Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 080 Wijziging van de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met een spoedmaatregel om trustdienstverlening aan cliënten in de Russische Federatie of de Republiek Belarus te verbieden
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 3 juni 2022
Inleiding
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
gestelde vragen. De vragen worden zo veel mogelijk beantwoord in de volgorde van het
door de commissie uitgebrachte verslag. Voor het overzicht zijn de vragen uit het
verslag in deze nota genummerd. Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in onderwerp,
gezamenlijk beantwoord zijn, is dit vermeld.
1. Inleiding
1. De leden van de D66-fractie vragen naar de gevolgen voor de Europese kapitaalmarkten
als cliënten waar in Nederland geen trustdienstverlening voor mag worden uitgevoerd
deze trustdienstverlening nog wel in een ander (Europees) land kunnen ontvangen. Hoe
worden deze weglek-effecten naar andere (Europese) landen voorkomen?
Sinds de indiening van dit wetsvoorstel bij uw Kamer zijn er verschillende ontwikkelingen
geweest die relevant zijn voor dit wetsvoorstel en breder voor het verrichten van
diensten aan partijen gevestigd in Rusland. In antwoord op deze vraag wil ik daarom
allereerst de huidige stand van zaken met betrekking tot het verbieden van diensten
aan partijen in Rusland toelichten en de verhouding tot de verboden in onderhavig
wetsvoorstel.
Met het vijfde sanctiepakket is een breed verbod ingevoerd om diensten te verlenen
aan trusts waarvan de begunstigde of de oprichter een Russische partij is.1 De trustdienst «optreden als trustee» is daarmee in de lidstaten van de Europese
Unie en dus ook in Nederland niet meer mogelijk ten behoeve van Russische cliënten.
Het zesde sanctiepakket zal naar verwachting ook een verbod op het verlenen van accountants-
en consultancydiensten omvatten, waarmee ook bepaalde trustdiensten op Europees niveau
worden verboden.2 Deze trustdiensten mogen dan niet meer verricht worden. Naar verwachting vormt dit
wetsvoorstel ook na de inwerkingtreding van het zesde sanctiepakket nog een aanvulling
op de Europese maatregelen. Nederland blijft zich in Europees verband inzetten om
de Europese maatregelen verder uit te breiden en hun effectiviteit nog verder te bevorderen.
Op voorhand is lastig aan te geven wat de uitwerking van het verdergaande verbod in
Nederland zal zijn voor de betrokken rechtspersonen. Het effect kan zijn dat de rechtspersoon
in Nederland wordt opgeheven. Vervolgens zouden de activiteiten ondergebracht kunnen
worden bij een ander onderdeel in de bedrijfsstructuur in een ander land of er kan
in een ander land een nieuwe rechtspersoon worden opgericht met dezelfde functie.
De vraag is hoe eenvoudig dit te realiseren is in een ander (Europees) land en in
hoeverre dienstverleners daaraan mee willen werken. Het betekent hoe dan ook herstructurering
van de bedrijfsstructuur en daarmee gepaard gaande inspanningen en kosten. Wanneer
het zesde sanctiepakket in werking treedt, wordt het nog moeilijker om zo’n herstructurering
in een EU-lidstaat te bewerkstelligen.
2. Het lid Omtzigt merkt op dat het hem is opgevallen dat twee van de drie maatregelen
uit het wetsvoorstel zoals dat aan de Raad van State ter advisering was voorgelegd,
zijn gesloopt. Deze twee maatregelen, namelijk een verbod op doorstroomvennootschappen
en een verbod op trustdiensten met betrokkenheid van derde-hoogrisicolanden op witwasgebied
of non-coöperatieve landen op belastinggebied, hadden naar zijn mening op zich al
lang ingevoerd moeten worden.
Wat betreft de aansluiting bij de EU-lijst van non-coöperatieve landen merkt het lid
Omtzigt op dat de vraag rijst waarom niet wordt aangesloten bij de (veel ruimere)
Nederlandse lijst van belastingparadijzen.
Conform het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is het wetsvoorstel
gesplitst met het oog op een zorgvuldige parlementaire behandeling. De twee andere
maatregelen uit het wetsvoorstel zijn inmiddels in een afzonderlijk wetsvoorstel bij
uw Kamer ingediend. De vraag van het lid Omtzigt ziet op een van de maatregelen uit
dat wetsvoorstel en ik acht het passend dat deze vraag bij dat wetsvoorstel betrokken
wordt.
3. Het lid Omtzigt merkt in dit kader op dat de twee maatregelen zaten in het plan
van aanpak van 30 juni 2019 tegen witwassen en dat de regering op 25 september 2020
meldde dat het wetsvoorstel «plan van aanpak witwassen» was goedgekeurd door de ministerraad.
Op 2 december 2020 schreven de toenmalige Ministers van Justitie en Veiligheid en
van Financiën dat beoogd werd dit wetsvoorstel begin 2021 in te dienen bij de Kamer.
Dat had ook wel gekund, zo merkt het lid Omtzigt op, want op 13 januari 2021 heeft
de Raad van State het advies vastgesteld. Sindsdien zijn er 15 maanden verstreken,
maar is het wetsvoorstel niet ingediend. Kan de regering ingaan op de redenen om dat
wetsvoorstel niet in te dienen en vermelden wanneer het wel wordt ingediend?
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft inderdaad op 13 januari 2021 advies
uitgebracht. Dit advies bevat complexe en principiële overwegingen ten aanzien van
onderdelen van het wetsvoorstel die geen relatie hebben met de maatregelen die verband
houden met trustkantoren. Het advies gaf aanleiding om deze onderdelen van het wetsvoorstel
zorgvuldig te heroverwegen en gedegen te bezien welke waarborgen mogelijk zijn. Daarvoor
heeft onder andere nadere analyse en uitgebreid overleg plaatsgevonden, beide hebben
helaas tijd gekost. Het streven van de Minister van Justitie en Veiligheid en mij
is om het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen rond de zomer in te dienen bij uw
Kamer.
4. Het lid Omtzigt merkt in dat verband op dat hij in het regeerakkoord juist gelezen
heeft dat bedrijven en hun bestuurders die ondermijnende criminaliteit faciliteren,
witwassen en zich schuldig maken aan milieucriminaliteit, steviger worden aangepakt.
Is de regering bereid om met redenen omkleed aan te geven wanneer deze maatregelen,
die door de Kamer gewenst zijn, alsnog ingediend worden? En als dat niet op zeer korte
termijn is, waarom worden deze twee maatregelen dan niet gewoon in het onderhavige
wetsvoorstel opgenomen?
De twee andere maatregelen die verband houden met trustkantoren zijn inmiddels bij
uw Kamer ingediend. De maatregelen zijn overeenkomstig het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State uit het onderhavige wetsvoorstel gehaald. Dit is
enkel een technische ingreep met het oog op zorgvuldige parlementaire behandeling,
waarbij het wetsvoorstel met de spoedmaatregel voorrang heeft gekregen. Dit voorkomt
dat de behandeling van de spoedmaatregel vertraging oploopt vanwege parlementaire
beraadslaging over de andere maatregelen.
5. Het lid Omtzigt vraagt voorts of, naast de met de memorie van toelichting meegezonden
beslisnota, ook alle stukken openbaar kunnen worden gemaakt die zijn gewisseld tussen
het Ministerie van Financiën en de trustsector, waaronder de vereniging van Nederlandse
trustkantoren (HollandQuaestor) en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs? Kunnen
in een uitgebreide lobbyparagraaf ter toelichting op de memorie van toelichting, de
contacten met externen worden toegelicht, zoals ook voorgeschreven in de Aanwijzing
voor de regelgeving?3
Gezien de spoedeisendheid van de maatregel is het voorstel niet openbaar geconsulteerd
of met externen besproken. In de memorie van toelichting is daarom geen lobbyparagraaf
opgenomen.
De maatregelen die naar aanleiding van het advies van de Raad van State geschrapt
zijn uit dit voorstel zijn wel openbaar geconsulteerd, waarbij ook Holland Quaestor
en de Nederlandse Vereniging van Trustkantoren hebben gereageerd. Een korte reactie
daarop is reeds te vinden op internetconsultatie.nl.4 In de memorie van toelichting bij het andere wetsvoorstel wordt op deze opmerkingen
nader ingegaan.
2. Verbod dienstverlening cliënten in Rusland en Wit-Rusland
2.1 Inleiding
6. De leden van de D66-fractie merken op dat zij het goed vinden om te horen dat de
regering verwacht dat er weinig ander dienstverleners zullen zijn die de niet-trustdiensten
die niet worden verboden en die een trustkantoor uitvoert voor cliënten uit Rusland
en Belarus zullen overnemen. Deze leden vragen welke waarborgen er zijn om te voorkomen
dat dezelfde praktijken door blijven gaan, maar onder een andere naam.
Het wetsvoorstel ziet op het verbieden van trustdiensten aan cliënten gevestigd of
woonachtig in (Wit-)Rusland. Wanneer er trustdiensten blijvend onder een andere naam
worden geleverd aan dergelijke cliënten blijven de diensten voor de wet kwalificeren
als trustdiensten en zijn zij daarmee verboden. DNB kan handhavend optreden tegen
illegale trustdienstverlening. Bovendien is dit ook een economisch delict. In brede
zin is er aandacht voor illegale financiële dienstverleners, zowel in het toezicht
als in de opsporing. In het Financieel Expertise Centrum (FEC) is in dit verband in
2021 een project gestart dat specifiek gericht is op trustdienstverleners die zich
doelbewust aan het toezicht van DNB onttrekken en dus illegaal opereren.
Naast de voortzetting van de volledige diensten is het ook mogelijk dat een deel van
de diensten elders wordt ondergebracht. Dit kan met name spelen bij de trustdienst
«verlenen postadres in combinatie met aanvullende diensten». Alleen bij gezamenlijk
verrichten van deze activiteiten is sprake van een trustdienst. Het verzorgen van
een postadres en de aanvullende diensten zouden bij verschillende andere dienstverleners
separaat ondergebracht kunnen worden. Mocht er sprake zijn van afspraken tussen deze
dienstverleners over het separaat uitvoeren hiervan dan geldt dit alsnog als een trustdienst
conform artikel 3 lid 4b van de Wtt 2018. Zoals in antwoord op vraag 1 is toegelicht,
zal naar verwachting een deel van de aanvullende diensten na de inwerkingtreding van
het zesde sanctiepakket ook in andere EU-lidstaten niet meer verricht mogen worden.
In die gevallen kan de aanvullende dienst dus in het geheel niet meer uitbesteed worden
en zal de rechtspersoon dit intern moeten organiseren of de rechtspersoon moeten opheffen.
7. De leden van de PVV-fractie merken op dat met het verbieden van de desbetreffende
dienstverlening de betrokken rechtspersonen niet direct verdwijnen, maar dat het deze
partijen wel moeilijker wordt gemaakt. Zo kan het zijn dat zij een andere dienstverlener
vinden die een deel van de diensten, die niet kwalificeren als trustdiensten, overneemt.
De leden van de PVV-fractie willen weten of hiermee niet de kern van het probleem
wordt aangepakt, maar juist wordt verplaatst en hoe hiermee zal worden omgegaan.
Het klopt dat trustkantoren met dit wetsvoorstel geen trustdiensten aan rechtspersonen
woonachtig of gevestigd in (Wit-)Rusland kunnen leveren maar dat de betrokken rechtspersonen
niet direct verdwijnen. Het kan zijn dat onderdelen van de trustdiensten die opzichzelfstaand
niet als trustdienst kwalificeren, bijvoorbeeld enkel het leveren van een postadres,
of enkel het verzorgen van administratie, door een andere partij wordt overgenomen.
Een trustdienst als geheel mag met dit wetsvoorstel in ieder geval door geen enkele
partij verricht worden. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 6 is aangegeven, zal
een gedeelte van deze dienstverlening naar verwachting op EU-niveau verboden worden
na inwerkingtreding van het zesde sanctiepakket. Daarmee blijft over dat die activiteiten
door rechtspersonen zelf intern georganiseerd moeten worden, als de rechtspersoon
een vergelijkbare structuur wil houden.
Met dit wetsvoorstel wordt het dus moeilijker en worden de kosten hoger voor (Wit-)Russische
rechtspersonen, die gebruik maken van Nederlandse trustdiensten, om hun rechtspersonen
in Nederland in stand te houden.
