Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sylvana Simons over de toegenomen geweldsaanwendingen door de politie
Vragen van het lid Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het nieuwsbericht dat de politie in 2021 meer geweld heeft gebruikt (ingezonden 11 april 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 mei
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2610.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Politie gebruikte meer geweld in 2021, wijt toename
aan vele demonstraties»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u naar het feit dat de politie meer geweld heeft ingezet? Ziet u deze stijging
als een onvermogen bij de politie om de-escalerend op te treden? Of heeft u een andere
verklaring? Zo ja, welke? Waarop baseert u dat?
Antwoord 2
In zijn algemeenheid wens ik te benadrukken dat ik een hoge mate van waardering heb
voor het werk dat politieambtenaren – vaak onder moeilijke omstandigheden – doen om
Nederland veilig te houden. Helaas is het gebruik van geweld hierbij soms onvermijdelijk
en noodzakelijk.
In 2021 was de politie vaker genoodzaakt op te treden met gebruikmaking van geweld.
Daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat er een onvermogen bestaat
om de-escalerend op te treden. Het uitgangspunt van het optreden van een politieambtenaar
is in alle gevallen de-escalatie. In het overgrote deel van de incidenten gebruikt
de politie geen geweld. In 0,12% van alle incidenten waar de politie optreedt, ziet
de politie zich genoodzaakt om geweld te gebruiken. In de overige incidenten wordt
de situatie dus opgelost zonder de inzet van geweld of geweldsmiddelen. Ik verwijs
u voorts naar het antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Van Nispen.2
Vraag 3
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar in hoeverre gebrekkige
de-escalatie een rol heeft gespeeld in de stijging van de inzet van geweld vanuit
de politie? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Iedere geweldsaanwending moet worden gemeld bij de hulpofficier van justitie. De hulpofficier
maakt hiervan een geweldsregistratie op als dat op grond van de Ambtsinstructie voor
de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie)
nodig is.3 Alle geweldsregistraties worden door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld.
Bij de beoordeling van een geweldsaanwending wordt expliciet getoetst aan het de-escalerend
optreden door de betreffende politieambtenaar zodat waar nodig bijsturing kan plaatsvinden.
Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de
Ambtsinstructie aan het Openbaar Ministerie moeten worden gemeld – worden tevens door
de officier van justitie beoordeeld.1Hiermee is zorgvuldig onderzoek naar geweldsaanwendingen, waarbij aandacht is voor
de-escalerend handelen, voldoende geborgd.
Vraag 4
Hoe kijkt u naar het feit dat de politie opvallend vaak naar de wapenstok greep en
vaker gebruik maakt van hevige middelen als traangas en waterkanonnen jegens demonstranten?
Hoe verhouden deze gegevens zich volgens u tot het demonstratierecht?
Antwoord 4
Het klopt dat er in 2021 sprake is van een stijging van het aantal inzetten van de
waterwerper, de wapenstok en traangas. Dit zijn middelen die kunnen worden ingezet
bij het handhaven van de openbare orde. De aard en hevigheid van de openbare ordeverstoringen
gaven aanleiding om van de wapenstok, het traangas en de waterwerper gebruik te maken.
Het is aan de burgemeester om het demonstratierecht zoveel als mogelijk te faciliteren.
Het demonstratierecht kan eveneens door de burgemeester worden beperkt ter bescherming
van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming
van wanordelijkheden. De burgemeester maakt daarbij gebruik van de onder zijn of haar
gezag staande politie en kan in dat kader – als ultimum remedium – ook toestemming
geven tot inzet van bepaalde geweldsmiddelen zoals bijvoorbeeld de waterwerper4. Zie verder het antwoord op vraag 5. De burgemeester legt desgevraagd verantwoording
af aan de gemeenteraad.
Gerelateerd hieraan vind ik het belangrijk om te benadrukken dat de bejegening van
de politie onderhevig is aan verandering. Zo was er in 2021 wederom een stijging van
het aantal meldingen (zo’n 13.000) van agressie en geweld tegen politieambtenaren.
