Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Leijten en Jasper van Dijk over een oud-bewindspersoon die lobbyt bij het ministerie
Vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie over een oud-bewindspersoon die lobbyt bij het ministerie (ingezonden 30 maart 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie), mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 25 mei 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2490.
Vraag 1
Waarom is er voor gekozen om een lobbyist toegang tot het Ministerie van Defensie
te geven?1
Antwoord 1
Lobbyisten hebben als zodanig geen vrije toegang tot een ministerie, en dus ook niet
tot het Ministerie van Defensie.
Medewerkers van Defensie, inclusief reservisten, beschikken over een defensiepas.
Deze defensiepas wordt geautoriseerd voor toegang tot die delen van het Ministerie
van Defensie die voor het uitvoeren van de werkzaamheden noodzakelijk zijn.
Vraag 2
Vindt u het moreel juist dat een oud-bewindspersoon, werkzaam bij een lobbykantoor,
die in het verleden heeft gelobbyd voor een zaak die betrekking had op het eigen ministerie
en die zich niet heeft teruggetrokken uit de politieke wereld, toegang heeft tot het
ministerie? Zo ja, kunt u uw antwoord nader onderbouwen?
Antwoord 2
Het is niet zo dat iemand die politiek actief is geweest in geen geval toegang zou
mogen hebben tot een ministerie. Dat dient per individueel geval beoordeeld te worden.
Hiervoor moet de juiste procedure worden doorlopen in het kader van de regeling nevenwerkzaamheden.
Vraag 3
Kunt u aangeven waarom hier geen sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling
en kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Voor Defensie geldt de volgende procedure:
Als een medewerker nevenwerkzaamheden heeft die de belangen van de dienst kunnen raken,
geeft hij deze op bij zijn werkgever zoals is vastgelegd in artikelen 126b, 126e en
126f van het Algemeen militair ambtenarenreglement2 en is uitgewerkt in de Regeling nevenwerkzaamheden. De werkgever toetst of er bij
het uitvoeren van de nevenwerkzaamheden inderdaad (schijn van) belangenverstrengeling
kan ontstaan en, indien daar sprake van is of zou kunnen zijn, in welke mate dat het
geval is. Hierbij wordt door een onafhankelijke partij, de COID, geadviseerd over
de aard van de nevenwerkzaamheden, toetsing aan de regeling nevenwerkzaamheden, de
functiebeschrijving en de toelichting van de medewerker. Bij de afweging of toestemming
moet worden verleend voor gemelde nevenwerkzaamheden, worden ook de belangen van de
medewerker meegenomen.
In dit geval heeft de secretaris-generaal besloten dat de medewerker en reservist,
en (andere medewerkers van) het bedrijf waar hij zijn nevenwerkzaamheden verricht,
geen zaken mogen doen of contacten mogen onderhouden met Defensieonderdelen, dan wel
met (toekomstige) leveranciers van Defensie in hun relatie of contracten met Defensie.
Deze voorwaarde geldt gedurende de aanstelling als reservist en tijdens een afkoelperiode
van twee jaar daarna.
Ook vanuit zijn nevenfunctie als voorzitter Vastgoedbelang dient de reservist zich
te onthouden van contacten met Defensieonderdelen. Vervolgens is vastgesteld dat de
medewerker in zijn functie als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Veteraneninstituut
alleen rechtstreeks contacten onderhoudt met het Ministerie ten behoeve van de visie
op toezicht, de samenstelling van de Raad van Toezicht en de eventuele benoeming van
een directeur/bestuurder van dit instituut. De reservist krijgt in dit geval dus die
toegang tot Defensiegebouwen die voor de uitoefening van zijn functie als reservist
noodzakelijk is.
Vraag 4
In hoeverre verhoudt zich deze functie, en daarmee de toegang tot beleidsmakers op
het ministerie, tot de politieke wens om lobby zichtbaarder te maken en (deels) aan
banden te leggen?
Antwoord 4
Zoals reeds aangegeven tijdens het commissiedebat Integriteit openbaar bestuur van
10 maart 2022, wordt vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
gewerkt aan een gedragscode integriteit voor bewindspersonen. Bij dit proces wordt
ook de motie Dassen (Kamerstuk 35 896, nr. 12 van 8 september 2021) betrokken waarin gevraagd wordt om een verplicht lobbyregister.
Het is medewerkers van Defensie, op basis van de regeling nevenwerkzaamheden, niet
toegestaan te lobbyen binnen Defensie voor externe partijen.
Vraag 5
Bent u bereid de netwerkscan, bedoeld voor het tegengaan van netwerkcorruptie, en
die mede is ontwikkeld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, uit te voeren voor
het Ministerie van Defensie? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?
Antwoord 5
De netwerkscan waarnaar verwezen wordt, is de weerbaarheidsscan die is bedoeld en
ontwikkeld voor politieke ambtsdragers en gemeente-secretarissen op lokaal bestuursniveau.
Deze scan is niet één op één toepasbaar binnen het Rijk. Op dit moment wordt bezien
hoe een dergelijke scan bij wijze van pilot voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken
doorontwikkeld kan worden, met als vervolgvraag of dit breder toepasbaar is binnen
het Rijk. De verwachting is na aanstaande zomer gereed te zijn.
Uiteraard zet ik mij graag in voor het bevorderen van integere samenwerking met partners.
Ik ben daarom bereid aan een pilot met de weerbaarheidsscan deel te nemen. Daarnaast
is binnen Defensie sinds januari 2021 de werk- stuurgroep combinatie externe samenwerking
en integriteit ingesteld, is de regeling nevenwerkzaamheden aangepast en wordt een
instrument ontwikkeld waarmee de integriteit van zakelijke partners besproken kan
worden.
Vraag 6
Bent u bereid rijksbreed te onderzoeken of er mensen zijn met een tijdelijke of parttime
aanstelling die tevens werkzaam zijn bij een lobbykantoor? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Dat betekent dat altijd per concreet geval alle omstandigheden in aanmerking worden
genomen. De waarborgen voor integriteit zitten in het zorgvuldig bezien en afwegen
van al die omstandigheden, het open bespreken van de risico’s en dilemma’s die de
nevenwerkzaamheden concreet met zich meebrengen én het nemen van mitigerende maatregelen
voor het ondervangen van mogelijke risico’s. Soms betekent dit ook dat nevenfuncties
onverenigbaar zijn met een ambtelijke functie en daarom verboden worden door de leidinggevende.
Dit kan het geval zijn wanneer de beschikbaarheid en inzetbaarheid voor de ambtelijke
functie, het imago als ambtenaar of het imago van de dienst waarvoor de ambtenaar
werkt ongewenst worden beïnvloed en dit niet met minder vergaande maatregelen dan
een verbod is te ondervangen.3
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.