8. De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat er aandacht is voor andere dienstverleners,
zoals advocaten, notarissen, belastingadviseurs en accountants, maar dat het verbieden
van dienstverlening door deze partijen ingewikkelder ligt. De leden van de PVV-fractie
vragen of het kabinet een eventueel verbod van dienstverlening door deze dienstverleners
nader kan onderzoeken. Welke risico’s brengt het niet verbieden van dienstverlening
door deze dienstverleners zoal met zich mee?
Het onderhavige wetsvoorstel richt zich op trustdiensten omdat de afnemende doelgroep
hiervan in grote mate is afgebakend. Trustdiensten zijn onder meer het verzorgen van
een post- of bezoekadres voor een doelvennootschap in combinatie met aanvullende administratieve
diensten of het optreden als bestuurder voor een doelvennootschap. Het zijn daarmee
enkel bedrijven die van deze diensten gebruik maken. Uit de diensten volgt daarnaast
dat dit bedrijven zijn die geen omvangrijke economische activiteiten in Nederland
uitvoeren, maar enkel ten behoeve van de bedrijfsstructuur zelf een vestiging in Nederland
hebben. Het gaat dus om een vennootschap die activa beheert en gebruikt wordt voor
het organiseren van geldstromen binnen de structuur. In geval van geldstromen naar
of vanuit Rusland of Wit-Rusland acht ik het ongewenst dat trustkantoren hierbij faciliteren.
Naast trustkantoren zijn er ook andere dienstverleners betrokken bij het faciliteren
van dergelijke vennootschappen in Nederland. Dit kan gaan om juridisch advies, opzetten
van een vennootschap, het geven van belastingadvies of het uitvoeren van wettelijke
controles. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven zal naar verwachting op Europees
niveau een verbod op accountants- en consultancydiensten aan Russische partijen worden
ingevoerd. Omdat een Europees verbod effectiever is, wil ik deze besluitvorming afwachten
voordat ik onderzoek doe naar een nationaal verbod op deze dienstverlening.
9. De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat bij trustdienstverlening
het risico te groot is «dat dit type dienstverlening op de een of andere wijze ten
goede komt aan de Russische staat of aan (rechts)personen die op sanctielijsten staan.»
Deze leden vragen of de regering dit nog eens uitgebreid kan toelichten. De leden
van de CDA-fractie vragen verder of de regering kan toelichten wie er worden geraakt
door deze maatregel en of dit ook de personen en entiteiten zijn die het onderhavige
wetsvoorstel beoogt te treffen.
Zoals in antwoord op vraag 8 aangegeven, richten trustdiensten zich op partijen die
in het kader van hun bedrijfsstructuur zich vestigen in Nederland en hier geen omvangrijke
economische activiteiten verrichten. Het betreft in de regel holdings; vennootschappen
die aandelen en activa van het bedrijf beheren en geldstromen binnen de structuur
faciliteren. Een dergelijke structuur wordt vooral opgezet als er sprake is van een
omvangrijke internationale bedrijfsstructuur, omvangrijke middelen betrokken zijn
of hiermee een grote mate van efficiency te bereiken is. Als het gaat om bedrijven
gevestigd in Rusland of Wit-Rusland of om bedrijven met een eigenaar die woonachtig
is in Rusland of Wit-Rusland, dan is de kans zeer aannemelijk dat deze bedrijven of
personen profiteren van het regime in Rusland of Wit-Rusland of hier direct aan verbonden
zijn. Een deel van de middelen van deze bedrijven komt via belastingen direct ten
goede aan de Russische staat. Daarnaast zullen bedrijven uit Rusland of Wit-Rusland
die een structuur via Nederland opzetten, gezien de omvang van dergelijke bedrijven,
waarschijnlijk binnenlandse relaties hebben met (staats)bedrijven. Een groot aantal
bedrijven en personen gelieerd aan bedrijven in (Wit-)Rusland staat inmiddels al op
sanctielijsten.
Het wetsvoorstel treft bedrijven gevestigd in Rusland of Wit-Rusland en bedrijven
met een eigenaar woonachtig in Rusland of Wit-Rusland, die gebruik maken van trustdiensten.
Deze bedrijven of personen profiteren van het regime in die landen of zijn daaraan
verbonden. Tegelijk treft het wetsvoorstel niet alle bedrijven en personen gevestigd
of woonachtig in die landen, die een bedrijfsstructuur via Nederland hebben lopen.
Bedrijven die zelf de vestiging, administratie of het bestuur van de Nederlandse vennootschap
organiseren, worden niet getroffen door het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel richt zich
dus op het faciliteren van (Wit-)Russische geldstromen en niet op de aanwezigheid
van Russische bedrijven in algemene zin, zolang deze uiteraard niet op sanctielijsten
staan.
10. De leden van de SP-fractie vragen de regering een schatting te maken van het aantal
personen in Rusland of Wit-Rusland dat de gevolgen zal voelen van het wetsvoorstel.
Klopt het dat Nederland een van de grootste ontvangers is van Russische directe investeringen?
Uit de jaarlijkse uitvraag die DNB doet bij de trustkantoren onder haar toezicht,
komt naar voren dat per eind 2020 tussen de 175 en 375 personen of entiteiten kwalificeren
als cliënten, doelvennootschappen, uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van cliënten
en UBO’s van doelvennootschappen die mogelijk vallen onder het voorgestelde verbod
op het verlenen van trustdiensten aan (Wit-)Russische cliënt(en).
Het klopt dat Nederland een van de grootste ontvangers is van Russische directe investeringen.
Op basis van data uit de IMF CDIS database kan gesteld worden dat Nederland inderdaad
het land is dat op twee na de grootse directe investering vanuit Rusland (USD 25,1mrd
per eind 2020) ontvangt. De directe investeringen vanuit Rusland vertegenwoordigden
eind 2020 0,5% van het totaal aan directe investeringen in Nederland. De cijfers betreffende
directe investeringen in 2021 zijn nog niet beschikbaar.
11. De leden van de SP-fractie vragen de regering of trustdiensten, zoals het optreden
als bestuurder van een onderneming en het verlenen van onderdak, meerwaarde hebben
voor de reële economie. Volgens deze leden heeft de samenleving als geheel weinig
aan deze diensten en zou het daarom beter zijn om deze sector als geheel te verbieden.
Deze leden krijgen graag een toelichting van de regering.
In de kabinetsreactie op het rapport van SEO Economisch Onderzoek naar illegale trustdienstverlening
is er een onderzoek naar de toekomst van de trustsector aangekondigd.5 Hierin wordt onder andere ingegaan op de maatschappelijke en economische meerwaarde
van trustdiensten voor Nederland. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door SEO Economisch
Onderzoek en ik streef ernaar om uw Kamer voor het zomerreces te informeren over de
uitkomsten van het onderzoek.
Centraal in het onderzoek staat de vraag of bij trustdienstverlening in Nederland
de integriteit voldoende te waarborgen is. Dit omdat het voor mij van wezenlijk belang
is dat trustkantoren integer handelen en hun rol als poortwachter adequaat vervullen.
Hiertoe worden de financieel-economische en de maatschappelijke meerwaarde van deze
sector onderzocht en worden er verschillende toekomstige scenario’s voor de trustsector
uitgewerkt. Hierbij wordt tevens gekeken naar de economische voor- en nadelen van
het verbieden van trustdienstverlening. Ik wacht de uitkomsten van het onderzoek af
en zal scherp naar de onderzoeksresultaten kijken. Ik bied het onderzoek voorzien
van een reactie aan uw Kamer aan na de zomer.
12. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe andere
EU-lidstaten omgaan met het mogelijk blijven maken van trustdienstverlening aan in
Wit-Rusland en Rusland woonachtig zijnde uiteindelijke belanghebbenden. Zijn er andere
lidstaten die dergelijke spoedmaatregelen overwegen? Is het waarschijnlijk dat dit
op enig moment toch onderdeel zal worden van een volgend sanctiepakket? Welke coalities
sluit Nederland hiertoe in Raadsverband?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. Een (gedeeltelijk)
verbod op trustdienstverlening aan Russische partijen zal naar verwachting onderdeel
uitmaken van de definitieve tekst van het zesde EU-sanctiepakket. Nederland blijft
zich in Europees verband inzetten voor aanscherping van deze maatregelen en voert
daartoe doorlopend overleg met de Europese Commissie en andere lidstaten.
13. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe groot het risico is dat Nederlandse
trustdienstverlening wordt overgenomen door trustkantoren in andere lidstaten. Op
welke manier zet Nederland zich richting andere lidstaten ervoor in om dit te voorkomen?
26. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie naar het Europese speelveld. In hoeverre
bestaat het risico dat trustdienstverlening zich verplaatst naar andere EU-landen?
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, zal met het Europese zesde sanctiepakket
naar verwachting een groot deel van de trustdienstverlening aan Russische partijen
in andere lidstaten verboden worden. Dit maakt verplaatsing van de dienstverlening
naar andere lidstaten slechts in beperkte mate aannemelijk.
Tegelijkertijd erken ik dat met het voorgestelde verbod, dat alleen in Nederland geldt,
de kans blijft bestaan dat trustdienstverlening zich verplaatst naar andere EU-landen.
Ik acht het daarom van belang dat het zesde sanctiepakket zo snel mogelijk wordt aangenomen
en blijf mij in inzetten om de Europese maatregelen tegen trustdienstverlening aan
partijen in Rusland aan te scherpen.
14. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering om toe te lichten
of overwogen is deze maatregel in de tijd te beperken, of dat de regering hier bedoeld
heeft dit verbod voor onbepaalde tijd in stand te houden.
Het verbod in het wetsvoorstel kent geen einddatum. Dat heeft een aantal redenen.
Allereest is op dit moment geen uitzicht op een einde van de agressie van Rusland
jegens Oekraïne. Ook is geen zicht op hoe het conflict uiteindelijk beëindigd zal
worden en in hoeverre maatregelen jegens Rusland noodzakelijk blijven. Een termijn
is daarmee lastig te bepalen. Bovendien worden met dit wetsvoorstel de zakelijke relaties
beëindigd. De verwachting is niet dat na beëindiging van het conflict er direct een
noodzaak is om de dienstverlening aan deze cliënten te hervatten en volstaat een eventueel
nieuw wetgevingsproces om het verbod te schrappen.
Daarnaast is niet voorzien in de mogelijkheid om het verbod bij lagere regeling op
te schorten. Voor de afschaffing van het verbod is dus een wetswijziging vereist.
Als er op enig moment aanleiding bestaat om de maatregel te laten vervallen, is het
mijns inziens wenselijk dat de Tweede en Eerste Kamer zich hierover kunnen uitspreken.
15. Het lid Omtzigt vraagt de regering om aan te geven wat de verwachte gedragseffecten
zijn van de aankondiging van dit wetsvoorstel (tot de inwerkingtreding ervan) voor
bestaande doelvennootschappen die vanwege een door een trustkantoor geleverde bestuurder
in Nederland is gevestigd?
Dit is lastig in te schatten. Bestaande doelvennootschappen gevestigd in Nederland
die door onderhavig wetsvoorstel geen gebruik meer kunnen maken van een door Nederlands
trustkantoor geleverde bestuurder(s) kunnen besluiten om naar een ander land uit te
wijken. Ook zou de doelvennootschap ervoor kunnen kiezen zelf een bestuurder in dienst
te nemen. Tot slot is er de mogelijkheid dat de vennootschap zichzelf opheft of herstructureert.
Zie ook het antwoord op vraag 1.
16. Het lid Omtzigt vraagt of de Russische UBO’s er alles aan doen om de bezittingen
er zo snel mogelijk uit de doelvennootschap te krijgen, bijvoorbeeld door middel van
een dividenduitkering. Mag het trustkantoor hierbij assisteren? Of wordt dergelijke
dienstverlening als «maatschappelijk onbetamelijk» beschouwd in de zin van de Wet
toezicht trustkantoren (Wtt 2018)?
Het is mij vooralsnog niet bekend of Russische UBO’s er alles aan doen om de bezittingen
zo snel mogelijk uit doelvennootschappen te krijgen.
Trustkantoren kunnen doelvennootschappen met Russische UBO’s alleen assisteren wanneer
dergelijke Russische UBO’s niet zijn gesanctioneerd. Daarnaast kan het zijn dat ter
uitvoering van het onderhavige verbod een trustkantoor een doelvennootschap met Russische
UBO’s assisteert in het niet langer gebruik maken van de diensten van het desbetreffende
trustkantoor. Het wetsvoorstel geeft trustkantoren een termijn van vier weken om de
relaties die onder het verbod vallen te beëindigen. Aangezien maatschappelijk (on)betamelijk
gedrag een open norm is, moet er per geval met inachtneming van de specifieke omstandigheden
gekeken worden of bijvoorbeeld het assisteren bij een dividenduitkering alvorens de
relatie te beëindigen als onbetamelijk is aan te merken. Hierbij is het uiteindelijk
aan de rechter om te oordelen of er sprake is van maatschappelijk onbetamelijkheid.
17. Kan de regering, zo vraagt het lid Omtzigt, voorts aangeven hoe de heffing en
de invordering van belasting (vennootschaps- en dividendbelasting) is zeker gesteld,
ingeval een vennootschap vlak voor inwerkingtreding van deze wet wordt leeggehaald
door een dividenduitkering? Wat als de aandeelhouder van de vennootschap een in Rusland
woonachtige natuurlijke persoon, een in Rusland gevestigde vennootschap of een in
de Verenigde Arabische Emiraten gevestigde vennootschap is? Is er een risico dat de
vennootschap wordt leeggehaald, waarbij een onbetaalde Nederlandse belastingschuld
achterblijft?
Ook voor trustfondsen geldt dat zij op basis van de sanctieregelgeving thans geen
tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking mogen
stellen aan of ten behoeve van gesanctioneerde personen of met hen verbonden personen.
Tevens dienen alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn
van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van gesanctioneerde personen
of met hen verbonden personen te worden bevroren. Personen en ondernemingen begaan
een economisch delict als zij de sanctieregelgeving niet naleven.
Ten aanzien van de heffing en de invordering van belasting (vennootschaps- en dividendbelasting)
wordt het volgende opgemerkt. Alvorens invordering kan plaatsvinden zal er eerst een
belastingaanslag moeten zijn opgelegd. Wanneer er vrees is voor onverhaalbaarheid
dan biedt de Invorderingswet 1990 (hierna IW 1990) de mogelijkheid om belastingaanslagen
terstond in te vorderen. Wanneer vennootschappen volledig leeg zijn getrokken en er
daarna pas een aanslag is opgelegd, is de kans groot dat er in Nederland géén verhaalsmogelijkheden
meer zijn. In die gevallen kan de ontvanger zich nog wenden tot andere landen waar
de betreffende belastingschuldige mogelijk vermogensbestanddelen heeft. Deze aangezochte
staat zal dan, op grond van een verdrag, richtlijn of verordening, de belastingschuld
incasseren en zich verhalen op de vermogensbestanddelen die zich in de aangezochte
staat bevinden. Bevinden de vermogensbestanddelen zich in Rusland dan zal een verzoek
tot bijstand in de invordering geen soelaas bieden. Het verdrag met Rusland is immers
opgezegd. Ten aanzien van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) kent het verdrag geen
bepaling die ziet op invorderingsbijstand. Op grond van het Verdrag inzake wederzijdse
administratieve bijstand in belastingzaken kan de VAE om bijstand bij de invordering
worden gevraagd. De ontvanger zal in voorkomende gevallen ook van deze mogelijkheid
gebruik maken. Of een verzoek om bijstand daadwerkelijk leidt tot invordering van
de belastingschuld is onzeker. In dit kader is het relevant om te vermelden dat er
bij de Belastingdienst periodiek wordt gekeken of vorderingen dreigen te verjaren.
Vorderingen die dreigen te verjaren worden gestuit, zodat de verjaringstermijn opnieuw
begint te lopen vanaf het moment van stuiting. Dit om mogelijk te maken dat op enig
moment de openstaande belastingschuld, al dan niet met bijstand van een buitenlandse
staat, alsnog kan worden ingevorderd.
Naast het invorderen van de belastingschuld bij de betreffende belastingschuldige,
kan mogelijk de bestuurder van het uitkerende trustfonds aansprakelijk worden gesteld.
Op grond van artikel 33 van de IW 1990 kunnen personen die in zo een nauwe betrekking
staan of stonden met een bedrijf dat zij invloed (hadden) kunnen uitoefenen op het
betalen van belastingschulden van dit bedrijf voor deze belastingschulden aansprakelijk
worden gesteld. Verder kan de ontvanger op grond van artikel 6:162 BW een bestuurder
aansprakelijk stellen, indien die bestuurder met het leeghalen van het trustfonds
onrechtmatig jegens de ontvanger heeft gehandeld.
18. Klopt het, zo vraagt het lid Omtzigt vervolgens, dat trustkantoren ook domicilie
verlenen in Nederland aan zogenoemde asset companies, dat wil zeggen vennootschappen
waarin geen onderneming wordt gedreven maar louter als juridische huls functioneren
van bezittingen, zoals onroerende zaken of deelnemingen in vennootschappen die op
hun beurt onroerende zaken hebben?
Trustkantoren verlenen in de regel niet louter domicilie, maar het zogenoemde domicilie
plus. Dat wil zeggen dat men een adres ter beschikking stelt met aanvullende diensten,
zoals het verzorgen van administratie, of in combinatie met de trustdienst het zijn
van bestuurder. DNB houdt geen toezicht op domicilieverleners, dit toezicht wordt
uitgevoerd door Bureau Toezicht Wwft.
In Nederland is een groot aantal zogenoemde bijzondere financiële instellingen (bfi’s).
Voorbeelden van mogelijke BFI's zijn:
• houdstermaatschappijen van voornamelijk buitenlandse ondernemingen;
• financieringsmaatschappijen die met name aan buitenlandse groepsmaatschappijen leningen
verstrekken en die zich voornamelijk vanuit het buitenland financieren;
• royaltymaatschappijen, filmrechten- en muziekrechtenmaatschapppijen die vooral uit
het buitenland royalty’s ontvangen;
• herfactureringsbedrijven die voornamelijk gefactureerd worden door buitenlandse ondernemingen
en doorfactureren aan buitenlandse ondernemingen.
Als een bijzondere financiële instelling zelf onder de sancties valt of eigenaren
heeft die onder sancties vallen, dan moeten de tegoeden worden bevroren. Zo zijn er
activa in de vorm van leningen en investeringen van een bfi door trustkantoren bevroren.
BFI’s worden deels door trustkantoren bediend (ongeveer 60%) maar kunnen bijvoorbeeld
ook onderdeel zijn van grote multinationals.
19. Klopt het, zo vraagt het lid Omtzigt, dat de Nederlandse deelnemingsvrijstelling
van toepassing is op een deelneming in een in het buitenland gevestigde vennootschap
met voornamelijk buitenlands onroerend goed?
De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een
als belegging gehouden deelneming (beleggingsdeelneming), tenzij sprake is van een
kwalificerende beleggingsdeelneming. Of sprake is van een beleggingsdeelneming hangt
onder andere af van de vraag of de deelneming met een beleggingsoogmerk wordt gehouden.
Een deelneming wordt als belegging gehouden indien deze wordt aangehouden met het
oog op het verkrijgen van een rendement dat bij normaal vermogensbeheer kan worden
verwacht.
Als sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming is de deelnemingsvrijstelling
wel van toepassing. Van een kwalificerende beleggingsdeelneming is sprake als het
lichaam waarin een deelneming wordt gehouden (i) voldoende onderworpen is (ten minste
10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst) of (ii) als de
bezittingen van dat lichaam voor 50% of meer bestaan uit andere bezittingen dan laagbelaste
vrije beleggingen. De tweede toets wordt ook wel de bezittingentoets genoemd. Beleggingen
zijn vrije beleggingen als ze niet redelijkerwijs noodzakelijk zijn in het kader van
de onderneming van het lichaam dat de beleggingen bezit. Onroerende zaken en rechten
die direct of indirect betrekking hebben op onroerende zaken gelden – kort gezegd
– niet als vrije beleggingen, tenzij zij in het bezit zijn van een beleggingsinstelling
of vrijgestelde beleggingsinstelling. In het geval dat 50% of meer van de bezittingen
van een in een andere staat gevestigde deelneming die onmiddellijk door een Nederlandse
moedermaatschappij wordt gehouden bestaan uit in die andere staat gelegen (rechten
op) onroerende zaken, dan is voldaan aan de voorwaarden van de bezittingentoets. In
dat geval is de deelnemingsvrijstelling op die deelneming van toepassing. De achtergrond
hiervan is dat onroerende zaken niet mobiel zijn en het heffingsrecht over de inkomsten
uit onroerende zaken is op basis van internationale afspraken over het algemeen toegewezen
aan de bronstaat dat wil zeggen het land waarin de onroerende zaak is gelegen. Vanwege
het heffingsrecht van de bronstaat is er geen reden om de deelnemingsvrijstelling
niet toe te passen (door beleggingen in onroerende zaken en rechten die direct of
indirect betrekking hebben op onroerende zaken aan te merken als vrije belegging).6
Kortom, het hangt van de feiten en omstandigheden van het individuele geval af of
de deelnemingsvrijstelling kan worden toegepast. In zijn algemeenheid klopt het echter
dat indien een deelneming buitenlands vastgoed op haar balans heeft, dit geen nadelig
effect heeft voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Zoals hiervoor opgenomen
houdt dat verband met het heffingsrecht dat wordt toegewezen aan de staat waar het
vastgoed zich bevindt.
20. Het lid Omtzigt merkt op graag precieze antwoorden op de vorige vragen te wensen
en vraagt of het niet eens tijd wordt om de zwakheden van het Nederlandse fiscale
stelsel aan te pakken in plaats van alleen de facilitators zoals de trustkantoren.
Nederland heeft de afgelopen periode zowel internationale afspraken streng geïmplementeerd
als nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken. Daaronder
vallen niet alleen maatregelen gericht op facilitators. Door dit omvangrijke pakket
aan maatregelen is het Nederlandse belastingstelsel aanzienlijk robuuster gemaakt
tegen bedrijfsstructuren gericht op belastingontwijking. Het kabinet omarmt de aanbevelingen
van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals. Deze aanbevelingen zijn
voor een belangrijk deel al omgezet in wetgeving (zie het antwoord op vraag 43). De
Commissie Doorstroomvennootschappen bevestigt dat er op nationaal niveau al veel maatregelen
zijn genomen om doorstroom tegen te gaan. Op fiscaal gebied is het advies van de Commissie
Doorstroomvennootschappen daarom om hoofdzakelijk in te zetten op samenwerking in
internationaal verband. Daarnaast wijst de commissie in haar rapport ook op niet-fiscale
factoren die Nederland aantrekkelijk maken voor doorstroomvennootschappen, waaronder
het goede vestigingsklimaat, het flexibele ondernemingsrecht, en de toegang tot investeringsbeschermingsovereenkomsten.
Daaronder bevinden zich ook houdster- en financieringsmaatschappijen met een reële
aanwezigheid in Nederland. De Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst
zal uw Kamer later dit voorjaar nader informeren over de manier waarop het kabinet
wil omgaan met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen.
Ondertussen zet het kabinet de strijd tegen belastingontwijking onverminderd voort.
Het kabinet wil binnen de EU een leidende rol innemen. In december 2021 heeft de Europese
Commissie het richtlijnvoorstel gepubliceerd dat ziet op het tegengaan van misbruik
van doorstroomvennootschappen. In lijn met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen
zal het kabinet een voortrekkersrol aannemen en zich maximaal inzetten om de richtlijnonderhandelingen
succesvol te laten verlopen. In het recent gepubliceerde BNC-fiche wordt onze inzet
met betrekking tot dit richtlijnenvoorstel uitgebreid toegelicht.7 Daarnaast zet het kabinet in op een effectieve implementatie van het akkoord dat
binnen het Inclusive Framework van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) tot stand is gekomen.
2.2 Inhoud verbod
21. Hoewel de leden van de D66-fractie de definitie van «cliënten die woonachtig of
gevestigd zijn in Rusland of Wit-Rusland» steunen, vragen deze leden de regering naar
constructies waarbij iemand uit Rusland of Wit-Rusland niet direct de afnemer is van
trustdiensten, maar wel de Ultimate Beneficiary Owner (UBO).
Het verbod geldt ook in de situatie die de leden van de D66-fractie schetsen, namelijk
wanneer iemand woonachtig in Rusland of Wit-Rusland niet de afnemer, maar wel de uiteindelijk
belanghebbende (UBO) van de trustdiensten is. Een trustkantoor moet dus ook controleren
of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt of doelvennootschap woonachtig is
in (Wit-)Rusland en mag in een dergelijk geval geen diensten meer verlenen.
22. Voorts vragen de leden van de D66-fractie naar de gevolgen voor en de omvang van
trustcliënten uit Rusland of Belarus die in het bezit zijn van een zogeheten golden
passport, een paspoort uit een EU-lidstaat (bijvoorbeeld Malta) waardoor zij ook EU-burger
zijn.
33. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of deze spoedmaatregel een ontwijkingsmogelijkheid
open laat voor vermogende Russen met een zogenaamd «gouden paspoort». Deze leden zouden
dat onwenselijk vinden. Op welke manier is deze onwenselijkheid meegenomen in de overweging
naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om
een uitzondering op te nemen voor mensen met een nationaliteit of een verblijfsvergunning
van een EU-lidstaat, een land behorende tot de Europese Economische Ruimte of Zwitserland?
Is de regering bereid alsnog ook in Rusland of Wit-Rusland gevestigde UBO’s met EU/EEA/Zwitserse
verblijfsvergunning (bijvoorbeeld een zogenoemd gouden paspoort) onder de spoedmaatregel
te laten vallen, teneinde de effectiviteit te vergroten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel Russische of Wit-Russische UBO’s
die gebruik maken van Nederlandse trustdienstverlening en een gouden paspoort hebben
er bij benadering zijn.
Cliënten of UBO’s van cliënten van een trustkantoor die de nationaliteit of een verblijfsvergunning
in een EU-lidstaat, een EER-staat of Zwitserland hebben, zijn uitgezonderd van het
verbod van trustdienstverlening. Het is namelijk onwenselijk dat Unieburgers die in
Rusland verblijven, geraakt worden door dit verbod. Dat zou ook in strijd zijn met
het Europese vrije dienstenverkeer. Een uitzondering voor Unieburgers is daarom ook
te vinden in de Europese sanctiepakketten.
Tegelijkertijd is het mogelijk dat Russische of Wit-Russische burgers beschikken over
een zogenaamd «gouden paspoort». Ik acht de uitgifte van «gouden paspoorten» een onwenselijke
wijze van verkrijging van het EU-burgerschap. Evenwel bepaalt elke lidstaat zelf,
op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen,
wie zijn onderdanen zijn. Deze nationale wetgeving wordt door andere staten geaccepteerd
voor zover zij overeenstemt met internationaal recht.
Een wettelijk onderscheid tussen «gouden paspoorten» en personen die op de reguliere
wijze de nationaliteit van een lidstaat hebben verkregen zou bovendien onuitvoerbaar
en niet-handhaafbaar zijn, omdat deze informatie voor de trustkantoren noch DNB beschikbaar
is.
Met de leden van de GroenLinks-fractie ben ik het eens dat dit een onwenselijke situatie
oplevert. Ik verwelkom daarom de initiatieven van de Europese Commissie om de verstrekking
van «gouden paspoorten» te ontmoedigen, zoals de recente stappen in de inbreukprocedure
tegen Malta. Eerder hebben soortgelijke procedures ervoor gezorgd dat Cyprus en Bulgarije
niet langer «gouden paspoorten» verstrekken. Overigens heeft Malta de behandeling
van aanvragen van Russische en Wit-Russische burgers opgeschort.8
Ik beschik niet over de gegevens om in te schatten hoeveel Russische of Wit-Russische
UBO’s met een gouden paspoort gebruik maken van Nederlandse trustdienstverlening.
23. De leden van de PVV-fractie merken verder op dat het verbod niet van toepassing
is als een cliënt of uiteindelijk belanghebbende woonachtig is in Rusland of Wit-Rusland
en de nationaliteit heeft van een lidstaat van de Europese Unie, een lid van de Europese
Economische Ruimte of Zwitserland, of een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning
heeft in een van deze staten. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe er om zal
worden gegaan met cliënten met een dubbele nationaliteit, waaronder een Russische
of Belarussische nationaliteit.
Het verbod zelf geldt voor natuurlijke personen die «woonachtig» zijn in Rusland of
Wit-Rusland, ongeacht hun nationaliteit. De uitzondering voor Unieburgers ziet wel
op nationaliteit, omdat dit het criterium is voor Unieburgerschap. Deze uitzondering
is ook te vinden in de sanctiepakketten die in Europees verband zijn uitgevaardigd.
In het geval van Unieburgers is het verbod niet van toepassing. Tegelijk zal een trustkantoor
zeer zorgvuldig te werk moeten gaan in geval van cliënten die Unieburger zijn en de
(Wit-)Russische nationaliteit hebben. De integriteitsrisico’s lijken op voorhand aanzienlijk
hoger bij dergelijke dienstverlening en het trustkantoor moet deze risico’s kunnen
mitigeren. Daarnaast bestaat er in dergelijke gevallen ook een grotere kans op omzeiling
van sanctieregelgeving. Het meewerken aan sanctieomzeiling is in de Europese verordeningen
verboden.
24. De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering
het op 8 april 2022 van kracht geworden EU-sanctiepakket een goed stap vinden, «maar
voor het kabinet nog onvoldoende». De leden van de CDA-fractie vragen of de regering
kan toelichten hoe de in het wetsvoorstel neergelegde maatregel zich verhoudt tot
de Europese sanctiepakketten en wat nu in Europees verband de volgende stappen zijn.
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1.
25. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot het risico is dat het verbod leidt
tot illegale trustdienstverlening en welke stappen de regering neemt om dit tegen
te gaan.
68. De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre deze spoedmaatregel zal
bijdragen aan meer illegale trustdienstverlening. Welke extra stappen gaat de regering
zetten om dit tegen te gaan?
Ik verwacht niet dat er door het onderhavige verbod meer illegale trustdienstverlening
plaatsvindt. Dit omdat wanneer een partij illegaal trustdiensten verleent aan cliënten
gevestigd of woonachtig in (Wit-)Rusland er grote kans is dat er twee verboden worden
overtreden, het verlenen van trustdiensten zonder vergunning en het verlenen van trustdiensten
aan partijen gevestigd in (Wit-)Rusland. In het rapport Illegale trustdienstverlening
van SEO economisch onderzoek wordt geconcludeerd dat ongereguleerde bestuurders een
voorkomende vorm is van illegale trustdienstverlening.9 Ik acht de kans niet groot dat personen snel over zullen gaan tot het zijn van trustbestuurder
van een (Wit-)Russische cliënt gelet op de ernst van een dergelijk vergrijp (overtreden
van meerdere wetten en regels) en het reputatierisico.
Voorts ben ik blijvend met DNB in gesprek over de aanpak van illegale trustdienstverlening.
Daarnaast lopen de maatregelen die zijn aangekondigd in de Kamerbrief over de aanpak
van illegale trustdienstverlening.10 Tot slot lijkt dit verbod goed bekend te zijn bij de trustsector in Nederland.
27. De leden van de SP-fractie vragen de regering om een schatting van het aantal
ingezetenen van Rusland en Belarus die ook Unieburger zijn en die dus niet onder deze
wetgeving vallen.
Het is niet mogelijk om een dergelijke inschatting te maken. Daarvoor ontbreken de
gegevens van ingezetenen van Rusland en Belarus die beschikken over een paspoort van
één van de lidstaten van de Europese Unie.
28. De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom ervoor gekozen wordt om een verbod
van toepassing te laten zijn op cliënten met een uiteindelijke belanghebbende die
gevestigd is in Wit-Rusland of Rusland. Klopt het dat daarmee deze wetgeving niet
van toepassing is op Russische UBO’s die zich bijvoorbeeld in Londen of Dubai gevestigd
hebben? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat dit de
effectiviteit van de maatregel mogelijk sterk ondermijnt? En hoe is in de vormgeving
van dit element rekening gehouden met het feit dat dit de handhaving voor DNB een
stuk ingewikkelder maakt?
47. Het lid Omtzigt merkt over de voorgestelde maatregel het volgende op.
De regering wil blijkens het wetsvoorstel alleen de trustdiensten ontzeggen aan mensen
die in Rusland of Wit-Rusland wonen en niet een paspoort of permanente verblijfsvergunning
bezitten van een EU/EEA-land. Vooral het criterium van de woonplaats is, in de ogen
van het lid Omtzigt, problematisch. Dit lid merkt op dat mensen die veel tijd op hun
imposante boot doorbrengen vermoedelijk wel buiten de reikwijdte van het onderhavige
wetsvoorstel zullen vallen, net als mensen die onder andere vanwege hun zaken de wereld
rondreizen. Is er een mogelijkheid om dit criterium handhaafbaar te maken, bijvoorbeeld
mensen met de Russische en Wit-Russische nationaliteit, tenzij zij kunnen aantonen
permanent in de Europese Unie te wonen?
Het verbod beoogt in de eerste plaats zoveel mogelijk te voorkomen dat Russische en
Wit-Russische geldstromen door Nederland vloeien. Daarvan zal eerder sprake zijn als
een rechtspersoon of de uiteindelijk belanghebbende van een rechtspersoon woonachtig
is in Wit-Rusland of Rusland. In die gevallen is met zekerheid vast te stellen dat
er een verbondenheid is met de (Wit-)Russische staat en zowel de rechtspersoon als
de UBO profiteert van het regime daar.
Bij de beoordeling van het criterium «woonachtig» wordt gekeken naar de omstandigheden,
zodat enkel een inschrijving als burger van een land onvoldoende is om het verbod
te omzeilen. Het verbod is voorts ook van toepassing op personen die regelmatig voor
zaken elders zijn, maar hoofdzakelijk in Rusland of Wit-Rusland wonen. Op personen
met de (Wit-)Russische nationaliteit die daadwerkelijk en permanent elders wonen,
is de voorgestelde maatregel inderdaad niet van toepassing. Het toepassen van een
nationaliteitscriterium zou een aanzienlijke kans met zich brengen dat ook personen
worden geraakt die geen daadwerkelijke banden meer met (Wit-)Rusland en het regime
daar hebben. Daarbij valt niet alleen te denken aan personen die permanent in de Europese
Unie of EER verblijven, maar ook aan andere landen. Daarbij speelt ook de kwestie
die hierboven is aangehaald van dubbele nationaliteiten.
Voor de vragen over de handhaving van dit criterium verwijs ik naar het antwoord op
vraag 68.
29. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering alsnog bereid is om de
spoedmaatregel ook van toepassing te laten zijn op UBO’s met een Wit-Russische of
Russische verblijfsvergunning, die niet in Rusland of Wit-Rusland gevestigd zijn.
Welke mogelijkheden en uitdagingen brengt dit in wetgevingstechnische zin?
Het verbod moet zoveel mogelijk voorkomen dat Russische en Wit-Russische geldstromen
door Nederland vloeien. Er is gekozen voor een criterium op basis van woonplaats omdat
het in algemene zin verbieden van dienstverlening aan burgers van Rusland of Wit-Rusland
als onevenredig wordt gezien. In het kader van de woonplaats moet naar de omstandigheden
van het geval worden gekeken. Een (Wit-)Russische verblijfsvergunning zal in de regel
inhouden dat de persoon ook in die landen verblijft. Als dit niet het geval is dan
kunnen daar verschillende redenen voor zijn, bijvoorbeeld doordat de persoon geen
banden meer wil onderhouden met die landen. Een verbod op dienstverlening aan personen
met de (Wit-)Russische nationaliteit of een verblijfsvergunning kan daarmee onvoorziene
en ongewenste effecten met zich brengen.
30. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering een inschatting te geven
van de verwachte effecten van deze spoedmaatregel op geldstromen van UBO’s met een
Wit-Russische of Russische vestiging door Nederland heen.
Over geldstromen zelf kan ik niks zeggen aangezien het vooralsnog niet bekend is wat
UBO’s met een (Wit-)Russische vestiging in Nederland gaan doen. Voor de mogelijke
effecten van onderhavig wetsvoorstel voor Wit-Russische of Russische rechtspersonen
in Nederland verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
31. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de regering witwassen
en belastingontwijking door Russische oligarchen kan uitsluiten na de inwerkingtreding
van deze spoedwet?
32. De leden van de PvdD-fractie vragen op welke manier dit wetsvoorstel de Russische
president Poetin nu precies raakt. Wat blijft er hierna mogelijk voor de Russische
oligarchen? Op welke manier raakt de spoedwet hen (en Poetin) juist niet?
Doel van het wetsvoorstel is het beperken van Russische geldstromen van en naar Rusland.
Met het verbod denkt het kabinet het risico te beperken dat trustdiensten in Nederland
op de een of andere wijze ten goede komt aan de Russische en of Wit-Russische staat
of aan (rechts)personen die op sanctielijsten staan.
De spoedwet raakt geen partijen die geen gebruik maken van trustdiensten. Wanneer
niet-gesanctioneerde Russische oligarchen bijvoorbeeld eigenaar zijn van een rechtspersoon
gevestigd in Nederland en een dergelijke rechtspersoon geen gebruik maakt van trustdienstverlening
in Nederland, dan raakt de spoedwet een dergelijke Russische oligarch niet. Tegelijk
is witwassen in alle gevallen in Nederland strafrechtelijk verboden en mag geen enkele
dienstverlener die valt onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme diensten verlenen in geval er een vermoeden op witwassen bestaat.
34. Is de regering zich ervan bewust dat het kan zijn dat de uiteindelijke belanghebbende
niet te achterhalen is? Hoe vangt de spoedwet dit op? De leden van de PvdD-fractie
merken op dat verificatie van de cliënt nu niet onder alle omstandigheden is vereist
aan de hand van bewijs en overigens vormvrij is. Kan de regering dit bevestigen? Kan
de regering ook illustreren op welke manieren dit ertoe kan leiden dat de Russische
oligarchen toch ontzien worden? En kan dit worden aangescherpt?
Op basis van de Wet toezicht trustkantoren 2018 dienen trustkantoren de identiteit
van de uiteindelijk belanghebbende te identificeren en te verifiëren. Indien dit onderzoek
niet heeft plaatsgevonden kan er geen dienstverlening plaatsvinden. De spoedwet regelt
hier niks (nieuws) voor, omdat er al strenge regels gelden voor trustkantoren. Nederland
gaat op dit vlak voor trustkantoren verder bij de eisen rond het vaststellen van de
UBO’s dan vereist is op Europees niveau. Als er onvoldoende zekerheid is over de UBO’s
van een cliënt of de doelvennootschap dan kan het cliëntenonderzoek niet worden afgerond
en kan geen zakelijke relatie worden aangegaan.
Een ander vereiste van het cliëntenonderzoek is het identificeren en verifiëren van
de identiteit van de client. De identiteit van de cliënt dient te worden geverifieerd
aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke
bron. In de Uitvoeringsregeling Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme is nader uitgewerkt met welke stukken de identiteit geverifieerd kan worden.
De verificatie van de identiteit van een client is niet geheel vormvrij. Russische
oligarchen die op de sanctielijst staan worden op dit moment en zullen in de toekomst
– na inwerkingtreding van de spoedwet- dus niet worden ontzien. Op het moment dat
een partij illegale stukken overlegd, is het aan trustkantoren om dat te signaleren
en goed door te vragen. Gezien de strenge regels die er al gelden, wordt een trustkantoor
ook gedwongen hiertoe. DNB houdt hierop toezicht. Op dit vlak is geen verdere aanscherping
nodig.
35. De leden van de PvdD-fractie vragen van welke dienstverlening van trustkantoren,
en van welke andere dienstverleners, zoals advocaten, notarissen, belastingadviseurs
en accountants, Russische oligarchen straks nog steeds gebruik kunnen maken. Waarom
vindt de regering het wel acceptabel om Russische oligarchen nog steeds op andere
manieren te faciliteren? Is het bijvoorbeeld een notaris toegestaan om mee te werken
aan een overdracht van de aandelen in een Nederlandse brievenbusvennootschap om het
voorgestelde artikel 23a van de Wtt te ontlopen? Is het een Nederlandse belastingadviseur
toegestaan om te adviseren over het fiscaal zo gunstig mogelijk leeg te halen van
een Nederlandse brievenbusvennootschap vlak voorafgaand aan de inwerkingtreding van
het voorgestelde artikel 23a Wtt?
Voor een antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1. Hier
wordt toegelicht dat een groot deel van zakelijke dienstverlening aan partijen in
Rusland naar verwachting op Europees niveau zal worden verboden.
36. Verder vragen de leden van de PvdD welke (wettelijke) maatregelen nog meer genomen
moeten worden om witwassen en belastingontwijking door Russische oligarchen te voorkomen?
37. Kan de regering bevestigen dat zij eerst nog voornemens was om ook een verbod
op domicilieverlening in te voeren en aanvullende dienstverlening? En dat deze maatregelen
uiteindelijk geschrapt zijn? Is de regering alsnog bereid om te zorgen voor een verbod
op domicilieverlening en aanvullende dienstverlening? Is de regering bereid om bij
het verbod op domicilieverlening ook te kijken naar het aanscherpen van de substance-eisen?
Zo nee, waarom niet?
Dit wetsvoorstel verbiedt het aanbieden van domicilieverlening en aanvullende dienstverlening
aan cliënten en ubo’s die woonachtig of gevestigd zijn in Rusland, aangezien dit een
trustdienst is onder de Wtt 2018. De maatregelen die eerder onderdeel waren van het
spoedwetsvoorstel, waren een verbod op het aanbieden van doorstroomvennootschappen
en een verbod op trustdienstverlening met betrokkenheid van derde-hoogrisicolanden
en non-coöperatieve landen op belastinggebied. Een wetsvoorstel met deze maatregelen
is inmiddels bij de Tweede Kamer ingediend, conform het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State.
38. De leden van de PvdD-fractie constateren dat in de beslisnota staat dat er aandacht
moet zijn voor de andere dienstverleners. Nu is dat is niet zo. Waarom wordt voor
deze dienstverleners dienstverlening aan Russen niet verboden? Kan de regering bevestigen
dat Nederland Russische oligarchen en dus ook Poetin alsnog op andere manieren faciliteert?
Het klopt dat onderhavig verbod alleen toeziet op trustdiensten. Naar verwachting
zullen de maatregelen uit het zesde EU-sanctiepakket ook van toepassing zijn op andere
zakelijke diensten. Daarmee wordt waarschijnlijk een groot deel van de overige zakelijke
dienstverlening aan partijen in Rusland op Europees niveau verboden. Voor een nadere
toelichting wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1.
39. De leden van de PvdD-fractie vragen ook of de regering kan ingaan op het toekomstperspectief
voor witwassen en belastingontwijking door Russische oligarchen. Is het mogelijk dat
deze nieuwe bepalingen in artikel 23a weer worden geschrapt op het moment dat de Russische
president zich anders opstelt? Wat de leden van de PvdD-fractie betreft, is teruggaan
naar «business as usual» geen optie, in welk toekomstscenario dan ook.
Ik wil nog niet vooruitlopen op toekomstscenario’s, waarbij ik uiteraard wel hoop
dat de agressie tegen Oekraïne zo spoedig mogelijk stopt en de soevereiniteit van
Oekraïne wordt hersteld. Het is daarnaast niet voor niets dat dit verbod bij wet wordt
geregeld en er een wetswijziging nodig is om het verbod te wijzigen. Dit kan dan ook
alleen in samenspraak met het parlement.
40. Dit brengt de leden van de PvdD-fractie bij het fundamentele vraagstuk ten aanzien
van de onrechtvaardigheid van ons belastingparadijs. Is de regering het ermee eens
dat witwassen en belastingontwijking door Russische oligarchen een logisch gevolg
is van de politieke keuze om Nederland als belastingparadijs te laten fungeren?
Het kabinet herkent zich niet in het beeld van Nederland als belastingparadijs. Nederland
onderwerpt winsten die naar internationale standaarden aan Nederland toerekenbaar
zijn aan vennootschapsbelasting tegen een toptarief van 25,8%. Nederland heeft de
afgelopen periode zowel internationale afspraken tegen belastingontwijking streng
geïmplementeerd als nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken.
Dat heeft het Nederlandse belastingstelsel aanzienlijk robuuster gemaakt tegen bedrijfsstructuren
gericht op belastingontwijking. Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking
onverminderd voort. Het kabinet zet in op een effectieve implementatie van de pijlers
die bij het akkoord dat binnen het Inclusive Framework van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot stand zijn gekomen. Om dit te bewerkstelligen
wil het kabinet binnen de EU een leidende rol innemen. Daarnaast wil het kabinet misbruik
van doorstroomvennootschappen aanpakken. In december 2021 heeft de Europese Commissie
het richtlijnvoorstel gepubliceerd dat ziet op het tegengaan van misbruik van doorstroomvennootschappen.
Het kabinet zal zich met een positieve en constructieve houding maximaal inzetten
om de richtlijnonderhandelingen succesvol te laten verlopen.
41. De leden van de PvdD-fractie lezen in het coalitieakkoord dat Nederland een oplossing
wil voor belastingontwijking. Heeft de regering overwogen om definitief een streep
te trekken door Nederland Brievenbusland? Zo ja, wat kunnen deze leden binnenkort
nog meer verwachten? Zo nee, waarom niet?
Er is de afgelopen jaren een omvangrijk pakket aan unilaterale maatregelen genomen
om belastingontwijking tegen te gaan. Dit pakket heeft onder meer tot doel dat Nederland
niet langer fungeert als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties. Een goed
voorbeeld hiervan is de bronbelasting op renten, royalty’s en dividenden naar laagbelastende
jurisdicties en in misbruiksituaties. Het kabinet verwacht dat door deze maatregel
de rente, royalty- en dividendstromen die via doorstroomvennootschappen naar laagbelastende
jurisdicties stromen nagenoeg zullen verdwijnen. Het kabinet monitort deze financiële
stromen en informeert uw Kamer daarover jaarlijks. Dit voorjaar stuurt het kabinet
u een volgende brief over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking.
Dit kabinet blijft misbruik van doorstroomvennootschappen aanpakken. In december 2021
heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel gepubliceerd dat ziet op het tegengaan
van misbruik van substance-arme vennootschappen. Het kabinet staat positief tegenover
het doel van het richtlijnvoorstel en onderschrijft de noodzaak van een EU-brede aanpak
om misbruik van doorstroomvennootschappen tegen te gaan. Dit voorstel is onontbeerlijk
voor een effectieve aanpak van belastingontwijking. Het kabinet zal zich daarom met
een positieve en constructieve houding maximaal inzetten om de richtlijnonderhandelingen
succesvol te laten verlopen. Daarnaast heeft de Commissie doorstroomvennootschappen
nader onderzoek gedaan naar doorstroomactiviteiten in Nederland. De aanbevelingen
van deze commissie sluiten voor een belangrijk deel aan bij de weg die het vorig kabinet
is ingeslagen, en doorgezet zal worden door het huidige kabinet. De Staatssecretaris
Fiscaliteit en Belastingdienst zal u later dit voorjaar nader informeren over de manier
waarop het kabinet wil omgaan met de aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen.
42. Verder vragen de leden van de PvdD-fractie of de regering kan ingaan op het nut
van brievenbusfirma’s voor de brede welvaart en de positieve ontwikkeling van Sustainable
Development Goals (SDG’s)?
De Commissie doorstroomvennootschappen heeft geconstateerd dat het belang van doorstroomvennootschappen
op de Nederlandse economie beperkt is voor wat betreft werkgelegenheid en belastingafdracht.11 De Commissie doorstroomvennootschappen geeft daarnaast aan dat doorstroomvennootschappen
misbruikt kunnen worden voor belastingontwijking en onwettige geldstromen. Daarmee
hebben doorstroomvennootschappen mogelijk een negatief effect op de brede welvaart
en het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Het aanpakken van misbruik
van doorstroomvennootschappen is daarom een belangrijke prioriteit van dit kabinet.
43. Is de regering het ermee eens dat de wetgeving alleen maar verder aangescherpt
moet worden? Herinnert de regering zich de voorstellen van de commissie Ter Haar,
zo vragen de leden van de PvdD-fractie? Niet alle voorstellen zijn tot nu toe overgenomen.
De afgelopen jaren zijn er veel maatregelen tegen belastingontwijking genomen. De
aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (Commissie-Ter
Haar) zijn voor een belangrijk deel overgenomen. De verliesverrekening in de vennootschapsbelasting
is – met ingang van 1 januari 2022 – boven een bedrag van € 1 miljoen beperkt tot
maximaal 50% van de belastbare winst in combinatie met een onbeperkte voorwaartse
verliesverrekeningstermijn. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2022 de Wet tegengaan
mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in werking getreden om mismatches
bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel tegen te gaan. Deze maatregelen zijn
uitwerkingen van de maatregelen uit de basisvariant van de Adviescommissie. Bovendien
is de earningsstrippingmaatregel nog verder aangescherpt door het aftrekpercentage
te verlagen van 30% naar 20% van de fiscale EBITDA (grof gezegd: het brutobedrijfsresultaat).
Daarmee is de maatregel verder aangescherpt dan wat de Adviescommissie als aanvullende
maatregel had geadviseerd. Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking onverminderd
voort zoals beschreven in de beantwoording hierboven.
44. In zijn recente position paper voor een hoorzitting in het Europese Parlement
deed hoogleraar Jan van de Streek twee aanbevelingen om een streep te trekken door
Nederland Brievenbusland.12 Hoe beziet de regering die voorstellen nu, nu Rusland ander licht schijnt op ons
belastingparadijs, zo vragen de leden van de PvdD-fractie?
De twee voorstellen van hoogleraar Van de Streek om doorstroomvennootschappen aan
te pakken komen in wezen overeen met een tweetal aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen.
De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zal u later dit voorjaar nader
informeren over de manier waarop het kabinet wil omgaan met de aanbevelingen van de
Commissie doorstroomvennootschappen.
45. Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan aangeven welke mogelijke
alternatieve dienstverleners bij inwerkingtreding van dit verbod de diensten van de
betrokken rechtspersonen zouden kunnen overnemen. Zijn deze dienstverleners in beeld
bij de regering?
Hoe groot acht de regering de kans dat de betrokken rechtspersonen het verbod op die
manier kunnen ontlopen?
Voor een antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 6, die een
vergelijkbare strekking heeft.
46. Het lid van de BBB-fractie constateert voorts dat een deel van de personen en
bedrijven uit Rusland die hun geldstromen door Nederland laten lopen, niet wordt bediend
door (vergunde) trustkantoren. Kan de regering nader toelichten waarom het verbieden
van dienstverlening door deze partijen ingewikkelder ligt?
Kan de regering voorbeelden geven van personen en bedrijven uit Rusland die niet worden
bediend door (vergunde) trustkantoren? Kan de regering aangeven onder welke sancties
deze personen en/of bedrijven vallen?
Voor een antwoord op deze vraag, verwijs ik allereerst naar het antwoord op vraag
1. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijke nadere Europese sancties ten aanzien
van zakelijke dienstverlening aan partijen in Rusland. Een groot deel van de zakelijke
dienstverlening aan deze partijen zal daarmee naar verwachting verboden worden. Daarnaast
verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 6 en 8 over mogelijke alternatieve wijzen
waarop de rechtspersonen in Nederland voortgezet kunnen worden en daarbij mogelijk
betrokken andere dienstverleners.
48. Het lid Omtzigt merkt op dat het nationaliteitscriterium om een tweede reden problematisch
is: vele vermogende en/of invloedrijke Russen hebben zeer bewust gekozen voor een
tweede nationaliteit en zijn unieburger geworden. Dat kon door de aankoop van een
paspoort op Malta of Cyprus, waarover het lid Omtzigt vele vragen heeft gesteld, of
door de nationaliteit van Portugal of Nederland te verkrijgen, zoals het geval is
bij de dirigent Gergiev. Wil de regering uitgebreid reageren op de documentaire van
het team van Navalny over de heer Gergiev?
Ik acht de uitgifte van «gouden paspoorten» een onwenselijke wijze van verkrijging
van het EU-burgerschap. Evenwel bepaalt elke lidstaat zelf, op grond van internationaal
recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, wie zijn onderdanen zijn.
Deze nationale wetgeving wordt door andere staten geaccepteerd voor zover zij overeenstemt
met internationaal recht. Het kabinet is kritisch op de praktijk van de zogenaamde
«gouden paspoorten» en de Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit ook in EU-verband
duidelijk gemaakt. Ik verwelkom dan ook de initiatieven van de Europese Commissie
om de verstrekking van «gouden paspoorten» te ontmoedigen, zoals de recente stappen
in de inbreukprocedure tegen Malta. Eerder hebben soortgelijke procedures ervoor gezorgd
dat Cyprus en Bulgarije niet langer «gouden paspoorten» verstrekken. Overigens heeft
Malta de behandeling van aanvragen van Russische en Wit-Russische burgers opgeschort.13
Ik heb contact gehad met de Minister van Buitenlandse Zaken. Het is indrukwekkend
hoe het team van Navalny keer op keer minutieus onderzoek doet naar corruptie en verrijking
van Russen binnen en buiten Rusland. Het kabinet heeft met interesse kennis genomen
van de documentaire waar uw vraag naar verwijst. Het kabinet kan de conclusies van
de documentaire niet bevestigen, maar de Minister van Buitenlandse Zaken neemt de
inhoud van deze en andere onderzoeken van het Anticorruptiefonds van Navalny mee in
de bredere beleidsafweging.
49. Het lid Omtzigt vraagt de regering of de regering mogelijkheden ziet om in unieverband
snel te beoordelen wie op onterechte gronden het unieburgerschap verkregen hebben.
Kan de regering de paspoorten van de desbetreffende personen intrekken in al deze
landen?
Het is niet mogelijk snel te beoordelen wie op onterechte gronden het Unieburgerschap
hebben verkregen. Die vraagt om een uitgebreide beoordeling van burgers van buiten
de Europese Unie, die de afgelopen jaren het EU-burgerschap hebben verkregen in één
van de lidstaten. Daarbij is bovendien de vraag wanneer het EU-burgerschap onterecht
is verstrekt. Daarom zal het niet zomaar mogelijk zijn een paspoort in te trekken,
zeker gezien het intrekken van het paspoort een nationale competentie is.
50. Het lid Omtzigt vraagt voorts hoe wordt zeker gesteld dat een trustkantoor de
voorgestelde verboden zal toepassen. Vereist het cliëntonderzoek op grond van de Wtt
2018 een verificatie van de UBO door het trustkantoor, zodat aan de hand van objectieve
stukken kan worden achterhaald of de UBO van een vennootschap in Rusland woont?
Trustkantoren moeten zich per definitie aan de wet houden en dus aan het verbod wanneer
dit in werking treedt. DNB houdt toezicht op de trustsector en bovendien is onderhavig
wetsvoorstel bekend bij de trustsector.
Artikel 25 van de Wtt 2018 geeft de wettelijke verplichting voor trustkantoren om
onderzoek uit te voeren naar de UBO. Dit betekent dat een trustkantoor:
• Zoveel mogelijk met zekerheid alle uiteindelijk belanghebbenden identificeert;
• De identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden verifieert; en
• De aard en omvang van het uiteindelijk belang van de uiteindelijk belanghebbende verifieert.
In het onderhavige wetsvoorstel zijn de criteria «woonachtig» en «gevestigd» opgenomen.
Het vaststellen van woonplaats of vestigingsplaats blijkt in de praktijk niet altijd
eenvoudig uitvoerbaar voor trustkantoren. Evenwel zouden de objectieve stukken ter
verificatie van de identiteit van de UBO tevens kunnen helpen bij het vaststellen
of een UBO van een vennootschap in Rusland woont of gevestigd is.
51. Het lid Omtzigt merkt op nog een aantal vragen te hebben. Dit lid memoreert dat
dit soort maatregelen natuurlijk altijd leidt tot ontwijk- en ontduikgedrag. Als dat
niet vanaf dag één wordt aangepakt, zijn de maatregelen in de ogen van dit lid behoorlijke
ineffectief.
Welke controle vindt plaats op de UBO en op constructies met katvangers, met 49 procent
aandelen, met ondoorzichtige structuren? Ziet de regering aanleiding om in die gevallen
de bewijslast om te draaien?
Ten eerste ziet het voorgestelde verbod waarschijnlijk vooral toe op reeds bestaande
cliënten van trustkantoren waardoor dergelijke cliënten al onderhavig zijn aan wettelijke
controles voor UBO’s. Daarnaast geldt dat een trustkantoor voor alle bestaande en
nieuwe cliënten met zekerheid moet controleren wie de uiteindelijk belanghebbende
is. Door het verzamelen en analyseren van de gegevens mag hierover geen twijfel bestaan.
Het gaat dan niet alleen om aandelen of stemrechten, maar ook om feitelijke zeggenschap.
Bij onvoldoende zekerheid over de identiteit van de UBO’s mogen geen diensten verricht
worden. Daarnaast houdt DNB toezicht op trustkantoren in Nederland. Onderdeel van
het toezicht is het toetsen van de naleving van de verplichtingen rond het cliëntenonderzoek.
Tot slot is van belang dat een persoon op grond van de Wtt 2018 als UBO wordt aangemerkt
als de persoon voor meer dan 25% economisch gerechtigd is tot een vennootschap. Gelet
op het voorgaande ziet de regering vooralsnog geen aanleiding om de bewijslast bij
het aantonen van een UBO om te draaien.
52. Welke maatregelen, zo vraagt het lid Omtzigt verder, worden genomen tegen illegale
trustverlening en met name voor Russische klanten. Kan de regering in dit verband
aangeven hoeveel illegale trustverleners in het jaar 2021 zijn aangepakt en gesloten?
DNB beschikt over een team dat zich onder andere richt op illegale trustdienstverlening.
In 2021 heeft DNB twintig onderzoeken naar illegale trustdienstverleners opgestart.
In deze onderzoeken heeft DNB vermeende overtreders aangespoord om de illegale uitoefening
van trustdiensten te staken. In tien gevallen heeft dit ertoe geleid dat de illegale
trustdienstverlening beëindigd is. De overige zaken heeft DNB nog in behandeling omdat
maatregelen zijn opgelegd of worden opgelegd. Daarnaast heeft DNB in 2021 één bestuurlijke
boete en één last onder dwangsom opgelegd aan illegale trustdienstverleners. Deze
formele maatregelen hadden betrekking op signalen die DNB voor 2021 ontvangen heeft.
2.3. Verhouding tot Sanctiewet 1977
53. De leden van de GroenLinks-fractie vernemen graag wat de regering op dit moment
kan zeggen over de naleving van sancties door de trustsector, alsmede door illegale
trustdienstverlening. Ontloopt de laatste categorie dienstverleners per definitie
ook de Sanctiewet-verplichtingen of zijn er ook illegale trustdienstverleners die
hun cliënten en tegoeden wel hebben vermeld?
Ik benadruk dat iedereen in Nederland de Sanctiewet- en regelgeving moet naleven,
maar dat er aan financiële instellingen extra eisen worden gesteld zodat zij een adequate
naleving van de Sanctiewet kunnen garanderen. Iedereen moet maatregelen nemen indien
er sprake is van gesanctioneerde Russische klanten. Op basis van de overzichten van
de meldingen die worden gedaan bij de toezichthouder, zie ik dat ook trustkantoren
bevriezingen melden conform de sanctiewetgeving. Ik beschik niet over precieze aanvullende
informatie over de naleving van de sanctieregelgeving door de trustsector. Wel verwijs
ik naar het rapport van de nationaal coördinator
sanctienaleving en handhaving waarin wordt geschreven dat omtrent de KYC-verplichting
op grond van de Regeling Toezicht Sanctiewet 1977 (RTSw):
«De algemene indruk is dat marktpartijen in deze sector (verwezen wordt naar de financiële
sector) zoals banken en trustkantoren de sanctieregels liever te streng toepassen
dan te los: er lijkt sprake van een zekere mate van overcompliance.»14
Illegale trustkantoren zijn illegaal omdat ze niet over een vergunning beschikken
en in het verlengde daarvan de regelgeving niet naleven. De Sanctiewet geldt echter
onverkort voor een ieder in Nederland, dus ook voor illegale trustkantoren. Deze laatste
partijen zullen bevriezingen echter waarschijnlijk niet melden. Voor zover zij tegoeden
van gesanctioneerde partijen niet bevriezen, overtreden zij zowel de Wtt 2018 als
de sanctieregelgeving en is daarmee sprake van een economisch delict.
54. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het staat met de introductie van
een publicatieplicht in de Sanctiewet, hetgeen is voorgesteld door De Nederlandsche
Bank (DNB) in de wetgevingsbrief van 2020. Destijds heeft de toenmalige Minister van
Financiën gezegd dat hij de wenselijkheid en de mogelijkheid hiervan nader zou onderzoeken
en in overleg zou treden met andere departementen en DNB. Wat is er sindsdien gebeurd
en waar staat het nu met het onderhavige wetsvoorstel? Hoe beoordeelt de regering
de wenselijkheid en de mogelijkheid van een dergelijke publicatieplicht?
Over dit voorstel is verder overleg geweest met AFM en DNB. De toezichthouders hebben
een nadere analyse gedeeld en toegelicht. De publicatieplicht wordt als wenselijk
gezien en ik ben voornemens om dit punt mee te laten lopen in een daarvoor passend
wetsvoorstel, wellicht met andere aanpassingen van de Sanctiewet 1977.
55. Het lid van de BBB-fractie constateert dat volgens de memorie van toelichting
het verbieden van bepaalde dienstverlening op gespannen voet kan staan met de Sanctiewet
1977 en daaronder vallende regelgeving. De Sanctiewet 1977 en daaronder vallende internationale
sancties gaan ervan uit dat in geval een cliënt op een sanctielijst is geplaatst de
tegoeden van de betrokkene worden bevroren en dienstverlening alleen mogelijk is op
basis van een ontheffing.
Geldt het verbod op het verlenen van trustdiensten alleen voor cliënten die niet op
de sanctielijst staan, maar wel woonachtig zijn in Rusland of Wit-Rusland?
Heeft de regering overwogen om ook deze tegoeden te bevriezen, in plaats van dienstverlening
te verbieden?
Het verbod geldt alleen voor cliënten of ubo’s die niet op de sanctielijst staan maar
wel woonachtig, gevestigd zijn of hun zetel hebben in Rusland of Wit-Rusland.
Het bevriezen van tegoeden gebeurt middels sanctiewetgeving. De sancties als gevolg
van de Russische inval in Oekraïne worden in EU-verband door de Europese Commissie
uitgevaardigd. Nederland gaat daarom niet over tot uitvaardigen van eigen sancties
teneinde tegoeden te bevriezen.
56. Het lid Omtzigt vraagt of de regering kan aangeven hoeveel rulings er zijn die
zijn gerelateerd aan mensen op de sanctielijsten. Zijn al deze rulings beëindigd en
zijn alle gegevens uitgewisseld met alle sanctie-opleggende autoriteiten? Kan de regering
redelijk precies zijn in de antwoorden op deze vragen?
Het lid Omtzigt vraagt de regering voorts of de regering per ommegaande de Kamervragen
over de stroperige implementatie van sancties in Nederland kan beantwoorden.15
Alle APA- en ATR-verzoeken vanaf 2014 zijn bekeken. Dit zijn er ruim 6000. Het leverde
naar de stand van 9 mei 2022 zes signalen op van mogelijke verbondenheid van vennootschappen
met personen die op de EU-sanctielijst staan. Hiervan bleek dat er in vijf gevallen
geen sprake is van een uiteindelijk verbonden persoon in de zin van EU-sanctielijst
en één geval wordt nog onderzocht. Bij de beoordeling van deze dossiers vindt een
analyse plaats naar de omvang van de belangen in relatie tot het verbondenheidscriterium
zoals de EU-sanctielijst die kent. Hiervan is sprake indien één of meerdere aandeelhouders
samen 50% of meer van de aandelen houden of een doorslaggevende zeggenschap hebben.
Wat betreft de informatie-uitwisseling is het van belang dat, om fiscale gegevens
aan andere overheidsinstanties te kunnen verstrekken, de verzoekende instantie een
rechtsgrond heeft om de gegevens te kunnen vorderen. Inmiddels is er één verzoek tot
verstrekking van informatie door de Belastingdienst ontvangen en deze informatieverstrekking
heeft op 11 april jl. plaatsgevonden. De rechtsgrond voor deze informatieverstrekking
is de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling
Belarus 2006. Tot slot zijn de vragen waar het lid Omtzigt aan refereert beantwoord.16
3. Financiële gevolgen en regeldruk
57. De leden van de PVV-fractie vragen de regering om in te gaan op de financiële
en economische consequenties (derving belastinginkomsten en werkgelegenheid).
Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor trustkantoren. Zij kunnen in bepaalde gevallen
geen diensten meer aanbieden. In de uitvoeringstoets van DNB is aangegeven dat het
om tussen de 175 en 375 personen of entiteiten gaat. De impact op de werkgelegenheid
bij trustkantoren zal vermoedelijk beperkt zijn. Onduidelijk is of en hoe de betrokken
rechtspersonen voortgezet zullen worden. Als zij zelfstandig hun activiteiten gaan
verrichten dan zullen ze hiervoor personeel in dienst moeten nemen. Dit zou dan tot
meer werkgelegenheid leiden.
Voorts is het zo dat de trustdiensten vaak gepaard gaan met doorstroomvennootschappen.
De Commissie doorstroomvennootschappen concludeerde: «doorstroomvennootschappen dragen
maar beperkt direct bij aan de werkgelegenheid in Nederland.»17 Daarnaast is te lezen dat de Vpb-afdracht van doorstroomvennootschappen door DNB
geschat wordt op gemiddeld 650 miljoen euro per jaar voor de periode 2015–2019. Gelet
op voorgenoemde rapport en het feit dat het onderhavig alleen toeziet op trustdiensten
aan (Wit-)Russische (rechts)personen lijken de economische consequenties beperkt.
Wel zou het verbod als indirect effect kunnen hebben dat er minder directe Russische
investeringen naar Nederland vloeien. Overigens was in 2020 het aandeel directe Russische
investeringen op het totaal van directe investeringen in Nederland 0,5%. De cijfers
betreffende directe investeringen in 2021 zijn nog niet gefinaliseerd.
Dit alles maakt dat het er op lijkt dat het onderhavig verbod naar alle waarschijnlijkheid
een minimaal effect heeft op de werkgelegenheid en belastinginkomsten.
58. De leden van de SP-fractie merken op dat de regering stelt dat trustkantoren moeten
bekijken welk deel van hun portefeuille onder het verbod valt en dat dit niet veel
tijd zal opleveren omdat deze gegevens al zijn vastgelegd in de cliëntendossiers.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of deze cliëntendossiers wel zo compleet
zijn. Hebben trustkantoren in de praktijk echt een goed beeld van hun cliënten? Hoe
wordt toegezien door DNB op de volledigheid van deze dossiers? Door hoeveel mensen?
Hoeveel cliëntendossiers hebben Nederlandse trustkantoren in totaal volgens de regering
en hoeveel daarvan zijn door DNB in een jaar tijd gecontroleerd?
Op grond van de Wtt 2018 moeten trustkantoren een volledig dienstverleningsdossier
vastleggen en bij houden. Trustkantoren moeten hiervoor diverse gegevens vastleggen,
waaronder de identiteit van de cliënt, de zeggenschapsstructuur en relevante delen
van de doelvennootschap. Hiertoe moeten trustkantoren uitgebreid onderzoek doen en
ook vastleggen hoe dit onderzoek is uitgevoerd. Ook zijn trustkantoren verplicht een
transactieprofiel op te stellen en dit te monitoren.
DNB houdt toezicht op deze vereisten. Het toezicht op trustkantoren wordt risicogebaseerd
uitgevoerd. Voor de trustsector betekent dit dat de toezichtcapaciteit wordt ingezet
waar de hoogste integriteitsrisico’s worden gesignaleerd. Voor de totstandkoming van
de risicogebaseerde aanpak wordt gebruik gemaakt van diverse data uit verschillende
bronnen om een goede afweging te maken. DNB heeft een afdeling toezicht financiële
criminaliteit waarbij één team zich specifiek bezighoudt met trustkantoren van 10
fte. Daarnaast zijn er nog verschillende afdelingen die ondersteunen bij het toezicht
op de trustsector zoals de afdelingen juridische zaken, expertisecentrum handhaving
en markttoegang en toetsingen.
Uit onderzoek door DNB blijkt dat trustkantoren in de praktijk een redelijk beeld
hebben van hun cliënten. DNB treft echter ook wel onregelmatigheden aan in het dienstverleningsdossier.
In de regel gaat dat volgens DNB niet zozeer over de identiteit van de cliënt, maar
betreft dit andere zaken die vastgelegd moeten worden.
De Nederlandse trustsector bestaat uit 154 trustkantoren die rond de 13.500 doelvennootschappen
bedienen (sommige cliënten hebben meerdere doelvennootschappen). Voor elke doelvennootschap
moet een trustkantoor beschikken over een dienstverleningsdossier. In 2021 heeft DNB
28 onderzoeken uitgevoerd en drie hersteltrajecten gemonitord. DNB heeft daarnaast
zeven onderzoeken uitgevoerd naar de opzet en het bestaan van integriteitsbeleid.
59. De leden van de SP-fractie constateren dat DNB aangeeft dat de wetgeving zowel
incidenteel als structureel extra capaciteit vergt. De leden van de SP-fractie vragen
de regering hoe hierin wordt voorzien? Krijgt DNB meer fte tot zijn beschikking? Zo
nee, waar wordt deze capaciteit dan weggehaald om toe te zien op de uitvoering van
deze wetgeving?
Met DNB ben ik in gesprek over de exact benodigde extra capaciteit om toezicht te
houden op de naleving van het verbod, zowel op incidentele als structurele basis.
Ik vind het daarbij van belang om te benadrukken dat het toezicht op de naleving van
het verbod, net als het overige toezicht, risicogebaseerd moet plaatsvinden. Hierbij
betrek ik uiteraard ook de verboden die met het zesde sanctiepakket naar verwachting
van kracht zullen worden.
4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
60. De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering DNB ondersteunt met het zorgdragen
voor voldoende capaciteit om de voorliggende wet te kunnen handhaven, nu DNB heeft
aangegeven een forse eenmalige belasting van de capaciteit te verwachten om het voorliggende
verbod goed te handhaven.
69. De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat een verbod voor DNB niet eenvoudig
handhaafbaar is, omdat er op korte termijn fors extra capaciteit nodig is, en dat
hiermee in de memorie van toelichting rekening is gehouden. Deze leden vragen of hier
echter ook in de uitvoeringspraktijk rekening mee gehouden wordt. Wordt bijvoorbeeld
in een uitbreiding van de handhavingscapaciteit voorzien?
71. Het lid van de BBB-fractie heeft er kennis van genomen dat DNB opmerkt dat de
indruk kan ontstaan dat het wetsvoorstel zich richt op personen met de Russische of
Wit-Russische nationaliteit, terwijl het gaat om personen en entiteiten die woonachtig
of gevestigd zijn of hun zetel hebben in Rusland of Wit-Rusland. In de memorie van
toelichting geeft de regering aan dat dit in de toelichting is verduidelijkt. Toch
heeft het lid van de BBB-fractie hierover nog vragen.
Voorziet de regering een uitbreiding van de handhavingscapaciteit bij DNB?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 59 heb aangegeven ben ik met DNB in gesprek over
de benodigde capaciteit voor handhaving van het verbod. Ten tijde van de uitvoeringstoets
was het exacte beeld hierover nog niet volledig. In beginsel wordt gekeken of DNB
de extra toezichtinspanningen kan inpassen binnen het bestaande kostenkader. Afhankelijk
van de structurele extra kosten zal bezien worden of ophoging van het kostenkader
noodzakelijk is. In dat geval wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
61. De leden van de PVV-fractie vragen hoe het met het onderhavige wetsvoorstel ingevoerde
verbod zal worden gehandhaafd.
DNB houdt, als onafhankelijke toezichthouder, toezicht op de naleving van de vereisten
uit de Wtt 2018. Aangezien onderhavig verbod een uitbreiding is op de Wtt 2018 is
het aan DNB om onderhavig verbod te handhaven. DNB maakt hiervoor haar eigen handhavingsbeleid.
Zoals ook geldt voor het overige toezicht op de Wtt 2018 zal het verbod risicogebaseerd
gehandhaafd worden. Over de manier waarop DNB toezicht houdt op de vereisten uit de
Wtt 2018 verwijs ik verder ook naar het antwoord op vraag 58.
Wanneer onderhavig verbod wordt overtreden dan is er sprake van illegale trustdienstverlening.
Er wordt dan immers een trustdienst geleverd aan een (Wit-)Russische rechtspersoon.
Voor handhaving van illegale trustdienstverlening verwijs ik naar het antwoord op
vraag 52.
62. De leden van de CDA-fractie maken zich enige zorgen over de handhaafbaarheid van
het onderhavige wetsvoorstel, onder andere vanwege het feit dat DNB heeft aangegeven
dat handhaving van het verbod op korte termijn een flinke capaciteitsbelasting met
zich meebrengt. De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke gevolgen dit
heeft voor de handhaving van dit verbod en welke stappen genomen kunnen worden om
de handhaafbaarheid van het verbod verder te verhogen. Ook vragen deze leden welke
maatregelen genomen (kunnen) worden als trustkantoren zich niet aan deze wet houden
en of intrekking van de vergunning van een trustkantoor tot de mogelijkheden behoort.
70. De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering te verhelderen hoe
het onderhavige verbod gehandhaafd wordt en van welke sancties sprake zal zijn bij
eventuele niet-naleving van het verbod.
De precieze gevolgen voor de handhaving zijn nog moeilijk in te schatten. Dit ligt
bijvoorbeeld aan het aantal te ontvangen signalen over trustkantoren die mogelijk
het verbod overtreden. Ik ben met DNB in gesprek over de benodigde capaciteit voor
het toezicht op het verbod.
Bij overtreding van het verbod zijn verschillende maatregelen mogelijk. Zo is een
last onder dwangsom of een boete mogelijk. De overtreding van het verbod zal opgenomen
worden in categorie 3, wat betekent dat een boete tot maximaal 5 miljoen euro, 20%
van de netto-omzet van de overtreder of tweemaal het bedrag van het behaalde voordeel
opgelegd kan worden. Uiteraard moet altijd rekening worden gehouden met de omstandigheden
van het geval en de proportionaliteit van maatregelen. DNB heeft hiervoor het Algemeen
boetetoemetingsbeleid DNB vastgesteld. Daarnaast zijn ook andere sancties mogelijk
zoals een bestuurdersverbod of, in het uiterste geval, de intrekking van een vergunning.
63. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarnaast wat de verwachte effecten
zijn van dit verbod. Ook vragen deze leden de regering specifiek naar de effecten
van dit verbod op Nederlandse bedrijven die gevestigd zijn in Rusland. Daarnaast vragen
de leden van de CDA-fractie hoe de effecten en resultaten van dit verbod gemonitord
gaan worden in het licht van de stand van zaken rondom het (Nederlandse) sanctiebeleid.
De leden van de CDA-fractie vragen als laatste hoe de regering de resultaten hiervan
gaat delen met de Kamer.
Voor een antwoord op de vraag betreffende effecten, verwijs ik naar het antwoord op
vraag 1.
De vraag over Nederlandse bedrijven gevestigd in Rusland kan op meerdere manieren
beantwoord worden. Als het bedrijf een Nederlandse UBO heeft of een UBO uit een andere
lidstaat van de Europese Unie, dan is het verbod niet van toepassing. Daarnaast is
de vraag hoe een «Nederlands bedrijf» in deze context gelezen moet worden en wie de
daadwerkelijke cliënt is. Als het om een bedrijf met economische activiteiten in Nederland
gaat met een vestiging in Rusland dan zal dit bedrijf in de regel geen trustdiensten
afnemen. Het bedrijf bestaat al in Nederland en heeft vermoedelijk een eigen kantoor
en personeel in dienst.
De effecten van het verbod zullen op verschillende manieren worden gemonitord, ten
eerste aan de hand van het toezicht door DNB en de signalen die DNB rond het verbod
ontvangt. Daarnaast zal bezien worden wat de effecten zijn van het verbod op de directe
investeringen vanuit Rusland in Nederland. Hoewel strikt genomen onderhavig verbod
een aanvulling is op de Wtt 2018 en formeel niet op de sanctiewet 1977, worden bovengenoemde
elementen uiteraard ook bij het algemene sanctiebeleid betrokken zoals bijvoorbeeld
de inzet van Nederland op internationaal niveau. Deze resultaten zullen worden betrokken
in de communicatie aan uw Kamer over het sanctiebeleid.
64. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe trustkantoren de woon- of vestigingsplaats
dienen vast te stellen. Zouden de criteria hiervoor niet moeten worden vastgelegd
in de Wtt 2018?
Het criterium «woonplaats» moet worden beoordeeld naar de omstandigheden; het criterium
«vestigingsplaats» naar de inschrijving in de openbare registers. Het is in de eerste
plaats aan de trustkantoren om zich ervan te verzekeren dat zij geen zaken doen in
strijd met het verbod. DNB kan indien gewenst beleidsregels vaststellen over de wijze
waarop zij toezicht houdt op de naleving van deze regels.
65. De leden van de SP-fractie lezen in de bij de memorie van toelichting gevoegde
beslisnota dat Nederland de strengste trustwetgeving van de Europese Unie kent. Deze
leden vragen de regering om dit te onderbouwen. Wil de regering bij het antwoord ook
de zogenoemde substance-eisen meenemen?
Binnen de Europese Unie geldt de vierde anti witwasrichtlijn (AMLD4) die in Nederland
is omgezet in de Wwft. Deze wet bevat de basis waartoe de richtlijn verplicht. In
aanvulling hierop geldt voor trustkantoren in Nederland op verschillende onderdelen
een eigen nationaal en strenger regime: de Wet toezicht trustkantoren 2018. De Wtt
2018 kent meer vergaande vereisten dan AMLD 4 en de Wwft. Met de Wtt 2018 moet het
cliëntenonderzoek feitelijk in alle gevallen een verscherpt cliëntenonderzoek zijn.
Zo zijn er cliëntenonderzoeksvoorschriften per trustdienst bepaald en strekt het cliëntenonderzoek
tevens tot de overige bij trustdienstverlening betrokken partijen, zoals een doelvennootschap,
een trust of partijen die betrokken zijn bij de verkoop van een rechtspersoon. Ook
kent het cliëntenonderzoek een voor elk aspect van het cliëntenonderzoek wettelijk
bepaald resultaat. Tot slot is onderdeel van het cliëntenonderzoek het vaststellen
van een integriteitrisicoprofiel en een transactieprofiel per cliënt.
Daarnaast zijn er ook meer vergaande organisatie-eisen in de Wtt 2018. Zo voeren tenminste
twee natuurlijke personen werkzaam vanuit Nederland het dagelijks beleid van een trustkantoor
en is het in Nederland verboden om trustdiensten en belastingadvies aan dezelfde cliënt
te geven. Ook mag de compliancefunctie niet worden uitbesteed. Tot slot overhandigen
trustkantoren jaarlijks een rapportage over de bedrijfsvoering aan DNB. Al deze eisen
komen niet terug in wetgeving van andere (Europese) landen.
De Adviescommissie belastingheffing van multinationals is ingegaan op substance-eisen
in de fiscale wet- en regelgeving. Substance-eisen kunnen een rol spelen bij lichamen
in het land zelf of kunnen eisen stellen aan lichamen in andere landen. Aan de rol
die substance-eisen spelen bij verschillende elementen in het nationale belastingrecht
of bij de toepassing van verdragen is mijn ambtsvoorganger uitgebreid ingegaan in
een brief van 25 juni 2012. Nederland lijkt relatief stevige substance-eisen te hebben
voor lichamen in Nederland zelf. Ook de Commissie doorstroomvennootschappen heeft
aandacht besteed aan de substance-eisen. In opdracht van de Commissie is extern onderzoek
gedaan (door PricewaterhouseCoopers) naar de relevante elementen in het belastingstelsel
van enkele andere landen. Uit dit externe onderzoek komt ook naar voren dat Nederland,
in vergelijking met andere landen, relatief uitgebreide substance-eisen hanteert.
66. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke stappen de regering gaat zetten
om opkniprisico’s van activiteiten van trustdienstverlening te minimaliseren, te meer
omdat uit het SEO-onderzoek over de trustsector al blijkt dat er ook nu al sprake
is van opknippraktijken om strengere trustwetgeving te ontlopen. Is de regering het
met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat dit risico sterk kan raken aan de
effectiviteit van het voorstel?
Zie voor het antwoord op het opknippen van trustdiensten het antwoord op vraag 6.
Voorts heeft het kabinet aandacht voor illegale trustdienstverlening, waaronder opknippraktijken,
zowel vanuit bestuursrechtelijke als strafrechtelijke hoek.18
Het kabinet acht het niet waarschijnlijk dat een trustkantoor als gevolg van het beëindigen
van trustdiensten aan cliënten gevestigd of woonachtig in (Wit-)Rusland, de vergunning
inlevert om vervolgens middels opknippen alsnog diensten te leveren aan voorgenoemde
cliënten. Daarbij is van belang dat een deel van de aanvullende diensten die voor
het opknippen in aanmerking zouden komen, waarschijnlijk onderdeel zijn van het zesde
sanctiepakket.
67. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan aangeven welke mogelijke
alternatieve dienstverleners bij inwerkingtreding van dit verbod de diensten van de
betrokken rechtspersonen zouden kunnen overnemen. Zijn deze dienstverleners in beeld
bij de regering? Hoe kan de dienstverlening van deze dienstverleners zo veel mogelijk
verboden worden? Hiermee is immers net als bij het verlenen van trustdienstverlening,
geen algemeen belang gediend en gaat het nog steeds om zakelijke cliënten. Kan de
regering meegaan in deze gedachtegang?
Zie voor alternatieve dienstverleners het antwoord op vraag 8.
Zoals reeds aangegeven zou een verbod van alternatieve dienstverlening aan alle Russische
bedrijven en Russen te ver gaan. Dat met dergelijke dienstverlening geen algemeen
belang wordt gediend behoeft nuancering: het is van belang dat eenieder toegang heeft
tot een advocaat en ook dat wettelijke controles bij bedrijven worden uitgevoerd.
Wel vind ik het van belang om financiële dienstverlening aan Russische (rechts)personen
aan banden te leggen om zo de geldstromen waar het Russische regime van profiteert
te raken. Dit aan banden leggen moet gericht en zoveel mogelijk in EU-verband plaatsvinden.
Ik zet mij in om de maatregelen op Europees niveau zoveel mogelijk aan te scherpen.
Zie ook het antwoord op vraag 1.
72. Kan de regering, zo vraagt het lid van de BBB-fractie, nader ingaan op de handhaafbaarheid
van het criterium om de woonplaats of vestigingsplaats vast te stellen, nu DNB aangeeft
dat criteria die steeds naar de omstandigheden worden beoordeeld, niet eenvoudig handhaafbaar
zijn?
Het criterium «woonachtig» moet naar de omstandigheden worden vastgesteld, terwijl
het criterium «gevestigd» naar de inschrijving in de openbare registers wordt beoordeeld.
Beoogd wordt om hiermee een evenwicht te creëren tussen enerzijds de handhaafbaarheid
van het verbod door DNB, en anderzijds het tegengaan van omzeiling van het verbod.
Een trustkantoor moet zich ervan vergewissen dat de uiteindelijk belanghebbende van
de cliënt of doelvennootschap niet in Rusland of Wit-Rusland woont. Daarbij kan het
trustkantoor zich niet slechts baseren op de formele inschrijving in de personenregisters
van het betreffende land. Hiermee wordt voorkomen dat het verbod eenvoudig omzeild
kan worden. Het is in de eerste plaats aan de trustkantoren om na te gaan of een (uiteindelijk
belanghebbende van) een cliënt of doelvennootschap niet gevestigd of woonachtig is
in Rusland of Wit-Rusland. Daartoe zullen zij cliënten en uiteindelijk belanghebbenden
moeten vragen om te bewijzen dat zij permanent en daadwerkelijk buiten Rusland of
Wit-Rusland wonen. Indien de cliënt dit niet naar behoren kan bewijzen, kan het trustkantoor
er voor kiezen om de cliëntrelatie zekerheidshalve te beëindigen.
73. Het lid van de BBB-fractie ziet dat het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
heeft opgemerkt dat de effectiviteit van de verboden afhangt van de mate waarin toezicht
en handhaving van het verbod het verplaatsen van de werkzaamheden naar illegale, niet-vergunde
dienstverleners tegengaan. De regelgeving is, zo stelt het ATR, uitzonderlijk en onverwacht.
Goede voorlichting om de regelgeving te kunnen naleven is daarom noodzakelijk. Kan
de regering nader toelichten op welke manier DNB en de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) actieve ondersteuning bieden bij het naleven van het verbod uit het onderhavige
wetsvoorstel?
Het onderhavige wetsvoorstel bevat een verbod van trustdienstverlening aan cliënten
woonachtig of gevestigd in Rusland of Wit-Rusland. Aangezien alleen DNB toezicht houdt
op trustkantoren kan alleen DNB actieve ondersteuning bieden. DNB communiceert over
het verbod via haar website. Tot slot lijkt dit verbod goed bekend te zijn bij de
trustsector in Nederland.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën