Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Kwint over het bericht van NOS van 6 april jl. waaruit blijk dat geen enkele universiteit de registratie van bijbanen van hoogleraren op orde heeft
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Kwint (beiden SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht van NOS van 6 april jl. waaruit blijk dat geen enkele universiteit de registratie van bijbanen van hoogleraren op orde heeft (ingezonden 7 april 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 mei
2022).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht van 6 april jl. waaruit blijk dat geen enkele universiteit
de registratie van bijbanen van hoogleraren op orde heeft?1
Antwoord 1
De reportage van Nieuwsuur, waarover NOS bericht, bevat een verontrustend signaal
voor onze universiteiten. Gebleken is dat nevenwerkzaamheden niet of niet volledig
zijn geregistreerd. Het is voor het vertrouwen van de maatschappij in de wetenschap
van groot belang dat transparant is welke nevenwerkzaamheden hoogleraren aan universiteiten
hebben. De reportage is een wake up call voor alle betrokkenen: voor bestuurders,
voor decanen en hoogleraren.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat instellingen dit niet goed hebben geregistreerd of zelfs helemaal
geen register hebben? Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 2
Mogelijk spelen meerdere factoren een rol. Hoogleraren hebben de verantwoordelijkheid
om nevenwerkzaamheden te melden bij de universiteit als werkgever. Universiteiten
hebben de verantwoordelijkheid om nevenwerkzaamheden te registreren. Hoogleraren moeten
de nevenwerkzaamheden melden op een openbaar toegankelijke webpagina. Dit is zo afgesproken
in de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden, een onderdeel van de cao Nederlandse
Universiteiten. Ik ben met de Universiteiten van Nederland (UNL) in gesprek over wat
de universiteiten gaan doen om de registratie te verbeteren.
UNL is het met mij eens dat de registratie volledig op orde moet zijn en wil dit oplossen.
De universiteiten onderschrijven dit ook. UNL is in elk geval van plan de Sectorale
regeling nevenwerkzaamheden dit jaar te evalueren.
Vraag 3
Erkent u dat de registratie van bijbanen al jaren een probleem is, terwijl dit essentieel
is voor transparantie over de petten die een hoogleraar opheeft?
Antwoord 3
Samenwerking tussen onderzoekers en het bedrijfsleven, de overheid en andere organisaties
is belangrijk om onderzoek goed aan te laten sluiten bij maatschappelijke uitdagingen
en innovatie te stimuleren. Die samenwerking moet wel in transparantie, bijvoorbeeld
over de nevenwerkzaamheden van hoogleraren, plaatsvinden. Dit is van groot belang
voor het vertrouwen in de wetenschap. In 2008 heeft de toenmalige Minister van OCW
afspraken gemaakt met de universiteiten over de wijze waarop zij inzicht verschaffen
in de nevenwerkzaamheden van hoogleraren. Er zijn sindsdien goede stappen gezet maar
ik concludeer ook dat de registratie nog niet goed genoeg is.
Vraag 4
Gaat u met instellingen in gesprek om ervoor te zorgen dat universiteiten de bijbanen
van hoogleraren vanaf heden goed gaan registreren?
Antwoord 4
Ik heb hierover recent met UNL gesproken. UNL vindt deze situatie niet acceptabel
en gaat dit oplossen.
Vraag 5
Hoe gaat u het register ook in de toekomst up-to-date houden? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 5
In uw vraag is de suggestie besloten dat er sprake is van één register en dat het
ministerie dit register beheert. Dit is niet het geval. De universiteiten, hun bestuurders
en werknemers, hebben de verantwoordelijkheid om nevenwerkzaamheden volledig en actueel
te registreren en te publiceren. Zoals aangegeven ben in gesprek met UNL over wat
de universiteiten gaan doen om de registratie te verbeteren.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat in antwoorden op onze eerdere vragen wordt beweerd dat 97% van
de hoogleraren bijbanen heeft opgegeven, terwijl uit onderzoek van Nieuwsuur blijkt
dat slechts de helft van alle hoogleraren met hun bijbanen in registers is vermeld?
Antwoord 6
Ik heb hierover navraag gedaan bij UNL. Het klopt dat er een verschil tussen beide
percentages is. Deze verschillen van elkaar omdat er een andere vraag aan ten grondslag
ligt. Nieuwsuur constateerde dat ca. 40% van de hoogleraren geen nevenfuncties heeft
vermeld – een deel daarvan heeft feitelijk ook geen nevenfuncties, dus daarvan is
de registratie kloppend. Het percentage uit het eerdere antwoord is ontleend aan de
website van UNL en betreft alleen het aantal gewone hoogleraren dat een opgave van
nevenwerkzaamheden heeft gedaan. Voor de bijzondere hoogleraren geldt een lager percentage.
Bij het onderzoek van Nieuwsuur is gekeken naar de volledigheid en juistheid van de
opgave van alle hoogleraren, met daaronder een deel dat niet meer in actieve dienst
is en waarvoor de universiteit ook niet meer verantwoordelijk is. Dit neemt niet weg
dat ook de opgave van gewoon hoogleraren niet volledig en actueel was.
Vraag 7
Bent u bereid één landelijk register te maken waarin alle hoogleraren inclusief bijbanen
zijn opgenomen, onder toezicht van uw ministerie, en deze publiek toegankelijk te
maken, zodat het publiek weet wie het voor zich heeft alsmede de mogelijke belangen
die de hoogleraar dient? Zo nee, hoe voorkomt u dat de registratie onnauwkeurig blijft?
Antwoord 7
Ik ben in gesprek met UNL over wat de universiteiten gaan doen om de registratie te
verbeteren. Het idee van een centraal en openbaar register zal onderdeel van dat gesprek
zijn, en hoe geborgd kan worden hoe de registratie van nevenwerkzaamheden actueel
en volledig blijft. Ik zal uw Kamer dit najaar een brief sturen over de stand van
zaken met betrekking tot de registratie van nevenwerkzaamheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.