Vraag 5
Bent u het eens met de constatering dat het gebruik van deze middelen een enorme fysieke
en psychologische impact heeft op slachtoffers, en de inzet hiervan te allen tijde
tot een absoluut minimum moet worden beperkt? Zo ja, in hoeverre kunt u garanderen
dat dit het geval was? Bent u bereid hier een onafhankelijk onderzoek naar te laten
doen? Wat is uw plan voor het meer centraal stellen van de-escalatie als hoofddoel
in de praktijk?
Antwoord 5
Het gebruik van geweld en geweldmiddelen kan zowel fysiek als mentaal een hevige impact
hebben op betrokken burgers én op betrokken politieambtenaren. Het gebruik van geweld
is een stap die politieambtenaren daarom niet lichtzinnig nemen. De-escalerend handelen
is het uitgangspunt van ieder politieoptreden. Het vormt reeds een centraal en expliciet
onderdeel in opleiding en training en is ook opgenomen in het toetsingskader dat gebruikt
wordt bij de beoordeling van geweldsaanwending.
Het gebruik van geweld geldt als ultimum remedium dat moet worden toegepast met inachtneming
van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid.
Voor het gebruik van geweld geldt bovendien een waarschuwingsplicht. Voorafgaand aan
de inzet van traangas en de waterwerper is, als extra waarborg, altijd toestemming
nodig van de meerdere en het bevoegd gezag. Daarnaast – en zoals reeds aangegeven
in het antwoord op vraag 3 – vindt op de inzet van geweld en geweldmiddelen achteraf
toetsing plaats. Het is niet aan mij om in die inhoudelijke beoordeling te treden.
Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 3 acht ik een aanvullend onderzoek niet
nodig.
Vraag 6
Hoe kijkt u naar de claim van de politie dat de toename van de inzet van geweld vanuit
de politie te wijten valt aan een groter aantal demonstraties en manifestaties? Hoe
kijkt u naar de paralel dat meer demonstraties zouden leiden tot meer politiegeweld?
Acht u het een normale gang van zaken dat meer demonstraties vanzelfsprekend een logische
verklaring zou zijn voor de inzet van meer geweld?
Antwoord 6
De politie heeft aangegeven dat de stijging onder andere verklaard kan worden door
het aantal toegenomen demonstraties en het optreden van de politie daarbij. De Covid-19
maatregelen maakten dat de wijze van demonstreren aan een nieuw soort beperkingen
onderhevig werd. Deze beperkingen in combinatie met een gedeelde maatschappelijke
onrust hebben tijdens een aantal demonstraties voor een gespannen sfeer gezorgd, waarbij
in sommige gevallen ook geweld tegen de politie werd gebruikt. Zo zag de politie zich
geconfronteerd met zogenaamde «defendgroepen». Dat zijn groepen die naar demonstraties
komen met als enig doel een confrontatie met de politie uit te lokken.
Mogelijk speelt ook de nieuwe meer eenduidige manier van registreren van geweldsgebruik
waar politie op 15 januari 2019 mee is gestart een rol.5 Het is echter niet goed mogelijk om op basis van de cijfers verantwoorde conclusies
te trekken. Dat zou nader onderzoek vergen. Voor een meer uitgebreide toelichting
verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Van Nispen.6
Vraag 7
Hoe plaatst u de bewering dat het toenemen van geweld te wijten valt aan demonstraties,
en het feit dat dit als logische optelsom wordt benoemd, in het kader van het demonstratierecht
als topprioriteit? Kunt u garanderen dat het recht op demonstratie te allen tijde
is gewaarborgd? Bent u bereid dit onafhankelijk te laten toetsen?
Antwoord 7
Het recht op demonstratie in Nederland is een groot goed. De burgemeester en politie
onder diens gezag dienen zich dan ook actief op te stellen om demonstreren te faciliteren,
zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend. De burgemeester
kan echter wel voorschriften en beperkingen stellen ter bescherming van de gezondheid,
in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Het in goede banen leiden van demonstraties vergt maatwerk en een inschatting door
de burgemeester en de politie op basis van hun kennis van de lokale situatie. De burgemeester
legt hierover desgevraagd verantwoording af aan de gemeenteraad en in het geval van
een juridische procedure aan de rechter.
Vraag 8
Wat wordt er concreet gedaan qua evaluatie op dit feit? Bent u het eens dat de houding
vanuit de politie, namelijk dat de toename van de inzet van geweld vanuit de politie
komt omdat er nu eenmaal meer demonstraties waren, te makkelijk is?
Antwoord 8
De toename van het aantal demonstraties is slechts één van de mogelijke verklaringen
voor het feit dat politie in 2021 vaker genoodzaakt was op te treden/te interveniëren
met gebruikmaking van geweld De politie laat op dit moment op eigen initiatief een
evaluatie uitvoeren naar de nieuwe registratiewijze. Alle facetten met betrekking
tot het proces van melden, verantwoorden, beoordelen en leren van het geweld aangewend
door de politie, komen in deze evaluatie naar voren. De evaluatie wordt uitgevoerd
door de Politieacademie in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en wordt
in de tweede helft van 2022 verwacht. In afwachting van deze evaluatie acht ik nader
en diepgravend onderzoek naar mogelijke oorzaken van stijgingen en/of dalingen in
de cijfers is op dit moment niet opportuun. Voor een nadere toelichting hierop verwijs
ik u naar de beantwoording van de vragen van het lid Van Nispen.7
Vraag 9
Deelt u de zorg dat het recht op demonstratie (mede door het op deze manier normaliseren
van deze gang van zaken) onder druk staat, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de
woonopstand in Rotterdam of de demonstratie van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) in Volendam,
en de negatieve rol die de politie hierbij heeft gespeeld door respectievelijk gewelddadig
ingrijpen, en het niet bieden van bescherming?8,
9
Antwoord 9
Zoals aangegeven is het recht op demonstratie een groot goed en wordt dat recht in
Nederland goed beschermd. Bij beantwoording van de vragen van uw Kamer over genoemde
demonstraties heb ik u gewezen op het feitenoverzicht van de lokale driehoek en de
afwegingen die in dat kader zijn gemaakt10. Daar verwijs ik u naar.
Vraag 10
Bent u bereid om met activistische bewegingen en demonstratie-organisatoren die dergelijke
gebreken vanuit de politie hebben ervaren en voelen dat hun demonstratierecht niet
is gehonoreerd in gesprek te gaan en te evalueren waar zij misstanden concluderen,
en deze concreet mee te nemen in structurele verbeteringen?
Antwoord 10
Ik vind het belangrijk dat de genoemde groeperingen zich allereerst wenden tot de
politie en het bevoegd gezag. Van andere standpunten en perspectieven kan immers geleerd
worden. De politie heeft bij mij aangegeven open te staan om hier de dialoog over
aan te gaan.
Daarnaast hecht ik eraan te vermelden dat er ook vanuit mijn ministerie contact is
(geweest) met het maatschappelijk middenveld.
Vraag 11 en 12
Wordt het feit dat de inzet van geweld vanuit de politie al vanaf het moment dat deze
breed wordt geregistreerd jaarlijks structureel met 10 tot 15% stijgt meegenomen in
een evaluatie? Wordt er gekeken naar redenen van dit patroon, waaronder expliciet
de verantwoordelijkheid vanuit de politie zelf?11
Hoe kijkt u persoonlijk naar dit patroon? Bent u van plan dit breed te laten onderzoeken?
Zo ja, op welke termijn en via welke middelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11 en 12
Laat ik allereerst benadrukken dat ik het belangrijk vind dat iedereen in ons land
zich beschermd voelt door de politie én dat elke politieambtenaar zijn of haar werk
in veiligheid kan doen. De politie staat in onze samenleving naast de mensen en is
er voor iedereen. Het bestaan van een patroon of trend van stijgend geweldgebruik
kan ik niet onderschrijven. De politie is op 15 januari 2019, vooruitlopend op de
inwerkintreding van de wijziging van de Ambtsinstructie eerste tranche12, overgegaan op een nieuwe meer eenduidige manier van registreren. In 2019 was sprake
van een kortere registratieperiode omdat pas halverwege januari gestart werd met de
nieuwe registratiewijze. Hierdoor laten de cijfers over 2019 zich getalsmatig niet
goed vergelijken met die van de jaren erna.
Naar die nieuwe registratiewijze laat de politie zoals gezegd op eigen initiatief
een evaluatie uitvoeren. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de tweede helft
van 2022 verwacht en wil ik eerst afwachten.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1 in de beantwoording van
de Kamervragen van het lid Van Nispen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Nispen
(SP), ingezonden 8 april 2022 (vraagnummer 2022Z06994).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.