Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boucke en Wuite over het bericht 'Bedrijven en instellingen werken samen om in 2030 elektrisch vliegen mogelijk te maken'
Vragen de leden Boucke en Wuite (beiden D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Bedrijven en instellingen werken samen om in 2030 elektrisch vliegen mogelijk te maken» (ingezonden 19 april 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 30 mei 2022).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2639.
         
Vraag 1
            
Op welke manier is het ministerie betrokken bij en verleent het (financiële) ondersteuning
               aan het Elektrisch Vliegen Collectief (EVC)?1
Antwoord 1
            
IenW heeft op uitnodiging van EVC een sessie bijgewoond op 16 februari jl. op luchthaven
               Teuge. Ook het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is door het EVC benaderd.
               Het EVC is een branchevereniging in oprichting. Zij hebben de ambitie om de Nederlandse
               industrie daadwerkelijk koploper te laten zijn op het gebied van elektrisch vliegen.
               De verbreding naar automotive partijen met kennis en ervaring van batterijtechnologie
               is een interessante ontwikkeling. Op dit moment verleent het Ministerie van IenW geen
               rechtstreekse financiële ondersteuning aan dit initiatief en er ligt hier ook geen
               verzoek voor.
            
Vraag 2
            
Indien dit nog niet het geval is, bent u bereid dit te doen?
Antwoord 2
            
EVC wordt betrokken bij o.a. studies zoals de verkenning Advanced Air Mobility (AAM,
               de verkenning is bijgevoegd) die is gedeeld met de leden van de Duurzame Luchtvaarttafel.
               Op dit moment wordt bezien welke rol de overheid de komende jaren kan hebben m.b.t.
               elektrisch vliegen, wij blijven daartoe met partijen als EVC in gesprek.
            
Vraag 3
            
Welke instrumenten heeft u tot uw beschikking om dit collectief te ondersteunen?
Antwoord 3
            
Er is een aantal regelingen waar reeds gebruik gemaakt van is door de luchtvaartsector,
               zoals de regeling R&D mobiliteitssectoren (RDM) en de topsector high tech regeling
               (TSH). In de tweede tranche van het Nationaal Groeifonds is een substantieel deel
               van het voorstel «Luchtvaart in Transitie» toegekend aan de sector (EUR 383 mln).
               Naast regelingen bestaat de mogelijk voor ondersteunen in breder perspectief, zoals
               bijvoorbeeld ruimte scheppen in regelgeving en het uitwerken van een passend test-
               en experimenteerkader.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid zich in Europees verband in te spannen om het «Clean Aviation»-programma
               ook open te stellen voor elektrisch vliegen of anderszins de Europese Commissie te
               bewegen tot (financiële) ondersteuning van deze belangrijke innovatie?
            
Antwoord 4
            
Het Clean Aviation programma kent drie pijlers (ofwel deelprogramma’s) waarvan één
               deelprogramma reeds het stimuleren van onderzoek en innovaties in het (hybride) elektrisch
               vliegen betreft. Waar van toepassing zal ik dit deelprogramma onder de aandacht brengen
               bij nationale initiatieven.
            
Vraag 5
            
Welke ambities, mijlpalen en doelstellingen heeft u vastgesteld voor de in de Luchtvaartnota
               opgenomen notie dat Nederland in 2030 wil horen bij de internationale koplopers op
               het gebied van (hybride) elektrisch vliegen?
            
Antwoord 5
            
De ambities uit de Luchtvaartnota zijn verder gespecificeerd in het Actieprogramma
               Hybride Elektrisch Vliegen (AHEV). Voor elke roadmap is een doelstelling opgenomen
               in 2030, in 2050 en in 2070. Voor grondoperaties is vastgelegd dat de CO2 emissie 100% dienen te zijn teruggedrongen in 2030 en dat duurzaam taxiën een standaardprocedure
               is. Voor kleine luchtvaart is een reductie van 15% afgesproken in vergelijking met
               1990 en een «living lab» rol voor innovatie in 2030. Voor 2050 is een 100% reductie
               van CO2 emissie vastgelegd. Tenslotte is voor commerciële luchtvaart een doel gesteld om
               de eerste 20–50-zitters (hybride-elektrisch) in 2030 in exploitatie te hebben en om
               in 2050 alle vluchten onder de 500km volledig elektrisch uit te voeren.
            
Vraag 6
            
Bent u bereid een «moonshot»-doelstelling voor elektrisch vliegen te stellen voor uw kabinetsperiode ter aanmoediging,
               stimulering en promotie van deze vorm van duurzaam vervoer?
            
Antwoord 6
            
Met de in de Luchtvaartnota opgenomen doelstelling om alle vluchten onder de 500km
               elektrisch uit te voeren in 2050 is reeds een zeer ambitieuze doelstelling neergezet.
               Het ministerie zet zich nu in om dit samen met sector te bereiken. Er is geen aanleiding
               om deze doelstelling verder aan te scherpen.
            
Vraag 7
            
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van motie-Paternotte/Remco Dijkstra
               (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 34) in relatie tot het deel waar de regering is verzocht «in overleg met de provincies
               nieuwe luchthavenbesluiten te faciliteren voor regionale luchthavens die erop gericht
               zijn om elektrisch vliegen maximaal te stimuleren en gericht te ondersteunen»?
            
Antwoord 7
            
Het ministerie is in overleg met de provincies over nieuwe luchthavenbesluiten welke
               voor het einde van 2024 dienen te worden vastgesteld. Daarin is het van belang dat
               de duurzaamheidsambities uit het Akkoord Duurzame Luchtvaart en de Luchtvaartnota
               worden geborgd, inclusief de ambities m.b.t. elektrisch vliegen. Het ministerie blijft
               daarover in gesprek met de provincies en de regionale luchthavens.
            
Vraag 8
            
Kunt ingaan op de initiatieven en resultaten van de 1 miljoen euro die is vrijgemaakt
               voor het Actieprogramma Hybride Elektrisch Vliegen (AHEV)?
            
Antwoord 8
            
Er zijn verschillende projectvoorstellen ingediend, positief beoordeeld en uitgevoerd.
               Deze waren gericht op alle drie de roadmaps van het actieprogramma Hybride Elektrisch
               Vliegen (AHEV): grondoperaties, kleine luchtvaart (GA) en commerciële luchtvaart.
            
Concreet zijn de volgende projecten met de genoemde bedragen ondersteund:
– Dutch Electric Aviation Centre (EUR 450.000)
– Duurzaam taxiën op Schiphol (EUR 250.000)
– Overige onderzoeken door TU Delft, NLR, ADSE en NAG (EUR 300.000)
De resultaten van de projecten zijn breed gedeeld, bijvoorbeeld in een webinar dat
               is opgenomen en beschikbaar is gesteld via de Duurzame Luchtvaarttafel.
            
Vraag 9
            
Welke stappen hebt u genomen of neemt u om te verzekeren dat de noodzakelijke laadinfrastructuur
               voor elektrische vliegen op Aruba, Bonaire en Curaçao, in lijn met het Masterplan
               en de Roadmap Elektrisch Vliegen, wordt gerealiseerd?
            
Antwoord 9
            
De noodzakelijke laadinfrastructuur valt onder de verantwoordelijkheid van de luchthavens.
               Het ministerie bekijkt in hoeverre het mogelijk is om de Caribische luchtvaartautoriteiten
               te ondersteunen als het gaat om kennisdeling, proeftuinen en/of standaardisatie specifiek
               voor nieuwe toestellen en zal hierover in gesprek blijven met de Caribische luchtvaartautoriteiten.
            
Vraag 10 en 11
            
Bent u bereid de toepassing van elektrisch vliegen voor de andere bijzondere gemeenten
               en Sint Maarten te onderzoeken?
            
Bent u bereid hier een concreet actieplan voor op te stellen?
Antwoord 10 en 11
            
Het Masterplan Elektrisch Vliegen geeft inzage in de stappen die nodig zijn om elektrisch
               vliegen in het Koninkrijk realiteit te laten worden. Dit heeft dus ook betrekking
               op Sint Maarten en andere bijzondere gemeenten.
            
Vraag 12
            
Kunt u ingaan op de initiatieven die Winair, waar de rijksoverheid (nog) een belang
               in heeft, onderneemt ter verduurzaming van zijn vloot en operatie?
            
Antwoord 12
            
Vanuit mijn rol als aandeelhouder let ik op het duurzaamheidsaspect in het beoordelen
               van investeringsvoorstellen. Winair geeft hier o.a. invulling aan bij de aanschaf
               van nieuwe toestellen en het aangaan van nieuwe lease-contracten. Daar spelen duurzaamheid
               en milieu een belangrijke rol in de afweging. Winair geeft aan verder in te zetten
               in op waste-management, digitalisering en samenwerking met andere maatschappijen teneinde
               de operatie te verduurzamen. Na de elektrisch vliegen-week die op Aruba wordt georganiseerd
               in november, zal ik met Winair in gesprek gaan om te bezien op welke wijze het bedrijf
               kan bijdragen aan de verduurzamingsopgave waar de sector voor staat.
            
Vraag 13
            
Bent u bereid te onderzoeken of voorwaarden met betrekking tot verduurzaming, bijvoorbeeld
               elektrisch vliegen, kunnen worden opgenomen in het instrument van een openbaredienstverplichting
               die u onderzoekt? Kunt u dit betrekken bij de lopende verkenning?
            
Antwoord 13
            
De voorwaarden voor het toepassen van het instrument van de openbaredienstverplichting
               worden primair bepaald door het Multilateraal protocol inzake de liberalisering van
               luchtvervoer dat op 24 maart 2011 is gesloten tussen de regeringen van Nederland,
               Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Stcrnt, 16.2.2022, Nr. 5252). Dat protocol biedt in
               artikel 7, ter bevordering van de bereikbaarheid van slecht ontsluitbare gebieden
               de mogelijkheid om het instrument van de openbaredienstverplichting te gebruiken.
            
De betreffende bepalingen uit het Protocol noemen duurzaamheid niet als voorwaarde
               voor het instellen van dit instrument. Echter, hoewel in de bepalingen over de openbaredienstverplichting
               niet wordt verwezen naar aspecten van duurzaamheid wordt in de overwegingen van het
               Protocol wel in het algemeen verwezen naar de behoefte aan het op duurzame en efficiënte
               wijze voorzien in de vraag naar luchtvervoer naar, van en tussen de onderscheiden
               grondgebieden van het Koninkrijk der Nederlanden. In de verkenning naar dit instrument
               wordt bekeken in hoeverre duurzaamheidsvereisten meegenomen kunnen worden – indien
               tot inzet van het instrument wordt besloten – bij het vaststellen daarvan en te bezien
               of dit afstemming met de andere landen van het Koninkrijk vereist.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.