stervensfase? Op welke manier gaat het kabinet onderzoeken
of een toename in het aantal euthanasieverzoeken komt doordat alternatieven niet goed
voorhanden zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de betrokkenheid van het Openbaar
Ministerie (OM) bij de herziening van de EuthanasieCode uit 2018. Welk overleg is
er tussen de reflectiekamer van de RTE en het OM? Wanneer wordt de herziening van
de EuthanasieCode verwacht? Is dit nog steeds in de eerste helft van 2022? Klopt de
inschatting van de leden van de ChristenUnie-fractie dat, totdat er een herziene EuthanasieCode
ligt die gedragen wordt door zowel RTE als OM, een code wordt gevolgd waar het OM
zich niet in kan vinden?
Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar het reguliere overleg tussen
de RTE en het OM. Vorig jaar vond dit niet plaats. Is dit overleg weer hervat? Zo
nee, waarom niet? Wat kan het kabinet in dat geval doen om dit overleg te stimuleren?
Het beroep dat patiënten of hun artsen doen op het Expertisecentrum Euthanasie neemt
toe, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Heeft het kabinet in kwantitatief
opzicht inzicht in de vraag waarom artsen doorverwijzen naar het EE? Heeft het kabinet
inzicht in de vraag hoe groot de belasting is voor de arts bij het uitvoeren van een
euthanasieverzoek, zo vragen genoemde leden. Zo nee, op welke manier verwacht hij
dit inzicht te verkrijgen?
Hoe vaak is de afgelopen jaren een vraag voorgelegd aan de reflectiekamer, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie. Op welke manier worden RTE’s gestimuleerd om
een vraag aan deze kamer voor te leggen?
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het jaarverslag van
de RTE van 2021. Zij constateren dat het aantal euthanasiemeldingen vorig jaar opnieuw
is toegenomen. Het aantal meldingen betrof 7.666, wat een stijging van ruim 10 procent
betekent ten opzichte van 2022. De stijging is zelfs relatief nog groter omdat covid
in de praktijk geen zelfstandige medische grondslag is gebleken voor euthanasie. De
leden van de SGP-fractie maken derhalve graag van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen over het jaarverslag.
Het verbaast de leden van de SGP-fractie dat het kabinet zich in de begeleidende brief
beperkt tot een korte samenvatting van de cijfers van de RTE en geen enkele inhoudelijke
reflectie geeft, terwijl er toch sprake is van een forse stijging van het aantal euthanasiemeldingen.
Genoemde leden vragen het kabinet alsnog te reflecteren op het jaarverslag van de
RTE. Welke mogelijke verklaring ziet het kabinet voor de stijging van het aantal euthanasiegevallen
met ruim 10 procent? Beoordeelt het kabinet – net als de leden van de SGP-fractie
– deze stijging als zorgwekkend? Hoe beoordeelt het kabinet het feit dat het aantal
euthanasiegevallen in 2020 ook al met ruim negen procent steeg en in tien jaar tijd
(sinds 2012) grofweg is verdubbeld? Vindt het kabinet een dergelijke stijging gewenst?
De RTE geeft aan dat de oorzaak van de stijging van het aantal gevallen van euthanasie
ten opzichte van het totale sterftecijfer niet kan worden gegeven omdat hiernaar nog
geen onderzoek is gedaan. Is het kabinet bereid om dit te laten betrekken bij het
evaluatieonderzoek naar de Wtl? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om sneller na
het verschijnen van de jaarverslagen van de RTE onderzoek te kunnen doen naar de stijging
(of daling) van het aantal euthanasiegevallen, zodat niet telkens hoeft te worden
gewacht op uitkomsten van wetsevaluaties die periodiek plaatsvinden?
De leden van de SGP-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de actualisering
van de EuthanasieCode 2018. Is het kabinet (of het kabinet van Justitie &Veiligheid)
hierover in gesprek met de RTE? Kan het kabinet aangeven wat zijn inbreng is bij deze
gesprekken? Kan het kabinet ingaan op de verschillende opvattingen van de betrokken
autoriteiten ten aanzien van de actualisering van de EuthanasieCode, waaronder de
opvattingen van het OM en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Kan worden
aangegeven wat de verschillende opvattingen zijn en hoe het kabinet deze beoordeelt?
Wanneer wordt de geactualiseerde EuthanasieCode verwacht en kan het kabinet toezeggen
dat de Kamer hierover wordt geïnformeerd zodra deze is gepubliceerd? Kan het kabinet
aangeven welke juridische mogelijkheden hij heeft in het geval dat hij het oneens
zou zijn met de geactualiseerde EuthanasieCode van de RTE?
De leden van de SGP-fractie constateren voorts dat volgens de RTE bij zeven meldingen
in 2021 niet aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan is van artikel 2 eerste lid, van
de Wtl. In 2020 werden slechts twee zaken beoordeeld als onzorgvuldig. Hoe beoordeelt
het kabinet deze stijging? Kan hij inhoudelijk reflecteren op de zeven meldingen die
zijn beoordeeld als onzorgvuldig? Uit het verslag van de RTE kunnen de leden van de
SGP-fractie niet opmaken of de IGJ of het OM actie hebben ondernomen naar aanleiding
van één van de meldingen die als onzorgvuldig zijn beoordeeld. Kan het kabinet aangeven
of dit het geval is? Indien dit niet het geval is, welke concrete maatregelen zijn
getroffen om te voorkomen dat de geconstateerde fouten niet nogmaals voorkomen?
De leden van de SGP-fractie vragen tenslotte naar de stand van zaken met betrekking
tot het onafhankelijk onderzoek naar de oordelen van de RTE in zaken die zij als «zorgvuldig»
heeft bestempeld, een onderzoek waartoe het OM had verzocht. Wanneer is dit onderzoek
afgerond?
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag
2021 van de regionale toetsingscommissie Euthansie (RTE). Genoemde lid vindt het betreurenswaardig
dat er een stijging zit in het aantal euthanasie aanvragen. Het is een signaal vanuit
de samenleving. Kan het kabinet onderzoeken wat de achtergrond hiervan is? Heeft dit
verband met de voortgaande vergrijzing?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat ook bij wilsombekwame mensen euthanasie
plaats vindt. Genoemd lid vraagt om een toelichting over de vraag hoe gewaarborgd
wordt dat dit op zorgvuldige wijze gebeurt bij mensen die wilsonbekwaam zijn. Is het
in deze gevallen altijd zo dat er een verklaring is afgegeven toen de persoon nog
wel wilsbekwaam was?
Het lid van de BBB-fractie zou tenslotte graag een toelichting ontvangen op de ontwikkeling
in de tijd van het aantal euthanasie aanvragen, met daarbij leeftijd en onderliggende
oorzaken. Is dit mogelijk of wellicht al beschikbaar?
II. Reactie van het kabinet
De leden van de VVD-fractie hebben bewondering voor de professionaliteit en mensgerichtheid
waarmee de RTE haar taken uitvoert. Met in gedachten de verhuizing die naar een nieuw
pand plaatsvond, verdienen de medewerkers van de RTE lof voor het succesvol uitvoeren
van hun werkzaamheden. Het is belangrijk dat de RTE door middel van dit jaarverslag
de maatschappij informeert over euthanasie in Nederland. Het jaarverslag geeft inzicht
in de verschillende processen en controlemechanismen welke zeer zorgvuldig doorlopen
moeten worden. In het jaarverslag vermeldt de RTE dat in zeven gevallen, van de in
totaal 7666 meldingen, het oordeel van de arts niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat dit getal naar
nul gaat. Op welke manieren kan kennis over de EuthanasieCode 2018 verder verspreid
worden onder artsen?
Uiteraard is ieder jaar het streven dat de RTE zo min mogelijk meldingen als onzorgvuldig
hoeven te beoordelen. Toch zullen er altijd complexe gevallen van euthanasie blijven
waardoor ik betwijfel of nul onzorgvuldig beoordeelde meldingen in de praktijk realistisch
is. Graag wijs ik de leden van de VVD-fractie erop dat het aantal onzorgvuldig beoordeelde
meldingen structureel erg laag is (ieder jaar minder dan 0,1% van het totaalaantal
meldingen).
Om het aantal onzorgvuldig beoordeelde meldingen zo laag mogelijk te houden is het
van belang dat artsen op de hoogte zijn van de wetgeving, rechtspraak en toetsingspraktijk
zodat zij euthanasie zorgvuldig kunnen uitvoeren. Afgelopen jaren heeft VWS zich,
samen met betrokken veldpartijen, ingezet om de kennis van artsen over euthanasie
te vergroten door bijvoorbeeld: aandacht te vragen aan opleiders en beroepsgroepen
voor de laatste levensfase in de opleiding en nascholing van artsen, ontplooiing van
verschillende initiatieven op het gebied van nascholing door de beroepsgroepen, bijvoorbeeld
e-learning modules van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), artsen de mogelijkheid
te bieden om naast consultatie ook advies te vragen bij SCEN-artsen in het onderzoeken
van een euthanasieverzoek, het Expertisecentrum Euthanasie (EE) die nascholing en
consultatiemogelijkheden biedt en de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
der Geneeskunst (KNMG) die een nieuw standpunt4 heeft gepubliceerd om artsen steun en overzicht te bieden bij het verlenen van zorg
rond het levenseinde.
De leden van de VVD-fractie lezen in het jaarverslag dat de RTE bezig is met het actualiseren
van de EuthanasieCode 2018. Verwacht wordt dat dit proces in de eerste helft van 2022
wordt afgerond. Genoemde leden vragen daarom of dit proces volgens schema verloopt
en welke groepen betrokken zijn bij deze actualisering, en waarom. Ook vragen deze
leden aan het kabinet hoe artsen kennis zullen gaan nemen van de geactualiseerde EuthanasieCode.
Op welke manier gaat het kabinet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk artsen zullen kennisnemen
van de geactualiseerde EuthanasieCode?
De RTE hebben het Openbaar Ministerie (OM), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ), de KNMG waarvan de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) afzonderlijk,
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) en het
EE geconsulteerd voor de actualisatie van de EuthanasieCode. Momenteel verwerken de
RTE de bevindingen uit de consultaties waar mogelijk in het concept. Naar verwachting
wordt de EuthanasieCode 2022 juli 2022 gepubliceerd.
Er zal aandacht besteed worden aan de EuthanasieCode 2022 in de online versie van
het tijdschrift Medisch Contact. Met de papieren versie van Medisch Contact zal de
EuthanasieCode 2022 meegestuurd worden aan bepaalde categorieën artsen, waaronder
huisartsen. Ook wordt de EuthanasieCode 2022 fysiek verspreid onder SCEN-artsen en
zullen de KNMG en de daaraan gelieerde federatiepartners en het EE via een link de
EuthanasieCode 2022 verspreiden. De RTE zetten daarnaast in op brede publicatie in
meer algemene media.
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat er een stijging van het aantal euthanasiegevallen
heeft plaatsgevonden. Naar de achterliggende reden voor deze stijging is nog geen
onderzoek gedaan. De RTE geeft aan dat de vierde evaluatie «wellicht» meer duidelijkheid
zal geven. Kan het kabinet hierover meer zekerheid geven? Wanneer kunnen genoemde
leden een onderzoek verwachten naar de oorzaken van deze stijging?
In 2019 heeft het Nivel al een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen
euthanasieverzoeken en -meldingen.5 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed te zijn op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. In reactie
op dit onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat aan de evaluatiecommissie
gevraagd zal worden om in de vierde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging
op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) extra aandacht te besteden aan de ontwikkelingen
in het aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding van artsen ten opzichte
van (het uitvoeren van) euthanasie.6De resultaten van de evaluatie worden in het voorjaar van 2023 verwacht.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts aandacht voor de stijging die heeft plaatsgevonden
in de wachttermijn voor de beoordeling van een melding. Deze was drie dagen langer
dan in 2020. Deze leden vinden het zeer belangrijk dat er zorgvuldig en gedegen onderzoek
gedaan wordt alvorens een melding wordt beoordeeld. Ook vinden deze leden het belangrijk
dat patiënten niet onnodig lang moeten wachten op een oordeel. Daarom vragen de leden
van de VVD-fractie op welke manieren de RTE beter gefaciliteerd kan worden bij het
vellen van haar oordelen? Hoe kan worden voorkomen dat de wachttijd verder stijgt?
Welke rol kan het kabinet hierbij spelen?
Als gevolg van het toegenomen aantal meldingen is de gemiddelde tijd van de melding
van de arts tot aan het verzenden van het oordeel van de commissies ten opzichte van
vorig jaar met drie dagen gestegen en op 32 dagen uitgekomen. Dit is nog ruim binnen
de wettelijke norm van twee keer zes weken. Ik ben het eens met de leden van de VVD-fractie
dat de RTE zorgvuldig en gedegen onderzoek moeten kunnen doen naar een melding. VWS
is in gesprek met de RTE om de RTE hierbij zo goed mogelijk te faciliteren, bijvoorbeeld
door uitbreiding van het aantal leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat regelmatig aanwijzingen worden gegeven aan artsen
over de wijze waarop zij hun handelen en het melden daarvan in de toekomst kunnen
verbeteren. Kan het kabinet deze concrete verbeteringen nader toelichten? Zijn daar
trends uit te abstraheren?
Soms geven de RTE de uitvoerende arts in de fase nadat het onderzoek is afgerond nog
een aanwijzing. Deze aanwijzingen hebben vaak betrekking op het summier of niet volledig
invullen van het modelformulier. Door middel van de aanwijzing trachten de RTE de
uitvoerende arts het modelformulier in de toekomst beter te laten invullen.
De RTE heeft in 2016 besloten om een interne reflectiekamer in te stellen, onder meer
met het doel om de onderlinge afstemming en harmonisatie verder te bevorderen. De
leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven wat de ervaringen tot nu
toe zijn met de interne reflectiekamer.
De reflectiekamer bestaat uit zes ervaren leden van de RTE, twee uit iedere discipline,
die worden bijgestaan door een ervaren secretaris. Sinds 2017 heeft de reflectiekamer
vier adviezen uitgebracht op vragen van een regionale toetsingscommissie euthanasie
(één in 2017 en drie in 2018).
De meest omvangrijke taak van de reflectiekamer is het actualiseren van de EuthanasieCode.
In 2020 heeft de reflectiekamer naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad (HR)
de EuthanasieCode 2018 geactualiseerd en tevens heeft de reflectiekamer conceptvoorstellen
opgesteld voor de EuthanasieCode 2022.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het Jaarverslag 2021 van de Regionale
Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) gelezen. Zorgvuldigheid en kwaliteit van zorg
zijn voor genoemde leden essentieel, ook als het gaat over de eindigheid van het leven
en euthanasie. Kan het kabinet een reactie geven op het thema zorgvuldigheid zoals
dit staat beschreven in het jaarverslag 2021 van de RTE?
Via de Wtl hebben de RTE de wettelijke verantwoordelijkheid om euthanasiemeldingen
te toetsen aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen.
Met het jaarverslag leggen de RTE verantwoording af aan de samenleving en politiek
over de wijze waarop zij inhoud hebben gegeven aan hun wettelijke taak. Ik hecht veel
waarde aan dit jaarverslag en ben van mening dat de RTE in het jaarverslag, en tevens
met de EuthanasieCode, een helder en transparant beeld schetsen over hun interpretatie
van de wettelijke zorgvuldigheidseisen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een toename is in het aantal gemelde gevallen
euthanasie. Zij lezen daarbij dat er een stijging is ten opzichte van het percentage
van het totale sterftecijfer. Is het kabinet voornemens verder te laten onderzoeken
wat de verklaringen hiervoor kunnen zijn? Kan het kabinet daarin ook de vraag meenemen
of er een relatie is met de toename van het aantal chronische zieken?
Sinds 2016 is het aantal meldingen euthanasie op het totaalaantal sterfgevallen net
boven de vier procent geweest (zie tabel). De stijging naar 4,5% in 2021 geeft aan
dat in twee jaar tijd (ten opzichte van 2019) het totaalaantal meldingen euthanasie
met 20% is gestegen.
Totaal aantal meldingen
Percentage t.o.v. totaal aantal sterfgevallen
2021
7.666
4,5%
2020
6.938
4,1%
2019
6.361
4,2%
2018
6.126
4,0%
2017
6.585
4,4%
2016
6.091
4,1%
Eerder heeft het Nivel een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen
euthanasieverzoeken en -meldingen.7 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed is op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. Mijn ambtsvoorganger
heeft in reactie op dit onderzoek aangekondigd dat aan de evaluatiecommissie gevraagd
zal worden om in de vierde evaluatie van de Wtl extra aandacht te besteden aan de
ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding van
artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie.8 De resultaten van de evaluatie worden in het voorjaar van 2023 verwacht.
Verder vragen deze leden of het kabinet andere trends of ontwikkelingen ziet waarop
geanticipeerd moet worden om de kwaliteit, zorgvuldigheid en toegankelijkheid van
de euthanasiezorg te bewaken. Kan het kabinet bijvoorbeeld een indicatie geven van
de vraag of en zo ja, welke knelpunten hij voorziet met het oog op het stijgend aantal
patiënten met dementie en het proces tot het bespreken en toekennen van een euthanasiewens?
Kan het kabinet aangeven hoe hij voornemens is om deze knelpunten voor te zijn?
Om bij een toenemende vraag de kwaliteit, zorgvuldigheid en toegankelijkheid van de
euthanasiezorg te bewaken is het van belang dat het kabinet in gesprek blijft met
de desbetreffende beroepsgroepen en het EE om op de hoogte te zijn waar knelpunten
in de zorg (kunnen) ontstaan. Het is in eerste plaats aan het veld om deze problemen
te signaleren en op te lossen. Het kabinet kan hierbij een faciliterende rol hebben
en toezien of de Wtl zorgvuldig wordt uitgevoerd.
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat het tijdsverloop tussen de ontvangst
van de melding en het versturen van het oordeel in 2021 gemiddeld 32 dagen bedroeg.
Dit valt binnen de vastgestelde termijn van zes weken volgens artikel 9, eerste lid
van de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl). Dit is gemiddeld drie dagen langer dan
in 2020. Kan het kabinet aangeven welke redenen ten grondslag liggen aan de toename
van de gemiddelde duur? Verwacht het kabinet nog een verdere toename van het tijdsverloop?
Zo ja, welke stappen is hij voornemens te zetten om dit te remmen? Kan het kabinet
toelichten of en zo ja, hoe deze toename van het tijdsverloop gevolgen heeft voor
de zorg voor patiënten met een euthanasiewens en hun naasten?
Als gevolg van het toegenomen aantal meldingen is de gemiddelde tijd van de melding
van de arts tot aan het verzenden van het oordeel van de commissies ten opzichte van
vorig jaar met drie dagen gestegen en op 32 dagen uitgekomen. Dit is nog ruim binnen
de wettelijke norm van twee keer zes weken. VWS is in gesprek met de RTE om de RTE
hierbij zo goed mogelijk te faciliteren, bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal
leden.
De toename van het tijdsverloop heeft uitsluitend gevolgen voor artsen. De RTE komen
pas in beeld na het overlijden van de patiënt en beoordelen of de artsen die euthanasie
hebben uitgevoerd of hulp bij zelfdoding hebben verleend zorgvuldig hebben gehandeld.
Het gevolg voor deze artsen is dat zij langer in onzekerheid moeten verkeren over
het oordeel van de RTE (en een mogelijk vervolg bij een oordeel dat de arts onzorgvuldig
heeft gehandeld).
Tenslotte vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet kan reflecteren op de
kwaliteit en toegankelijkheid van de euthanasiezorg tijdens de coronacrisis. Kan het
kabinet aangeven of en zo ja, hoe de patiëntenstop bij het Expertisecentrum Euthanasie
(EE, voorheen Stichting Levenseindekliniek) in 2020 heeft geleid tot knelpunten? Zijn
er ook na 2020 nog (andere) problemen ondervonden als gevolg van de coronacrisis met
betrekking tot het waarborgen van kwaliteit en toegankelijkheid van de euthanasiezorg?
De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) laat weten dat ze geen signalen hebben ontvangen
dat huisartsen anders zijn omgegaan met euthanasie(vragen) tijdens de coronacrisis.
De cijfers uit het jaarverslag 2021 van de RTE onderbouwen dit: waar in 2020 5.715
meldingen afkomstig waren van een huisarts, is dat in 2021 gestegen naar 6.148.
Het EE heeft in 2020 gedurende negen weken een patiëntenstop gehad vanwege de coronacrisis,
omdat er geen beschermingsmiddelen voorhanden waren en er dus geen veilig patiëntencontact
kon zijn. In totaal zijn er daardoor iets minder hulpvragen geweest in 2020 in vergelijking
met 2019 (2.901 in 2020 versus 3.122 in 2019). Er is 899 keer euthanasie uitgevoerd
in 2020, een vergelijkbaar getal met 2019. Sinds de zomer van 2021 (toen veel corona
maatregelen werden losgelaten) was er een flinke stijging in het aantal hulpvragen,
met soms pieken van 350 hulpvragen per maand, waar het voorheen tussen de 250 en 300
hulpvragen per maand waren. Deze trend zet door in 2022. Een mogelijke verklaring
– volgens het EE – is de druk op de huisartsenzorg, onder andere door de inhaalzorg
die de coronacrisis teweegbrengt en een landelijk tekort aan huisartsen en waarnemers.
Het onderzoeken van een euthanasieverzoek van een patiënt, is intensief, zowel qua
tijd als qua intensiteit. De huidige drukte in de huisartsenpraktijk kan invloed hebben
op de mate waarin huisartsen euthanasieverzoeken in behandeling willen en kunnen nemen
en daarmee ook op de hoeveelheid patiënten die doorverwezen wordt naar EE.9
In de eerste helft van 2022 zal de actualisering van de EuthanasieCode worden afgerond.
De leden van de CDA-fractie vragen of deze code na de afronding naar de Kamer gestuurd
kan worden, inclusief een beoordeling van het kabinet over de vraag hoe deze geactualiseerde
EuthanasieCode zich verhoudt tot de nieuwe KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie
en hulp bij zelfdoding en het KNMG-standpunt beslissingen rond het levenseinde. De
leden van de CDA-fractie delen immers de opvatting zoals verwoord in het voorwoord
van het jaarverslag dat voorkomen moet worden dat de uitvoerend arts het slachtoffer
zou worden van onenigheid tussen de verschillende autoriteiten op het gebied van euthanasie.
De betrokken partijen trachten de verschillen tussen het KNMG «standpunt Beslissingen
rond het levenseinde», de KNMG/KNMP «Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding»
en de EuthanasieCode 2022 zo klein mogelijk te maken. Om dit te bereiken heeft de
KNMG onder andere de RTE en het OM geraadpleegd op het concept van hun richtlijn en
standpunt en consulteren de RTE nu ook verschillende partijen (waaronder de KNMG en
het OM) op het concept van de EuthanasieCode 2022. Ik zal de EuthanasieCode 2022 na
publicatie (juli 2022) naar de Kamer sturen.
In het voorwoord wordt aangegeven dat er afgelopen jaar een begin is gemaakt met de
ambitie om alle gemotiveerde oordelen te publiceren. De leden van de CDA-fractie steunen
deze ambitie, omdat openheid – ook en juist in moeilijke zaken – de enige weg is om
met elkaar de juiste dingen te doen en verantwoording af te leggen. Deze leden vragen
wel wat de RTE precies beoogt met het aangegeven «voeden van het maatschappelijk debat»
door publicatie. Hoe leidt dit uiteindelijk tot eventuele verbeteringen of verduidelijkingen
voor een nog zorgvuldigere praktijk?
De RTE hebben laten weten dat de coördinerend voorzitter hiermee bedoelt dat de RTE
geen deelnemer zijn in het debat over de toekomst van euthanasie. Wel willen de RTE
door uitgebreidere publicatie van de oordelen een grotere bijdrage leveren aan één
van de doelstellingen van de Wtl, namelijk het bevorderen van de transparantie en
maatschappelijke controle. Op deze wijze wordt een vollediger inzicht geboden in de
euthanasiepraktijk en toetsing van het levensbeëindigend handelen door artsen. Hierdoor
is het ook beter mogelijk onderzoek te verrichten. Dit komt ook ten goede aan de RTE.
Het aantal gemelde gevallen van euthanasie is in 2021 met 10,5 procent gestegen ten
opzichte van het jaar daarvoor. Ook als aandeel van het totale sterftecijfer is het
percentage gevallen van euthanasie gestegen (van 4,1 procent naar 4,5 procent). In
het voorwoord van het jaarverslag lezen de leden van de CDA-fractie dat de oorzaak
van deze stijging niet kan worden gegeven omdat hiernaar nog geen onderzoek is gedaan.
Deze leden vragen of hier alsnog onderzoek naar gedaan kan worden, bijvoorbeeld in
het kader van de vierde evaluatie van de Wtl. Zo ja, wanneer wordt de Kamer uiterlijk
geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek?
De stijging van 10,5% in het totaalaantal gemelde euthanasie gevallen ten opzichte
van het jaar ervoor staat niet op zichzelf en moet ook beoordeeld worden ten opzichte
van het totaalaantal sterfgevallen dat tevens ieder jaar toeneemt. Onderstaande tabel
toont aan dat dit percentage al sinds 2016 net boven de 4% ligt. De stijging naar
4,5% in 2021 geeft aan dat in twee jaar tijd (ten opzichte van 2019) het totaalaantal
meldingen euthanasie relatief met 20% is gestegen.
Totaal aantal meldingen
Percentage t.o.v. totaal aantal sterfgevallen
2021
7.666
4,5%
2020
6.938
4,1%
2019
6.361
4,2%
2018
6.126
4,0%
2017
6.585
4,4%
2016
6.091
4,1%
In 2019 heeft het Nivel een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen
euthanasieverzoeken en -meldingen.10 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed is op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. Mijn ambtsvoorganger
heeft in reactie op dit onderzoek aangekondigd dat aan de evaluatiecommissie gevraagd
zal worden om in de vierde evaluatie van de Wtl extra aandacht te besteden aan de
ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding van
artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie.11 De resultaten zullen na publicatie naar de Kamer gestuurd worden.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts hoe het kabinet de stijging van het aantal
euthanasiegevallen duidt (stijging van 9 procent in 2020 en 10,5 procent in 2021).
Duidt dit erop dat euthanasie er niet enkel meer voor noodgevallen is, maar een gewone
optie is geworden?12
Aangezien er bij euthanasie sprake is van bijzonder medisch handelen, omdat het in
beginsel strafbaar is op grond van artikel 293 Wetboek van Strafrecht, ben ik van
mening dat hier geen sprake is van een «gewone optie».
In 2021 was bij zes meldingen sprake van patiënten in een ver(der) gevorderd stadium
van dementie, waarbij een schriftelijke wilsverklaring bepalend was voor het vaststellen
van de vrijwilligheid en de weloverwogenheid van het verzoek. De leden van de CDA-fractie
vragen of aangegeven kan worden hoe actueel deze zes schriftelijke wilsverklaringen
ten tijde van de uitvoering van de euthanasie waren. Kan ook worden aangegeven hoe
vaak euthanasie wordt geweigerd omdat de schriftelijke wilsverklaring naar de mening
van de arts niet actueel genoeg meer is?
Ten tijde van de uitvoering van euthanasie bij vergevorderde dementie in 2021 waren
de schriftelijke wilsverklaringen respectievelijk vier jaar en zes maanden, vier jaar,
vier jaar, twee jaar en zes maanden, twee jaar en negen maanden en tien maanden voor
overlijden opgesteld of bijgewerkt. Daarnaast heeft de uitvoerende arts in de meerderheid
van de gevallen nog met de patiënt gesproken ten tijde van wilsbekwaamheid over deze
wilsverklaring. De meldingen zijn tevens gepubliceerd op de website van de RTE.13
Op de vraag hoe vaak euthanasie wordt geweigerd omdat de schriftelijke wilsverklaring
naar de mening van de arts niet actueel genoeg meer is, moet ik u het antwoord schuldig
blijven, omdat het aantal afgewezen euthanasieverzoeken niet geregistreerd wordt.
Wel wil ik benadrukken dat de actualiteit van de wilsverklaring geen wettelijke vereiste
is. De arts moet op basis van de wilsverklaring tot de overtuiging kunnen komen dat
aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan. Daarnaast moet het lijden dat de
patiënt in zijn schriftelijke wilsverklaring beschrijft zich ook feitelijk voordoen.
Aangezien een patiënt geen recht heeft op euthanasie biedt een schriftelijke wilsverklaring
geen garantie voor euthanasie. Het is dan ook essentieel dat een patiënt zijn schriftelijke
verzoek herhaaldelijk en tijdig bespreekt met de arts.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens of het klopt dat het aantal meldingen van
euthanasie bij dementie is toegenomen sinds het arrest van de Hoge Raad van april
2020, waarin de hoogste rechter uitsprak dat artsen een door deze patiënten opgesteld,
schriftelijk euthanasieverzoek mogen uitvoeren zonder vooraf te hoeven verifiëren
of er nog wel sprake is van een actuele doodswens.
In 2020 waren er 170 meldingen van euthanasie bij dementie, waarvan twee bij vergevorderde
dementie. In 2021 ging dit om 215 meldingen, waarvan zes bij vergevorderde dementie.
Het is echter niet met zekerheid te zeggen dat deze stijging komt door de HR uitspraak
in 2020.
Van de 115 meldingen van euthanasie vanwege één of meer psychiatrische aandoeningen
was bij maar liefst 83 van deze meldingen (72 procent) de uitvoerend arts verbonden
aan het Expertisecentrum Euthanasie. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet
dit hoge percentage duidt. Is dit naar de mening van het kabinet een teken dat psychiaters
steeds terughoudender zijn ten aanzien van levensbeëindiging op verzoek bij psychiatrische
patiënten, zoals eerder al in de derde evaluatie van de Wtl werd vastgesteld?14 Zo ja, is het kabinet van oordeel dat deze terughoudendheid mogelijk kan komen door
de ontevredenheid die zou heersen over de kwaliteit van de behandelingen in de geestelijke
gezondheidszorg (ggz)?
Uit het RTE-jaarverslag 2021 blijkt dat vergeleken met 2020 een hoger percentage meldingen
van euthanasie is uitgevoerd door artsen die niet verbonden zijn aan het EE (zie tabel).
Dit betekent dat meer artsen buiten het EE zelf een euthanasieverzoek van patiënten
met psychisch lijden in behandeling hebben genomen. Deze trend is volgens sommige
experts in 2020 begonnen en zet zich door in 2021. Hierbij baseren zij zich mede op
de jaarverslagen van het EE.15 Ik ben in gesprek met het EE, veldpartijen en de beroepsgroep om de toegankelijkheid
van passende zorg voor patiënten met psychisch lijden en een euthanasieverzoek te
verbeteren. Of deze ontwikkeling in de cijfers verband houdt met de recente inzet
hierop en of dit zal doorzetten valt niet te zeggen. Evenmin kan ik bevestigen dat
de terughoudendheid van psychiaters is toegenomen. De vierde wetevaluatie van de Wtl,
waarvan de uitkomsten in het voorjaar van 2023 verwacht worden, zal mogelijk hier
meer inzicht over verschaffen.
Totaal aantal meldingen op basis van psychiatrische aandoening als grondslag
Uitgevoerd door EE-arts
Percentage uitgevoerd door EE-arts van het totaal aantal meldingen
2021
115
83
72,2%
2020
88
68
77,3%
2019
68
52
76,5%
2018
67
44
65,7%
2017
83
52
62,7%
In 2021 ontving de RTE 307 meldingen van euthanasie in de categorie «stapeling van
ouderdomsaandoeningen». De commissie Schnabel16 concludeerde in 2016 onder meer dat de huidige wetgeving op dit punt meer ruimte
biedt dan artsen toentertijd voor ogen hadden. Mede daarom is in het regeerakkoord
van het kabinet Rutte-III in 2017 afgesproken dat er ingezet zou worden op verruiming
van de kennis over en bekendheid met de euthanasiewetgeving. De leden van de CDA-fractie
vragen of er sindsdien een stijging waar te nemen is van het aantal meldingen van
euthanasie naar aanleiding van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.
In onderstaande tabel vinden de leden het totaalaantal euthanasiemeldingen met een
stapeling van ouderdomsaandoeningen als grondslag en het percentage hiervan op het
totaalaantal euthanasiemeldingen sinds 2017. Het aantal gevallen nam in 2018 en 2019
af en is vervolgens in 2020 en 2021 weer toegenomen. Ten opzichte van het totaalaantal
meldingen euthanasie was dit percentage de afgelopen vijf jaar het hoogste in 2017
en het laagste in 2019.
Totaal aantal meldingen op basis van stapeling van ouderdomsaandoeningen
Percentage van het totaal aantal meldingen euthanasie
2021
307
4%
2020
235
3,4%
2019
172
2,7%
2018
205
3,3%
2017
293
4,5%
Het tijdsverloop tussen de ontvangst van de melding en het versturen van het oordeel
was in 2021 drie dagen langer dan in 2020. De leden van de CDA-fractie vragen of er
een specifieke reden voor deze toename is, en of er sprake is van een trend waarbij
dit tijdsverloop oploopt.
Als gevolg van het toegenomen aantal meldingen is de gemiddelde tijd van de melding
van de arts tot aan het verzenden van het oordeel van de commissies ten opzichte van
vorig jaar met drie dagen gestegen en op 32 dagen uitgekomen. Dit is nog ruim binnen
de wettelijke norm van twee keer zes weken. VWS is in gesprek met de RTE om de RTE
hierbij zo goed mogelijk te faciliteren, bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal
leden.
In 5,4 procent van de meldingen was er sprake van een vragen oproepende melding (VO-melding).
De leden van de CDA-fractie vragen of dat percentage door de jaren heen stabiel is.
Sinds 2012 hanteren de RTE de werkwijze volgens een vragen oproepend (VO-melding)
of niet vragen oproepend (NVO-melding) systeem. Meldingen worden als NVO geselecteerd
wanneer de secretaris van de commissie de inschatting maakt dat de gegeven informatie
volledig is en dat door de arts aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan,
tenzij de melding in een categorie valt die per definitie als VO wordt aangemerkt.
Vervolgens hebben de commissies nog de mogelijkheid om een NVO-melding te kwalificeren
als een VO-melding.
In onderstaande tabel is, behalve in 2021, de afgelopen vijf jaar een daling in het
percentage VO-meldingen te zien.
De RTE gaven in 2019 en 2020 aan dat dit percentage daalde door een aanpassing in
de definitie van wanneer een dossier als VO-melding móet worden aangemerkt en doordat
artsen vollediger waren in hun verslaglegging.
Percentage VO-meldingen17
2021
5,4%
2020
4,5%
2019
9,8%
2018
14%
2017
19%
In zeven gevallen was het oordeel dat de arts niet voldaan had aan de zorgvuldigheidseisen.
Deze casussen worden in hoofdstuk 2 beschreven. De leden van de CDA-fractie vragen
hoe deze zeven gevallen verder zijn afgehandeld. Ten slotte vragen deze leden hoe
het kabinet het duidt dat het aantal gevallen waarbij niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen
in één jaar tijd is gestegen van twee (in 2020) naar zeven (in 2021).
De IGJ heeft vier van de onzorgvuldig beoordeelde meldingen afgerond. Voor deze meldingen
vond de IGJ dat de betrokken artsen voldoende verbeterkracht hebben laten zien. Daarnaast
waren de artsen open, transparant en hebben ze zich toetsbaar opgesteld. Er was sprake
van voldoende reflectie en de IGJ oordeelde vertrouwen in de artsen te hebben. De
overige drie onzorgvuldig beoordeelde meldingen onderzoekt de IGJ nog en kan ik geen
uitspraken over doen.
Het OM heeft alle zeven onzorgvuldig beoordeelde meldingen inmiddels afgedaan. In
alle gevallen werd de zaak geseponeerd nadat het OM met de betrokken artsen heeft
gesproken.
Het aantal van zeven onzorgvuldig beoordeelde meldingen in 2021 wijkt niet sterk af
van aantallen die we in eerdere jaren hebben gezien (zie tabel). Het aantal onzorgvuldig
beoordeelde meldingen ligt al jaren onder de tien, en dat is ook in 2021 zo.
Onzorgvuldig beoordeelde meldingen
2021
7
2020
2
2019
4
2018
6
2017
12
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de stijging
van het aantal gemelde gevallen van euthanasie in 2021, een stijging van 10,5 procent
ten opzichte van 2020, oplopend tot een aantal van 7.666 gemelde gevallen. Dit is
4,5 procent van het totaalaantal sterfgevallen. Het doet deze leden verdriet dat zoveel
mensen zo erg lijden dat zij niet verder willen leven. Deze leden vragen het kabinet
hoeveel jaar op rij de absolute aantallen aan gemelde gevallen zijn gestegen.
Vanaf 2019 is een stijging van de absolute aantallen aan gemelde euthanasiegevallen
waar te nemen. In 2021 is er een stijging van 10,5% te zien in het totaalaantal gemelde
gevallen euthanasie ten opzichte van het jaar ervoor.
De stijging van 10,5% staat niet op zichzelf en moet ook beoordeeld worden ten opzichte
van het totaalaantal sterfgevallen dat tevens ieder jaar toeneemt. Onderstaande tabel
toont aan dat dit percentage al sinds 2016 net boven de 4% ligt. De stijging naar
4,5% in 2021 geeft aan dat in twee jaar tijd (ten opzichte van 2019) het totaalaantal
meldingen euthanasie relatief met 20% is gestegen.
Totaal aantal meldingen
Percentage t.o.v. totaal aantal sterfgevallen
2021
7.666
4,5%
2020
6.938
4,1%
2019
6.361
4,2%
2018
6.126
4,0%
2017
6.585
4,4%
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het jaarverslag dat er nog geen oorzaak
voor de absolute en relatieve stijging kan worden aangewezen. Is het kabinet het met
deze leden eens dat het wel van belang is om hier inzicht in te krijgen? Is dit een
van de doelstellingen van de vierde evaluatie van de Wtl? Zo nee, op welke manier
gaat het kabinet hier wel inzicht in krijgen?
In opdracht van VWS heeft het Nivel in 2019 een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen
in de aantallen euthanasieverzoeken en -meldingen.18 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed zijn op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. Mijn ambtsvoorganger
heeft in reactie op dit onderzoek aangekondigd dat aan de evaluatiecommissie gevraagd
zal worden om in de vierde evaluatie van de Wtl extra aandacht te besteden aan de
ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding van
artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie.19De resultaten van de evaluatie worden in het voorjaar van 2023 verwacht. Deze resultaten
zullen tevens naar de Kamer gestuurd worden.
Is het kabinet het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat er ook meer inzicht
nodig is in de aanleiding voor een euthanasieverzoek, zoals angst voor de dood of
tekortschietende zorg in de stervensfase? Op welke manier gaat het kabinet onderzoeken
of een toename in het aantal euthanasieverzoeken komt doordat alternatieven niet goed
voorhanden zijn?
Zoals ik tevens aangeef in het antwoord op de vorige vraag heeft het Nivel in 2019
een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen euthanasieverzoeken en
-meldingen. In dit onderzoek wordt een aantal factoren genoemd die aanleiding zijn
voor een euthanasieverzoek en mogelijk van invloed zijn op de stijging van het aantal
verzoeken en meldingen.20
Ook bij de toepassing van palliatieve sedatie is sprake van een toename. Uit het Stergevallenonderzoek
van 2015 blijkt dat palliatieve sedatie in Nederland bij 18% van de patiënten in de
stervensfase is toegepast. Vergeleken met percentages uit de voorgaande Sterfgevallenonderzoeken
(in 2010 12% en in 2005 8%) is dit opnieuw een stijging.21 De redenen van deze toename zijn verder onderzocht. Uit onderzoek blijkt dat de achtergrond
van de stijging van het aantal gevallen van palliatieve sedatie een combinatie is
van beter herkennen van refractaire symptomen door zorgprofessionals en verwachtingen
van patiënten en naasten. Daardoor wordt palliatieve sedatie momenteel in de praktijk
minder als laatste redmiddel ervaren en zowel door zorgprofessionals als patiënten
en naasten meer gezien als normaal onderdeel van palliatieve zorg. Zorgprofessionals
zijn zich bewust van de medische voorwaarden die gelden voor palliatieve sedatie,
terwijl dit voor patiënten en naasten niet altijd helder is. In gesprekken over zorg
aan het levenseinde is het van belang dat hier aandacht voor is.22
De vierde wetsevaluatie Wtl zal extra aandacht besteden aan de ontwikkelingen in het
aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding van artsen ten opzichte
van (het uitvoeren van) euthanasie en het verschil tussen palliatieve sedatie en euthanasie.
Ik wil eerst de resultaten van de evaluatie afwachten voordat ik nader onderzoek in
overweging neem.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de betrokkenheid van het Openbaar
Ministerie (OM) bij de herziening van de EuthanasieCode uit 2018. Welk overleg is
er tussen de reflectiekamer van de RTE en het OM? Wanneer wordt de herziening van
de EuthanasieCode verwacht? Is dit nog steeds in de eerste helft van 2022? Klopt de
inschatting van de leden van de ChristenUnie-fractie dat, totdat er een herziene EuthanasieCode
ligt die gedragen wordt door zowel RTE als OM, een code wordt gevolgd waar het OM
zich niet in kan vinden?
Er vindt regelmatig overleg plaats tussen het OM en de RTE op bestuurs- en ambtelijk
niveau. Van overleg tussen het OM en de reflectiekamer is echter geen sprake. Wel
neemt de secretaris van de reflectiekamer deel aan het overleg op ambtelijk niveau.
Het klopt dat het OM de arresten van de HR anders interpreteert dan de RTE in de EuthanasieCode2018.
De RTE geven aan dat in de EuthanasieCode een overzicht wordt gegeven van de manier
waarop de zorgvuldigheidseisen uit de Wtl door de RTE worden geïnterpreteerd.23 Zowel voor een goede taakuitoefening door het OM en de IGJ, als voor de rechtszekerheid
van artsen, patiënten en anderen die bij de uitvoering van euthanasie betrokken zijn,
acht ik het van belang dat de Wtl en de arresten van de Hoge Raad door het OM, de
IGJ en de RTE eenduidig worden uitgelegd. Gelet daarop waardeer ik het als positief
dat de RTE en OM met elkaar in gesprek zijn over deze verschillen en dat de RTE juli
2022 een nieuwe EuthanasieCode publiceren waarbij zij ook het OM, de IGJ, de KNMG
waarvan afzonderlijk de NVvP, de KNMP en het EE betrekken.
Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar het reguliere overleg tussen
de RTE en het OM. Vorig jaar vond dit niet plaats. Is dit overleg weer hervat? Zo
nee, waarom niet? Wat kan het kabinet in dat geval doen om dit overleg te stimuleren?
Zowel vorig jaar als dit jaar heeft overleg plaatsgevonden tussen de RTE en het OM.
Het beroep dat patiënten of hun artsen doen op het Expertisecentrum Euthanasie neemt
toe, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Heeft het kabinet in kwantitatief
opzicht inzicht in de vraag waarom artsen doorverwijzen naar het EE? Heeft het kabinet
inzicht in de vraag hoe groot de belasting is voor de arts bij het uitvoeren van een
euthanasieverzoek, zo vragen genoemde leden. Zo nee, op welke manier verwacht hij
dit inzicht te verkrijgen?
Het EE heeft een retrospectieve dossierstudie gedaan naar de achtergronden en het
verloop van euthanasieverzoeken op grond van psychiatrisch lijden voor de periode
2012–2018. Van de 764 hulpvragers zijn er 104 door hun eigen behandelaar doorverwezen
naar het EE. 29 van de behandelaren geven aan dat ze zich onbekwaam voelen, 23 behandelaren
zien nog behandelopties, in 8 gevallen vindt de behandelaar dat het verzoek niet voldoet
aan de Wtl, 3 zijn principieel tegen euthanasie, waarvan 2 alleen bij euthanasie op
basis van psychisch lijden, 10 hulpvragers zijn nog in behandeling en bij 21 gevallen
is het onbekend.24
Uit de derde evaluatie Wtl blijkt dat de emotionele belasting van de uitvoering en
toediening van de middelen een aspect is waar zowel psychiaters die een euthanasieverzoek
weigerden als psychiaters die een euthanasieverzoek inwilligden tegen op zagen.25
Hoe vaak is de afgelopen jaren een vraag voorgelegd aan de reflectiekamer, zo vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie. Op welke manier worden RTE’s gestimuleerd om
een vraag aan deze kamer voor te leggen?
De reflectiekamer bestaat uit zes ervaren leden van de RTE, twee uit iedere discipline,
die worden bijgestaan door een ervaren secretaris. Sinds 2017 heeft de reflectiekamer
vier adviezen uitgebracht op vragen van een regionale toetsingscommissie euthanasie
(één in 2017 en drie in 2018).
Daarnaast worden complexe meldingen en/of vraagstukken ook besproken in de digitale
discussieruimte van de RTE, op voorzitters-, regio- en medewerkers overleggen en op
de tweejaarlijkse themadagen van de RTE.
Het verbaast de leden van de SGP-fractie dat het kabinet zich in de begeleidende brief
beperkt tot een korte samenvatting van de cijfers van de RTE en geen enkele inhoudelijke
reflectie geeft, terwijl er toch sprake is van een forse stijging van het aantal euthanasiemeldingen.
Genoemde leden vragen het kabinet alsnog te reflecteren op het jaarverslag van de
RTE. Welke mogelijke verklaring ziet het kabinet voor de stijging van het aantal euthanasiegevallen
met ruim 10 procent? Beoordeelt het kabinet – net als de leden van de SGP-fractie
– deze stijging als zorgwekkend? Hoe beoordeelt het kabinet het feit dat het aantal
euthanasiegevallen in 2020 ook al met ruim negen procent steeg en in tien jaar tijd
(sinds 2012) grofweg is verdubbeld? Vindt het kabinet een dergelijke stijging gewenst?
In 2021 is er een stijging van 10,5% te zien in het aantal gemelde gevallen euthanasie
ten opzichte van het jaar ervoor. Ik vind de stijging van 10,5% niet opvallend aangezien
dit percentage de afgelopen jaren fluctueert van een daling van 7% naar een stijging
van 13,3%. De stijging van 10,5% staat niet op zichzelf en moet ook beoordeeld worden
ten opzichte van het totaalaantal sterfgevallen dat tevens ieder jaar toeneemt. Onderstaande
tabel toont aan dat dit percentage al sinds 2016 net boven de 4% ligt. De stijging
naar 4,5% in 2021 geeft aan dat in twee jaar tijd (ten opzichte van 2019) het totaalaantal
meldingen euthanasie relatief met 20% is gestegen.
Totaal aantal meldingen
Percentage t.o.v. totaal aantal sterfgevallen
2021
7.666
4,5%
2020
6.938
4,1%
2019
6.361
4,2%
2018
6.126
4,0%
2017
6.585
4,4%
2016
6.091
4,1%
De RTE geeft aan dat de oorzaak van de stijging van het aantal gevallen van euthanasie
ten opzichte van het totale sterftecijfer niet kan worden gegeven omdat hiernaar nog
geen onderzoek is gedaan. Is het kabinet bereid om dit te laten betrekken bij het
evaluatieonderzoek naar de Wtl? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om sneller na
het verschijnen van de jaarverslagen van de RTE onderzoek te kunnen doen naar de stijging
(of daling) van het aantal euthanasiegevallen, zodat niet telkens hoeft te worden
gewacht op uitkomsten van wetsevaluaties die periodiek plaatsvinden?
Ik deel niet de constatering van de fractieleden van de SGP dat telkens gewacht moet
worden op de uitkomsten van periodieke wetsevaluaties om onderzoek te kunnen doen
naar veranderingen in het aantal euthanasiemeldingen. Zo heeft het Nivel in 2019 in
opdracht van VWS een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen euthanasieverzoeken
en -meldingen.26 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed zijn op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. In reactie
op dit onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd in de vierde evaluatie van
de Wtl extra aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen,
en met name ook aan de houding van artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie.27De resultaten van de evaluatie worden in het voorjaar van 2023 verwacht.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de actualisering
van de EuthanasieCode 2018. Is het kabinet (of het kabinet van Justitie &Veiligheid)
hierover in gesprek met de RTE? Kan het kabinet aangeven wat zijn inbreng is bij deze
gesprekken? Kan het kabinet ingaan op de verschillende opvattingen van de betrokken
autoriteiten ten aanzien van de actualisering van de EuthanasieCode, waaronder de
opvattingen van het OM en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Kan worden
aangegeven wat de verschillende opvattingen zijn en hoe het kabinet deze beoordeelt?
Wanneer wordt de geactualiseerde EuthanasieCode verwacht en kan het kabinet toezeggen
dat de Kamer hierover wordt geïnformeerd zodra deze is gepubliceerd? Kan het kabinet
aangeven welke juridische mogelijkheden hij heeft in het geval dat hij het oneens
zou zijn met de geactualiseerde EuthanasieCode van de RTE?
Op ambtelijk niveau is er regelmatig contact tussen het Ministerie van VWS en de RTE.
Tijdens dit overleg informeren de RTE het Ministerie van VWS onder andere over het
proces rondom de actualisatie van de EuthanasieCode. Aangezien het toezicht op de
euthanasiepraktijk wettelijke belegd is bij de RTE, en bij het OM en de IGJ in de
door de RTE als onzorgvuldig beoordeelde gevallen, past VWS terughoudendheid op de
inhoud. Daarnaast lopen de gesprekken tussen de RTE, het OM en de IGJ nog waardoor
ik geen uitspraken kan doen over de verschillende opvattingen.
De EuthanasieCode wordt opgesteld door de RTE en is gebaseerd op oordelen van de RTE,
de rechtspraak van de HR uit 2020 en de geactualiseerde medische beroepsnormen. De
inhoud van de EuthanasieCode is primair een taak van de RTE.
Naar verwachting zal de EuthanasieCode 2022 juli gepubliceerd worden.
De leden van de SGP-fractie constateren voorts dat volgens de RTE bij zeven meldingen
in 2021 niet aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan is van artikel 2 eerste lid, van
de Wtl. In 2020 werden slechts twee zaken beoordeeld als onzorgvuldig. Hoe beoordeelt
het kabinet deze stijging? Kan hij inhoudelijk reflecteren op de zeven meldingen die
zijn beoordeeld als onzorgvuldig? Uit het verslag van de RTE kunnen de leden van de
SGP-fractie niet opmaken of de IGJ of het OM actie hebben ondernomen naar aanleiding
van één van de meldingen die als onzorgvuldig zijn beoordeeld. Kan het kabinet aangeven
of dit het geval is? Indien dit niet het geval is, welke concrete maatregelen zijn
getroffen om te voorkomen dat de geconstateerde fouten niet nogmaals voorkomen?
Het aantal van zeven onzorgvuldig beoordeelde meldingen in 2021 wijkt niet sterk af
van aantallen die we in eerdere jaren hebben gezien (zie tabel). Het aantal onzorgvuldig
beoordeelde meldingen ligt al jaren onder de tien, en dat is ook in 2021 zo.
Onzorgvuldig beoordeelde meldingen
2021
7
2020
2
2019
4
2018
6
2017
12
De IGJ heeft vier van de onzorgvuldig beoordeelde meldingen afgerond. In drie gevallen
had de uitvoerend arts niet alle relevante richtlijnen gevolgd. In deze drie gevallen
bleek de SCEN-arts ook niet geheel op de hoogte te zijn van de relevante richtlijnen.
De IGJ heeft de SCEN-artsen en de KNMG (verantwoordelijk voor de organisatie van SCEN)
hierover gesproken. In alle vier de meldingen vond de IGJ dat de betrokken artsen
voldoende verbeterkracht hebben laten zien. Daarnaast waren de artsen open, transparant
en hebben ze zich toetsbaar opgesteld. Er was sprake van voldoende reflectie en de
IGJ oordeelde vertrouwen in de artsen te hebben. De overige drie onzorgvuldig beoordeelde
meldingen zijn nog in onderzoek bij de IGJ en kan ik geen uitspraken over doen.
Het OM heeft alle zeven onzorgvuldig beoordeelde meldingen inmiddels afgedaan. In
alle gevallen werd de zaak geseponeerd nadat het OM met de betrokken artsen heeft
gesproken.
De leden van de SGP-fractie vragen tenslotte naar de stand van zaken met betrekking
tot het onafhankelijk onderzoek naar de oordelen van de RTE in zaken die zij als «zorgvuldig»
heeft bestempeld, een onderzoek waartoe het OM had verzocht. Wanneer is dit onderzoek
afgerond?
Zoals de voorganger van mijn ambtsgenoot bij JenV eerder heeft aangegeven is geen
gevolg gegeven aan deze wens van het OM, omdat het kabinet toentertijd terughoudendheid
paste gezien demissionaire status. Daarnaast gaf hij aan dat het de vraag was of een
eventueel tussentijds onderzoek voordien de evaluatie Wtl zou kunnen worden afgerond.28
In die vierde wetsevaluatie Wtl zal worden bezien hoe bepalingen in de Wtl in de praktijk
worden toegepast en welke problemen en knelpunten zich daarbij eventueel voordoen.
Daarbij is in de opdracht om extra aandacht gevraagd voor de als zorgvuldig beoordeelde
euthanasiemeldingen. De resultaten van de vierde wetsevaluatie worden in het voorjaar
van 2023 verwacht.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag
2021 van de regionale toetsingscommissie Euthansie (RTE). Genoemde lid vindt het betreurenswaardig
dat er een stijging zit in het aantal euthanasie aanvragen. Het is een signaal vanuit
de samenleving. Kan het kabinet onderzoeken wat de achtergrond hiervan is? Heeft dit
verband met de voortgaande vergrijzing?
In 2019 heeft het Nivel een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de aantallen
euthanasieverzoeken en -meldingen.29 Daaruit bleek dat een samenspel van diverse factoren – vergrijzing, verandering in
doodsoorzaken, verhoogd draagvlak en veranderingen in de gezondheidszorg – mogelijk
van invloed zijn op de stijging van het aantal verzoeken en meldingen. In reactie
op dit onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat aan de evaluatiecommissie
gevraagd zal worden om in de vierde evaluatie van de Wtl extra aandacht te besteden
aan de ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen, en met name ook aan de houding
van artsen ten opzichte van (het uitvoeren van) euthanasie.30De resultaten van de evaluatie worden in het voorjaar van 2023 verwacht.
Het lid van de BBB-fractie constateert dat ook bij wilsombekwame mensen euthanasie
plaats vindt. Genoemd lid vraagt om een toelichting over de vraag hoe gewaarborgd
wordt dat dit op zorgvuldige wijze gebeurt bij mensen die wilsonbekwaam zijn. Is het
in deze gevallen altijd zo dat er een verklaring is afgegeven toen de persoon nog
wel wilsbekwaam was?
Euthanasie bij een wilsonbekwame patiënt zonder schriftelijke euthanasieverzoek is
niet mogelijk, omdat dan niet voldaan wordt aan de zorgvuldigheidseis die een vrijwillig
en weloverwogen verzoek van de patiënt eist.
Wel kan de patiënt tijdens wilsbekwaamheid een schriftelijk euthanasieverzoek opstellen.
In dit verzoek omschrijft de patiënt wat voor hem ondraaglijk lijden is. Het schriftelijk
euthanasieverzoek kan een mondeling verzoek vervangen indien de patiënt niet meer
in staat is zijn wil te uiten. Daarnaast moeten de zes zorgvuldigheidseisen uit de
wet van toepassing zijn.
De arts moet op basis van het schriftelijke euthanasieverzoek tot de overtuiging kunnen
komen dat aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan. Daarnaast moet het lijden
dat de patiënt in zijn schriftelijke euthanasieverzoek beschrijft zich ook feitelijk
voordoen. Aangezien een patiënt geen recht heeft op euthanasie biedt een schriftelijke
euthanasieverzoek geen garantie voor euthanasie. Het is dan ook essentieel dat een
patiënt zijn schriftelijke euthanasieverzoek herhaaldelijk en tijdig bespreekt met
de arts.
Het lid van de BBB-fractie zou tenslotte graag een toelichting ontvangen op de ontwikkeling
in de tijd van het aantal euthanasie aanvragen, met daarbij leeftijd en onderliggende
oorzaken. Is dit mogelijk of wellicht al beschikbaar?
Voor de afgelopen vijf jaar kan het lid van de BBB-fractie in onderstaande tabel de
ontwikkeling zien van het totaalaantal meldingen euthanasie, leeftijd en aard van
de aandoening.
Totaal aantal meldingen
Leeftijd
Aard van de aandoening
2021
7.666
Ouder dan 90 jaar: 676
80–90 jaar: 2.016
70–80 jaar: 2.659
60–70 jaar: 1.469
50–60 jaar: 635
40–50 jaar: 134
30–40 jaar: 51
Tot 30 jaar: 26
Kanker: 4.684
Aandoening zenuwstelsel: 501
Hart- of vaataandoeningen: 349
Longaandoeningen: 237
Stapeling bij ouderdomsaandoeningen: 307
Dementie: 215
Psychiatrische aandoeningen: 115
Combinatie van aandoeningen: 1.053
Anders: 205
2020
6.938
Ouder dan 90 jaar: 586
80–90 jaar: 1.722
70–80 jaar: 2.320
60–70 jaar: 1.452
50–60 jaar: 608
40–50 jaar: 178
30–40 jaar: 49
Tot 30 jaar: 23
Kanker: 4.480
Aandoening van het zenuwstelsel: 458
Hart- en vaataandoeningen: 286
Longaandoeningen: 209
Stapeling van ouderdomsaandoeningen: 235
Dementie: 170
Psychiatrische aandoeningen: 88
Combinatie van aandoeningen: 856
Overige aandoeningen: 156
2019
6.361
Ouder dan 90 jaar: 504
80–90 jaar: 45
70–80 jaar: 2.083
60–70 jaar: 1.336
50–60 jaar: 587
40–50 jaar: 163
30–40 jaar: 45
Tot 30 jaar: 15
Kanker: 4.100
Aandoeningen van het zenuwstelsel: 408
Hart- en vaataandoeningen: 251
Longaandoeningen: 187
Stapeling van ouderdomsaandoeningen: 172
Dementie: 162
Psychiatrische aandoeningen: 68
Combinatie van aandoeningen: 846
Overige aandoeningen: 167
2018
6.126
Ouder dan 90 jaar: 512
80–90 jaar: 1.442
70–80 jaar: 1.986
60–70 jaar: 1.363
50–60 jaar: 574
40–50 jaar: 181
30–40 jaar: 43
Tot 30 jaar: 25
Kanker: 4.013
Aandoeningen van het zenuwstelsel: 382
Hart- en vaataandoeningen: 231
Longaandoeningen: 189
Stapeling van ouderdomsaandoeningen: 205
Dementie: 146
Psychiatrische aandoeningen: 67
Combinatie van aandoeningen: 738
Overige aandoeningen: 155
2017
6.585
Ouder dan 90 jaar: 653
80–90 jaar: 1.634
70–80 jaar: 2.002
60–70 jaar: 1.405
50–60 jaar: 635
40–50 jaar: 183
30–40 jaar: 51
Tot 30 jaar: 22
Kanker: 4.236
Aandoeningen van het zenuwstelsel: 374
Hart- en vaataandoeningen: 275
Longaandoeningen: 226
Stapeling van ouderdomsaandoeningen: 293
Dementie: 169
Psychiatrische aandoeningen: 83
Combinatie van aandoeningen: 782
Overige aandoeningen: 147
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier